De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 7 april pagina 3

7 april 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

"No. 1815 DE A M STE II DA M ME U WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Doch als de avond komt, en onder hooge boomen Uit 't grillig kreupelhout de vochte nevel rijst. Ontwaart zij n speurend oog, zwart tegen 't gulden doornen, Een kleine torenspits die de open heem'len wijst. En sneller volgt hij 't slag door de eenzame gemeten Totdat een klinkerspoor zijn stnp weerklinken doet, Waar, arbeidsmoe ter deur van d'eigen stulp gezeten, Met vromen avondbèe de landman vriend'lijk groet. En in het kerkportaal, aau 't pleintje, waar, onschuldig, De dorpsjeugd rondedanst, blijft hij verscholen staan, En ziet, hoe over 't vlek, in hemelen mat guldig, Rijst, bode van de rust, de ivoren voorjaarsmaan. Dan, wijl hij staat en peinst, scheert plots'ling, uit den [noogen, Een zwaluw, die Gods huis ten veilig nest verkoor, Snel,door een muggenzwerm, voor zijn verbijsterdeoogen, Met achtelooze vlerk io 't avondbluuw te loor.... Hij merkt het en herkent, o, raak'lings langs zijn | wangen ! De snelle vogelslag van het gedroomd geluk En voelt in 't hart den klauw van 't ongetemd verlangen, En kreunt, en balt zijn vuiste', en bijt zijn lippen stuk. Al moest ik er ruy gedachte inkrimping van eene reeds schaars-nitgeme te a plaats bij laten welgevallen: ik heb niet aan den lust kannen weerstaan, dit gedicht te citeeren in «ijn geheel, omdat het, behalve de ware schoonheid dat het laat genieter, mij biedt vooral eene zqe merkwaardige illustratie ran wat ik meen over den jongen dichter Geerten Gossaert te moeten zeggen. Want in heel zijn boekje welk eene weelde, deze uit ga re l vindt ik nergens geteekend, zoo onbewust-raak en zuiver-kenschetsend, wat ik er voor hond de karakteristiek van dezen zeldiaao:-begaafde te zijn. Eene eerste lezing immers geeft u onmiddelyk op de lippan eene uitspraak als; dit is van een volmaakt Parnaisien. En inder daad: er worden in Holland weinig verzen van t nik e klare volmaaktheid geschreven. Door aangeboren zinnelijkheid en een liefde voor decoratieve schoonheid die het vertoon en het tymbolische wezen der katholieke kerk bij hem met meer of minder bewustheid onderhoudt, moge de Vlaming gevoeliger gebleven sjjn voor de eigen-p astiek, de or ganische lerensdracht, de volheid en de zwaarte, da klankrijkheid en de rythmische golf in g van het vers: alle eigenschappen die er, meer dan de letterlijke beteeken ie, de innerlijke a: ithetische waarde van uitmaken; in Halland is men, vooral na 1895, die waarde over het hoofd gaan zien, en het vers-opzich-zelf over 'c algemeen gaan honden voor niet meer dan een middel ten dienste gesteld van de uitdrukking?der gewaarwordingen of gevoelens? neen: der rag-fijne begrippen. Het feit dat Albert Verwey was gaan na denken over zijne verhouding tot da natuur, dat Henrietta van der Schalk haar innerlijk leven «it Ring rafelen tot eigen klaar inzicht, Herman Gorter sociaal-demokratisch propa gandist werd, en P. C. Bontens bijzondere studie van Platoon maakte, heeft ongeloof lijk veel kwaad gedaan aan het Hollandsche vers, ook bij andere dichters, en zelfs aan het gevoel voor het echoone vers in Holland. Het ware te ver gaan, te beweren dat de talentvolle jongere rijmers, die thans het Noorden met een Lent van Vaerzen doorgeuren, alle besef hebben verloren van de eigene ecnoonheidawaarde die het vers in de eigen geleding, volgens den eigen groei en naar de zwaarte van de eigen gevoels inhoud te vertoonen heeft, maar dat zij, die jomge dichters, aan spontane uitdrukking en aan het geluk om het plots-ontwaakte, ineensuitgebroken vers verzaakt hebben, ten bate eener diepere wetenschap van de geordende en doorgedouwde Idee die zij bedoelen uit te drukken, komt my onloochenbaar voor, en worlt voor mjj bewezen door hun wel zeer broos-fijnen, wazig-ylen, maar nimmer vollen, sonoren, recatstreeks-aandoenden vorm; mnziekaal wel, gelijk de toon eener schalmei, de zang van een hobo muziekaal ZJJD, maar die te loor gaan wanneer de diepere golfslag van een orkest de beteekenis van hunne teederheid of de bedoeling hunner echrale en subtiele arabeske ze niet ondergchragen komt en wegen doet in het gevoel en in het geheugen. Ik bedoel dat, hoe ook de uit te drukken stemming moge wezen overpeinsd en in het vers entleed staan, deze nooit hare volle poëtische waarde mede vermag te deelen, als men, onder de preciese, laat staan preciëuze expressie niet voelt het immediate der ontroerde menschenaiel: het pbyaische haast meer dan psychische, ge raakt bij den eersten schoonheiddndruk, en dat onmiddellijk werkt op ademhaling en hartklop en spraaksysteem en bloedtoevoer naar de hersenen, en waaruit ontstaat dat eerste bestanddeel en uiting van alle poëzie: rythmus en klank, geuit in de eenheid van het vers. Op de jongere dichters die in de laatste jaren opstonden in zijn land, heeft Geerten IIIIIIIIIIIIIIIIMIlllllllllMllllllmlIlllllllMlllmlIIIMIIIimlIIIII Ulllllll En zoo lamenteerde ze verder, lange ver halen over opoe en alles, wat ze voor opoe gedaan had. Den volgenden ochtend was ze erg strak tegen opoe, deed zwijgend haar werk, zei alleen kort en stug iets als opoa wat vroeg, of als het noodig wa?. Opoe zei ook niet veel, kroop timide weg in haar hoekje bij de kachel, bescheiden wachtende ditmaal, totdat Ca koffie zon schenken. Maar Ka ging in norsch stilzwijgen voort met haar werk en het werd elf uur, toen half twaalf, toen twaalf uur vór ze kolfia ging zetten. Zoo ging de dag voorbij in gedrukte stemming. 's Avonds bracht Jan, toen hu thuis kwam,- een dikke gerookte paling mee, ooi het goed te maken. Triumfantelyk hield hu 'm in de hoogte, een bruine lederachtige stok: Kijk 's Kal Ka keek er naar, schuins uit haar ooghoeken, met strak gezicht. As je denkt, dat je daarmee alles goed maakt, hèje 'c mis, zei ze stug, En toen Jan haar met een gemoedelijk: Kom ben je mal, Ka, wees nou niet flauw!" in een armvang naar zich toe wilde halen, draaide zij zich onwillig loa. Maar 'a avonds, toen ze aan de paling smulden, begon ze weer wat gewoon tegen hem te spreken, zei ze dat de paling lekker vet was en fijn van smaak. Z»had opoe, die met hunkerende oogen mee aan tafel zat, het kop- en staartstuk j a uitgezocht, half onwillig het haar op 'n bordje toegeschoven en opoe genoot het Btiileijes, de weeke witte viechstukjes knuf felende met vet-besmulde morsige vingers en zuigende er op met tandelopze mond, dat de lippen glommen van vettigheid. En toen de graatjej schoon af ge zogen waren, likte ze nog gretig met lange tonghalen de vellen uit, sm&kktnde van genot. Nou zeg Ka, non het ie je toch be dorven té, zei ze, toen alles op was. Maar Ka antwoordde niet, deed, of ze het niet hoorde. Gossaert nu dit voor, dat hjj meer dan zij allen het gevoel van het echoone vers, van het organisch-goede vers bezit, en dit ia zulke mate, dat men, om 'den rijpen klank en de volmaakte raakheid van bet mededeelzame, e renaeer,?en dit is eene scha dn wzyde, door het bedachtzame van het beeld en het opzet dat men soms gewaar wordt in het zoeken naar het stipte, het zeldzame of het alleen mooie woord, onmiddeiyk denkt: een Parnaasien. Vorm vol beid en rijkdom der door wrochte maar gaye plastiek, zy gaan vergezeld met eene nog andere eigenschap, die op eersten Echijn Gaerten Gossaert eene plaats bezorgt in onze waardeering naast de Fransche dichters, die men Impassibilisten heeft ge noemd, en die aan hun tijdschrift Ie Parnasse contemporain", hun naam van Parnassiens dankten. Hier is inderdaad een schroom aan wezig, een vrees voor al te groote overgave, eene gewilde ternggehoudenheid, een trots opaf jtand-honden, die haast als eene, uitgediende, mode aandoen, en zeer zeker minder-sympa thiek zon worden, indien men niet bij herlezen en doorvoelen van dit werk ging merken, dat dit niet meer is dan eene levenspoae: eene pose, gelijkaardig aan die der symbolisten, die evenmin verkozen zie h-zelf in alle naakt heid te vertoonen, en hun gevoelens kleedden in blinkend staal of duister brokaat. Men wo:dt gewaar hoe elk figuur dezer ,,Experi menten" slechts de overdrachtelijke inklee ding is van per slot van rekening, zeer goed te ontraadselen, zeer klaar te doorzien, zeer duidelijk, en laten wy' toevoegen schoon, rijk, bezonken en gedegen zielelereD, dat, om te blinken in duizend zorgvuldig-geslepen facet ten, nooit vertoond wordt dan binnen de goedomschreven eenheid van den diamant: iets waar Geerten Gossaert zich andermaal boven zijne Hollandsche dichtgenooten mede verheft, en dat u merken laat dat het overdrachtelijke van het beeld'niet koeler is dan het door wrochte van het vers en de strofe, al doet het soms &\ te literair, bedacht en orergenomen aan. Eene pose: ook om n dit te bewijzen schreef ik denkenschetsenden Boulevardier" inzy'n geheel ovei: gedachtelijke stede-kultuurmensch die, niet zonder eenige vermoedelijke ironie vergeleken bij een tammen leeuw qui.se sonrient", de veerkracht zijner voeten en de onschuld van zij a hart afilyt aan'c asfalt der levensstraten, maar niet te we rataan vermag aan de lokstem der oernatuur. Maar in de volmaakte uitbeelding van dezen, klaar gekarakteriseerden, als type gezienen en aangeteekenden boulevard-slenteraar, voelt güdan niet schrijnen het leed n het verlangen, den bedwongen maar rijken hartstocht van den dichter zelf, schoener getoond, inniger en breeder medegedeeld misse aien, dan als hy zijn zang hadde uitgemikt in immediate oprechtheid? Neen, deze gedichten zy'ii geen schoone echjjn, z\jn niet de leugen eener fijne en koele fantazie, hoe ze ook soms aandoen als literatuur, met den peforatieven zin die Verla'ne aan het woord gaf. En dat de dichter heeft verkozen ons de innigheid van zijn wezen niet dan achter een masker, niet dan in eene nobele vermomming te toonen: wie weet danken wij juist d&uaan niet een gedeelte der ondergane schoon aeid, waar een ander gedeelte zoo duidelijk juist de ontvankelijk heid van zijn gemoed in da rijpe levensdracht van zijn vers komt bewijzen. * * * Een ander gedicht uit de Experimenten", dat heet Den Bader", sluit op twee verzen, waar ik de schoone toekomst van Gaerten Gossaert uit hoop te mogen voorspellen, en die me aanleiding zijn te spreken over Annie Halomons en haar tweede bundeltje Verzen". (Uitgave van C. A.. J. van Dishoeck te Bnssum m het jaar MCMX) Die twee regels luiden: ... En stort zich met een kreet van wilden lust verloren, Voorover in ket schuim, dat zjjn verstand be zwijmt". Nu is van harte myn wensch, dat Geerten Gossaert zijne geestelijke bedacht- en beducht heid in zooverre wete te veroveren waar veel werken en vooral rijpere levenservaring helaas zeker toe leiden dat ook hij zich ins volle Leb n" dnrve storten, al was het tot bezwijming toe des verstands; terwijl ik zoo gaarne zon zien, dat Annie Salomons wat minder haar ordenend en schiftend verstand overmeesteren liet door het ty van haar hartstocht. Beide dichters, al schijnt dit opper rlakkig niet zoo te ny'n, hebben in deze punten van gelijkenis, dat zy een innerlijk leven lijden hetEan paar dagen gingen voorbij. Toen op een middag dat ze een boodschap had ge daan, ontmoette ze op de trap het dochterte va* de buurvrouw tweehoog-vór, een aardig ding met half lange rokken, dat ze vaat vertroetelde met een lief woord j a, een kneepje in haar wang of een si uk j a lekkers. Dag buurvrouw! Dag Grietje! ging het over en w t er en toen Grietje aarzelende even bleef staan: Wacht, ik heb nog wat voor je, zei Ka, terwijl ze nit baar boodschappenmandje twee bruidsuikers nam, die ze van den kruidenier had toegekregen. Grietje liet zich het lekkers in de hand stoppen en, na even weifalen : Hoor is bu ar vrouw, zei ze: 'k wil 't u toch vertelle. Opoe is niks lief tegen u. Ze vertelt overal, dat ze niet genoeg te ete krijgt. As n uit werreke ie, komt ze tellekes op driehoog vór, dan om 'n scheppie suiker, dan om een stnkkie brood, dan om 'n kluitje boter. En dan zeit ze, dat n alles voor d'r wegslnit as n weggaat, dat ze nerreges bij kan en dat u niks voor d'r achter laat Vertelt ze dat? Wat 'n kreng, wat 'n gemeen loeder, wat 'n varreke! barstte Ka los. En die het 't zoo goed bij me. Nee naar, daar mot 'k 't mijne van hebben. Daar komt ze zoo niet af. En driftig draafde ze de trap op, stoof by buur vrou w-vór de kamer Manen. Zag buurvrouw, is dat waar, wat Grietje van beneden zeit, dat opoe hier komt klage, dat ze bij mijn niet genoeg krijgt en dat ik alles voor d'r weg sluit, ai ik uit werreke ga T De buurvrouw, die, stoof onder haar voeten, breed nit in een leunstoel zat, bak met aard appelen in haar schoot, en aardappel, die zij juist aan het schillen was, tnsschen de vingers, keek beduusd naar Ka en naar Grit t j e, die stil achter deze door het open deurgat binnengesehuifeld was. Ja, dat het ze gezeid, dat is zoo, zei ze, dat kan ik niet tegenspreke. Enne, ja 't is eigenlijk 'u heele geschiedenis, zoo as 't gebeurd is. Want, 't is waar, ze het 'n heeleboel kwaad van je gesproke! Maar ik welk lang niet zoo dor en zoo suf vergeestelijkt is als by velen onder het jonge Hollacdsche dichtersbent. Ik prijs bij beiden met evengroot genoegen een rijkdom van, klaarblykende of verholen innigheid, die zich weet te uiten in de eenheid van een afgerond geheel. Hier is geen uitpluizen en er is zelfs geen eigenlijk kiezen; hier is geen k «reeken van grillige gemoedsorchi deeën; hier is de vrome uitlog van een over stelpend gevoel. Zou dit fijnheid uitsluiten? Geenszins: het is integendeel fij n beid- in-kracht; het is fijnheid zonder de aarzeling van wie het gevoel vergeestelijkt en by fantaseert. Gabrek aan kristalhelderheid misschien; maar dan ook in plaats van het harde en het eystematisch-ordelijke van het kristal, de levende springbron waar in iederen dansenden droppel de hemel regenboogt. Wat zy my bieden, Annie Salomons en zelf* Gaerten Gossaert, het is immediaat-mededeelzaam zieleleven; en dat zy' ddt vermogen mij te laten medelijden, verdient den dank dien ik hun toestuur Maar hier houdt de gelijkenis op, en treden de veisohillen in. Een eerste: de innerlijkheid van Gdssaert ia zeker meer verscheiden; hos zij zich nit heb ik hierboven getoond en betoogd. ntoniger, drukt zy zich bij Ainie Salomons meer gepassioneerd, maar dan ook minder beheeraeht nit. En ik spreek hier niet alleen van heer schappij over den vorm, by Gossaert reeds zoo machtig, en soms wel eens ly/annisch, De verzen van Annie Salomons, ook de beate, staan in deze beslist by die nit de Experi menten" achter. Zy zy'n trouwens zeer on gelijk. Maar anderdeels nemen zij onmiddellijk in door de rechtstreekache felheid der ex pressie, tot woestheid toe aansprekend en veroverend. Men staat soms verbaasd over het aan zich-zelf onafweerbaar-ondergane mede gevoel; en, hos anderen daar nu ook mogen over denker, ik hou dit misschien-naïef maar dan toch beslissend ctiteriam voor eene door slaande matebepaling by het waardeeren van een dichter. En dat ik hierom Annie Salomons, naast Henriette van der Schalk, aan de epits stel der thans in Holland dichtende vrouwen, ben ik verplicht aan mijne oprechtheid van verzenlezer. Daar is echter nog een ander gebrek aan beheersching by haar: zij heeft geen geKlaard, geen geslepen oordeel over haar eigen werk, ook buiten den uiterly'ken vorm om. Ik zei n reeds dat haar gemoed niet meer dan nsnarig is. Dit juist moest haar nopen, den zang dier snaar over heel hare lengte, mat alle mogelijke scbakeeren, en vooral niet steeds op zelfde toonhoogte en met zelfde gespannenheid te laten hooren. ela ne se commando pas: ik weet het. Wat men echter léeren kaa: zy'n oor te oefenen, dat men den schellen klank nit den zuiveren onderkenne, en de zuivere melcdij nit de afwijkende. Nn vind ik in deze Verzen" nog wel banale deuntjes, naast zangen als dit Enfant de Bohème. Er wroet in mij de donkre zvververstrek Die dreinend voort, me drijft en nooit laat rusten 7,oodat 'k al reikend weer de handen strek Naar verder wenkend heil en hel're lusten, Als juist een tier geluk, den trotsrhen nek Tot me overbui^end, mij de lippen kuste. Ik ben geboren met den zwaren doem, Dat nimmer ik het oogenblil; zou smaken; Dat 'k treuren zou om een verflenste bloem Wijl frissche knoppen geurend openbraken, En dan alleen verlangen naar een zoen, Als nooit die mond mijn voorhoofd meer zou raken. Nooit zal 't bezit van huis of kind of man Mijn hunkrend harte blijvende bekoren; Maar, uitgedreven door n wreede ban, /.al 'k altijd omzien, naar vanwaar ik kwam, En weenend wenschen, wat ik heb verloren. Waar zulke Vox Humana ona doorhniverd heeft tot op den bodem van 't eigen vroegere leed, hebben wij wel het recht haar het zwygen op te leggen, als zy dreigt zich tot mindere muziek te laten verleiden.... KABEL VAN DE WOESTIJNB. Berichten. ALKXANDER HEEZEN. Heden, 7 April, is het een een ir geleden dat de beroemde rnasische schry'7er Alexander Herzen te Moskou werd geboren. Om zjjn vrijzinnige denkbeelden genood zaakt zijn vaderland te verlaten, vertoefde hu, van 1817 af tot zijn dood in 1870, in het buitenland, voornamelijk in Frankrijk en Engeland. Daar gaf hy verschillende werken nit die, hoewel tot de in Rusland verboden geschriften behoorende, daar toch veel en gaarne gelezen werden. De meest bekende zijn: Wie heeft tchuldf, Dokter heb 'r niet over wille spreke en Grietje, da buurvrouw keek met donker verwijt in haar oogdn naar 't meisj?, dit bedremmeld nog voor 't open denrgat stond had ook beter geiain, haar mond te hcü?. Want wat niet weet, wat niet deert, zeg ik altijd maar en wat heb je an al die ruzie en sagrynigheid. Maar nou 't eenmaal gezeid is, mot ik zeggen, 't is waar, opoe Let heelemaal niet ne jes over je gesproke, heelemaal niet netjes! 't Was altijd, dat ze niet genoeg by je kreeg, dat ze met 'n hongerige maag van tafel opstong, dat je alles wegsloot, as je uit werreke «ing... O, wat 'n kreng, wat 'n serpent, riep Ka, die al dien ty'd had staan titteren van ongeduld om wat te zeggen. Wat kan dat wy'f gemeen liege! Wat is dat valachl... Haar stem smolt tot een klacht, zenuw trekkingen gingen over haar gelaat, haar lippen begonnen te trillen en tranen welden in haar oogen. ZDO'U veil zoo'n keronjel huilde ze. Heb 'k daarom alty'd zoo goed voor d'r ge zorgd. Heb ik 'r daarom by me in huis genome, toen ze op straat stond. Voor me eige moeder had 'k niet beter kènne zijn. En d&'s nou me dank l Kom mensch, maak je niet zoo overstuur suste de buurvrouw. We hebbe d'r ommers niks van geloofd. We kenne je toch wel. En ik heb 'r laast toch zellef betrapt, toe je nit werreke was. Toe ben ik is onvervracht binnegekomme, want ik won 'r toch is 't mijne van hebbe, en toe zat ze lekker te schranze met 'n trommel beschuit en 'n heele vloot boter voor d'er. En toe heb ik gezeid: Zoo opoe, nou heb je toch zeker niet te weinig!" Want ik kan 't niet uitstaan, d & ze maar alty'd by' myn kwam vrage en net déa cf ze bij jou niet genoeg kreeg. Je had motte zien, hoe ze schrok. Geen woord het ze ge zeid. En daarom, ik zou me d'r maar niks van antrekke, van alles wat ze zeit. Da mensche wete toch wel beter. Ja, maar ik vind 't toch zoo gemeen, buurvrouw, ik vind 't toch zoo gemeen! kreet Ka, want ik ben alty'd eve goed voor Krupoff, Levensherinneringen en Fan den anderen oever. Door zijn tijdschriften Pcoltter en later De Klok oefende bij grooten in vloed nit op de openbare meening in Rus land voor de opheffing van de ly f eigen schap de afschaffing der lichamelijke straffen en andere sociale vraagstukken. Herzen was de medewerker van Prondhon, en de vriend van Mazzini en Garibaldi, Worcell ea Mickiewicz, Karl Vogt en Malwida von Meysenbnrg, Kosanth en Pnlsky, Louis Blanc enMiehelet, StamflaldenRobert Oven. Door een internationale commissie, waarin o. a. zitting hebben Jules Claretie, Anatole France, Madame Séverine, Ernest Nathan, burgemeester van Rome, Keir Hardie, Emil Vandervelde en vele Rnaaen van naam, waaronder meerdere Doema-leden, is een oproep verspreid om heden aan Herzen's graf te Nizza bijeen te komen ten einde zijn nagedachtenis plechtig te herdenken. VRBDESGHSCHEIFTEN. Door het Nobel-Instituat te Christiania zal een serie geschriften over de vredesbeweging in vroeger en later ty'd worden uitgegeven. Als eerste deel cal in Mei 8.s. verschijnen L'Arbitrage interna tional chez let Hettènes, door A. Eaeder. Düuml ran TütórifleH, Groot Nederland, April '18: Top Naeff, Voor de Poort, VI. Karel v. d. Woestijne, De paarden van Diomedes. (Laatste Fragmen ten). Just Havelaar, De mensch Schopenhauer.?Annie Salomons, Avondwandeling. Heinrich Petermey'er, Twee gedichten, enz. Qëillustreerde Periodiek voor het Algemeen Kunstwezen, Jan. '12: H. de Boer, Tb. Goed vriend. Dr. Eiward B. Koster, De beel dende Kunst van den tegen woordigen ty'd. J. Greshcff, De ontdekking van Algerië voor de Nederl. Kunst, enz. 40 cents per regel. BOUWT TE NUNSPEET. Inlichtingen bij het bouwbureau ARTI1' aldaar. DELAONAY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agemt Toor 9e4«rlM4i J. LEOHARD LAHG, 114 GRANDS V1NS DE CHAMPAGNE Perrier-Jouet Epernay. Concessionnaires, Sauter & Polis,Maastricht. J. LE MINJE, Amsterdam. OUDE GENEVER merk Nectar". ?1.38 per G literflesch. WIJNEN, COGNAC etc. T TTfï. A "KT/"! Een van tle mooist J-J w VTXXJ.N Vy« gelegen plaatsen van ??????????^?B Zwitserland. Zeer vele wandelw. en uitstapjes. Zacht, gematigd .klimaat. Temper, in den winter gemidd. 2,6°C. Geen mist. Heerl. verblijfplaats voor de lente en den zomer. 70 hotels en psnsions met meer dan 4500 bedde'h. Op verl. gr. geul. Gids No. 19, door het Off. Verkehrsbnr. in Lugano of door het Int.Verk.bur.Raadb.str.lt} b/h8ingel,Amst. AMSTERDAM, IS EEN POPULAIR RIJWIEL VOOR WEINIG GELD f . mi/n mn ( 2B A, BERVELING. ^ iclEDIR STUK'DAT KRIMPT TOöRnTTERUöiiEnoiviEn fllTOfl ZONEN /^STERDAM Verkrijgbaar te Amsterdam bij: ATT ?Rnw<torAwr'TTTï"' Kalverstraat. AU BONTIARCHE EeguliersbreeBtraat. J. G. HERBEBMAN, Damrak. JACOBSON & MANUS, Kalverstraat H. MEYER, hofl., Koningsplein. ADR. SCHAKEL, hofl., Heiligenweg. SCHADE & OLDENKOTT, Nieuwendflk. NED. IBfDIE: Heeren Kleeding Mag. M. DE KONING, Batavia. Winkel-My EIGEN HULP", Batavia. W. 8AVELKOUL, Soerabaja. Verdere adressen verstrekken wy gaarne. Voor hartziekten, jicht, rheumatiek, zenuwen, ruggemergziekten, acophulose, vrou wenziekten, bezoekt men, het door de geneeskracütige werking zijner baden beroemde Bad-NauHeiin. 1911 34793 bezoekers, 474719 baden, Seizoen van 16 April tot 15 October. Drinkbron-, badzont- en moederloogverzending. Prosp. gr. door de Kurverwaltnng Bad Nauheim en het Intern. Verkeersbur., Raadhnisstr. 16 bij het Singel, Amsterdam^ LUG-ANO Hotel Bristol. (ITALIAAN8CHE MEREN). Schoonste Win ter- en Voorjaar-verblijfplaats. 1ste kl. Hotel, prachtig gelegen, niet gr. Panorama. Kamer vanaf fr. 4.?, Pension vanaf fr. 9.?. Eigen.: C. CAMENZ1ND. P/osp. gr. en fr. Intern. Verkeersburean Raadhnisstr. 16, Amsterdam. d'r geweest. ZB het altijd meer gehad dan ee noodig bad. En terwijl ze vlak vór de buurvrouw ging staan, vooruit spitsend het strakke, groezelbleéke gesicht en gebarend de * 6rgestrekte handen: Zeg jy nou is, buurvrouw of dat niet genoeg is: Twee lood koffie, 'n halve pot mat suiker, 'n heele kluit boter en 'n vol kannel j 9 melk, en zooveel brood en beschuit as ik had, dat heb ik altijd voor d'r achter gelate. Is dat non te weinig, kan ze daar niet mee toe? Maar weet je wat 't is buur vrouw? Ze zou graag wille, dat 'k de kaste ope liet, dat ik 'r over alles de baas liet, om zich lekker te goed te doen, as ik weg ben. Maar zoo gek ben ik niet meer. Dat heb ik eens gedaao, maar daar heb ik leargeld van betaald. Alles vreet ze op, as je d'r niet op let. En, welsprekend geworden, vertelde ze hoe schrokkig opoe was, hoe ze altijd stiekum overal van snoepte, wat 'n last ze van haar had. En nou gaat ze me nog schendaliseere, gaat ze me nog afi'rontaliseere by de bnre, vertelt ze nog, dat ze niet genoeg te ete by ons krijgt. Zoo 'n valsch wy'f, zoo 'n serpent. Maar wacht maar, ik zal ze wel kry'ge. Zoo makkelijk komt ze d'r niet af. En me huis gaat ze uit, me huis gaat ze uit! Die laatste gedachte hitfiende door haar hoofd, met bleek, vertrokken gelaat ging ze heen, het portaal over, haar eigen kamer binnen, waar opoe in haar hoekje stil te breien zat. En dadelijk haar boodschappenmandje hield ze in haar arm geklemd, haar wollen doekje omgeslagen, viel ze opoe aan, met sarrende stem: Nou opoe, da's mooi, hoor, wat je van ons gezeg heb. Da's mooi hoor. Dat mot ik zegge! Dat hadde we wal kenne verwachte, na alles wat we voor je gedaan hebbe! Je krijgt hier niet genoeg te ete, hè! Je mot bij de bnre leenije-baur gaan spel e, dat is zoo noodig, hè! Went ja krijgt hier niet ge noeg. Nou, wat zeg je daar nou op, heb je niks te zegge? Opoe keek haar met verwezen oogen aan en met een klein flauw stemmetje: God, ik begrijp je niet, waar heb je 't over, zei ze. Ja, je begrijpt me niet, hè? hoonde Ka. Je begrijpt me nibt. Maar ik weet er alles van, buurvrouw het me alles verteld. Nou je begrijpt zeker wel, dat ik je niet langer bij me in huis wil hebbe. Ik dank 'r voor me langer in me eige huis te late kop j eneei e en schendaliseere. Dan mot je maar weer na Piet en Sien gaan, die zijn ook zoo op je gesteld... Het gelaat van opoe was verstrakt tot 'a geelbleek masker met opeen geperste lippen en venijnig glurende oogen. Zoo ! zei ze langzaam, accentneerend mei een hoofdknik. Is 't daarom te doen. Wil je me 't huis uit hebbe! Nou, dat kan je mak kelijk gedaan kry'ge. Hoe eer, hoe liever. Piet en Sien wille me wat graag terug hebbe. En ik zal 't j e nou maar meteen zegge, ik had toch al plan gemaakt, om weg te gaan. Non, ga dan l ga dan! drong Ka in zenuwachtige drift. Hou maar je gemak, maak maar niet zoo'n drukkiel zei opoe, terwijl ze haar af werend de hand tegen hield, met sarrende langzaamheid. Ik zal wel gaan en wat graag. By Sien krijg ik 't veel beter. Die geeft me te minste behoorlijk suiker in me koflia en 'n stukkie koek d'r bij. En ik ken d'r non ook wat meer geve, want van 't werrekhnis kryg ^ non 'n gnlde meer in de week en nog 25 gulden voor me Kerstmis! Bas ik heb je heelemaal niet noodig. Hoe eerder ik hier uit jon rotzooi ben, hoe liever ik't heb. Rotzooi! rotzooi l schreeuwde Ka, ter wijl ze met van woede flikkerende oogen, het spitse hoofd strijdvaardig voornitgestoken op opoe toetrad. Mensch... i schiet maar gauw op, anders vergeet ik mezelf nog! Dienzelfden middag nog Ka wou haar geen dag langer in huis hebbenen Jan vond het goed, want vrou weiaken, daar bemoeida hij zich niet mee ging opoe de denr nit.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl