Historisch Archief 1877-1940
HV1815
DE AMSTERDAMMER
A°. 1912.
WEEKBLAD YOOft NEDERLAND
Oiid.er redactie -van. IMx. H. P3. L. "WTESSIÏxTQ-.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAX HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124),
Abonnement per 3 maanden ......? 1.50, fr. p. post / 1.65
Voor Indië per Jaar, bij vooruitbetaling,
mail 10.
?flÉBnderlrjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/
Zondag 7 April,
Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
? 0.25
,0.30
.0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Het nieuwe
wetsontwerp tot regeling van het Auteurs
recht, door Herman Robbers. Algemeene
Beginselen. Kroniek. Het Middelbaar
Ordwwjjs, I, door dr. C. C. van Slooten.
FEUILLETON: Opoe, (slol), door P. E. van
R. KUNST EN LETTEKEN: Kroniek
der Gedichten, VIII, door Karel van de
Woestijne, BERICHTEN.
VROUWENRUBRIEK: Een anti-feministisch
hoofdambteoaar, door E, Tutti Frntti, door N.
Manefeldt-de Witt Hnberts. ALLERLEI, door
Allegra. UIT DE NATUOR, door E.
Heimanc. Onze Ideal Home Exhibition
te Londen, met afb., door Gr. De
Vierjaarljjkiche", door W. Steenhofi. ponatello,
I, door Jnst Havelaar.?Oambeboawing,
arcbitectunr en schijnheiligheid, door L, M. Mole
naar. Een Bloemenvereierinir, met afb.,
docr Anna Wybrards. WETENSCHAP
PELIJK VARIA.: Mèkerbranders en
Gasbeaparin?, met afb., door dr. P. van Olsr.
Het geheim der Maine, door v. O.
Zalfbekentenis, door Peerke den Balg. Cfl
ARIVARI. FINANCIEELE ES
OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d.
8. DAMSPEL. - SCHAAKSPEL.
ADVERTENTIËN.
Het nieuwe wetsontwerp tot
regeling van het Auteursrecht.
Het is er dus, het ontwerp van wet"
inhoudende een nieuwe regeling van
het Auteursrecht", reeds jaren geleden
aangekondigd, en dringend noodig ge
worden door het besluit, van Regeering
en Volksvertegenwoordiging, Nederland
te doen toetreden tot de Barner Con
ventie"1 (in 1908 te Barlija herzien)
het is er, en, nauwelijks in de Tweede
Kamer, werd het aan da afdeelingen ter
behandeling gegeven; deze waren er juist
mede gereed, toan men hoopte dat zij er
zich eens ernstig toe zouden gaan zetten,
en nu reeds, weinige weken na de in
diening, verscheen het z.g. voorloopig
veralag" over dat wetsontwerp, een
curieuze verzameling vaa op- en aan
merkingen, deels ad rem en snedig, deels
ook getuigend van dat misverstand, dat
niet thuis-zijn in de materie, die men maar
al te zeer gewoon is in zulke stukken aan
te treffen, zoodra het gaat om zaken zonder
sterk naar voren komend politiek- of
partijbelang. Laat ons hopen, dat het antwoord
der Regeering, die in elk geval getoond
heeft zich ter dege in het onderwerp te
hebben ingewerkt voor zoover dat
mogelijk is voor buiten-de-zaak-staanden
alle de bij verscheidene" en ook bij
andere" leden gerezen min of meer
parmantige aanmerkingen en kleine be
zwaren als zeedamp voor de zon zal doen
verdwijnen, en dat de discussie in de
Kamer zelf, die nu wel spoedig volgen
moet waarom dnders zoo'n haast!
blijk geven zal, dat althans eenige onzer
volksvertegenwoordigers zich bewust
geworden zijn dok de nederlandsche
schrijvers en kunstenaars van alle groe
pen bij den wetgevenden arbeid te repre
senteeren. Zij zullen dan zonder twijfel
in de eerste plaats notitie nemen van de
meeningen over het wetsontwerp, door
de meer onmiddellijke vertegenwoordigers
der artiesten ia adressen aan de Kamer
neergelegd. Deze meerlingen, met die
yan uitgevers en andere exploitanten
van auteursrecht, vormen de gezamen
lijke kritiek, niet alleen van de msest
belanghebbenden, maar ook van de best
ingelichten en meest bevoegden in den
lande. Immers de deskundige commissies,
gevormd uit het Verbond van Neder
landsche Kiinstenaarsvereenigingen, en uit
de?Vereeniijing van Letterkundigen"^moch
ten zich tevens verheugen in den bijstand
der drie rechtsgeleerden, die, meer dan
iemand andera, blijk gavea zich aan de
studie van het auteursrecht te hebben
toegewijd: Mr. H. L. de Beaufort. Mr.
H. Louis Israëls en Mr. F. W. J. G.
Snijder van Wissenkerke.
Het moet langzamerhand wel van
ongeveer algemeen e bekendheid zijn:
de verreweg belangrijkste verbetering,
die deze nieuwe regeling (eindelijk!)
in ons auteursrecht aanbrengen zal, is
dat daarmede, onder de objecten der
wettelijke bescherming worden opgeno
men, natuurlijk mét de reeds vroeger be
schermde werken van letterkunde en
muziek, alle werken van beeldende kunst
(dus architectuur, beeldhouw-, schilder-,
grafische en nijverheidskunst) en dat
voortaan ook het geven of onthouden
van toestemming tot het op- of uitvoeren
zijner weiken, drama's dus of muziek,
tot de wettelijk erkende rechten van
den auteur behoort.
Art. l van het ontwerp luidt aldus:
.Het auteursrecht is het uitsluitend recht
van den maker van een werk van letter
kunde, wetenschap of kunst, of van diems
rechtverkrijgenden, om dit openbaar te
maken en te verveelvoudigen, behoudens
de beperkingen bij de wet gesteld."
Wat de uitgebreidheid van haar terrein
aangaat, zal er voorloopig waarlijk geen
klagen kunnen ontstaan over onze Neder
landsche auteurswet!
Door art. 9, dat de verklarende opsom
ming geeft van hetgeen onder werken
van letterkunde, wetenschap of kunst,
wordt verstaan, blijkt zelfs dat de wet
gever o. a. ook alle fotografieën en zelfs
alle geschriften (dus ook programma's
predikbeurtenlij sten enz.) tot die werken
rekent hetgeen nu niet bepaald een
eerbewijs genoemd kan worden aan hen
die in meer eigenlijken zin werken van
letterkunde, wetenschap of kunst hebben
voortgebracht.
Ik durf echter onderstellen dat de
nederlandsche kunstenaars en geleerden
deze misschien wat ondoordachte toelating
van in hun gezelschap eenigszins vreemde
gasten wel met een glimlach dulden
zullen. Zij hebben er althans geen schade
van. Wel zullen zij zich verwenderen,
de makers" van programma's en domi
neesbriefjes" (in de memorie van
toalichting zelfs met name) herdacht, de
grafische kunstenaars en medailleurs
daarentegen bij de opsomming vergeten
te vinden. En verder zullen zij allicht
wat moeite habban met het goed ver
staan der bovtnaangehaalde, en ook
van andere artikelen, en zich voor de
zooveelste maal afvragen, waarom toch
de wetten van hun land niet kunnen
worden geschreven in de gewone en voor
ieder begrijpelijke landstaal, waarom
vooral het toch noodig is aan sommige
woorden en uitdrukkingen dier toch zoo
rijke taal bij de wet nieuwe beteekenissen
toe te kennen. Art. 11, 12 en 13 zijn
vervaardigd om duidelijk te maken wat
door den wetgever onder openbaar
maken" en verveelvoudigen" wordt ver
staan ; ik betwijfel of zij wel volkomen
aan dit doal zullen beantwoorden; on
danks de uitdrukkelijkheid van genoemde
artikelen zijn omvang en grenzen dezer
beide begrippen (in de bedoeling der
wet) mij althans niet geheel klaar ge
worden. En wat nog altijd, art. l betreft,
men schijnt gerechtigd zich af te vragen,
waarom, terwijl de verandering van het
gebruikelijke woord auteur" in het zeer
ongebruikelijke en ook niet geheel juiste
maker" zekere zucht naar taaizuivering
bewijst, het germanisme ver veel
voudiging'1 (Vervielfaltigung) het
goed-nederlandsche vermenigvuldiging vervangen
moest. Klinkt dit laatste woord onzen
Minister van Justitie misschien eenigszics
onzedelijk in de ooren, of heeft hij stot
teraars onder zijne politieke tegenstan
ders? In het laatste geval is inderdaad
het middel dezen een koopje te bezorgen
vernuftig gevonden!
Keeren wij terug tot de
voortreffelijkheden van het nieuwe wetsontwerp.
Daartoe behoort met de groote uitbrei
ding van objecten voorzeker ook die
van den duur. Vijftig jaar na den dood
van den auteur zullen zijn erven voort«an
nog kunnen genieten van de vruchten
zijns arbeid a. Er zijn er die het te lang
oordeelen. Ik kan dit niet eens zijn. In handel
en nijverheid is het den werker mogelijk
zijn arbeid in kapitaal om te zetten, de
geestelijke arbeider bezit gewoonlijk geen
ander kapitaal dan zijn werken. In onze
tegenwoordige maatschappij (en waar
schijnlijk nog lang na deze jaren!) behoort
het tot den plicht van alle echtgenooten
en ouders te trachten hun vrouw en
kinderen materieel verzorgd achter- te
laten. Wat is dan begrijpelijker en recht
vaardiger, dan dat de geestelijke produ
cent zijn met moeite vervaardigde, wel
verzorgde werken beschouwt als de
zekerheid door hem verworven, dat
het zijn nabestaanden niet aan het eerste
noodige zal ontbreken?
Een andere groote stap vooruit, met
deze wet gedaan, is de afschaffing van
alle formaliteiten ter verzekering van het
auteursrecht. Geen depot meer, aan het
ministerie van justitie, van twee exem
plaren aller uitgegeven werken. Men heeft
opgemerkt, dat de Koninklijke Bibliotheek
te 's Gravenhage, die tot nog toe gewoon
is n dezer exemplaren in eigendom te
ontvangen, door dezen maatregel groote
schade lijden zal. Ik spreek het niet
tegen, doch acht den maatregel niette min
billijk. In Engeland bestaat een wet,
waardoor de uitgevers gedwongen wor
den van ieder door hen uitgegeven boek
tot vijf exemplaren toe aan openbare
bibliotheken gratis af te staan. Een abso
luut ongemotiveerde en ongerechtvaar
digde extra belasting! Waarom zouden
zulke bibliotheken groote sommen mo
gen besteden aan buitenlandsche boaken
en die van da eigen landzaten zonder
betaling verwerven ?
Is er dus veel reden tot vreugde over dit
wetsontwerp, bij da gansche geestelijk
produceerend»wereld, zonder
bsdenkin,gen kan zij dit ontwerp geen wet zien
worden de adressen der
kunstenaarsvereenigingen hebben er al brij k van
gegeven. Maar er is alle aanleiding te
onderstellen dat verschillende lacunes,
overtolligheden en onbillijke bepalingen
hun oorzaak vinden in de geringe be
kendheid van de makers der wet met
de praktijk der geestelijke productie en
hare exploitatie. En dat ophelderingen
hieromtrent va»bevoegde zijde gegeven
het noodige resultaat zullen hebben.
Bleef de bepaling (art. 2) gehandhaafd,
dat gedeeltelijke overdracht van het
Auteursrecht niet bij geschrifte behoeft
te geschiidan, het zou een ramp voor d%
schrijvers mogen heeten en een groote
achteruitgang bij de vigeerende wet.
Men moat nl. bedenken dat overdracht
van auteursrecht eigenlijk altijd gedeelte
lijk geschiedt. Er zijn zelfs rechten van
den auteur die niet voor overdracht vat
baar zijn. Maar vooral: niemand die b.v.
een roman aan een uitgever ter exploi
tatie afstaat, wenscht door die handeling
tevens afstand te doen van: zijn recht
vertalingen van dien roman te doen ver
schijnen, zijn recht dat werk voor te
dragen, zijn recht een tooneelstuk uit
dien roman te trekken (hetzij in zijn
eigen, hetzij in een andere taal) en dat
te doen opvoeren, zijn recht van deze
opvoeringen kitematografiache opnamen
te doen maken enz. enz.
Buitendien: de uitdrukking bij ge
schrifte" in het ontwerp kan blijkens
de memorie van toelichting uiterst ruim
opgevat worden. Door het ondoordacht
teekenen b.v. van een gewone kwitantie
zou de jonge, onervaren auteur zich
voor altijd van al zijn rechten kunnen
berooven! Hiertegen diaftt, zorgvuldig
gewaakt l De noodzakelijkheid van het
contract met den exploitant vormt het
stevigste bolwerk voor het welvaren des
auteurs. Auteursrecht behoorde eigenlijk
in 't geheel niet vatbaar te zijn voor
overdracht. Men moest verplicht zijn over
zijn werken te blijven waken als een
vader over zijn kinderen. Maar zoover
zijn wij nog niet. En al zal die hoogste
erkenning van de rechten en verplich
tingen des scheppers zeker eens komen
wij zullen haar niet beleven!
Art. 15, waardoor bepaald wordt dat
als inbreuk op het auteursrecht niet
beschouwd" zal worden het overnemen
van enkele gedeelten daarvan of van
korte opstellen of gedichten in bloemle
zingen en andere werken bestemd voor het
onderwijs" mag ook niet gehandhaafd
blijven. Dit artikel zou de schoolboeken
en z.g. schoolboeken, inhoudende gedeel
ten uit werken waarop auteursrecht be
staat, bij overstelpende massa's over het
lacd zaaien! Dat een dergelijke be
paling in de Berner Conventie voorkomt
is volstrekt geen reden haar ook in de
nationale wet op te nemen. Op inter
nationale verhoudingen passen ganech
andere bepalingen dan die van 't eigen
land. Wil men het onvolledig blijven van
deugdelijke chrestomathieën onmogelijk
maken, dat men desnoods veroorloove
een enkele pagina proza, een enkel
nbladzijdig gedicht ongestraft na te druk
ken. Maar het artikel, zooals het thans
luidt, gaat stellig veel te ver!
En, om te eindigen want over
kleinigheden spreek ik nu maar niet!
het overgang*"-artikel 37 dient geheel
te verdwijnen. Dat de nieuwe wet geen
auteursrecht zou erkennen op werken,
waarop dat recht, ten tijde van haar in
werking treden, was vervallen, zou niet
alleen voeren tot de groote onbillijkheid
dat, terwijl alle formaliteiten van regis
tratie zijn afgeschaft, werken die te
voren ongeregistreerd verschenen zijn vau
auteursrecht verstoken zouden blijven,
maar tevens tot den onmogel ijken toestand,
dat, terwijl het opvoeringsrecht van een
drama, in 1901 verschenen, zou zijn en
blijven vervallen, dat van een
tooueelstuk van denzelfden schrijver, een jaar
later voor 't eerst vertoond of als boek
in 't licht gegeven, zou blijven voort
duren tot vijftig jaar na den dood des
auteurs. Muziekwerken, waarvan het
uitvoeringsrecht vroeger nooit bestaan heeft,
en dus ook niet vervallen is, zouden wor
den beschermd, maar Heijermans zou
niet mogen verbieden dat zijn Op hoop
van Zegen" door jan en-alleman, onder
dezen of iederen anderen titel, overal
werd vertoond! Doch dit zijn absur
diteiten die eenvoudig aan de aandacht
des wetgevers ontsnapt zijn! De Kamer
zal dat terecht brengen.
De nederlandsche kunstenaarsstand
gaat, dank zij deze wet, een tijdperk
van verhoogd welvaren tegemoet.
. HERMAN ROBBERS.
Algemeene Beginselen.
Toen de 8. D. A. P. nog klein was
en roerig, weigerde (wij meenen dat het
gebeurde in 1895) een liberale
kibsvereeniging in het Noorden aan mr. Troelstra
gelegenheid tot debat. Een
antirevolutionair, en een grutter die tegen leerplicht
§ekant bleek konden debatteeren, maar
e socialist werd geweerd. Het toenmaals
bekende liberale hoofdorgaan Het Dag
blad voor Groningen en het Noorder
kwartier" verdedigde deze uitsluiting,
waarop natuurlijk hevige kritiek was
geoefend door De Sociaal Democraat",
aldus:
Terwijl onze Liberale Kies vereenigin
gen heel nuchter redeneeren, dat een
propagandarede van Mr. Goeman
Borgesius of de propaganda in het alge
meen, hun meer waard is dan een
vermeend recht van iemand om hetzij
een honderdmaal gehoorden dreun nog
eens af te draaien, hetzij onder den
naam van debat" een vergadering in
de war te schoppen, kan de redactie
van een blad, dat in politici»niets te
verliezen heeft, zooals De Sociaal-De
mocraat" een algemeen recht van ieder
verzinnen om in elke vergadering naar
willekeur den beest te spelen.
Want hierop komt de vrijheid" der
Sociaal-Democraten natuurlijk neer.
Dit artikel heeft toentertijd, gelijk
ieder begrijpt, die bedenken wil, dat
het niet door een geestelijken adviseur
uit Brabant of Limburg maar door een
vrijzinnig en z. g. vooruistrevend blad
geschreven werd, groote verbazing ge
wekt. D.w.z. het artikel heeft niet de
minste verbazing gewekt, want het werd
niet geschreven door Het Dagblad voor
Groningen en het Noorderkwartier", dat
helaas wellicht nimmer bestaan heeft,
maar het werd thans geschreven door
een blad, dat zonder vooruitstrevendheid
en vrijzinnigheid geen stap zou kun
nen doen, door het orgaan der
SociaalDemocratische Arbeiderspartij Het
Volk" naar aanleiding van de uitsluiting
vaa den leider der veeldebatteerende
S. D.P., Wijnkoop, en aan ons adres.
Ziehier de verbijsterende alinea, No.
van 2 April 1912.
Terwijl onze organisaties heel nuchter
redeneeren, dat een propagandarede
van Troelstra of de propaganda in het
algemeen, hun meer waard is dan een
vermeend recht van iemand om hetzij
een honderdmaal gehoorden dreun rog
eens af te draaien, hetzij onder den
naam van debat" een vergadering in
de war te schoppen, kan de redactie
van een ook in politieke zaken naar
literaire en aesthetische ingevingen
oordeelend blad (als de Amsterdam
mer") een algemeen recht van ieder
, verzinnen om in elke vergadering
'* naar willekeur den beest te spelen.
Het Volk" gaat deze meening" nog
met een voorbeeld sterken.
Toch meenen wij, dat er zelfs voor
deze redaktie reden is om bij nader
inzien ietwat anders te oordeelen.
Het opstellen van beginselen, zooals
van het vrije woord", het vrije recht
van debat" enz. is een aardig tijdver
drijf, maar ook de schoonste beginselen
willen met redelijkheid toegepast worden,
zal er geen malligheid van terecht
komen.
Zoo is het vrije recht van beweging
op den openbaren weg een beginsel,
dat door weinigen betwist zal worden,
terwijl toch ieder het billijk zal moeten
achten, dat men dronken lui van de
toepassing van dat beginsel buitensluit
en ze opbergt om hun roes uit te slapen.
Voorts zal ook wel algemeen toege
geven worden, dat het verstandig kan
zijn, om, wanneer men van te voren
met zekerheid iets verkeerds kan zien
aankomen, het door tijdige maatregelen
te voorkomen, in plaats van te wachten
tot het zich vertoont en het dan pas
ten koste van veel noodelooze moeite
te onderdrukken.
Pas deze eenvoudige denkbeelden op
het geval-Wijnkoop toe en gij hebt de
verklaring van de handelwijze van ver
scheidene onzer organisaties.
De verklaring van de handelwijze
van verscheidene organisaties zegt
Het Volk", terecht voorzichtig! De ver
klaring... de verdediging niet!
Hoe zou het ook kunnen! Of ligt er soms
zulke verdediging in de op een na laatste
alinea, waar op een zoo vage manier, dat
de heele wereld het er mee eens is, wordt
gezegd, dat het verstandig kaa zijn"
indien men iets verkeerds kan zien
aankomen", dit te voorkomen ?! Of
moet het wezen door de vergelijking
met den dronken man? De vergelijking
wankelt... als de man zelf. Wij
zeiden immers tot den. voorzitter der
neutrale vereniging S. L., en ieder
zal het er mee eens zijn: zoo een debater
zich niet gepast gedraagt werpe men
hem met den sterken arm uit de zaal":
d.w.z. (om da vergelijking van Het
Volk" over te nemen) men behandele
hem als den dronkaard, die van den
openbaren weg verwijderd wordt, zoo
dikwijls hij dronken b l ij k t. Maar men
gaat toch den openbaren weg niet sluiten
voor iemand, van wiea zijn aartsvijanden,
en dan nog maar voor een deel, meenen
dat hij geregeld te veel drinkt P l Ziedaar
intusschen het geval-Wijnkoop in de
beeldrijke taal van Het Volk" overgezet.
Het is het grootste deel, niet het geheel
der S. D. A. P., het is dus het meerendeel
van'sheerenWijnkoops politieke vijanden,
dat hem niet debat-salonfahig" noemt.
Er zijn integendeel verscheidene S. D.
A. P.-ers, die zijn excommunicatie
major" veroordeelen, sommigen om
redenen van tactiek, sommigen om
redenen van beginsel.
Maar dan vragen wij in gemoeda: wat
bromt toch Het Volk" pp ons ? Er zijn
er te bekeeren in uw eigen kring l Of
moet, nu uw atmosfeer zoo vervuld is
van electriciteit, De Amsterdammer"
dienst doen als bliksemafleider ?
Wij willen 't niet denken, en wij willen
wel eens zorgen waarom ons opstellen
van beginselen" voor ons niet louter is
tijdverdrijf", zooals Het Volk" spits
vondig aangeeft.
Wij zien nl. in de moderne arbeiders
beweging (en wij dachten dat Het
Volk'' die meening deelde) iets mér dan
het zeer practisch en konkreet belang",
waarvoer de afdeelingen nu zoo uit
sluitend mogen opkomen. Wij hadden
opgemerkt, en wij waren niet de
eenigen die het opmerkten*), dat de socia
listische partijen in bijna alle landen
hand over hand de dragers geworden
zijn van verscheidene dier ideale goe
deren, waarvan de zorg vroeger lag
bij de thans verzwakte vrijzinnige par
tijen. Moest tegen Keizerlijke
anti-nationale daden in Duitschland openlijk
worden geprotesteerd, het was Bebel,
die uit naam niet alleen zijner Partij,
maar van gansch het vrijheidlievende
Duitschland en eigenlijk uit naam van
het beste deel der heele menschheid de
afstraffing toediende. Zulk een taak ver
vult in Frankrijk Jaurèj. In Nederland
zagen wij Troelstra en Schaper soms de
leiding nemen, buiten alle socialisme om,
in zaken van door ieder gevoeld
vrijheidsbeginsel: rechten van het vrije woord,
rechten van minderheden, verzet tegen
willekeur, verzet tegen kasteeeest, enz.
enz. Zou het ons nu 't zelfde moge
zijn, of de eenige partij, waarvan men
nog een enkelen keer in deze een frisch
initiatief kan wachten, ook al verwatert
op 't punt dier algemeene
vrijheidsbeginselen ?
Indien de redactie van Het Volk"
(zooals het nu den schijn heeft) de taak
van haar partij louter zeer practisch en
konkreet" zou willen gaan begrijpen, als
nkel het werk van iederen dag, als
een strijd zonder mér perspectief dan
van het eigen uur zie, dan zou lang
zamerhand al wat warm voelt voor de
gerechtigheid om de gerechtigheid zelve,
naar andere ridders moeten uitzien ! En,
nietwaar, geen beweging, die opkomt,
geen groote cultuur-beweging tenminste,
kan deze groep van rechtvoelenden veron
achtzamen, want die groep levert haar
telkens nieuw bloed en frissche krachten.
Wie in eigen optreden geen moeilijke
idealen trouw is, kan er op den duur
tegenover het land niet de heraut van
wezen.
* In het Hb). heeft-, herinneren wrj ons,
eenige jaren geleden Mr. H. Louis Israëls
(liberaal) deze zelfde opmerking gemaakt.
KEONIEK.
DE MACHT VAN DE BIOSCOOP.
In den Haag gaat de gemeente zich de
toekomst van de bioscoop aantrekken, en
het is te hopen dat dit initiatief navolging
vindt. De eenige vruchtbare manier immers
om uit een instelling het kwade te keeren
blijft op den duur er het goede in te bren
gen, en dat de bioscoop, aan zichzelve over
gelaten, een bron van afschuwelijkheden
worden zal, erger dan de 10 cents afleve
ringen, staat wel boven twijfel.
In de Latijnsche landen is het al niet
meer de colportage- en trein-lectuur, die
de schreef van de schaamteloosheid voorbij
is. Wij zagen een familieblad els de
Illustraüon op 't punt van sensatie letterlek
week aan week ontoonbaarder worden.
Vroeger was het de fotografie van een
ter