Historisch Archief 1877-1940
No. 1815
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Een ABttfeaiiMirci Hooflaibteiaar,
What w in a name t Zeker, een naam doet
niets ter zake, maar zoolang er een bepaalde
beteekenis aan wordt gehecht, of het een titel
betreft, waaraan sekere bevoegdheid, eer of
aanzien is verbonden, is het te begrijpen, dat
velen er aan gehecht zijn en in allen geval
in omcieele opgaven niet mag worden ver
waarloosd, zooals is geschied in het Vertlag
over 1911 van het Staatttoezicht p de Volks
gezondheid. Daarin komt voor een statistiek van
geneesheeren, apothekers enz. in Nederland
gevestigd. De eersten sijn voor het
grootendeel artsen"; alleen voor de tandheelkunde
bevoegd zijn de tandmeesters", en naast de
apothekers vindt men phaimacentisch
hulppenoneel. Vroeger behoorden daartoe leer
ling-apothekers en hnlp-apothekers, later zijn
er voor in de plaats getreden
apothekersbedienden", zooals een vroegere wet hen
noemde.
Waarschijnlijk hebben de wetgevers niet
vermoed, dat niet alleen hun aantal in den
loop der jaren zeer ion toenemen, maar nog
minder, dat deze betrekking langzamerhand
bijna nitalniten'd in vrouwelijke handen zou
overgaan. Volgens het genoemde verslag
waren er op het eind van het vorig jaar slechts
384 mannen en 1169 vrouwen in de apotheken
hier te lande werkzaam. Het was een voort
durende ergernis, voor het vrouwelijke ge
deelte van dit hulppersoneel vooral, dat haar
na het examen officieel den platten titel werd
gegeren «pothekerataKende" en waarschijn
lijk omdat er zooveel meisjes uit de s.g. nette"
kringen in deze betrekking een welkom be
staan vonden, werd later haar bij wetswijziging,
uit courtoisie misschien ook een beetje, den
naam toegekend van apotbekere-a<int<en</ia
waarheid trouwens ook een meer passende
titel, omdat zij wel de hulp, maar evenmin
de bediende van den apotheker is als de aan
staande arts de bediende van den professor,
wien hy als assistent ter zijde staat.
De bovenbedoelde Hoofdinspecteur nu van
de Volksgezondheid in Gelderland enz. deelt
de»assistenten In zijn medische statistiek
nog altijd in onder het hoofd:
Apolhtkertbedienden. Tegenover de heeren gedraagt hij
zich tegelijkertij i heel anders. De tandmee«cr«
zoeken door allerlei middeltjes zich den in
hun oogen mooier titel van tand«r<wn te ver
schaffen en onlangs hebben zij zich zelfs met
een adres tot de Begeering gericht om de se
verandering in de wet op te nemen; tot heden
is dit niet gelukt. Om het gehate en
ouderwetsche meettor weg te me ff alen, terwijl zjj
toch den titel van art»daarvoor niet in de
plaats durven te schuiven, noemen velen och
bij voorkeur tandheelkundige. Tegenover de
terngzetting van de dames is de weinig ga
lante hoofdambtenaar bun ter wille geweest
door deze laatste kwalificatie te plaatsen
boven de inbriek waar zijn ambtgenooten
de wettelijke benaming van tandmeetter ge
bruiken.
Het bedoelde verslag komt vermoedelijk
niet in veler handen, maar voor wiens aan
dacht er op valt ia zoo iets in een officieel
stuk niet passend en tegenover ons eerlijke
assistenten" declineerend genoeg «m er de
aandacht op te vestigen en misschien daar
door er een einde aan te maken.
E.
Tutti Fntfl,
In een nieuw Engelsen vrouwenblad the
Freewoman" wordt herhaaldelijk het onder
werp coöperatief wonen, plus het
nkenkenstelsel behandeld, als een noodzakelijkheid
immuun iiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
UIT DB NATUUR.
Botanlseeren met Pascben.
Op het oogenblik dat ik dit schrijf, duurt
het nog een week voor het zoover is. Alles
echter w$st er op, dat we ditmaal weer
eens een Paaechweek zullen hebben, die de
natnnrvrienden heel veel te genieten
geeft. Het dreigement van groene
Kerstmis, witte Pasohen, heeft zijn
kracht verloren.
Het kan nog wel weer misloopen,
dat spreekt. In ons klimaat niet
waar ? Juist doordat ik zoo dikwijls
moet schrijven over iets, dat een
weekje later in de natuur moet
gebeuren, heb ik hieromtrent erva
ring genoeg opgedaan en ik weet
het maar al te goed: Mit des Wet
ten" Machten ist kein ewiger Bnnd
zn flechten," evenmin als met het
noodlot.
Maar nu wij er zoo voorstaan,
mogen wij wel hopen. Paschen in
de tweede week van April valt zoo
mooi als het kan; niet zoo vroeg,
dat er nog aan geen enkelen boom
blad te zien is, niet zeo laat, dat
speenkruid, sleutelbloemen en ane
monen al uitgebloeid zijn.
Van alles wat er zoo heel vroeg
bloeit, zijn, wat de hoornen betreft,
eigenlijk hazelaar, els, water wilg
en kornoelje alweer uit den tijd;
van de kruiden alleen het sneeuw
klokje en de crocns. Bijna al het
andere is er nog, of al weer; tot de
Kerstrozen toe, staan nog in bloei
en ook nog wel een enkele late
crocns of wilg.
Wat de Paasch-wandelaars uit de
steden, die met deze feestdagen voor
het eerst buiten of in de parken
komen, wel bijzonder tal treffen, is
de ongelooflijke massa roode en
zwarte bessen die er aan de
groenblijyende struiken zit. Vooral zijn
het de Aucnba's de Boterblaren,
zooals wij jongens se noemden om de vaak
botergeêl-gevlekte bladeren die letter
lijk rood zien door de menigte van gioote
bessen die ze dragen. Ook van andere
besboomen en struiken zooals de dwergmispel
en vnur-meidoorn, waaraan gewoonlijk in
het voorjaar geen enkel befje meer te vinden
is, dragen, althans op beschutte plaatsen in
de parken, nog enkele hun herfstvruchten.
Maar geen enkele staat zoojrijk in vrnchttooi
als onze mooie Ancnbajaponica, de Japansche
kornoelje.
De bes ervan heet vergiftitr; nu geloof ik
niet, dat er ooit een menich door om het
leven zal komen. Je sou daartoe de bes
moeten opeten. Maar er is niets aan te eten;
kjjk het maar na. De gr ooi e ovale bes is en
blijft hard als een steen, er zit dan ook niet
voor de vrouwen, wier werkkring haar reeds
lóin beslag neemt, dat de materieele zor
gen voor het gesin zoo mogelijk tot een
minimum moeten gebracht worden, opdat
züaan de moreele verzorging al haar kracht
en tijd kunnen besteden.
Een zoodanige coöperatieve vereeniging,
in het klein begonnen, maar steeds groeiende,
die anderen met bare ondervinding wil helpen,
is bereid alle inlichtingen te verschaffen, zoo
men zich richt tot mr. Starling. Brent Gar
den Village, Nether Street, Church End,
Flnchley N.
? "*?
Op een gecosinmeerd feest teLeedskwam
Dorothy Poster, een bekend figuurtje in de
kiesrechtbeweging, als
conranten-ombrengster. Zij was gekleed in de kleuren der W. 8.
P. U. (rood, groen, wit) en haar tasch was
gevuld met exemplaren van het weekblad
Votes for Women". De burgemeester van
Leeds, die het feest met ijn tegenwoordig
heid vereerde, maakte een rondgang door
de zaal en dadelijk kwam d»vlugge con
ranten-ombrengster op hem af, om hem een
exemplaar aan te bieden. Dit werd aanvaard
en Z.E.A. voegde haar minzaam toe: En
nu wilt n zeker mijn meening eok wel eens
hooren?" Doch bet rappe mondje antwoordde
vlug: Dank u E.A., niet veoi dat u onze
courant goed gelezen hebt."
Vota for Wonen, het weekblad van de
Women Polüieal Social Union, geef t een prent
als titelblad, minister Aeqaith als God Janos
voorstellende. Het grimmige gezicht is naar
een vrouw gekeerd, met een leege tasch in
de handen, waarop geschreven staat gten
itemreckt" en die hij toebuldert: «Twee maan
den dwangarbeid".
En het aanminnige gelaat wendt hij naar
een mijnwerker, die een tasch in de handen
houdt,waarop vermeld staat 1.000.000 kitzers."
Deze voegt hij minzaam toe: Een oogen
blikje mijnheer, wat kan ik voor n doen T"
Herbert Jacobs, de voorzitter van den
Engelschen mannenbond, schrijft in het
maandblad, door dien bond uitgegeven, dat
hu nog nooit zóovertuigd is ge worden van
den vooruitgang van het
vrouwenkiesrechtvraagstuk, dan toen hij die groote meeting
der antï-euffragiits in de Albert Hall had
bijgewoond. Want vroeger wilden de anti'8
van geen enkel soort kiesrecht hooren; thans
verweten zij de vrouwen, dat zij niet meer
van haar stemrecht gebruik maakten, om
zetels in den Gemeenteraad of in het bestuur
van het Graafschap te verkrijger;; want dat
juist daar de vrouw zoo op haar plaats is,
waar zooveel zaken behandeld worden, het
gesin betreffende.
En verder, dat de sprekers van dien avond,
hoe deftig en hoog hun positie ook wac, dull
tpeakert waren. De eenige die glans gaf aan
de geheele vergadering, was Miss Violet
Markham, aan wier oratorisch talent al die
hoog»heeren het welslagen van de verga
dering te danken hadden, aldus nolent volent,
de zaak der vrouwen bepleitende.
Eenigen tijd geleden kon men in een
Amerikaansch blad een waarschuwing lezen,
die tot 4e mannen gericht werd. Deze werden
id toch vooral zorg te dragen dat
zij bfl de vrouwelijke «xe niet ten achter
raken. De statistiek bad namelijk uitgemaakt,
dat in de laatste jaren de vrouwen steeds
grooter werden, ttrwijl de mannen niet in
lengte of breedte toenamen. Eeneriijds werd
dit verklaard doordat de vrouwen thans ook
veel sport beoefenen, wat vroeger niet het
veel anders in dan een steen, waarover het
roode velletje is heengetrokken; dat is van
binnen met iets wits en weeks gevoerd. Wrijft
ge dit dunne vruchtwandje eraf, dan houdt ge
het cnriense glasachtige Ancnbazaad tnsschen
de vingers. Dit ie in den regel zoo doorschij
nend' als matglas, maar n op tien vindt ge
er bij, die gitzwart iijv. Of dit een variatie is,
Illustratie bij een tekstbladzijde uit de Geïllustreerde
Flora van Heimans, Heinsius en Thijgae.
dan wel een ziekte, weet ik niet zeker, maar
ik denk wel bet laatste, daar ook de kleine kiem
er geheel zwart en als geïnfecteerd uitziet.
Als ge tijdens dit botanisch onderzoek bij
de Aucnba's stilstaat, bemeikt ge tevens, dat
de aucnba meteen alweer bloeit; aan uw plant
met de bessen vindt ge alleen groenige
stamperbloemen; aan de ancnba zonder bessen
moet ge de meer roodachtige
meeldraadbloemen zoeken. Hebt ge thuis in uw tuin
alken bes-aucnba's, neem dan zoo'n takje
meeldraadbloemen mee, om in uw tuin de
vrouwelijke bloemen te bestuiven; dan dragen
ze later rijk vrucht. Onder het weggaan
erkent ge voor de zooveelste maal stilzwij
gend, dat grasgroen «n lakrood eamen toch
zoo'n heerlijk -frissche en natuurlijke
kleurcombinatie voimen; daarbüstipt ge
geval was, doch anderzijds weea men op de
ontvoogding, de vrijmaking der vrouw. Waar
zügelegenheid hebben zich geheel te ont
wikkelen naar eigen keuze en wil, daar volgt,
na dien innerljjken groei, ook het uiterlijk
waarnemen daarvan.
Welke verklaring zon deze Amerikaansche
kroniekschrijver vinden voor het feit, dat de
Minister van Waterstaat in ons land een
verlicht examen heeft ingesteld voor ambte
naren bij de posterijen, met beperking echt er
van deze tegemoetkoming tot de manlijke
ambtenaren en de vrouwelijke ambtenaren
daarvan uit te sluiten?
De heer Van Hamel noemde dit in de
Tweede Kamer beslist anti-feministisch en
zulk een onredelijke achteruitaetting der
vrouw, dat bij daar ten sterkste tegen op
moest komen.
De Amerikaanrche kroniekschrijver zou dit
wellicht een bewijs vinden, dat het sterk«(?)
geslacht in Nederland zulk een hulp van
regeeringswege van noode heeft.
N. MAXBFBLDT?DE Wrrr HUBKBTS.
MIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIHIItMHHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
AErlfE^DEI.
Perioonlijke Mode.
Het nieuwste op mode-gebied is geen
mode". In Parijs sijn eenige moderne artiesten
zich met de kleeding der vrouw gaan be
moeien, en zijn tot de slotsom gekomen,
dat de princi
pes, welke de
samenstelling
van het vrou
welijk kleed
beheerschen, ge
heel valsch zijn,
en dringend
herziening be
hoeven. E sn der
meest geest drif
tige en
talentvolste onder
deze hervor
mers is Poiret,
en hij heeft
uitgemaakt, dat men tot tog toe het fatsoen
voor japonnen en hoeden en wat niet al, te
veel en masse behandelde, terwijl toch de
conceptie daarvan volstrekt persoonlijk be
hoorde te zijn, en zich geheel moest regelen
?aar de hoedanigheden van de draagster.
De achoone vrouw, zal baar schoonheid ten
volle tot haar lecht komen, moet gekleed
worden in harmonie met
haar gebeele wezen, en
dit is de dankbare opgaaf
der nieuwe kunst. Het
is müniet gebleken of
deze nieuwe leer in Parijs
reeds veel succes had,
maar van Parijs is ze
overgewaaid naar de twee
de groot»mode-stad van
het continent, die tegen
woordig op dit gebied
voor Parijs weinig onder
doet, naar Berlijn, en de
Barlineriaen, die uitt
raard nogal p hilbsophisch-aesthetisch zijn aan
gelegd, laten zich koesteren in het nieuwe
licht der moderne toiletkuaat, en een der
grootste m ode-magazijnen, dat van Hermann
Gerson, heeft twee dnitsche artiesten, de
heeren Leonard en Gestwicki, aan het
werk gezet, om Po'ret's wonderen in de
dnitsche keizerstad ten leven te wekker.
Natuurlijk heeft men de artistieke reclame
ter hulp geroepen om de beweging populair
IIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIllllllllllllllllllllllllllllllllltlll
allicht met den mouw langs een Thnja of
Cypreesenbopmpje, want die staan in de
parken gewoonlijk dicht bijeen, omdat ze
beide het mooiste wintergroen leveren. Die
Tjnja's, Cypressen en de meeste andere van
de platbladige in plaats van naaldbladige
coniferen, dragen nu ook wel rood aan hun
blad. Maar bij deze valt het niet zoo in het
oog; het is meer een paarsrood, een
pnrperklenitje. Het is dan ook getn viucht maar
bloei. Gelooft ge het niet, dat al die teer en
moderngekleurde taktopjes, die als
atrnisveeren kunnen overhangen, muloenen bloe
men dragen, kijk dan even naar uw ja:- of
mantelmouw, die is geelwit bestoven; en
klopt ge even met den vinger tegen zoo'n
fijn versierde Cypres of Thnja, dan stijgt er
een wolk, letterlijk een wolk, geen wolkje,
stuifmeel op; zoo'n ongelocflyke masea, dat
ge een uitroep van verwondering geef', al
bemerkt ge het niet voor de eerste maal,
hoe royaal de natuur soms met stuifmeel ie.
Maar het meest toch wel bij de coniferen
en de grassen. Ook de grassen bloeien al;
de pluimpjes, die ge boven het jonge gazon
ziet uitkomen, zijn meest alle van
Beemdgraesen, de rolletjes of cyllnders van
Vossestaat.
Wat er nu in de grasperken tusEchen de
sprietjes bloeit, zijn, behalve madeliefjes en
paardebloemen, de bijna overal in het land
voorkomende witte munraoorten met hun
vijf kleine witte bloemb'aadjes, en de kleine
pinksterbloem met zijn lange dunne tros
van fijne, witte, vierbladige krnisbloempjes
en bruine speldvormige vinchtjes; die staan
recht op als kaarsjes op een kandelaar.
Aan den boschkant op dijken en
wegberbermen, vindt de bloemenvriend weer de
gele en roode blauwe tinten vertegenwoor
digd. Paaise doove-netel is nu op zijn mooist;
na Paschen takelt die al weer af. Langer
friech blijven de blauwpaarse bloemen van
de hondsdraf, die kruipende lipbloem met zrjn
schitterend witte twee kruisjes in de open
keel; ook de witte doove-netel is au al ver
oper.
Nog op het grazig gedeelte, maar meer
onder het geboomte, of waar vroeger hoornen
stonden, moet ge nn naar anemonen en
helmbloem zoeken; meestal vindt ge alleen
het speenkruid met zijn glanzig, goudgeel
sterretje en daarbij heel veel hemelabkav e
en korenblanwe veronica's of eerepry?. Maar
in niet te vochtige, oude bosachen met beuk
en eik en veel onderhout, vooral langs buiten
plaatsen, is de kans nog vrij groot op ane
moon* j es, sleutelbloemen, wilde hyacinthen
en op de curieus gevormde helmbloem of
het vogeltje op de kruk.
Bloemenzoekers, niet de groote, maar de
kleine, onnadenkende, zijn er veel meer
schuld aan dan de natnnrvrienden met de
groene bus die er tegenwoordig de schuld
van krijgen dat bijna overal, waar nog
anemoontjes en sleutelbloem, helmbloem en
longekruid in de boaachen gioeien, drie
te maken, en thans ligt er een fraai geïllu
dat een Berlijnsche
streerd boekje voor
vriendin van mij me
zond, en waarin de
eerste resultaten van
der artiesten arbeid
zijn bijeengegaard, en
waar een geestige
voorrede het groote
publiek op het
knaleffect voorbereidt.
Daar wordt o. m. ge
zegd : Anders kleide
sich die stattliche
Frau, anders schm
cke sich die Zierliche!"
Er [Poiret] gibt der
Majestatischen ein
Gewand, das sie
ermutigt, das grosartige
ihrer Eracaeinnng zn
betonen im Schritt,
in der Halt ing, ja
im Ausdrnck der
Kienen . . .
Er built die Zier
liche, die Sehlanke in
eine stidene Pracht,
in der sie gleitend, rasch lend, bestrickend,
bezanbernd vor nnierem Ange eracheint . . .
Er bandigt die Fülle des blonden, oder
schwarzen Haares dnrch Rieaenhfttte oder
dnrch winzige Hanbchen, dass wir die Wnnder
des herrlichen Haares nicht mehr erkennen
können, aber es noch viel reizvoller Ahner»,
als es in Wahrheit aich cffenbaren mag" . . .
Poiret en zijn volgelingen zijn dus wonder
doeners. en er wordt van hem gezegd : 80 ist
der liann aas Paris" denn mehr als ein
Königo der Könige : er ist ein König der
Königinnen l"
Dan volgen de teekeningen, die door de
nieuwheid en weelde der vormen vaak won
derlijk aan
doen. Som
mige dezer
Damen von
Poiret" ech
nen uit het
oude
Egyptenland te
komen, een
eenigszin»ge
moderniseer
de Cleopatra
siert het
omela?. Groote
mantels, zwie
rige pluimen,
bont en vee
ren, rijk ge
bloemde stof
fen, weelderi
ge lijnen zijn
niddelen, die
gaarne wor
den aange
wend, om een
min of meer
exotisch e fiect
te bereiken :
zaaar ook slan
ke, gladde
jmpes, maar ook
een minimum
van kleeding
en versiering
wordt nu en
dan aange
wend, geheel
zonder
eenigen
algemeenen regel, en gelijk het voor de aan te
kleeden figuur gewenacht is, of wat misschien
ook nog wel eenig gewicht in de schaal legt,
dubbel prikkeldraad den toegang afsluit.
Een botaniseerder, die enkele bloemen
plukt, ja al haalt hij er een enkele met
wortel en al uit den grond, doat by lange
na niet zporeel kwaad, als de troepen kin
deren, die je met Paschen en in de
vacantiedagen er voor en er na door de bosechen ziet
scharrelen.
Met boezelaars vol zie je de kleine
meisjes uit de boscbjes te voorschijn komen,
echnw uitkijkend naar de boachwachter;
de jongens hebben nog veel grooter boe
ketten brutaal weg in de hand, of onder
het buis verstopt. Een dillettant-botanicns
plukt een paar bloemen voor zjjn herbarium;
de hoerenkinderen naaien ze, rukken ze uit,
tot er geen meer staan; alleen wat ze ver
trapt hebben laten ze liggen. Ook de
bloemenventers en kleine kweekers doen veel
meer schade dan de zoo belasterde
natuurvrienden. Die kweekers maaien niet, die gra
ven uit, niet eem enkele, naar bij honderden;
hoe minder er over blijven van de mooie
voorjaars-boschblcemen, hoe voordeeliger voor
hen; dan worden ze zeldzaam en zijn hun
kweekplanten veel geld waard.
Ik weet een plekje aan een hoogen
kleidijk onder boeg elzenhont, waar tien jaren
geleden nog duizenden Maarteche viooltjes
stonden met een groot aantal
helmbloemplanten, echt in het wild; op een half uur
afstand lag een onbewoonde, groots buiten
plaats, waar er geen enkele groeide; dat weet
ik zeker, daar ik er vaak kwam en overal
vrijen toegang had. Nn twee jaar geleden,
toen ik er heen trok met een paar kenniejea,
die graag eens zelf welriekende viooltjes
in het wild zouden vinden, stond er geen
enkel plantje meer tegen den dy k,letterlyk niet
n ; ook geen belmbloem meer ; en in de plek
kon ik mij niet vergist hebben. Uitgeroeid
dcor de botanici ? Onzin, dat gebeurt by
zulke gewone planten nooit. Dat is een
legende, een verzinsel van
buitenplaatstuinlui. Om de teleurstelling wat te min
deren, nam ik de jongelui mee naar de
groote buitenplaats. Die bleek nn bewoond,
maar ik had mijn toegangskaartje bij me; en
daar voed ik behalve vele geplante
helmbloemen, overal Maartecbe viooltjes groeien en
?loeien tnsachen het jonge zaaigrac. Mijn
kenuipjes roken ze al op een afstand. Het was niet
twijfelachtig, waar ze vandaan kwamen, en
ik. pinkte er een bloempje van; echt wild
waren ze, geen Parmezaaneche of Fransche
kweeksoorten. De tuinman kwam op müaf
en gelastte mij grof, heen te gaan, omdat ik
bloemen pinkte; min kaartje was niet meer
geldig, er was een nieuwe eigenaar, die
niemand permissie gaf. Ik maakte de be
leefde opmerking, dat ik kwam om de viooltjes
nog eens te zien, die by alle van den dijk
had weggehaald, uitgestoken tot de laatste
toe. Maar nu werd de man brutaal en het
leek mij veiliger, maar heen te gaan. Den
eigenaar te spreken krijgen gelukte niet; die
was nog in het Zuiden.
gelijk het den kunstenaar op dat oogenblik
is ingevallen, want grilligheid is het hoofd
kenmerk dezer kleedingkunst, die zicb*aan
geen conveatiën en vormen stoort; maar ge
heel een eigen weg gaat. tft^
Grappig zijn de onderschriften der platen,
die een soort van korten cathechismus geven
van de nieuwe leer. Het zijn allen welge
kozen aphorismen. Reeds op plaat n krijgt
men een gulden woord te lezen, dat veor
velen troostrijk klinken zal: De beste vrouw
is zij van wie men het minste spreekt I...
zeker 1... maar de best gekleede vrouw is
zij, van wier toiletten men het meeste spreekt."
Zeg daar eens wat tegen als ge durft! Men
legt er zich hier op toe, om oude spreek
woorden den grond onder de voeten weg te
graven, want op plaat twee wordt ons ver
kondigd: Eine Frau ist en Hanse am sch
nsten", aagt das alte Wort. Je nun, eine
warhhaft moderne Frau ist eben berall zn
Hanse." Niemand zal hier gebrek aan
voornitstrevendheid kunnen constateeren, en de
nieuwe mode-beweging toont hier dezelfde
principes als de vrouwenbeweging. Minder
vriendelijk en minder wijsgeerig klinkt het
volger.de onderschrift: Am sichersten kleidet
sich jede Frau so: sie fragt sich was ihre
beste Frenndin für sie waaien würde, nnd
wahlt darm... das Gegentei)." Dat klinkt
niet heel liefelijk tegenover de beate vrien
din". Deze beste vriendinnen" zijn zeker
in Dnitachland een beetje anders dan bier.
De reeks dezer uitspraken sluit met een aan
haling uit Mirza Schaffy, die geeatig, on
schuldig en waar is;
Ein Weib, das aich nicht kleiden kano,
Mag schön anch von Gestalt sein,
Ist was kein Dichter leiden kann,
. Und sollt'er noch so alt sein I
Intusschen blijft het de vraag of Poiret
met desen weelderigen rijkdom van kleuren
en vormen en drapeeringen het dichter
ideaal bereikt heeft.
ALLEORA.
iiiliiMiimiiiiiimiiiiiin
Met een gerust geweten durf ik alle jongelui,
die plezier hebben in natnnrstndie, aanraden
te gaan botaniseeren en hier en daar een
enkele plant te verzamelen voor hun her
barium of voor hun kweektnintje; dat kunnen
er nooit veel zijn; het is het eenige middel
om de gewone gewassen te leeren kennen.
En daardoor verdwijnen geen rijke groei
plaatsen, daarvoor zijn nog heel veel andere
omstandigheden noodig.
Wat eens binnen een omheining, schutting
of een andere afsluiting is gebracht, of met
verboden teegang is voorzien, dat is publiek
of particulier eigendom, en daar valt niet te
verzamelen; al zou het ook daar niet hin
deren als een enkele jonge bloemenvrind er
zoo nu en dan zijn herbarium eens kwam
voorzien; het gilde is nog o zoo gering aan
leerlingen, en in het eigen land doen de
experten zelden meer aan verzamelen.
Voor hen die alleen een oppervlakkige
kennismaking met de natuur, met de
bloemenwereld in het bijzonder, begeeren, is ver
zamelen niet noodig en ook het bloemen
plukken overbodig. Voor die zijn de mooie
parken in onze steden de aangewezen wan
deling, en ze beloven prachtig te worden
dit jaar; alles gaat rijk bloeien, gaat terug
geven, wat het in den vorigen warmen zomer
beeft opgegaard. Op den bodem, zoowel als
omhoog, is het een en al bloem en bloei.
Tulpen en hyacinthen, narcissen, scilla's en
keizerkronen, alles wat bloembol heet en
tnsschen crocns en lelie bloeitijd heeft, staat
nn op zijn mooist.
De lage heesters loopen uit, vlier, seringen,
kamperfoelie zijn al groen, de ribes h/tngt
vol met roode, r p se en witte trossen; perzik
en amandel bloeien vol op, een magnolea
zag ik dezen morgen opengaan; de peer en
kers beginnen, de pruim staat wit.
En liefelijk mooi bovenal is de bruine
pruim, de Prnnns Piseardi met zijne
donkerleverkleurig loof en zijn rijkdom van witte
bloemen. Ik liep er zooeven in den vroegen
morgen onder langs, en terwijl ik er be
wonderend tegen op. zie, zet zich in den top
het eerste pieper! j e neer, dat ik van het
jaar in oog of oor krijg; bet groengele
vogeltje, in het bruine loof met witte bloesem
begint zjjn allereenvoudigst liedje, dat hem
zijn talrijke volksnamen gaf. zooals piepertje,
tjiftjaf en maatslagertje. Waar n vogeltje
zingt, komen er gewoonlijk meer; bet geeft
de anderen een idee van veiligheid, dunkt
mij. Tnsschen de bruine blaadjes door kijkt
een brutaal blauw kopje met kraaloopjes en
witte wangetjes door: een pimpelmees, en
nog een, en nog een; ze turnen om de takjes,
als schooljonpens om het rek, ze doen niets
nuttigs, zoeken geen voedsel, turen niet naar
vlindereieren, pikken niet in de wonde plekken
en galknobbele, ze doen Jekker niets. Ze
stoeien en spelen als kinderen in de
Paaschwei, een en al lust en leven en vroolykheid en
blijdschap met den nieuwen zomer.
E. HEIMANB.