De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 7 april pagina 6

7 april 1912 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Na 1815 Di auuuwtnrcw-HXBAiLiJi roos HIT 25 JARIO HOOQLMRAABSCHAP VAN PBOF. D». J. A. EOBTIWKO. DeM medaille, door Pier Pander vervaardigd, werd Prof. Dr. J. A. Korteweg, Hoogleeraar in de heelkunde te Lalden, op den 31 Maart namens vele oud-leerlingen in intiemen kring aangeboden. ? IIIHIIIIIMIIIIIIMIHHIIinillllMlllllllllllllllllllltlllllllllllllllHIHIHIIMHIIIIIIIIHIIIIIIIin ook de schoonheid van ons land zuiver en juist getoond. En dit kan op een tentoonstelling niet geschieden door een belachelijke namakerjj van natuur", maar alleen door zeer fraaie afbeeldingen, bijv. door smaakvol ge arrangeerde, groote en voortreffelijke photos, door de schilderijen van onze beste meesters als de Marissen, Breitner, Weissenbruch en anderen, die honderd maal meer geven van Hol lands schoonheid, dan het beste nage maakte dorp vermag. Het buitenland is ons in deze meer malen zeer goed voorgegaan. Het zou ten zeerste te betreuren zijn, als de goede indruk van Holland, door de Holl. kunstnijverheid gewekt, ver stoord werd door den spot, door een nagemaakt dorp bij den beschaafden bezoeker wakker geroepen. . GR. Ond-Hollandsche gevels en het WoerdenMhe Raadhuis op de Londensche tentoonstelling. Onze Ideal Home Exhibition te Londen. Van 12-17 April zal in Olympia, Kensington Londen W., een internationale Ideaal Tehuis" tentoonstelling worden gehouden, uitgaande van de Daily Mail". Ook Holland is uitgenoodigd en wel vooral naar aanleiding van het succes, dat de Hollandsche Kunstnijverheid op de Wereldtentoonstelling te Brussel heeft gehad. Er u dus alleszins reden ons over de groot* waardeering der buitenlanden voor net werk van onze talentvolle kunstnij veren te verheugen; en aangezien ver wacht mag worden, dat dezen ook ditmaal foed voor den dag muien komen, zal un ook hier succes wachten, en daarmede de achting voer het moderne en voor uitstrevende Nederland in het buitenland Aan dezen waardigen wedstrijd der volkeren heeft echter de Ned. Kamer van Koophandel te Londen iets rerbonden, dat dreigt iederen goeden indruk weer weg te nemen. Uitgaande van de gedachte den vreemdeling te wijzen op de schoon heid van ons land en het vreemdelingen verkeer ton onzent te bevorderen, zal de tontoonstollingscommissie naast het gebouw op een bescheiden terrein met zeer eigenaardige hulpmiddelen een Hollandsoh dorp... namaken. En wel als volgt: Het voornaamste deel van het terrein zal bestaan uit een bloembollenveld, dat zich van af het midden van het terrein uitstrekt tegen den achterwand. Op dien achterwand wordt de voortzetting van dat bollenveld met kanalen, waterplassen, weiden en wo ningen ... geschilderd l voor dit Hollandsen dorp is de mede werking verkregen van... een archi tect? neen van den schilder Bruckman. De huisjes, die natuurlijk de bekende papierige en latterige afbeeldsels zullen zijn van onze fraaie oude trapgeveltjes, zullen gebruikt worden voor het ten toon stellen van voortbrengselen van Nederlandsche landbouw en nijverheid. Denk n dit Hollandsche landsehapdorpsgezicht op kleine schaal, en denk aan de bedoeling, de schoonheid van Nederland te willen geven. Proost! Nog afgezien van den hoon, onze karak teristieke oud-Hollandsche architectuur aangedaan door deze namaaksels, nog afgezien van het wanhopig-onartistieke van dezen geheelen opzet, is wel onze voornaamste grief, dat wederom Neder land in de oogen van het buitenland belachelijk wordt gemaakt. Op de inter nationale samenkomsten komen wij altijd aandragen met een mi a waardige afspiege ling van onzen ouden roem, en het is heel natuurlijk dat de vreemdeling in het algemeen ons hoogst merkwaardig vindt, omdat wij zoo wat... 300 jaar stil zijn blijven staan, en nog een land vormen van boeren, kleine typisehe hui zen, sloten, wilgen, bloembollen en molens. Eerst Brussel met zijn oud Holl. Pavil joen, Roubaix met idem; nu Londen met een oui Holl. dorp. En in het laatste geval is de poppekasterij nog gekker en bedenkelijker, omdat zij wel de grootst denkbare disharmonie vormt met onze geroemde, ernstig strevende en succes volle moderne kunstnijverheid! Wanneer zal toch eens aan een der gelijke, modern Nederland onwaar dige tentoonstellings-misère een einde komen P Holland heeft een moderne nijverheid en kunst, die er mag zijn, en die zeer goed staan aan geschreven in den vreemde. Daarom deze ook zuiver en juist ge toond, d.w.z. in modernen zin; en daarom De ophaalbrag, behoorende bij het Hollandsche dorp" op de Londensche tentoonstelling. De VieijaarlüM," Gebruik makend van de welwillende uitnoodiging aan de menschen van de Pers, was ik in de gelegenheid reeds kennis te nemen van de Vierjaarljjksche" vór de efficieele opening op 18 April. Die eerste bezichtiging, na een omwandeling door alle de nlen in het Stedelijk Museum, dwingt tot de onzijdige erkenninftdat de tentoonstelling door quantum en verscheidenheid een succes kan heeten, ook doer de ruime vertegen woordiging der beeldhoHwknnst. Wie met de organisatie en regeling, plus den heelen aan hang van beslommeringen en werkzaamheden tot aan de definitieve plaatsing, belast waren, kunnen voldoening hebben van non vol brachten taak. Jegens alle ingespannen arbeid voegt een woord van lof en nn in dit geval het in uitlicht gestelde resultaat was, gelijk ik het verwachtte, valt me dit compliment te minder moeieljjk. uitgaande van de meening, dat het kwijnende leven der Vierjaarlijksche" slechts gered kon worden door een mime vertegenwoor diging der buitenlandsche knust, moesten van heinde en ver roemruchte schilders worden opgetrommeld om met hun meer pompeuse doeken eens tns*chen de stemmige werken van de eerzame Hollanders te verschjjnen. Ea werkelijk, dit gezelcchap uit scbier alle landen van Europa in het landje van Kembrandt samengekomen, is niet weinig tnmultnans, 200 zelfs, dat hier en daar bjj de bescheiden uitingen van onze brave schilders men eens eren rus tig uitblaien kan. Een eerste opmerking bjj dit gemengde gezelschap is dan ook, dat de deugdzaamheid van die Hollanische schilders nog zoo armelijk niet is, zelfs, dat sommige van minderen rang, hier minstens zoo voordeelig uitkomen als in den hniseltjken kring op een nationale tentoonstelling. En men is geneigd tot het vermoeden, dat de heele opzet van deze internationale de verborgen strek king had, de vaderlandsche pro inctie wat meer op waarde te doen honden. Maar zoo is het toch wel niet, want het is dnideljj k dat zoo veel renzenlappen met hun klingelende kleurgelaiden ons, provinciale burgers in de wereld kunst, duidelijk moeten maken wat een bazen in 't schi'deren die vreemdelingen zijn. En hiermee kom ik tot uiting van mijn algemeenen indrnk b g het eerste rondzien, over het (tehalte van deze oplevende Vier jaarly keche". Ik zon niet gaarne willen zeggen, dat er onder die ongeveer 1700 schilderyen maar luttele aantrekkelijke of bewonderens waardige werken voorkamen integendeel, ik heb er al verscheidene in de herinnering, die ik met gretige belangstelling weer zal terugzien. Daar is, met een voor ons op zichtig uiterlijk, toe1! kunst van esjentieeie waarde, met die ongemeenheid van hoeda nigheden welke vruchtbaar na werken kan in den geest van den hollandechen schilder. Maar het volstrekt gemis aan karakter van deze tentoonstelling doet helaas uitko men, dat er geen leidend beginsel was bjj de organisators. Een tentoonstelling arrangeeren is ook een werk dat competitiegeest vordert, gelijk den aanleg van een schilderij. Er wordt hier tevergeefec'i gezocht naar een vasten Ijjn, een cachet van de overtuiging of den kenrzin bjj hen, die nit de onoverzien bare kringen van buitenlandsche kunstenaars naar hun inzicht een kenze halden te doen tot nitaoodiging voor de Vierlaarljjksche. 't, Meest is er nog te onderkennen de bedoe ling om een aanschouwelijk beeld te geven van het ofllcieele tentoonstelllngswezen in den vreemde, als tegenstelling met de expositie's in Arti of Pulchri. En onze schilders kunnen dan hun voordeel trekken ait deze gelegenheid, om te leeren begrijpen welke hoedanigheden een schilderij het meest kans geven ep succes, in den wedijver om opzien barendheid voor de kunstlievende burger^, mj hnn ezposeerea. Set grot M tentoon>:«lling»-k*ntt. Na was het nog te verwachten geweest, dat de commissie, pal staande voor zekere traditie's of bepaalde richtingen, slechts had binnen gehaald wat den aanschijn heeft van een officieel erkende kunstuiting. Er was dan altkans kleur bekend, een standpunt inge nomen. Nu is er van allerlei, en dat moge dan wel ruim schijnen en onbevooroordeeld, voor mij is 't een kenteeken van volstrekte meeningloosheid. Zaker, er is met den tq'd meegegaan. . . . tot aan zekeren grens, mat tot maat staf soms de marktwaarde der kunst soorten? Van de meeste doctrinaire of academische of medische uitingen, belanden we hier aan het neo-impresiionnisme, zelfs (als ik het ook beütnen mag) tot aan het van Gjghisme (een der hoofdregelaars der Vierjaarljiksche noemde van Gogh zelf nog onlangs een erbarmelijke dilettant!) maar verder is er nog niet gegaan. Ie hoor, dat Hodler is uitgenoodigd doch bedankt heeft, maar er is noch van Dongen, noch Matisae, noch een nu ja der Cnbisten. En toch had het in den lijn gelegen van het plan om door de aanwezigheid van buitenlandsche kunst den gezichtskring der Hollanders te verruimen (in aanmerking nemend dat een psendo van Oogh werd nitgenoodigd) om juist van de allermodernste bewegingen ook iets te laten zien. Want, men moge nn denken hoe men wil over sommige pogingen in het afzonderlijke, daar is toch achter een dringen van een, voor den tegen woordigen staat der kunst, zeer nood zakelijk hervormenden geest, die naar de sulvere beginselen van schilderkunst weer speurt, en de zelfs jammeiijke afdwalingen of mistaatlngen, hebben vaak meer levenskiem dan het lawaaiend vertoon van zoovele schildersbazen, die voor den waf ten publieken kunstzin den daar der Echiiderijkunst onder houden. W. ITBKNHOFF. I. Waar heel de Italiaanache Renaissance zich als een duidelijke Eenheid vertoont, als een samenwerking van alle krachten, zag men toen ter tijde ook vaak in een enkele kinstenaarsfignur de neiging tot poene, schilderkunst, plastiek en architectuur werkdadig en gelukkig vereenigd; en dat niet als iets verbaiingwekkends, bij twee ef drie Begenadigden", maar bij normaal begaaf den" zelfs I Toch z(jn kot waarlijk geen dilettanten-zieltjes .geweest, de menschen alt dien tijd en ait dat land.... Maar de feest, de cnltaurgeest was n, zoodat het van meer ondergeschikt belang leek hoe men precies zich uitte; terwijl b.v. by ons, in Holland, de dichters der 17e eeuw een geheel ander-córtige opvatting hadden van het leven en van de kunst, dan de lehilders en ook weer dan de bouwmeesters, die zich over 't algemeen meer bjj 't nationaal ver leden bleven aansluiten. Bjj ons is het bloeitijdperk dan ook tot eene eeuw bepaald ge bleven, om daarna plotseling te verkwijnen, terwijl het in Italië drie volle eeuwen om vatte en toen nog maar gaandeweg, langzaam aan ontaardde. Hiermee is niets gezegd tegen onze kanst, als uiting op zich zelf, maar ik bedoel: de algemeene gtettet-ttroominy is in Italië oneindig grooter en dieper geweest dan in Holland. Bjj een eersten rondblik hier is dit al dadelijk een gedachte, die zich in ons bewustzijn grift. Bembrandt en Vondel, die twee grootste burgers van Amsterdam, konden elkaar niet ot nauwelijks kennen, maar Dante en Giotto zjjn vrienden geweest. Dese Giotto nn, de grootste schilder, beeld houwer en architeat van zjjn tijd, en Orcagna, zjjn leerling, en Andrea Pisano, z(j waren het, die tegelijk met de dichters en schrijvers ait het einde der 139 eeuw den eersten stoot hebben gegeven aan dat werk der geeatesbevrijding en mensen-verheffing, waaruit de Renaissance" zon ontstaan. Niet natuurlijk dat ze al dachten aan zoo iets als de her leving van 't Antieke, maar zij waren los van 't Afiddcleeuwiche; ze voelden niet meer ceremonieel-kcrksch, maar primitief-zinne beeldig en groot-religieus; zij gehoorzaamden niet slaafs meer wettelijke conventie;, maar zij leerden zelfstandig te denken en gaven direct en op eenvoudige wijze aan die ge dachte uiting. En juist toen, een eeuw later, bij de volge lingen, dat nieuwe leven wat te dralen be gon, toen vormde zich weer een nieuwe knnstenaarf-groep, die nn, veel breeder onder steund en met nog veel scherper ontwikkeld bewustzijn, een nog stelliger geformuleerde hervorming bewerkte. Het was een over tuiging, die plotseling en overal opvlamde. En wilde men de namen opsommen van hen, die toen de nieuwe gedachte in eindeloos wisselende vormen van se boonhei i hebbe: uitgedrukt, dan zou men verbaasd zjjn dat in eene landstreek in e me stad eigenlijk zó'n menigte mannen van talent gevonden kon worden; en veel namen van grooten roem zouden er ondar zjjn. Doch drie kunstenaars zie ik, onder die eerste Renaissance stich ters, als bovenal belangrjjk: de bouwmeester Brunelleschi, de fresco-schilder Masaccio en de beeldhouwer Donatello. De anderen heb ban wel veel moois nagelaten, veel van zaiver Fiorentynsche gratie... maar deze drie, die waren grót l Want hoe is het met de kwestie der be gaafdheid" onder de menschen? Er zijn er, groot van aanleg, groot van gtutet- bouw, ruime, heldere, krachtige karakters, en die des niettemin noch voor de gedachte, noch voor de kunst, noch voor de daad iets tot stand brengen dat bluft. Zjj leven maar. Hnn leven zelf is hun schepping. Maar daartegenover zijn er zér begaafden, die waarlijk vél doen, veel van echte waarde, zonder dat ze daarom nog als echt groot voor ons staan. Hun werk mag waarlijk groot voor alle nageslachten zijn, maar het mist dat boeiende en dadelijk pak kende, dat echt is van het leven; het mist zoo iets als tedelijke beteekmi». En ten slotte dan zijn er enkelen, die de grootheid van karakter met de eigenlijke begaafdheid in zich vereenigen. En zoo komt het, dat men, om een over zicht te geven van machtige tjjden, altijd met de aanduiding van enkele figuren vol staan kan. Donatello stond* waarlijk als beeldhouwer niet alleen: Ghlberti, de maker van ver ff j ndschilderachtige bas-reliefs, was iets onder dan hij, Lvca della Bobbia, een beeldhouwer van grooto teederheid en gratie soms, nauwe ijks jonger, terwijl een stoet van kunstenaars ken volgden, die Florence hebben mooi ge taakt, de kerken met nobele graf-monnmen en gevuld, de halzen met decoratief beeld houw-werk versierd, de straten door beelden verlevendigd en de verzamelingen der rijke burgers verrijkt met tallooze portret-bastos en elegante statuëtjes, die na nog een last zijn voor den museum-bezoeker. Ea toch staat Donatello als een duidelijke persoonij kheid vór ons, gelijk aan de anderen, maar veel compleeter en krachtiger dan n van hen: een vertegenwoordiger van de velen. Alle geniale kunstenaars z$n znlke vertegenwoordigers, maar onder de beeldhoaxrera vindt men er maar weinigen (en zijn die weinigen dus bizonder karakter istiek) omdat 'deze kanst, deze kanst van den vorm allén, minder afwijkingen, iniividneele verschillen en verfijningen mogeijk maakt dan bijv. de schilder kanst of de litteratuur. Wanneer men de schaar van Italiaansche beeldhouwers heel in het breede overziet, dan rijzen slechts drie figuren daar als volkomen zelfstandige machten uit op: Giotto, de geestvolle, expressieve; Donatello, de manneljjk-klare, en Michel Angelo, die groot h zooals Beethoven groot is. Van veel kleinere tjjdgenooten weet men eer bizonderheden af, dan van Donatallo, wiens leven opging in het hardnekkige werken. Maar tot ons doorgedrongen is zijn roem ran volkomen oprecht en zeer genereus gezind man, eenvoudig van levenswijze, zooals hij 't van afkomst was, soms heel hevig in zijn uitingen, zódat 't zelfs in zijn zoo hartstochtelijken tijd als ongewoon opviel. Hij was een levensvriend van den bouwmeester Brnnelleschi en van dien nobelsten der Medici's, Cosimo,*de pater patriae", in wiens graf van de San Lorenzo hij zelfs werd bijgelegd. In zijn jeagd maakte hij reizen naar Rome, waar ijj met Bfunelleschi de antieken bestudeerde. En overigens: hij werkte, werkte, werkte... Hij bestudeerde de antieken. Is dit duidelijk uit z)jn kanst, die allereent het karakter, het leven, de biueging geeft? Langs de wanden van een saai in de Uffisi, staan de beelden afzonderlijk opgesteld van de beroemde Niobe- groep", al de zonen en dochters van de rampzalige Niobe, die door da Goden vernietigd werden om de overmoedige trots der moeder te straffen. Daze beelden willen k de beweging van den hartstocht geven, veel sterker nog dan Donatello, en zij vertoonon daarin een stijl, een levensbegrip, verwant aan Bicine en aan de klassieke" tooneelspelers-koust; het is een hartstocht, die altijd welgemanierd blijft, die nooit verschrikt, maar integendeel verrukt l Waar deze beelden, de wanhoop", de vrees", de ontsteltenis", de verslagenheid" enz. als af zonderlij ks gevoels elementen plastisch uitdrukken, geven zij ons een vertooning te genieten van weergalooze knapheid. Deze slachtoffers van een wrekenden God, nemen in hun doodsangst prach tige standen" aan; waarlijk, hnn pathetische weedom ait zich subliem l Men voelt on weerstaanbaar de neiging opkomen zachtjes in de handen te klappen, als bewijs van appreciatie van zulk meesterlijk spel.... Want gerost mag men deze rampzaligen van alle zijden boden: zjj blijven in gebaar, in gelaatsexpressie volmaakt aesthetischl O, hoe sterven «ij schoon.... O, hoe zalig z te sterven.... Stellen wfl daar tegenover een beeld van Donatello: zijn Johannes de Dooper, een magere, leelijke, uitgehongerde kerel met eenigszins woest, ascetisch gezicht, een dweper, een man om de menigte toe te spreken.... Of zie zijn bas-reliefs, de voor stelling van Salomo met de in griexeling terug deinzende gasten en de stumperig verschrikte Herodes, die door zijn vrouw woedend aan den arm wordt geschud; of zijn .Piëta," met de vertrokken hnil-gezichten en in den achter grond een oude vrouw, een vrouw-uit-'t-volk, die zich krijschend de haren nit 't hoofd trekt.... Dat alles is niet eens heel mees terlijk" gedaan (Ghiberti was daar technisch heel wat verder in!) en de geest van het werk is niet heel diep of hoog gestemd, eerder wat ram w; maar er is n ding aan, waardoor het blijft pakken, dat is de vol komen, levens-volle waarachtigheid] Florence. Jusr HAYSLAAR. (Slot volgt.) Damlifitioflffiiifi:, arcMtectQBr en scbiiDlieiliEiieil. Geachte Redactie, Het is voor een architect het verschrik kelijkste wat hem orerkomen kan, wanneer een andere architect critiek uitoefent op zijn werk. Vooral wanneer die critiek ongunstig oordeelt, heet ze altjjd afbrekend en kan ze natuurlijk nooit tegelijkertijd ombouwend zijn. Dat is klaar als de dag. De architect zegt dan: het publiek heeft er niets mede te maken hoe het oordeel luidt van den eenen architect over het werk van den anderen, het publiek is mans genoeg om zelf te oordeelenl Ik bouw niet voor mijn collega's, maar voor het publiek. Wilt ge kritiek, toon dan eerst dat je kunatrjjp bent, zooals bijv. in den renaissance t jj d, maar stel niet je cellega's aan de kaak, omdat je wel weet dat we allemaal niet rijp zijn, zooals in den renaissance-tijd." 't Zijn goeie kerels die kritiek-vreezende architecten, menschen die het liefst geen zoogenaamde heilige huisjes aanraken en met iedereen goede vrienden wenschen te blijven. Ik draag helaas geen kennis van de Damplannen en ben evenmin bekend met de bouwmeesters welke die plannen vervaar digd hebben, doch ik draag wel eenige kennis van die zoogenaamde collegialiteit onder de architecten, die veel overeen komst heeft met de onderlinge liefde der zoogenaamde bekende christenen. Bij den een zoowel als bij den ander bestaat de kracht ait gebrek aan moed elkander alt te lachen wegens uitstekend vertoonde onmacht om zich zelf te zijn. Het komt daarom volgens hen niet te pas te beweren, dat de Dam door de voorge stelde bebouwing zal verknoeid worden en het klinkt immers veel liefelijker wanneer men eenvoudig de vraag stelt, of van de moderne architecten te verwachten is, dat de Dam met kunstwerken zal bebouwd worden. Dan kan heel vroompjes geantwoord worden: Och hoe jammer, niet waar, dat de Dambebouwing niet een halve eeuw kan worden uitgesteld en deze bebouwing na

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl