De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 31 maart pagina 7

31 maart 1912 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1814 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. [HET PANAMAKANAAL. De groote sluis van het Panamakanaal, naar een foto van den fotograaf, officieel toegevoegd aan de missie Knox. M.^P.|C. Knox, sacretaris der Vereenigde Staten, en zijn staf doen een reis in [de B»pu blieken van C antraal-Amerika om betere betrekkingen aan te knoopen tusschen die rumoerige naties en de Vereenigde Staten. IIIHIIIUIIIIItlMMIIIIlHIMIIIIIHIIIMUUIIIIIMIIIItllllllliniHIIIIIHIIIIIIflIIIIIIIIIII IIIIIIIIIII1IIIIIIIIII1IIII ??Jfatt in ie flooftótai. De Martyat-rmuiek. Deze uitvoering onder Erert Cornelis geeft aanleiding om te schrijven over de verhou ding van Dlepenbrock tot Debusey, omdat da be wonderene waardige Manyas onmiddellijk gevolgd werd door twee dansen van den Frangchman en daar er büsommigen vreemde ! meeniagen opduiken over een verwantschap tnaachen beide meesters, welke zij dan constateeren In technisch opzicht. Hetgeen vrij juist zo»zijn als de techniek (vinding en schrijfwijze) van Diepenbrock en die van ' ? Debussy niet recht tegenover elkaa ? stonden. Debussy il motieven-kunttenaar; hij loochent en weigert de melodie als essence in het wezen zijner kunst, en van deze stelling blijft h|j hardnekkig en geniaal de conse quenties trekken. Diepenbrock is melodieën-kunttenaar; en de tMscbensteuimen zijner muziek klinken even mten«*ta het hoofdthema. ? Daboasy componeert homophoon uit boven aangeduide oorzaak; men moet dit begrip vörstaan in de oude beteekenis en Debussy's kunst opvatten in de nauwkeurige en gees tige exegese van ArnoldSchönberg: Klanyfarben-melodim", een teekenend woord, dat het doel en de reden van zijn rythmisch veelvoud ten volle samenvat en verklaart. , Diepenbrock componeert daarentegen poly' phoon, 'dtt volgt evenzeer uit vorige syn these van zijn psyche. Het kenmerk dezer veelstemmigheid is niet (gelijk bij tijdgenootai) eene harmonische polyphonie, quasi individueel samenzlngende melodieën, wier XV expressie en deining echter gevangen blijft In de qnadratnnr der harmonie en vooral in het parallelisme der maat, doch 1°metri sche conceptie van de meiedie, d. w. z. dat hier het motief als motorische kracht ver worpen is en de melodie rechtstreeks golft oit de sensatie (de *.g. oratorische rythmns), waardoor de symetrie sensitief wordt, onzicht baar en immaterieel, in tegenstelling tot de uitgerekende en geëmancipeerde evenwijdig heid der decadenten van Beethoven. 2* De ? logische en strenge doorvoering van dit prineiep door ieder détail van het werk. Er is over de persoonlijkheid van Diepen brock en zijn zeer origineele (en aangrijpende I) kunst nog veel te schrij ven. Doch over een en ? - ander den volgenden keer in verband met de reeds anderhalf jaar oude uitgave van Noake in Middelburg, diie magnifieke liederen van Diepenbrock. De programma-boekje! van het Concertgebouw. Da uitmuntende en interessante bespreking der Marsyas-muziek door den heer Balthasar Verhagen, spoort me aan om een lang ver zwegen woord te zeggen over de slordige, onsympathieke en onkundige wijze, waarop vroeger de programma-boekjes van het Con certgebouw werden geredigeerd, de z.g. ana lyses, welke nog altijd herdrukt worden en telkens en telkens aanleiding geven tot ergernis. Behalve dat het voor niemand prettig is, voortdurend hetzelfde te lezen en te herlezen, heeft de schrijver daarvan zijne opdracht «n bevoegdheid overschreden, door een hem behagende kunstrichting (Schnmann?Brahms) te verheerlijken en te propageeren in de termen waarover bij beschikt, en de antagonisten dier kleine zielen (Berlioz, Bruckner) zoo niet te schenden dan toch te deemoedigen met een .wonderlijk kille hoovaardigheidl Eén voorbeeld van schennis: Onlangs is Btnckner'a Negende Symphonie gespeeld onder leiding -van', Evert Cornelis. In het programma-boekje stond het hoofdthema van hét rste deel geheel foutief aangeduid en met de daar gegeven melodie voor oogen, werd de compositie niet enkel warrig, doch zelfa onbeholpen en slecht. Ook de thema tische opgave van het Scherzo was onbegrijpelijk onvolledig. Het is dus niet te verwonderen als'men Bruckner troebel vindt I Wanneer men-nu nagaat dat Brahms'm nziek doorzichtig is als een winkelruit en die van Brnckners' als een prisma, Brahms phantaaie primitief naast de tooverachtige en schat rijke van Bruckner (wat zoo'n schrijver waar schijnlijk ook ziet doch liever verdonkert), dan rn]kt men eene partijdigheid en men ver moedt een bekrompen geest, welke een propa gandist zich wel mag veroorlooven, doch niet een redacteur van zul ver-technische analyses; geenszins l En me dunkt, nog daargelaten dat bet systeem dier ontledingen onaeithetisch, onderwetsch en ondeugdelijk is, dat het Concertgebouw, welks uitvoeringen tegen woordig in waarde, veelzijdigheid en artis ticiteit alle buitenlandsche overtreffen, ook in dit opzicht met dien kwart-eeuw ouden sleur moet breken, ter wille van zijn roem en de billijkheid, ten bate bovendien der bezoekers. Percy Qrainger. Grainger is het architype van den klavieromaan; tusschen zijn wijze van voordracht en het spel der machinale piano in haar tegenwoordige volmaaktheid bestaat bijna geen verschil. Hoe is het mogelijk dat niemand zich afvraagt waarin Grainger's originaliteit ligt ? of er zich rekenschap van geeft dat Grainger speelt gelijk de Harold Baners, Friedmanns en andere «port-pianisten, maar met nog heel wat minder geest? I« Grainger's aanslag niet immer dezelfde, ver leden jaar, vandaag en zoolang zijn enthou siaste spieren zullen deugen ? Ia die coloristische eentonigheid en matte, vlakke tint, werkelijk geoorloofd in het land van Bembrandt eu... toegejuicht ? Is de be wondering voor zielloosheid al zoo uitbundig, dat men niet meer schijnt te bespeuren, hoe Grainger «ijne stukken afdraait, heel virtnozlg maar toch afdraait f Ziet ge niet dat zijn hulde aan den fatalistischen metronoom alle rythme en elke melodie veimoordt? Ziet ge niet dat hij erbarmelijk arm is aan elk heilig sentiment en heilige muziek? Ziet ge niet dat deze pianist niets heeft dan zijn virtuo siteit, de sympathie van Griegs weduwe, het horloge en de ketting, die de meester (I) 25 jaar gedragen had, de sympathie van koningin Alexandra, den koning, den kroonprins en de kroonprinses van Denemarken, de keizerin van Rusland... ja, het staat er gedrukt (nog veel meerl) en lederen keer dat de heer Grainger optreedt, worden we besold, baslenderd en gehypnotiseerd met dergelijke zoetsappige onbednidendheden. Grainger, die ook de faam zijner haren bezit en koestert, (schuld zijner vereerders) verdient dat ik hier eindelijk over hem schrijf, en de aanbidders van dit gouden kalf zijn evenzeer waard, dat men ze hun psyche toont. En hier wordt n.b. ook zijn jeugd gehuldigd (hu is 291) en zijn jeug dig vuur, de zwier van een mallemolenpaard en incarnatie van jolige oppervlakkigheid. Is het al dien offeraara^der kostbaarheden van het enthousiasme aan dien sprakeloozen afgod meenens en moet men hun smaak waarlijk voor een criterium honden van smaak? Maar vergelijk dezen Grainger eens met Alfred Cortot, den genialenl F. E. A. Koeberg. Het spijt me dat een persoonlijkheid als Koeberg niet zeldzamer is in Nederland, ik kon dan tenminste zijn talent met genegen heid vermelden. Hij kent veel en com poneert niet kwaad, doch de huivering wil niet van me weg, dat de jongeren dan hij opnieuw veroordeeld zijn tot mededinging met een stil talent en dat zij opnieuw kans loopen in goedkoopen waan te verzinken. Let wel, dat Koeberg al veel succes, medailles, stipendium en kransen op zijn kerfstok beeft van jongsaf want zulke dingen worden verantwoordelijkheden, Ik zie niet in'waarom onze componisten zoo dikwijls stenen ever gebrek aan waardeering. Ze zijn toch allen welgestelde lieden en velen kan men op noemen voor wie protectie, rustig zorgeloos leven, echtelijk geluk en te-schrijven com posities klaar lagen als Edammer kaasjes op de markt. (Edgar Tinel maakte er zelfs een lijstje van op, toen hij begon.) En , propos... zon men beter kunnen aantoonen dat Mendelssohn, Scbnmann en Brahms in hun weten antagonisten waren (en verstarde I) der levens-en-acboonheidsdronkene romantikers, dan door hun te wijzen op den nuchteren, lijeigen geest der leerlingen van de bewonderaars dier antagonisten ? Ik herhaal dat het me spijt, ook Koeberg al weer te moeten waarnemen, dat het hem ontbreekt aan wijde visie en phantaisie in zijn beperkte polyphonie, monotoon en onveranderlijk rythme, in zijn vorm-affeotatie (onophoudelijk A-B-A.) aan smaak door aan wending van schrille, barbaarsche effecten, onharmonische en passielooze germanismen l aan een jalste aanvoeling van den stand der tegenwoordige muziek, door eindeloos ;e liefhebberen in ostinati en geheele stnkc«n te baseeren op n onafwijsbaar melodisch of rythmisch motief. Er bevinden zich in Koebergs Een Korrtngssproke", dat in het Concertgebouw onder zijn voortreffelijke leiding gespeeld ia, zeker mooie passages, doch het geheel gaf me den indruk van verkleumend sentiment, gemis aan hartstocht, sensatie en diepte, (met be trekking tot de individualiteit). Onze land genoot Jan Ingenhoven koos een beter deel en bü, in zqn techniek en sentiment een modern Franschman, tienmaal origineeleren krachtiger dan Koeberg, bond te Mfinchen in zijn eentje den strijd aan tegen Dnitachlanfr, dat voor z|jn fijne verbeeldingen na tuurlijk doof is, 't spreekt van zelf. Maar zou het geen tijd werden, dat mezt hier van zijne- composities eens ernstig notitie nam? Dz hoop binnenkort den lezer een weinig over Ingeahovens merkwaardiger werk te schrijven. MATTHIJS VERMEULEN. De DambeMii. Aan de Redactie. , Aan uwe niet zeer vriendelijke sommatie duidelijk te maken, hoe hij Kei verantwoordt, openbare critiek tegen te gaan op een paar gevel ontwerpen voor gebouwen, aan den Dam gren zende, bestemd,", al ik trachten te voldoen, hoewel uwe attaque, enkel steunende op eenige door vaagheid uitmuntende regels in een ander blad, al heel weinig gemotiveerd is. Als bestuurslid wn Aichitectura et Amicitia" heb ik vroeger aan heel wat open bare critiek, in den vorm van adressen, moties en afkeuringen medegedaan, maar altijd onder voorwaarde, dat zij door zake lijkheid en opbouwing nat kon stichten. Daarvan was in de BB behandelde kwestie geen sprake; de motie, door het bestuur ter vergadering gebracht, kon, door het stadium waarin de plannen voor de Bijenkorf en de Groote Club thans verkeeren, in den toe stand geen verandering meer brengen en was dus het paard achter den wagen. Uit drukkelijk zij nog eens herinnerd, dat de plannen voor eerstgenoemd gebouw, door de Damcommissie, met Dr. Gnypers en Berlage aan het hoofd, z$n goedgekeurd. Het eenige dat met de aanneming der motie wél zou bereikt worden,, was, dat «en paar verdien stelijke collega'* voor goed in 't publiek werden afgemaakt, zonder dat dit publiek zou kannen begrepen waarom het eigenlijk ging: een appreciatie waaromtrent de meeningen tot daaver nog zeer verward zijn. Daartegen meende ik te moeten opkomen, waarbij ik tevens uw hoofdartikel van 17 Maart, in afkenrenden zin, besprak. Ik keurde die woor den af, omdat dergelijke eritiek" het publiek noodwendig op een dwaalspoor moet bren gen. De schoonheid van een stad hangt niet af van de richting, waarin de gevels der gebouwen zijn ontworpen, zy heeft daarmede niets te ma ken. Een beschaafd gadéfeftttéerd, fijn gevoeld renaissancegebonw zal niet-minder het stedesehoon verhoogen dan welke1 andere schepping ook, getuige het Paleit-Riadhbla zelf, indertijd aa* een gothisch plein, dat de Daan trouwens nóg is, vlak naait de Nieuwe kerk gebouwd. Maar in elk, geval moeten het kunstwerken cjjn, natuurlijk. Be vraag ,.i« alleen o{ wij deze van onze moderne architectuur kunnen verwachten. Wanneer wjj'tin zoo eens om ons heen zien, dan moeten wij toch bekennen, dat zij tot dusver nog niét zeer geslaagd is in hare pogingen om de stad te verfraaien; züis trouwens nergens daarin geslaagd. Daarin zal eerst verbetering kunnen komen, wanneer zij de rijpheid zal hebben bereikt die de renaissance had injilen tijd van Van Campen, eerst dd.n zullen kunstwerken, die een afspiegeling zijn van bet leven" kunnen worden verwacht. Voor dien tijd zal men nog veel in het duister moeten tasten, zal er nog veel worden bedorven en helaas, misschien ook de Dim. Jammer dat de geheele Dambebonwing niet een halve eeuw kon worden uitgesteld, en zij juist nu komt, in onzen hopeloozen tijd van zoeken. ; ' De vraag nu, waar het in de bewuste ver gadering om ging, was in hare consequentie, zeer principieel: of ?een architect voortaan vrij moet blijven in zijne scheppingen, waar voor hij de verantwoordelijkheid draagt. Ware de motie aangenomen, dan was daar door uitgemaakt, dat een vergadering van een kunstgenootschap, bjj meerderheid van stem men, de richting kan bepalen, waarin in 't vervolg moet worden gebouwd. Zg bedoelde dit nu wel niét zoo, maar eene andere gevolg trekking was onmogelijk, tenzij alles in de toekomst door middel van prijsvragen zal worden opgelost. De motie moest dos worden verworpen, zij kon slechts verwarring bren gen, plus de verguizing van de betrokken architecten. Ku behoeft men toch waarlijk niet zooveel esprit de corps'* te gevoelen, om zóiets te willen verijdelen, 't is, dunkt me, meer een kwestie van rechtvaardigheid. Met de collegialiteit ia het overigens slecht gesteld in ons corps. Misschien bestaat er geen ander vak, waarin zooveel wordt afgekeurd en afgekamd, zoo weinig waardeering wordt ge voeld voor het werk van anderen. En toch ia het natuurlijk juist de samenwerking die wij noodig hebben, om da bouwkunst te be vorderen. De jongeren gaan zich aaneensluiten, zij willen strijden voor een nieuwe richting, maar hiervan is ook het gevolg, dat ieder die daaraan niet blindelings meedoet uit den boóze is. Voor hen is men f een genie, of absoluut niets, een midden is er niet. Die strijd zal wel zijn nut hebben, maar de wijze waarop zij gevoerd wordt, moet op nadeel voor het vak nitloopen. Vergelijken we daar bij b.y. het esprit de corps" bjj de doctoren, dan zien wij wat anders. Zjj mogen onderling nog zooveel in mee ning verschillen, de buiten wereld merkt daarvan niets, hunne solidariteit is de kracht die hun vak zoozeer in aanzien heeft ge bracht. Da architecten begrijpen daarvan niets of het kan hun niet schelen en toch hebben zij niet minder vertrouwen noodig. Jelui zijn het nooit eens en hebben altijd rnzie", moeten wij dikwijls hooren. Nietten onrechte. Er zijn er dan ook onder ons, die maar raak critiseeren en zoo apodictisch mogelijk, de gewaagdste stellingen verkondigen over kunst, cultuur, evolutie enz. en daar zijn architec ten" bg, die met al hun beweren nog geen twee ateehen op elkaar hebben gebouwd, maar toch al alles veel beter weten,dan de meest ervaren bouwmeesters. Zij schreeuwen het van de daken, hoe knap zgselve zijn en hoe onzinnig het is, dat de voorname bouwwer ken niet aan hunne handen worden toever trouwd. Dan zon men eens wat zien l Maar als zij zelf eens wat moeten maken, als zij wer kelijk eens met de praktijk in aanraking komen, o wee, wat valt 't dan soms bitter tegen. Ia het wonder, dat het publiek wan trouwend wordt en de Behouders ophaalt voor al dat gefllosofeer, dat met het wezen van ons vak niet»te maken heef c? Het succes vandeeigenbonwersheeft, voor een goed deel, de weinige aaneensluiting van de architecten, tot ooriaak. En nu moge uwe redactie' het overdreven collegialiteit vinden, ik zal blijven trachten ons vak zoo zuiver mogelijk te houden door er op aan te dringen dat onderlinge verschillen, waarmede het publiek niets te maken heeft, zooveel doenlijk, binnenskamers worden afgedaan. Het geschil dat nu aan de orde was betrof zuiver een kwestie van appreciatie, een voorkeur voor de eene of andere richting, een strijd die door vakgenooten moet worden uitgevochten. Wordt zij op publiek terrein overgebracht dan moet dit tot verkeerde gevolgtrekkingen lei den, zooals uit uw hoofdartikel is gebleken. Men moet nu wel gaan denken dat de eersten de besten zich van twee belangrijke punten van den Dam meester gingen maken en niets is minder waar: beiden hebben vele belang rijken werken tot stand gebracht, de een heeft zich daarbij Juist altijd los willen maken van conventie de ander is gediplo meerd Bouwkundig Ingenieur, winner van vele prijsvraxen. o. a. die voor .... het gebon ir der Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst". Zoo iemand zal nu wel geen gebouw zetten dat een bespotting" is van stadsschoen, daaromtrent kunnen we gerust zijn. Ik ben echter eens dat uit al die critiek in 't Genootschap hoe onniver op zich zelf ook, iets goeds kan geboren wordea voor de > toekomst. Als zoodanig heeft de motie-bespreking misschien nut gehad. Door verwerping van het voorstel is eehter d toestand in 't reine gebracht, en bepaald dat n zakelijk adres tot den Gemeenteraad zal worden gericht, met het verzoek, het daarheen te leiden, dat voor elke verdere Dambebonwing, b. v. daor prijsvragen, een bevredigende oplossing zal worden verkregen. Ik hoop er het beate -van. Hiermede verwacht ik a«n Uw verlangen te hebben voldaan. Het deed mij intnaachen genoegen te lezen, dat het bewuste artikel niet van een architect was, dn voor de be trokken bouwmeesters dn v«or de col legialiteit. INGENOHL. *, * Wühebben geaarzeld dit stuk op te nemen, want hoewel hét zegt onze vraag te beantwoorden, gaat het er geheel langs. In ons hoofdartikel Stedenbouw" begon nen wüimmers te stellen, dat de ontwerpen '?Bijenkorf" en Groote Club" aan geringe echdonbeidaeischen niet voldoe». Met uit stekende architecten deze meening koesterend, waarvoor de bewijzen trouwens in dit Week blad waren bijgebracht in een artikel van den heer Jan Gratama, dat zeer de aandacht getrokken heeft, namen wij de vrijheid die meening nog eens zwart op wit te geven, niet uit lust tot critiek, zooals de heer Ingenohl het ? voorstelt, maar met het doel daardoor mede te helpen aan de verijdtling van ten verdere mitmaking van het dam-atpect." In onze Kroniek van de vorige week vroe gen wij nu den heer Ingenohl, onder volle erkenning dat een zeker esprit de corps" gewenacht kan zijn, hoe hij het verant woordde in zulk een belangrijk geval van esprit de corps" te spreken en een openbare critiek tegen te gaan, die (en wat volgt was alles gecursiveerd, maar wordt door den inzender in 't bovenstaand stuk juist gesnpprimeerdl) ««n grooten invloed kan weten op de verijdeling van een verdere mitmaking van het dam-atpect... voor mirutent een halve eeuw en waarschijnlijk voor nog langer. Op dése vraag, en dat was onze «"énige vraag, kregen wij geen antwoord. Of de beer Ingenohl nu meent, dat de be doelde ontwerpen niets en niemendal mismaken doet hier niet toe. Wij en velen met ons vinden het zoo. En nu is dat de vraag: Mag men in zulk een geval om allerlei bijredenen openbare critiek veroordeelen? M.a. w. gaat de Dam vór of de collegialiteit?? O rer wat verder ter vergadering van Archi tecture is gezegd, over de mérites der daar voorgestelde motie en over de talrijke inte ressante qnaesties die de heer Ingenohl ter tafel brengt, hebben wij onze meening wel, maar we hebben er geen woord over uitge bracht. Op al hetgeen de heer Ingenohl daarvan zegt, gaan wij dus hier niet in. BED. Winierer's Mtliei Tai oetk Een klein huisje te Ilmenau bij de Kickelhahnstoren bewaart een vriendelijke en weemoedige herinnering aan Goethe. Menigmaal héft hu er vertoefd en er gelukkige uren doorleefd. Hoewel het oude huisje ia 1870 is afge brand, heeft men het op dezelfde plek een nieuw gebouwd, volkomen gelijk aan het oude vóar den brand, en niet verzuimd er de gespaard gebleven houten omlijsting van een raam in 'aan te brengen, die ongeschon den was gebleven, en waarop Goethe eens, toen hu op een zoelen zomeravond uit het raam turend, door de schoonheid van het Thnringerwoud aangegrepen, weemoedig het oog liet gaan over de eindelooze met bosch begroeide bergen, een zijner schoonste kleine verzen schreef. Dat was 7 September 1783. In de gedichten komt het voor onder den titel: Wanderer'i Nachtlied. Ueber allen Gipfeln lat Bun: In allen Wipfeln Spürest du IIIIIIIIIIIIIIIIMIItlllllllllllllllllllllllHllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllltllllllllllllllll Illlltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllfl Groote ganzen uit de fokkerij van den heer J. John te Llttletown. De jacht op de nieuw ontdekte prairiehags in de Bocky Monntains. Een afschuwelijke ontvoering door de geheele lengte van het Panamakanaal. (Amerikaansche Aprilgrappen). De renzeneend uit China. Eerat onlangs ontdekt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl