Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1814
Bureau der catalogi in de Openbare Bibliotheek te New York.
Gioote leeszaal in de Openbare Bibliotheek te New York.
Openbare Bibliotheek" en
Public Library".
Men zal ons in zake de openbare
leeszaal" hier in Amsterdam niet kannen
Yerwijten.dat we over n nacht ijs zijn
gegaan. Hoeveel jaren reeds wordt er
met den hoogsten ernst over gesproken,
werdt er zelfs met geestdrift voor ge
streden, en tot welk een minimam van
?uooes hebben al deze beraadslagingen
nog geleid I
En dit is geenszins téwijten aan de
openbare meening, die de zaak der
volksbibliotheken en openbare leeszalen
n warm hart toedraagt, maar het is
bovenal de offioieele stuwkracht, die
zich hier slap en zwak betoont, en
achteraan sleurt, waar ze met alle macht
als Toorspanning behoorde te
functioneeren.
Een jaar of zeven reeds staat op de
stedelijke begrooting een memorie-pest
van n gulden uitgetrokken voor de
Openbare leeszaal", die eenige lastige"
raadsleden (ik doel hier op de intiemste
gedachten van het Stedelijk Bestuur)
telkens weder op het tapijt brengen, en
nu de ijverige commissie, welke in deze
het particulier initiatiefvertegenwoordigt,
eindelijk vaste voorstellen aan dit be
ttoni heeft in handen gegeven, wordt
weliswaar schijnbaar pp deze voorstellen
MUI. wordt een som van
ionderdad gulden beloofd, en ten stuk
grond, waarop de nieuw-bouw verrijzen
kan, maar voor het verdere wordt der
stichting beduid, dat ze op eigen wieken
te drijven zal hebben, en dat na deze
.reusachtige" concessies van het officieel
budget niets meer te verwachten valt l
Het geheele huishouden van deze boekerij
zal zich dus te bedruipen hebben uit
gelden die door het particulier initiatief
worden bijeengebracht, en ik kan uit de
in de dagbladen medegedeelde
bizonderheden niet anders lezen, dan dat, zoodra
dit stok grond en deze bouwsom zullen
gevoteerd zijn, de stedelijke schatkist zich
van het lot der bibliotheek niets meer aan
trekt. Het staat er duidelijk, noch voor
de inrichting van het op stadskpsten ge
stichte gebouw, noah voor het
jaarljjksaccres der boekerij van deze inrichting
voer volksontwikkeling in den edelsten
zin, zal worden gezorgd van officieele
zjjde. Particulieren zullen een som moe
ten bijeen brengen, die een voldoende
rente waarborgt, om het badrijf in gang
iiiiiiiiiiiitiiiiiiiiimiiiiiiniiii
io dei
en U Pnlc&ri.
Kinderboeken. (Haagsche kunstkring). Het
is hier, in dit kort artikel, niet mijn doel een
" zeker inzicht over kinderboeken te verdedi
gen. De kinderboeken zijn in het algemeen
een wegwijzer hoe de tijden'waarin ze ont
stonden, de ziel en het wezen van dat kind
aanzagen, en wonden ontbolsteren. De be
spreking van het kinderboek wordt daarom,
op deze wijze begrepen, een paedagogisch
opstel. Het is niet van mijne bevoegdheid
en nog minder van mijnen wensen hier 't
eene stelsel van vervolmaking te verdedigen
en het andere aan te vallen. Ik heb slechts
eene opmerking te maken, en deze is, dat
iedere opvoeding die de verwondering, en de
macht om zich te verwonderen, doodt voor
mij van den booze en alt den booze is. Want
ik weet het lang en zeker, en lederen dag
opnieuw: de kanstenaar is zeldzaam. Zeld
zaam is de scheppende Verwonderde. Maar
hij is mij zoo kostbaar, dat alles wat hem
mogelijk zon knotten, mij meer lijkt klein
te maken dan een felle veldslag, Een opvoe
ding die doodt, wat blijvend kan worden, is
een geringe en een schaamle. Ze kan mis
schien der menigte tot genoegen zijn, maar
voor hem die de Afzonderlijken zoekt blijkt
ze een euvel. Voor mij zijn daarom sommige
der moderne richtingen verwerpelijk. Zij gaan
dat tegen, waameêen waarvan het kind leeft.
Het kind leeft van de eene verwondering in
de andere als de kanstenaar. Sommige
moderne opvoedingssy sternen willen kinderen
van meet-af rationeel maken alsof dit
.rationeel" niet eigenlijk slechts een
rubiiceeren van verwonderingen, van percepties,
moet zijn, en das eerst later kan komen en
van zelf dan genoeg komt, en vanzelf dan ge
noeg onvrümaakt. Prentenboeken en kinder
boeken, die deze rationaliteit in prenten ver
dedigen, zijn mij als noodelooze poeders voor
gezonden. Ik zie" ze niet; ze gaan mij voor
mijn oogen ongezien voorbij. Het kind leeft van
te houden. Stellen we deze jaarlijks
benoodigde som op een twintig duizend
gulden, wat toch zeker niet al te royaal
is, dan moeten dusdoordeAmsterdamsohe
burgerij vijf ton worden bijeen gebracht,
om tegen een rente van vier procent
dit jaarlijks budget te verzekeren. _
Het kan ons amper verbazen, dat
onder deze omstandighsden de offioieele
meening van het slagen der onder
neming nog geen hoogen dunk heeft,
en ik lees tosschen de regels van het
bericht eenig leedvermaak, dat de zich
beijverende commissie vooreerst nog wel
geen groote en voldoende successen zal
te boeken hebben. De houding van het
stedelijk bestuur van Amsterdam tegen
over de leeszaal-quaeatie is dus geenszins
een hartelijke, en ik zie het geheele
voorstel zoo iets als: Nu als het dan
niet anders kan, vooruit dan maar!"
Er is niets krachtige, niets van over
tuiging in deze voordracht, het is een
door den nood gedrongen gift, geschon
ken zonder warmte en zonder liefde.
We mochten van het bestuur van de
eerste stad van Nederland verwachten,
dat het, wat in kleinere Nederlandsche
steden, gelijk Dordrecht, Utrecht,
Botterdam reeds geschied is, op zeer krachtige
wijze deze uitmuntende en edele zaak
steunen zou, en voor allen een voorbeeld
zjji; maar de bewoordingen, waarin het
voorstel tot ons komt spreken volstrekt
voor het tegendeel.
Hoeveel jaren zullen er nog noodig
blijken, om de vroede vaderen van onze
hoofdstad te overtuigen, dat de Open
bare leeszaal" een voortreffelijk en onmis
baar instituut is van volksontwikkeling
en een geweldige factor voor volkswel
vaart, die immers in deze ontwikkeling
meer dan in iets anders zijn oorzaak
vindt. Dit is toch een stelling, die in
deze twintigste eeuw zeker geen nader
bewijs meer behoeft. Dat er in den Baad
en daarbuiten een partij is, die uit
taktiaohe en kerkelijke overwegingen deze
ontwikkeling schuwt, kan voor de stad,
waar sedert eeuwen de vrije gedachte
werd hoog gehouden, toch zeker geen
reden zijn om een zógewichtige
quaestie met (uitnemend verborgen) gebrek
aan belangstelling te behandelen.
Het is wel hard, om bq dergelijke
dingen van groot nationaal belang altijd
weer te moeten verwijzen naar het bui
tenland, waar de praktijk reeds sedert
lang alle theoretische bezwaren tegen
ittiiiiiiiiimimiiiiiiiii
schok tot schok. Sprookjes, die vol schokken
vertellen, kan het kind beter onthouden dan
optellingen. Het prentenboek moet daarmee
te rade" gaan. Het mag en moet wonderlijke
dingen vertellen, of dingen als wonderlijke
vertellen; moet van een verwonderde zijn,
en scherp mag het een trek karakteriseeren.
Het kind ziet (ga slechts de teekeningen der
wilden na, en sommige van kleine schilde
ressen van 5 jaar, die ik ken) bij trekken';
haast das als een karikatuur, want in ijjn
bandelooze phantaisie overdrijft het tevens.
Het prentenboek moet met dit alles rekening
houden, wil het niet ongemerkt beklemmen
wat bij sommigen wellicht tot schoonheid
kan worden. Dat is voor mij een eerste eisen,
die een beschouwing lijkt en zeker geen kri
tiek is. Maar wat volge hebbe meer ran een
kritische beschouwing. Ik zag de prenten
boeken in den Haagechen kanstkring en ik
vrees, dat ik een oud geworden opmerking
zal moeten herhalen. Hoe weinigen der moder
nen zijn der moeiten waard van het kritische,
van het scheidende" oog l Het is mijn doel
geen namen hier in te noemen, en het artikel
algemeen te bomden ..., maar hoe veel moder
nen zijn er die of door ver wondering, of door
het hoogere (geordend verwonderen, dat is
Schoonheid) n iets geven van wat vele der
oudeie boekjes en armelijk schijnende prenten
toch hebben. Wie kan er haast met de d
coratieven papagaai" wedijveren, die op een
prent stond, van n oortje wellicht, dat een
kind hiermee aan lijnen versnoepte in plaats
van aan zoetigheid. Een raiggetrokken
encadrement, een breede streep, omgeeft het ge
heel en maakte het onbehouwen, en hield
het toch bij elkaar als-versiering. En zoo
was er meer. Een kameel met bijschrift was
op deze tentoonstelling achter een glas. Het
is wellicht een der gewoonste platen die ge
n kant voorstellen; ze was tevens misteekend,
en toch was er in haar eenvoudigheid iets,
dat n meer treft dan vele instrneerende
moderne schoolplaten, hulpmiddelen te dik
wijls voor opstapeling van kennis, maar niet
voor verrijking van bet innerlijk
genehttverde openbare leeszaal achter de bank ge
sehoven heeft.
Het zijn de twee krachtigste en grootste
volken van de wereld, waar het leeszaal
wezen het krachtigst bloeit. Uit Amerika,
waar nagenoeg elke stad en elk dorp
van eenige beteekenis een openbare
leeszaal en een goede bibliotheek heeft,
kwam het initiatief, en in Engeland
vond dit ijverige navolging. Dezer dagen
(was het toeval oi iets beters dan dat P)
kwam mij een boekje in handen, dat
afbeeldingen en mededeelingen geeft,
over de nieuw gebouwde, Public
library" van de stad New-york.
Het komt natuurlijk niet bij mij op,
om deze schitserende inrichting, die bijna
uitsluitend uit de stedelijke schatkist
wordt bekostigd, ' zoo maar botweg aan
Amsterdam als te copieeren voorbeeld
aan te bevelen, en men geloove, dat
mijn wenschen bevredigd zonden zijn
met een veel bescheidener resultaat,
maar de volgende mededeeling dient er
slechts toe, om te bewijzen, dat we zelfs
in verhouding al te ver ten achter bleven.
Deze PublièLibrary te New York,
te grootste en schoonste
d in het monumentale
den 23aten Mei 1911
geopend. Ze staat
onder lei ding -vt«; oen bibliotheek-com
missie, die da-haidwudelijke inkomsten
gedeeltelijk- ufo|M£tieuUere bronnen ber
trekt, maar* daarin op meer dan schitte
rende wijze/ doe»hét stadsbestuur wordt
gesteund. Het nieuwe gebouw werd
geheel door deistad bekostigd, en deze
uitgave was geen kleinigheid, want er
werd aan den~ luxueusen bouw niet
minder besteed ^jan negen millioen dol
lars of t wee-enriwintig en een half
millioen gulden.
Bovendien zij»een groot aantal filialen
van het central* gebouw, in alle wijken
van de stad verspreid, welke het prach
tige fonds dezer rijke bibliotheek voor
ieder burger bereikbaar fhaken. Ver
moedelijk is dit .zoo ingericht, dat men
elk denkbaar boek, dat zich in de cen
trale bibliotheek, bevindt per telefoon
kan ontbieden aan de branch-libraries",
waar men het dan in de leeszaal kan
consnlteeren. Andrew Oarnegie heeft
belangrijke sommen geschonken om dit
stelsel van branch-libraries" mogelijk
te maken op zoo grooten schaal. Aan
de vrijgevigheid van dezen capitalist,
die gelijk men weet een groet
veorstanthans een vafit
ter wereld,
Central-builc
voor het p
mogcn; daarenboven dwingend een wellicht
zoirerder ziend oog tot een toegeven aan de
leelijkheid van den onbelangryken teekenaar.
Schoolplaten, iel f a instrueerenden, zouden ven
de beste kunstenaars moeten z'ijn, om tweeërlei
redenen: omdat het werk zou zijn van een
Verwonderde voor de verwonderingsvollen
(de kinderen), en omdat het z«iver zien der
laatsten dan niet, geschonden zou worden.
Ge ziet, voor mij is het probleem door de
moderne bewegingen niet opgelost. Een
andere opmerking is nog te maken. Deze
gaat van mijn standpunt uit, en niet van dat
der kinderen. Hoe weinige der moderne
versieringen zijn kostbaar, verzorgd of schoon.
Ik wil hier den naam niet noemen der weini
gen, waarvan sommigen mijn vrienden zijn,
om duidelijk te maken hoe velen er zijn,
die ook hier als grappemakers optreden, waar
even wel als op een schilderij, zorg om het
doel, en zorg om de schoonheid, als twee
zusters samen kannen gaan.
En naast alle aadere redenen die er zijn
kannen voor anderen, is, om wat ze ten op
zichte der schoontttdkLen der Verwondering
mij deed zien, deze tentoonstelling voor my
een niet vergeefsche.
Moeilyker is het tegenwoordig dit laatste
niet vergeefsche" te beweren van de tentoon
stellingen waarop, zooals dat heet, het werk"
der leden te zien gegeven. Vroeger waart
ge zeker op zulke een aantal schilderijen te
vinden, die het kenmerk van het karakter
volle ten minste aan zich hadden, maar tegen
woordig weet ge niet meer of ge iets zult
vinden, dat de moeite .van het onderzoek
beloont. Gebeurt er dan niets? Is er geen
opstuivend leven? Zijn er geen gebaren die
de kracht van de toekomst in zich hebben,
na en naast de andere die een glorie van
verlaat verleden nog vertoonenT Voor het
nieuwe lijken de groepeeringen nog niet ge
vonden. Soms lijkt het mij, dat een groote
baring bezig is, maar dan weer wordt de ver
wachting onzeker. Er is nog geen wind, die uit
een vasten hoek waait; noch is er gestadig
brood voor onzen honger.
der is van de public libraries" is
het tevens te danken, dat aan het nieuwe
bibliotheeksgebouw een library-school"
verbonden werd, waar dit eerste halve jaar
reeds twee en dertig studenten zich in
bibliotheek-wetenschap bekwaamden.
In de bibliotheek-magazijnen van het
centrale gebouw kunnen drie milioen
deelen plaats vinden, het vaste personeel
bestaat uit negenhonderd zeven en twintig
personen, en de huishoudkosten gedu
rende dit eerste halve jaar hebben
beloopen twee millioen zeven maal hon
derd duizend gulden en nog wat, met
inbegrip natuurlijk van de salarissen van
het personeel, die door de talrijkheid
daarvan, gelijk van zelf spreekt een niet
gering totaal maken. Dit groote aantal
beambten spruit voort uit een der eerste
principes van het Amerikaansche
bibliotheeksystem, n.l. dat een bibliotheek
alleen dan ten volle aan zijn doel be
antwoorden kan, indien ambtenaren die
op elk gebied van wetenschap thuis zijn,
over den inhoud der boeken aan het
publiek inlichtingen kunien verstrekken,
een taak die toch nimmer binnen het
bereik valt van den allerbest
gerangsohikten catalogus.
Dat deze maatregelen door het publiek
worden gewaardeerd, blijkt uit het biblio
theek bezoek gedurende het eerste halve
levensjaar der stichting. Van da leeszalen
werd gebruik gemaakt door 173180 lezers,
terwjjl bovendien de bibliotheek nog door
ruim anderhalf millioen personen bezocht
werd. In de leeszalen werden in het ge
heel gebruikt 911891 deelen. De uitlee
ningen, de circuleerende lectuur inbe
grepen, beliepen het bijna ongeloofelijk
aantal van nagenoeg acht millioen deelen.
Trouwens door zijn traveling libraries"
kwam deze grootsche stichting ook aan
velen in den omtrek der stad ten goede,
en niet minder dan twee millioen per
sonen hebben er gedurende dit jaar de
voordeelen van gewaardeerd.
Al de vertrekken van het gebouw zijn
ingericht met smaakvolle, ofschoon geens
zins overdreven luxe. In de ruime
bureaux en in de verschillende leeszalen
is gezorgd voor helder bovenlicht gedu
rende den dag en voor een doelmatige
electrische verlichting gedurende den
avond.
Deze leerzalea zelf, waaronder een
studiezaal voor meer wetenschappelijk
werk, een courantenzaal en een kinder
leeszaal, zijn ruime, frissche vertrekken,
iiiiiimnmiiiittiii
Ook deze tentoonstelling in Pulchri is geen
uitzondering op de andere
leden-tentoonstellingen". Er zijn hier misschien een acht
tal werken die ten minste zijn" en een tachtig
tal ongeveer, die feitelijk niet bestaan". Een
is een aardig werk vam een frischblijvend,
hoewel nooit belangrijk talent. Schermer'»:
winterglijbaan in een Belgisch dorp, is vol
leukheid van aanschouwing en mist het
branwaar het in geen enkel opzicht aan lucht
en licht en confoort en praotische
inrichting ontbreekt.
Het moet dunkt mij op zich zelf reeds
veredelend en verheffend werken in zulk
een heerlijke omgeving te arbeiden.
Eo, ik zeide het reeds, na wil ik vol
strekt niet beweren, dat Amsterdam k
mülioenen moet uitgeven voor de stichting
van een prachtige bibliotheek, want
Amsterdam is New-York niet, en het
zou overschatting zijn in den hoogsten
graad, om ons met een metropolis als
deze Amerikaansche stad te willen gelijk
stellen, al hield de IJstad ook in lang
vervlogen tijden New Amsterdam" ten
doop.
Maar de stedelijke kas van Amsterdam
zou toch maar matig royaal doen, en
zich zelfs niet geheel in verhouding van
haar plicht kwijten, indien ze jaarlijks
voor de openbare bibliotheek en leeszaal
zooveel vijf honderden gaf als New-York
daaraan tonnen agendeert. Daarmee zou
den we vooreerst al heel aardig geholpen
zijn. Met warmte en kracht behoort het
leeszaal-vraagstuk, dat uit een sociaal
oogpunt van zeer groot en ver strekkend
belang is, door het stedelijk bestuur te
worden aangevat. Het is, zeer urgent,
even urgent als de arbeidsbeurs, en het
kan werkelijk volstrekt geen l inger uit
stel lijden,, tenzij we wenschen, dat dit
uitstel en deze laksohheid ten opzichte van
een zoo gewichtige zaak ons in de oogen
van geheel Nederland blameereh. Het is
een ontwijking van plicht, indien het
stedelijk bestuur zich voorpraat:
Minder noodig is echter, dat thans
een gebouw, waarin de leeszaal en
bibliotheek zullen worden gevestigd,
gereed zou zijn. Waar het hier, ook
ook naar de bedoeling van de commissie
ad hoc, een particuliere instelling geldt,
moeten de middelen tot inrichting en
exploitatie dus van particuliere zijde
worden bijeengebracht, alvorens een
gebouw kan worden betrokken en voor
het publiek geopend,"
En dit alles is absoluut mis!... Want
het mogen volstrekt niet in de eerste plaats
de particulieren zijn, die voor een groot
stedelijk belang te zorgen hebben, maar
het is een dure plicht der gemeente zelf
dit te doen op ruimen schaal, en indien
het bij ons vochtige klimaat mogelijk is,
met wat... warmte en geestdrift.
***
derige, dat, in sommige partijen van zijn
andere werken zjjnde, de waarde van dezen,
toch levendige, verminderd.
Ik zon a nog eenige namen meer kannen
noemen, evengoed als ik ze kan weglaten
want zooals ik n schrjj ve: deze tentoonstelling
heeft iets aan zich van een noodeloosheid.
PLABSCHAERT.
IIIIIIIHIIIIHIIIIIIIIIIIIIIII
iiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiniiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiililiiiiiliiiiiiiiiiiiiiicill
DB OVERREIKING DER UB RüIJTER-MEDAILLE IN DB KWEEKSCHOOL VOOB Dl ZEEVAART
TE AMSTERDAM.
De De Rnyter-medaille is voor de eerste keer toegewezen en wel aan Dr. J. P. van
der Stok, om zqn bijzondere verdiensten op 't gebied van getijstudie en meteorologie.
Op do foto van links naar rechts: Jhr. Rahnsen, Dr. J. P. v. d. Stok, Prins Hendrik.