Historisch Archief 1877-1940
No. 1814
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
[HET PANAMAKANAAL.
De groote sluis van het Panamakanaal, naar een foto van den fotograaf,
officieel toegevoegd aan de missie Knox.
M.^P.|C. Knox, sacretaris der Vereenigde Staten, en zijn staf doen een reis
in [de B»pu blieken van C antraal-Amerika om betere betrekkingen aan te
knoopen tusschen die rumoerige naties en de Vereenigde Staten.
IIIHIIIUIIIIItlMMIIIIlHIMIIIIIHIIIMUUIIIIIMIIIItllllllliniHIIIIIHIIIIIIflIIIIIIIIIII IIIIIIIIIII1IIIIIIIIII1IIII
??Jfatt in ie flooftótai.
De Martyat-rmuiek.
Deze uitvoering onder Erert Cornelis geeft
aanleiding om te schrijven over de verhou
ding van Dlepenbrock tot Debusey, omdat
da be wonderene waardige Manyas onmiddellijk
gevolgd werd door twee dansen van den
Frangchman en daar er büsommigen vreemde !
meeniagen opduiken over een verwantschap
tnaachen beide meesters, welke zij dan
constateeren In technisch opzicht. Hetgeen vrij
juist zo»zijn als de techniek (vinding en
schrijfwijze) van Diepenbrock en die van
' ? Debussy niet recht tegenover elkaa ? stonden.
Debussy il motieven-kunttenaar; hij loochent
en weigert de melodie als essence in het
wezen zijner kunst, en van deze stelling
blijft h|j hardnekkig en geniaal de conse
quenties trekken.
Diepenbrock is melodieën-kunttenaar; en de
tMscbensteuimen zijner muziek klinken even
mten«*ta het hoofdthema. ?
Daboasy componeert homophoon uit boven
aangeduide oorzaak; men moet dit begrip
vörstaan in de oude beteekenis en Debussy's
kunst opvatten in de nauwkeurige en gees
tige exegese van ArnoldSchönberg:
Klanyfarben-melodim", een teekenend woord, dat
het doel en de reden van zijn rythmisch
veelvoud ten volle samenvat en verklaart.
, Diepenbrock componeert daarentegen
poly' phoon, 'dtt volgt evenzeer uit vorige syn
these van zijn psyche. Het kenmerk dezer
veelstemmigheid is niet (gelijk bij
tijdgenootai) eene harmonische polyphonie, quasi
individueel samenzlngende melodieën, wier
XV expressie en deining echter gevangen blijft
In de qnadratnnr der harmonie en vooral
in het parallelisme der maat, doch 1°metri
sche conceptie van de meiedie, d. w. z. dat
hier het motief als motorische kracht ver
worpen is en de melodie rechtstreeks golft
oit de sensatie (de *.g. oratorische rythmns),
waardoor de symetrie sensitief wordt, onzicht
baar en immaterieel, in tegenstelling tot de
uitgerekende en geëmancipeerde evenwijdig
heid der decadenten van Beethoven. 2* De
? logische en strenge doorvoering van dit
prineiep door ieder détail van het werk.
Er is over de persoonlijkheid van Diepen
brock en zijn zeer origineele (en aangrijpende I)
kunst nog veel te schrij ven. Doch over een en
? - ander den volgenden keer in verband met de
reeds anderhalf jaar oude uitgave van Noake
in Middelburg, diie magnifieke liederen van
Diepenbrock.
De programma-boekje! van het
Concertgebouw.
Da uitmuntende en interessante bespreking
der Marsyas-muziek door den heer Balthasar
Verhagen, spoort me aan om een lang ver
zwegen woord te zeggen over de slordige,
onsympathieke en onkundige wijze, waarop
vroeger de programma-boekjes van het Con
certgebouw werden geredigeerd, de z.g. ana
lyses, welke nog altijd herdrukt worden en
telkens en telkens aanleiding geven tot
ergernis. Behalve dat het voor niemand
prettig is, voortdurend hetzelfde te lezen en
te herlezen, heeft de schrijver daarvan zijne
opdracht «n bevoegdheid overschreden, door
een hem behagende kunstrichting
(Schnmann?Brahms) te verheerlijken en te
propageeren in de termen waarover bij beschikt,
en de antagonisten dier kleine zielen (Berlioz,
Bruckner) zoo niet te schenden dan toch te
deemoedigen met een .wonderlijk kille
hoovaardigheidl
Eén voorbeeld van schennis: Onlangs is
Btnckner'a Negende Symphonie gespeeld
onder leiding -van', Evert Cornelis. In het
programma-boekje stond het hoofdthema
van hét rste deel geheel foutief aangeduid
en met de daar gegeven melodie voor oogen,
werd de compositie niet enkel warrig, doch
zelfa onbeholpen en slecht. Ook de thema
tische opgave van het Scherzo was
onbegrijpelijk onvolledig. Het is dus niet te
verwonderen als'men Bruckner troebel vindt I
Wanneer men-nu nagaat dat Brahms'm nziek
doorzichtig is als een winkelruit en die van
Brnckners' als een prisma, Brahms phantaaie
primitief naast de tooverachtige en schat
rijke van Bruckner (wat zoo'n schrijver waar
schijnlijk ook ziet doch liever verdonkert),
dan rn]kt men eene partijdigheid en men ver
moedt een bekrompen geest, welke een propa
gandist zich wel mag veroorlooven, doch niet
een redacteur van zul ver-technische analyses;
geenszins l En me dunkt, nog daargelaten
dat bet systeem dier ontledingen
onaeithetisch, onderwetsch en ondeugdelijk is, dat
het Concertgebouw, welks uitvoeringen tegen
woordig in waarde, veelzijdigheid en artis
ticiteit alle buitenlandsche overtreffen, ook
in dit opzicht met dien kwart-eeuw ouden
sleur moet breken, ter wille van zijn roem
en de billijkheid, ten bate bovendien der
bezoekers.
Percy Qrainger.
Grainger is het architype van den
klavieromaan; tusschen zijn wijze van voordracht
en het spel der machinale piano in haar
tegenwoordige volmaaktheid bestaat bijna
geen verschil. Hoe is het mogelijk dat
niemand zich afvraagt waarin Grainger's
originaliteit ligt ? of er zich rekenschap van
geeft dat Grainger speelt gelijk de Harold
Baners, Friedmanns en andere «port-pianisten,
maar met nog heel wat minder geest? I«
Grainger's aanslag niet immer dezelfde, ver
leden jaar, vandaag en zoolang zijn enthou
siaste spieren zullen deugen ? Ia die
coloristische eentonigheid en matte, vlakke
tint, werkelijk geoorloofd in het land
van Bembrandt eu... toegejuicht ? Is de be
wondering voor zielloosheid al zoo uitbundig,
dat men niet meer schijnt te bespeuren, hoe
Grainger «ijne stukken afdraait, heel virtnozlg
maar toch afdraait f Ziet ge niet dat zijn
hulde aan den fatalistischen metronoom alle
rythme en elke melodie veimoordt? Ziet ge
niet dat hij erbarmelijk arm is aan elk heilig
sentiment en heilige muziek? Ziet ge niet
dat deze pianist niets heeft dan zijn virtuo
siteit, de sympathie van Griegs weduwe, het
horloge en de ketting, die de meester (I) 25
jaar gedragen had, de sympathie van koningin
Alexandra, den koning, den kroonprins en
de kroonprinses van Denemarken, de keizerin
van Rusland... ja, het staat er gedrukt (nog
veel meerl) en lederen keer dat de heer
Grainger optreedt, worden we besold,
baslenderd en gehypnotiseerd met dergelijke
zoetsappige onbednidendheden.
Grainger, die ook de faam zijner haren
bezit en koestert, (schuld zijner vereerders)
verdient dat ik hier eindelijk over hem
schrijf, en de aanbidders van dit gouden
kalf zijn evenzeer waard, dat men ze hun
psyche toont. En hier wordt n.b. ook zijn
jeugd gehuldigd (hu is 291) en zijn jeug
dig vuur, de zwier van een mallemolenpaard
en incarnatie van jolige oppervlakkigheid.
Is het al dien offeraara^der kostbaarheden
van het enthousiasme aan dien sprakeloozen
afgod meenens en moet men hun smaak
waarlijk voor een criterium honden van
smaak? Maar vergelijk dezen Grainger eens
met Alfred Cortot, den genialenl
F. E. A. Koeberg.
Het spijt me dat een persoonlijkheid als
Koeberg niet zeldzamer is in Nederland, ik
kon dan tenminste zijn talent met genegen
heid vermelden. Hij kent veel en com
poneert niet kwaad, doch de huivering
wil niet van me weg, dat de jongeren dan
hij opnieuw veroordeeld zijn tot mededinging
met een stil talent en dat zij opnieuw kans
loopen in goedkoopen waan te verzinken.
Let wel, dat Koeberg al veel succes, medailles,
stipendium en kransen op zijn kerfstok beeft
van jongsaf want zulke dingen worden
verantwoordelijkheden, Ik zie niet in'waarom
onze componisten zoo dikwijls stenen ever
gebrek aan waardeering. Ze zijn toch allen
welgestelde lieden en velen kan men op
noemen voor wie protectie, rustig zorgeloos
leven, echtelijk geluk en te-schrijven com
posities klaar lagen als Edammer kaasjes op
de markt. (Edgar Tinel maakte er zelfs een
lijstje van op, toen hij begon.) En ,
propos... zon men beter kunnen
aantoonen dat Mendelssohn, Scbnmann en
Brahms in hun weten antagonisten waren
(en verstarde I) der
levens-en-acboonheidsdronkene romantikers, dan door hun
te wijzen op den nuchteren, lijeigen geest
der leerlingen van de bewonderaars dier
antagonisten ?
Ik herhaal dat het me spijt, ook
Koeberg al weer te moeten waarnemen, dat
het hem ontbreekt aan wijde visie en phantaisie
in zijn beperkte polyphonie, monotoon en
onveranderlijk rythme, in zijn vorm-affeotatie
(onophoudelijk A-B-A.) aan smaak door aan
wending van schrille, barbaarsche effecten,
onharmonische en passielooze germanismen l
aan een jalste aanvoeling van den stand
der tegenwoordige muziek, door eindeloos
;e liefhebberen in ostinati en geheele
stnkc«n te baseeren op n onafwijsbaar melodisch
of rythmisch motief.
Er bevinden zich in Koebergs Een
Korrtngssproke", dat in het Concertgebouw onder
zijn voortreffelijke leiding gespeeld ia, zeker
mooie passages, doch het geheel gaf me den
indruk van verkleumend sentiment, gemis
aan hartstocht, sensatie en diepte, (met be
trekking tot de individualiteit). Onze land
genoot Jan Ingenhoven koos een beter deel
en bü, in zqn techniek en sentiment een
modern Franschman, tienmaal origineeleren
krachtiger dan Koeberg, bond te Mfinchen
in zijn eentje den strijd aan tegen
Dnitachlanfr, dat voor z|jn fijne verbeeldingen na
tuurlijk doof is, 't spreekt van zelf. Maar
zou het geen tijd werden, dat mezt hier van
zijne- composities eens ernstig notitie nam?
Dz hoop binnenkort den lezer een weinig over
Ingeahovens merkwaardiger werk te schrijven.
MATTHIJS VERMEULEN.
De DambeMii.
Aan de Redactie. ,
Aan uwe niet zeer vriendelijke sommatie
duidelijk te maken, hoe hij Kei verantwoordt,
openbare critiek tegen te gaan op een paar gevel
ontwerpen voor gebouwen, aan den Dam gren
zende, bestemd,", al ik trachten te voldoen,
hoewel uwe attaque, enkel steunende op
eenige door vaagheid uitmuntende regels in
een ander blad, al heel weinig gemotiveerd is.
Als bestuurslid wn Aichitectura et
Amicitia" heb ik vroeger aan heel wat open
bare critiek, in den vorm van adressen,
moties en afkeuringen medegedaan, maar
altijd onder voorwaarde, dat zij door zake
lijkheid en opbouwing nat kon stichten.
Daarvan was in de BB behandelde kwestie
geen sprake; de motie, door het bestuur ter
vergadering gebracht, kon, door het stadium
waarin de plannen voor de Bijenkorf en de
Groote Club thans verkeeren, in den toe
stand geen verandering meer brengen en
was dus het paard achter den wagen. Uit
drukkelijk zij nog eens herinnerd, dat de
plannen voor eerstgenoemd gebouw, door de
Damcommissie, met Dr. Gnypers en Berlage
aan het hoofd, z$n goedgekeurd. Het eenige
dat met de aanneming der motie wél zou
bereikt worden,, was, dat «en paar verdien
stelijke collega'* voor goed in 't publiek
werden afgemaakt, zonder dat dit publiek zou
kannen begrepen waarom het eigenlijk ging:
een appreciatie waaromtrent de meeningen
tot daaver nog zeer verward zijn. Daartegen
meende ik te moeten opkomen, waarbij ik
tevens uw hoofdartikel van 17 Maart, in
afkenrenden zin, besprak. Ik keurde die woor
den af, omdat dergelijke eritiek" het publiek
noodwendig op een dwaalspoor moet bren
gen. De schoonheid van een stad hangt niet af
van de richting, waarin de gevels der gebouwen
zijn ontworpen, zy heeft daarmede niets te ma
ken. Een beschaafd gadéfeftttéerd, fijn gevoeld
renaissancegebonw zal niet-minder het
stedesehoon verhoogen dan welke1 andere schepping
ook, getuige het Paleit-Riadhbla zelf, indertijd
aa* een gothisch plein, dat de Daan trouwens
nóg is, vlak naait de Nieuwe kerk gebouwd.
Maar in elk, geval moeten het kunstwerken
cjjn, natuurlijk. Be vraag ,.i« alleen o{ wij
deze van onze moderne architectuur kunnen
verwachten. Wanneer wjj'tin zoo eens om
ons heen zien, dan moeten wij toch bekennen,
dat zij tot dusver nog niét zeer geslaagd is
in hare pogingen om de stad te verfraaien;
züis trouwens nergens daarin geslaagd.
Daarin zal eerst verbetering kunnen komen,
wanneer zij de rijpheid zal hebben bereikt
die de renaissance had injilen tijd van Van
Campen, eerst dd.n zullen kunstwerken, die
een afspiegeling zijn van bet leven" kunnen
worden verwacht.
Voor dien tijd zal men nog veel in het
duister moeten tasten, zal er nog veel worden
bedorven en helaas, misschien ook de Dim.
Jammer dat de geheele Dambebonwing niet
een halve eeuw kon worden uitgesteld, en
zij juist nu komt, in onzen hopeloozen tijd
van zoeken. ; '
De vraag nu, waar het in de bewuste ver
gadering om ging, was in hare consequentie,
zeer principieel: of ?een architect voortaan
vrij moet blijven in zijne scheppingen, waar
voor hij de verantwoordelijkheid draagt.
Ware de motie aangenomen, dan was daar
door uitgemaakt, dat een vergadering van een
kunstgenootschap, bjj meerderheid van stem
men, de richting kan bepalen, waarin in 't
vervolg moet worden gebouwd. Zg bedoelde
dit nu wel niét zoo, maar eene andere gevolg
trekking was onmogelijk, tenzij alles in de
toekomst door middel van prijsvragen zal
worden opgelost. De motie moest dos worden
verworpen, zij kon slechts verwarring bren
gen, plus de verguizing van de betrokken
architecten.
Ku behoeft men toch waarlijk niet zooveel
esprit de corps'* te gevoelen, om zóiets
te willen verijdelen, 't is, dunkt me, meer
een kwestie van rechtvaardigheid. Met de
collegialiteit ia het overigens slecht gesteld
in ons corps. Misschien bestaat er geen ander
vak, waarin zooveel wordt afgekeurd en
afgekamd, zoo weinig waardeering wordt ge
voeld voor het werk van anderen. En toch
ia het natuurlijk juist de samenwerking die
wij noodig hebben, om da bouwkunst te be
vorderen. De jongeren gaan zich aaneensluiten,
zij willen strijden voor een nieuwe richting,
maar hiervan is ook het gevolg, dat ieder
die daaraan niet blindelings meedoet uit
den boóze is. Voor hen is men f een genie,
of absoluut niets, een midden is er niet. Die
strijd zal wel zijn nut hebben, maar de wijze
waarop zij gevoerd wordt, moet op nadeel
voor het vak nitloopen. Vergelijken we daar
bij b.y. het esprit de corps" bjj de doctoren,
dan zien wij wat anders.
Zjj mogen onderling nog zooveel in mee
ning verschillen, de buiten wereld merkt
daarvan niets, hunne solidariteit is de kracht
die hun vak zoozeer in aanzien heeft ge
bracht. Da architecten begrijpen daarvan niets
of het kan hun niet schelen en toch hebben
zij niet minder vertrouwen noodig. Jelui
zijn het nooit eens en hebben altijd rnzie",
moeten wij dikwijls hooren. Nietten onrechte.
Er zijn er dan ook onder ons, die maar raak
critiseeren en zoo apodictisch mogelijk, de
gewaagdste stellingen verkondigen over kunst,
cultuur, evolutie enz. en daar zijn architec
ten" bg, die met al hun beweren nog geen
twee ateehen op elkaar hebben gebouwd,
maar toch al alles veel beter weten,dan de meest
ervaren bouwmeesters. Zij schreeuwen het
van de daken, hoe knap zgselve zijn en hoe
onzinnig het is, dat de voorname bouwwer
ken niet aan hunne handen worden toever
trouwd. Dan zon men eens wat zien l Maar als
zij zelf eens wat moeten maken, als zij wer
kelijk eens met de praktijk in aanraking
komen, o wee, wat valt 't dan soms bitter
tegen. Ia het wonder, dat het publiek wan
trouwend wordt en de Behouders ophaalt
voor al dat gefllosofeer, dat met het wezen
van ons vak niet»te maken heef c?
Het succes vandeeigenbonwersheeft, voor
een goed deel, de weinige aaneensluiting van
de architecten, tot ooriaak. En nu moge uwe
redactie' het overdreven collegialiteit vinden,
ik zal blijven trachten ons vak zoo zuiver
mogelijk te houden door er op aan te dringen
dat onderlinge verschillen, waarmede het
publiek niets te maken heeft, zooveel doenlijk,
binnenskamers worden afgedaan. Het geschil
dat nu aan de orde was betrof zuiver een
kwestie van appreciatie, een voorkeur voor
de eene of andere richting, een strijd die door
vakgenooten moet worden uitgevochten.
Wordt zij op publiek terrein overgebracht dan
moet dit tot verkeerde gevolgtrekkingen lei
den, zooals uit uw hoofdartikel is gebleken.
Men moet nu wel gaan denken dat de eersten
de besten zich van twee belangrijke punten
van den Dam meester gingen maken en niets is
minder waar: beiden hebben vele belang
rijken werken tot stand gebracht, de een
heeft zich daarbij Juist altijd los willen
maken van conventie de ander is gediplo
meerd Bouwkundig Ingenieur, winner van
vele prijsvraxen. o. a. die voor .... het
gebon ir der Maatschappij tot bevordering der
Bouwkunst". Zoo iemand zal nu wel geen
gebouw zetten dat een bespotting" is van
stadsschoen, daaromtrent kunnen we gerust
zijn. Ik ben echter eens dat uit al die
critiek in 't Genootschap hoe onniver op
zich zelf ook, iets goeds kan geboren wordea
voor de > toekomst. Als zoodanig heeft de
motie-bespreking misschien nut gehad. Door
verwerping van het voorstel is eehter d
toestand in 't reine gebracht, en bepaald
dat n zakelijk adres tot den Gemeenteraad
zal worden gericht, met het verzoek, het
daarheen te leiden, dat voor elke verdere
Dambebonwing, b. v. daor prijsvragen, een
bevredigende oplossing zal worden verkregen.
Ik hoop er het beate -van.
Hiermede verwacht ik a«n Uw verlangen
te hebben voldaan. Het deed mij intnaachen
genoegen te lezen, dat het bewuste artikel
niet van een architect was, dn voor de be
trokken bouwmeesters dn v«or de col
legialiteit.
INGENOHL.
*, *
Wühebben geaarzeld dit stuk op te
nemen, want hoewel hét zegt onze vraag te
beantwoorden, gaat het er geheel langs.
In ons hoofdartikel Stedenbouw" begon
nen wüimmers te stellen, dat de ontwerpen
'?Bijenkorf" en Groote Club" aan geringe
echdonbeidaeischen niet voldoe». Met uit
stekende architecten deze meening koesterend,
waarvoor de bewijzen trouwens in dit Week
blad waren bijgebracht in een artikel van
den heer Jan Gratama, dat zeer de aandacht
getrokken heeft, namen wij de vrijheid die
meening nog eens zwart op wit te geven,
niet uit lust tot critiek, zooals de heer
Ingenohl het ? voorstelt, maar met het doel
daardoor mede te helpen aan de verijdtling
van ten verdere mitmaking van het dam-atpect."
In onze Kroniek van de vorige week vroe
gen wij nu den heer Ingenohl, onder volle
erkenning dat een zeker esprit de corps"
gewenacht kan zijn, hoe hij het verant
woordde in zulk een belangrijk geval van
esprit de corps" te spreken en een openbare
critiek tegen te gaan, die (en wat volgt was
alles gecursiveerd, maar wordt door den
inzender in 't bovenstaand stuk juist
gesnpprimeerdl) ««n grooten invloed kan weten op
de verijdeling van een verdere mitmaking van
het dam-atpect... voor mirutent een halve eeuw
en waarschijnlijk voor nog langer.
Op dése vraag, en dat was onze «"énige
vraag, kregen wij geen antwoord.
Of de beer Ingenohl nu meent, dat de be
doelde ontwerpen niets en niemendal
mismaken doet hier niet toe. Wij en velen met
ons vinden het zoo. En nu is dat de vraag:
Mag men in zulk een geval om allerlei
bijredenen openbare critiek veroordeelen?
M.a. w. gaat de Dam vór of de collegialiteit??
O rer wat verder ter vergadering van Archi
tecture is gezegd, over de mérites der daar
voorgestelde motie en over de talrijke inte
ressante qnaesties die de heer Ingenohl ter
tafel brengt, hebben wij onze meening wel,
maar we hebben er geen woord over uitge
bracht. Op al hetgeen de heer Ingenohl
daarvan zegt, gaan wij dus hier niet in.
BED.
Winierer's Mtliei Tai oetk
Een klein huisje te Ilmenau bij de
Kickelhahnstoren bewaart een vriendelijke
en weemoedige herinnering aan Goethe.
Menigmaal héft hu er vertoefd en er
gelukkige uren doorleefd.
Hoewel het oude huisje ia 1870 is afge
brand, heeft men het op dezelfde plek
een nieuw gebouwd, volkomen gelijk aan het
oude vóar den brand, en niet verzuimd er
de gespaard gebleven houten omlijsting van
een raam in 'aan te brengen, die ongeschon
den was gebleven, en waarop Goethe eens,
toen hu op een zoelen zomeravond uit het
raam turend, door de schoonheid van het
Thnringerwoud aangegrepen, weemoedig het
oog liet gaan over de eindelooze met bosch
begroeide bergen, een zijner schoonste kleine
verzen schreef.
Dat was 7 September 1783. In de gedichten
komt het voor onder den titel: Wanderer'i
Nachtlied.
Ueber allen Gipfeln
lat Bun:
In allen Wipfeln
Spürest du
IIIIIIIIIIIIIIIIMIItlllllllllllllllllllllllHllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllll
Illlltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllfl
Groote ganzen uit de fokkerij van den heer
J. John te Llttletown.
De jacht op de nieuw ontdekte prairiehags
in de Bocky Monntains.
Een afschuwelijke ontvoering door de geheele lengte
van het Panamakanaal.
(Amerikaansche Aprilgrappen).
De renzeneend uit China. Eerat
onlangs ontdekt.