De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 7 april pagina 1

7 april 1912 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

HV1815 DE AMSTERDAMMER A°. 1912. WEEKBLAD YOOft NEDERLAND Oiid.er redactie -van. IMx. H. P3. L. "WTESSIÏxTQ-. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAX HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124), Abonnement per 3 maanden ......? 1.50, fr. p. post / 1.65 Voor Indië per Jaar, bij vooruitbetaling, mail 10. ?flÉBnderlrjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/ Zondag 7 April, Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ? 0.25 ,0.30 .0.40 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Het nieuwe wetsontwerp tot regeling van het Auteurs recht, door Herman Robbers. Algemeene Beginselen. Kroniek. Het Middelbaar Ordwwjjs, I, door dr. C. C. van Slooten. FEUILLETON: Opoe, (slol), door P. E. van R. KUNST EN LETTEKEN: Kroniek der Gedichten, VIII, door Karel van de Woestijne, BERICHTEN. VROUWENRUBRIEK: Een anti-feministisch hoofdambteoaar, door E, Tutti Frntti, door N. Manefeldt-de Witt Hnberts. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NATUOR, door E. Heimanc. Onze Ideal Home Exhibition te Londen, met afb., door Gr. De Vierjaarljjkiche", door W. Steenhofi. ponatello, I, door Jnst Havelaar.?Oambeboawing, arcbitectunr en schijnheiligheid, door L, M. Mole naar. Een Bloemenvereierinir, met afb., docr Anna Wybrards. WETENSCHAP PELIJK VARIA.: Mèkerbranders en Gasbeaparin?, met afb., door dr. P. van Olsr. Het geheim der Maine, door v. O. Zalfbekentenis, door Peerke den Balg. Cfl ARIVARI. FINANCIEELE ES OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. 8. DAMSPEL. - SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN. Het nieuwe wetsontwerp tot regeling van het Auteursrecht. Het is er dus, het ontwerp van wet" inhoudende een nieuwe regeling van het Auteursrecht", reeds jaren geleden aangekondigd, en dringend noodig ge worden door het besluit, van Regeering en Volksvertegenwoordiging, Nederland te doen toetreden tot de Barner Con ventie"1 (in 1908 te Barlija herzien) het is er, en, nauwelijks in de Tweede Kamer, werd het aan da afdeelingen ter behandeling gegeven; deze waren er juist mede gereed, toan men hoopte dat zij er zich eens ernstig toe zouden gaan zetten, en nu reeds, weinige weken na de in diening, verscheen het z.g. voorloopig veralag" over dat wetsontwerp, een curieuze verzameling vaa op- en aan merkingen, deels ad rem en snedig, deels ook getuigend van dat misverstand, dat niet thuis-zijn in de materie, die men maar al te zeer gewoon is in zulke stukken aan te treffen, zoodra het gaat om zaken zonder sterk naar voren komend politiek- of partijbelang. Laat ons hopen, dat het antwoord der Regeering, die in elk geval getoond heeft zich ter dege in het onderwerp te hebben ingewerkt voor zoover dat mogelijk is voor buiten-de-zaak-staanden alle de bij verscheidene" en ook bij andere" leden gerezen min of meer parmantige aanmerkingen en kleine be zwaren als zeedamp voor de zon zal doen verdwijnen, en dat de discussie in de Kamer zelf, die nu wel spoedig volgen moet waarom dnders zoo'n haast! blijk geven zal, dat althans eenige onzer volksvertegenwoordigers zich bewust geworden zijn dok de nederlandsche schrijvers en kunstenaars van alle groe pen bij den wetgevenden arbeid te repre senteeren. Zij zullen dan zonder twijfel in de eerste plaats notitie nemen van de meeningen over het wetsontwerp, door de meer onmiddellijke vertegenwoordigers der artiesten ia adressen aan de Kamer neergelegd. Deze meerlingen, met die yan uitgevers en andere exploitanten van auteursrecht, vormen de gezamen lijke kritiek, niet alleen van de msest belanghebbenden, maar ook van de best ingelichten en meest bevoegden in den lande. Immers de deskundige commissies, gevormd uit het Verbond van Neder landsche Kiinstenaarsvereenigingen, en uit de?Vereeniijing van Letterkundigen"^moch ten zich tevens verheugen in den bijstand der drie rechtsgeleerden, die, meer dan iemand andera, blijk gavea zich aan de studie van het auteursrecht te hebben toegewijd: Mr. H. L. de Beaufort. Mr. H. Louis Israëls en Mr. F. W. J. G. Snijder van Wissenkerke. Het moet langzamerhand wel van ongeveer algemeen e bekendheid zijn: de verreweg belangrijkste verbetering, die deze nieuwe regeling (eindelijk!) in ons auteursrecht aanbrengen zal, is dat daarmede, onder de objecten der wettelijke bescherming worden opgeno men, natuurlijk mét de reeds vroeger be schermde werken van letterkunde en muziek, alle werken van beeldende kunst (dus architectuur, beeldhouw-, schilder-, grafische en nijverheidskunst) en dat voortaan ook het geven of onthouden van toestemming tot het op- of uitvoeren zijner weiken, drama's dus of muziek, tot de wettelijk erkende rechten van den auteur behoort. Art. l van het ontwerp luidt aldus: .Het auteursrecht is het uitsluitend recht van den maker van een werk van letter kunde, wetenschap of kunst, of van diems rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen bij de wet gesteld." Wat de uitgebreidheid van haar terrein aangaat, zal er voorloopig waarlijk geen klagen kunnen ontstaan over onze Neder landsche auteurswet! Door art. 9, dat de verklarende opsom ming geeft van hetgeen onder werken van letterkunde, wetenschap of kunst, wordt verstaan, blijkt zelfs dat de wet gever o. a. ook alle fotografieën en zelfs alle geschriften (dus ook programma's predikbeurtenlij sten enz.) tot die werken rekent hetgeen nu niet bepaald een eerbewijs genoemd kan worden aan hen die in meer eigenlijken zin werken van letterkunde, wetenschap of kunst hebben voortgebracht. Ik durf echter onderstellen dat de nederlandsche kunstenaars en geleerden deze misschien wat ondoordachte toelating van in hun gezelschap eenigszins vreemde gasten wel met een glimlach dulden zullen. Zij hebben er althans geen schade van. Wel zullen zij zich verwenderen, de makers" van programma's en domi neesbriefjes" (in de memorie van toalichting zelfs met name) herdacht, de grafische kunstenaars en medailleurs daarentegen bij de opsomming vergeten te vinden. En verder zullen zij allicht wat moeite habban met het goed ver staan der bovtnaangehaalde, en ook van andere artikelen, en zich voor de zooveelste maal afvragen, waarom toch de wetten van hun land niet kunnen worden geschreven in de gewone en voor ieder begrijpelijke landstaal, waarom vooral het toch noodig is aan sommige woorden en uitdrukkingen dier toch zoo rijke taal bij de wet nieuwe beteekenissen toe te kennen. Art. 11, 12 en 13 zijn vervaardigd om duidelijk te maken wat door den wetgever onder openbaar maken" en verveelvoudigen" wordt ver staan ; ik betwijfel of zij wel volkomen aan dit doal zullen beantwoorden; on danks de uitdrukkelijkheid van genoemde artikelen zijn omvang en grenzen dezer beide begrippen (in de bedoeling der wet) mij althans niet geheel klaar ge worden. En wat nog altijd, art. l betreft, men schijnt gerechtigd zich af te vragen, waarom, terwijl de verandering van het gebruikelijke woord auteur" in het zeer ongebruikelijke en ook niet geheel juiste maker" zekere zucht naar taaizuivering bewijst, het germanisme ver veel voudiging'1 (Vervielfaltigung) het goed-nederlandsche vermenigvuldiging vervangen moest. Klinkt dit laatste woord onzen Minister van Justitie misschien eenigszics onzedelijk in de ooren, of heeft hij stot teraars onder zijne politieke tegenstan ders? In het laatste geval is inderdaad het middel dezen een koopje te bezorgen vernuftig gevonden! Keeren wij terug tot de voortreffelijkheden van het nieuwe wetsontwerp. Daartoe behoort met de groote uitbrei ding van objecten voorzeker ook die van den duur. Vijftig jaar na den dood van den auteur zullen zijn erven voort«an nog kunnen genieten van de vruchten zijns arbeid a. Er zijn er die het te lang oordeelen. Ik kan dit niet eens zijn. In handel en nijverheid is het den werker mogelijk zijn arbeid in kapitaal om te zetten, de geestelijke arbeider bezit gewoonlijk geen ander kapitaal dan zijn werken. In onze tegenwoordige maatschappij (en waar schijnlijk nog lang na deze jaren!) behoort het tot den plicht van alle echtgenooten en ouders te trachten hun vrouw en kinderen materieel verzorgd achter- te laten. Wat is dan begrijpelijker en recht vaardiger, dan dat de geestelijke produ cent zijn met moeite vervaardigde, wel verzorgde werken beschouwt als de zekerheid door hem verworven, dat het zijn nabestaanden niet aan het eerste noodige zal ontbreken? Een andere groote stap vooruit, met deze wet gedaan, is de afschaffing van alle formaliteiten ter verzekering van het auteursrecht. Geen depot meer, aan het ministerie van justitie, van twee exem plaren aller uitgegeven werken. Men heeft opgemerkt, dat de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage, die tot nog toe gewoon is n dezer exemplaren in eigendom te ontvangen, door dezen maatregel groote schade lijden zal. Ik spreek het niet tegen, doch acht den maatregel niette min billijk. In Engeland bestaat een wet, waardoor de uitgevers gedwongen wor den van ieder door hen uitgegeven boek tot vijf exemplaren toe aan openbare bibliotheken gratis af te staan. Een abso luut ongemotiveerde en ongerechtvaar digde extra belasting! Waarom zouden zulke bibliotheken groote sommen mo gen besteden aan buitenlandsche boaken en die van da eigen landzaten zonder betaling verwerven ? Is er dus veel reden tot vreugde over dit wetsontwerp, bij da gansche geestelijk produceerend»wereld, zonder bsdenkin,gen kan zij dit ontwerp geen wet zien worden de adressen der kunstenaarsvereenigingen hebben er al brij k van gegeven. Maar er is alle aanleiding te onderstellen dat verschillende lacunes, overtolligheden en onbillijke bepalingen hun oorzaak vinden in de geringe be kendheid van de makers der wet met de praktijk der geestelijke productie en hare exploitatie. En dat ophelderingen hieromtrent va»bevoegde zijde gegeven het noodige resultaat zullen hebben. Bleef de bepaling (art. 2) gehandhaafd, dat gedeeltelijke overdracht van het Auteursrecht niet bij geschrifte behoeft te geschiidan, het zou een ramp voor d% schrijvers mogen heeten en een groote achteruitgang bij de vigeerende wet. Men moat nl. bedenken dat overdracht van auteursrecht eigenlijk altijd gedeelte lijk geschiedt. Er zijn zelfs rechten van den auteur die niet voor overdracht vat baar zijn. Maar vooral: niemand die b.v. een roman aan een uitgever ter exploi tatie afstaat, wenscht door die handeling tevens afstand te doen van: zijn recht vertalingen van dien roman te doen ver schijnen, zijn recht dat werk voor te dragen, zijn recht een tooneelstuk uit dien roman te trekken (hetzij in zijn eigen, hetzij in een andere taal) en dat te doen opvoeren, zijn recht van deze opvoeringen kitematografiache opnamen te doen maken enz. enz. Buitendien: de uitdrukking bij ge schrifte" in het ontwerp kan blijkens de memorie van toelichting uiterst ruim opgevat worden. Door het ondoordacht teekenen b.v. van een gewone kwitantie zou de jonge, onervaren auteur zich voor altijd van al zijn rechten kunnen berooven! Hiertegen diaftt, zorgvuldig gewaakt l De noodzakelijkheid van het contract met den exploitant vormt het stevigste bolwerk voor het welvaren des auteurs. Auteursrecht behoorde eigenlijk in 't geheel niet vatbaar te zijn voor overdracht. Men moest verplicht zijn over zijn werken te blijven waken als een vader over zijn kinderen. Maar zoover zijn wij nog niet. En al zal die hoogste erkenning van de rechten en verplich tingen des scheppers zeker eens komen wij zullen haar niet beleven! Art. 15, waardoor bepaald wordt dat als inbreuk op het auteursrecht niet beschouwd" zal worden het overnemen van enkele gedeelten daarvan of van korte opstellen of gedichten in bloemle zingen en andere werken bestemd voor het onderwijs" mag ook niet gehandhaafd blijven. Dit artikel zou de schoolboeken en z.g. schoolboeken, inhoudende gedeel ten uit werken waarop auteursrecht be staat, bij overstelpende massa's over het lacd zaaien! Dat een dergelijke be paling in de Berner Conventie voorkomt is volstrekt geen reden haar ook in de nationale wet op te nemen. Op inter nationale verhoudingen passen ganech andere bepalingen dan die van 't eigen land. Wil men het onvolledig blijven van deugdelijke chrestomathieën onmogelijk maken, dat men desnoods veroorloove een enkele pagina proza, een enkel nbladzijdig gedicht ongestraft na te druk ken. Maar het artikel, zooals het thans luidt, gaat stellig veel te ver! En, om te eindigen want over kleinigheden spreek ik nu maar niet! het overgang*"-artikel 37 dient geheel te verdwijnen. Dat de nieuwe wet geen auteursrecht zou erkennen op werken, waarop dat recht, ten tijde van haar in werking treden, was vervallen, zou niet alleen voeren tot de groote onbillijkheid dat, terwijl alle formaliteiten van regis tratie zijn afgeschaft, werken die te voren ongeregistreerd verschenen zijn vau auteursrecht verstoken zouden blijven, maar tevens tot den onmogel ijken toestand, dat, terwijl het opvoeringsrecht van een drama, in 1901 verschenen, zou zijn en blijven vervallen, dat van een tooueelstuk van denzelfden schrijver, een jaar later voor 't eerst vertoond of als boek in 't licht gegeven, zou blijven voort duren tot vijftig jaar na den dood des auteurs. Muziekwerken, waarvan het uitvoeringsrecht vroeger nooit bestaan heeft, en dus ook niet vervallen is, zouden wor den beschermd, maar Heijermans zou niet mogen verbieden dat zijn Op hoop van Zegen" door jan en-alleman, onder dezen of iederen anderen titel, overal werd vertoond! Doch dit zijn absur diteiten die eenvoudig aan de aandacht des wetgevers ontsnapt zijn! De Kamer zal dat terecht brengen. De nederlandsche kunstenaarsstand gaat, dank zij deze wet, een tijdperk van verhoogd welvaren tegemoet. . HERMAN ROBBERS. Algemeene Beginselen. Toen de 8. D. A. P. nog klein was en roerig, weigerde (wij meenen dat het gebeurde in 1895) een liberale kibsvereeniging in het Noorden aan mr. Troelstra gelegenheid tot debat. Een antirevolutionair, en een grutter die tegen leerplicht §ekant bleek konden debatteeren, maar e socialist werd geweerd. Het toenmaals bekende liberale hoofdorgaan Het Dag blad voor Groningen en het Noorder kwartier" verdedigde deze uitsluiting, waarop natuurlijk hevige kritiek was geoefend door De Sociaal Democraat", aldus: Terwijl onze Liberale Kies vereenigin gen heel nuchter redeneeren, dat een propagandarede van Mr. Goeman Borgesius of de propaganda in het alge meen, hun meer waard is dan een vermeend recht van iemand om hetzij een honderdmaal gehoorden dreun nog eens af te draaien, hetzij onder den naam van debat" een vergadering in de war te schoppen, kan de redactie van een blad, dat in politici»niets te verliezen heeft, zooals De Sociaal-De mocraat" een algemeen recht van ieder verzinnen om in elke vergadering naar willekeur den beest te spelen. Want hierop komt de vrijheid" der Sociaal-Democraten natuurlijk neer. Dit artikel heeft toentertijd, gelijk ieder begrijpt, die bedenken wil, dat het niet door een geestelijken adviseur uit Brabant of Limburg maar door een vrijzinnig en z. g. vooruistrevend blad geschreven werd, groote verbazing ge wekt. D.w.z. het artikel heeft niet de minste verbazing gewekt, want het werd niet geschreven door Het Dagblad voor Groningen en het Noorderkwartier", dat helaas wellicht nimmer bestaan heeft, maar het werd thans geschreven door een blad, dat zonder vooruitstrevendheid en vrijzinnigheid geen stap zou kun nen doen, door het orgaan der SociaalDemocratische Arbeiderspartij Het Volk" naar aanleiding van de uitsluiting vaa den leider der veeldebatteerende S. D.P., Wijnkoop, en aan ons adres. Ziehier de verbijsterende alinea, No. van 2 April 1912. Terwijl onze organisaties heel nuchter redeneeren, dat een propagandarede van Troelstra of de propaganda in het algemeen, hun meer waard is dan een vermeend recht van iemand om hetzij een honderdmaal gehoorden dreun rog eens af te draaien, hetzij onder den naam van debat" een vergadering in de war te schoppen, kan de redactie van een ook in politieke zaken naar literaire en aesthetische ingevingen oordeelend blad (als de Amsterdam mer") een algemeen recht van ieder , verzinnen om in elke vergadering '* naar willekeur den beest te spelen. Het Volk" gaat deze meening" nog met een voorbeeld sterken. Toch meenen wij, dat er zelfs voor deze redaktie reden is om bij nader inzien ietwat anders te oordeelen. Het opstellen van beginselen, zooals van het vrije woord", het vrije recht van debat" enz. is een aardig tijdver drijf, maar ook de schoonste beginselen willen met redelijkheid toegepast worden, zal er geen malligheid van terecht komen. Zoo is het vrije recht van beweging op den openbaren weg een beginsel, dat door weinigen betwist zal worden, terwijl toch ieder het billijk zal moeten achten, dat men dronken lui van de toepassing van dat beginsel buitensluit en ze opbergt om hun roes uit te slapen. Voorts zal ook wel algemeen toege geven worden, dat het verstandig kan zijn, om, wanneer men van te voren met zekerheid iets verkeerds kan zien aankomen, het door tijdige maatregelen te voorkomen, in plaats van te wachten tot het zich vertoont en het dan pas ten koste van veel noodelooze moeite te onderdrukken. Pas deze eenvoudige denkbeelden op het geval-Wijnkoop toe en gij hebt de verklaring van de handelwijze van ver scheidene onzer organisaties. De verklaring van de handelwijze van verscheidene organisaties zegt Het Volk", terecht voorzichtig! De ver klaring... de verdediging niet! Hoe zou het ook kunnen! Of ligt er soms zulke verdediging in de op een na laatste alinea, waar op een zoo vage manier, dat de heele wereld het er mee eens is, wordt gezegd, dat het verstandig kaa zijn" indien men iets verkeerds kan zien aankomen", dit te voorkomen ?! Of moet het wezen door de vergelijking met den dronken man? De vergelijking wankelt... als de man zelf. Wij zeiden immers tot den. voorzitter der neutrale vereniging S. L., en ieder zal het er mee eens zijn: zoo een debater zich niet gepast gedraagt werpe men hem met den sterken arm uit de zaal": d.w.z. (om da vergelijking van Het Volk" over te nemen) men behandele hem als den dronkaard, die van den openbaren weg verwijderd wordt, zoo dikwijls hij dronken b l ij k t. Maar men gaat toch den openbaren weg niet sluiten voor iemand, van wiea zijn aartsvijanden, en dan nog maar voor een deel, meenen dat hij geregeld te veel drinkt P l Ziedaar intusschen het geval-Wijnkoop in de beeldrijke taal van Het Volk" overgezet. Het is het grootste deel, niet het geheel der S. D. A. P., het is dus het meerendeel van'sheerenWijnkoops politieke vijanden, dat hem niet debat-salonfahig" noemt. Er zijn integendeel verscheidene S. D. A. P.-ers, die zijn excommunicatie major" veroordeelen, sommigen om redenen van tactiek, sommigen om redenen van beginsel. Maar dan vragen wij in gemoeda: wat bromt toch Het Volk" pp ons ? Er zijn er te bekeeren in uw eigen kring l Of moet, nu uw atmosfeer zoo vervuld is van electriciteit, De Amsterdammer" dienst doen als bliksemafleider ? Wij willen 't niet denken, en wij willen wel eens zorgen waarom ons opstellen van beginselen" voor ons niet louter is tijdverdrijf", zooals Het Volk" spits vondig aangeeft. Wij zien nl. in de moderne arbeiders beweging (en wij dachten dat Het Volk'' die meening deelde) iets mér dan het zeer practisch en konkreet belang", waarvoer de afdeelingen nu zoo uit sluitend mogen opkomen. Wij hadden opgemerkt, en wij waren niet de eenigen die het opmerkten*), dat de socia listische partijen in bijna alle landen hand over hand de dragers geworden zijn van verscheidene dier ideale goe deren, waarvan de zorg vroeger lag bij de thans verzwakte vrijzinnige par tijen. Moest tegen Keizerlijke anti-nationale daden in Duitschland openlijk worden geprotesteerd, het was Bebel, die uit naam niet alleen zijner Partij, maar van gansch het vrijheidlievende Duitschland en eigenlijk uit naam van het beste deel der heele menschheid de afstraffing toediende. Zulk een taak ver vult in Frankrijk Jaurèj. In Nederland zagen wij Troelstra en Schaper soms de leiding nemen, buiten alle socialisme om, in zaken van door ieder gevoeld vrijheidsbeginsel: rechten van het vrije woord, rechten van minderheden, verzet tegen willekeur, verzet tegen kasteeeest, enz. enz. Zou het ons nu 't zelfde moge zijn, of de eenige partij, waarvan men nog een enkelen keer in deze een frisch initiatief kan wachten, ook al verwatert op 't punt dier algemeene vrijheidsbeginselen ? Indien de redactie van Het Volk" (zooals het nu den schijn heeft) de taak van haar partij louter zeer practisch en konkreet" zou willen gaan begrijpen, als nkel het werk van iederen dag, als een strijd zonder mér perspectief dan van het eigen uur zie, dan zou lang zamerhand al wat warm voelt voor de gerechtigheid om de gerechtigheid zelve, naar andere ridders moeten uitzien ! En, nietwaar, geen beweging, die opkomt, geen groote cultuur-beweging tenminste, kan deze groep van rechtvoelenden veron achtzamen, want die groep levert haar telkens nieuw bloed en frissche krachten. Wie in eigen optreden geen moeilijke idealen trouw is, kan er op den duur tegenover het land niet de heraut van wezen. * In het Hb). heeft-, herinneren wrj ons, eenige jaren geleden Mr. H. Louis Israëls (liberaal) deze zelfde opmerking gemaakt. KEONIEK. DE MACHT VAN DE BIOSCOOP. In den Haag gaat de gemeente zich de toekomst van de bioscoop aantrekken, en het is te hopen dat dit initiatief navolging vindt. De eenige vruchtbare manier immers om uit een instelling het kwade te keeren blijft op den duur er het goede in te bren gen, en dat de bioscoop, aan zichzelve over gelaten, een bron van afschuwelijkheden worden zal, erger dan de 10 cents afleve ringen, staat wel boven twijfel. In de Latijnsche landen is het al niet meer de colportage- en trein-lectuur, die de schreef van de schaamteloosheid voorbij is. Wij zagen een familieblad els de Illustraüon op 't punt van sensatie letterlek week aan week ontoonbaarder worden. Vroeger was het de fotografie van een ter

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl