Historisch Archief 1877-1940
No, 1816
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ontwerpteekening Tan den voorgevel der Effectenbeurs, die op het Benraplein te Amsterdam verrast.
Architect Josef Cnypers.
Ontwerpteekening van den achtergevel der selfde nienwe Effectenbeurs, aan de Warmoeastraat ie Amsterdam.
Moet dan- Holland weder het doodloopend
«lop worden, dat het gedurende bijna twee
eenwen in de cultuur der wereld geweest is P
ifcWy hadden zop'n hoop, wy hebben zoo
laag de verwachting gekoesterd, dat op de
nieuwe lente, die wy 'n dertig jaar geleden
over onze lage landen zagen komen, een
sehoone, rijke lomer zon volgen. De
Haagsohe school voor onze schilderkunst,
débeweging van tachtig in letteren en
politiek, Diepenbrook en eenige andere
pionier* op het gebied der muziek, Berlage
?voorgaande in de architectuur, zy hebben
HniiHiiiiHiimiHiiiiiniiHiiiiHiiiHHHiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiHiuiiimiiiiiiiiii
[ETLHSWAPPEÜJKE
.VARIA
LVII.
De ZoisTfirtflisterini
Er bestaat een werk, waarin een ijverig
geleerde alle zonsverdnisteringen heefs
opgeteekend, met de noodige gegevens erbij,
die voorgekomen zijn of die zullen voor
komen tnsschen de jaren 1207 vór Christus
en 2163 na Christus. In die vele jaren, ruim
drie en dertig eeuwen, heeft Nederland slechts
47 keer de eer genoten een centrale of na
genoeg centrale zonsrerdnistering te zien.
?Van die 47 gevallen, komt er a. de vol
gende week, 17 April, voor. Wie dan niet
kijkt, ziet geen centrale verduistering meer
voor zijn dood, ten KI} hij een jeugdig mensc hen
kind lis, dat in 1966 nog een merkbare levens
kans heeft. Dan pas is de volgende centrale
verduistering in ons land te zien.
Ean enkel woord orer verduisteringen.
Wij draaien in een geweldige baan om de
zon. Om ons zelf heen draait in een be
langrijk kleiner baantje de maan, en daar
net vlak van de aardbaan en het vlak van
de maanbaan bijna samenvallen, heeft men
kans op verduisteringen doirdat de maan
dat benauwde onder-on?je, dat slop waar
geen zon in viel, doorbroken en openge
worpen en het weder in verbinding gesteld
met den grooten stroom van leven, er aan
beide kanten langs bruisend.
Maar slechts de nieuwe schilderkunst
heeft ook in het buitenland een meer
algemeene erkenning gevonden.
Overigens wordt onze zijstraat, want meer
zijn we Tiog niet we zonden, zoo mooi
in het centrum der cultuur gelegen, een
plein kunnen worden overigens wordt
onze zijstraat in hoofdzaak bezocht voor
HIIIHIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIfflIIMHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
tuaechen de zon en ons in kan staan en een
tonsterduisttrivg veroorzaakt, of doordat wy
tnsschen de zon en de maan in staan en
een maansverdnistering veroorzaken. Door
de volgende proef kan men dit zichzelf ver
duidelijken. Zet 'a avonds midden in de
kamer op de tafel een brandende lamp. Ga
een wiüekenrigen afstand (bijv. 2 M.) van
de lamp afstaan. Strek een arm recht voor
uit en houdt de hand iódat gij de hand
palm naar uw gezicht gekeerd hebt. Draai
langzaam op uw hakken rond. Komt de
hand tnsschen gezicht en lamp dan liet ge
een lamp- ((ons-)verdnistering. Draait ge
verder, dan ziet ge een halve omdraai verder,
dat nw handpalm die eerst goed verlicht
wan, in nw eigen schaduw komt en dns
minder goed zichtbaar is. U iv hand v «toont
dan een hand (maans-) rerdnistering E renais
de lamp is de zon een zelf lichtgevend
lichaam; evenals de hand en n w gezicht zelf
zijn maan en aarde donkere lichamen, die
alleen geleend licht kunnen uitstralen en
dan zichtbaar worden, maar die in een
nietbelichten toestand onzichtbaar zjjn.
Daar de zon een zeer groote lichtgevende
bol is en de maan een klein bolletje, ont
staat achter de maan een schaduw, die den
vorm van een kegel (een snikerbrood) heeft.
De lengte van deze schadnwkegel is vrijwel
even groot als de afstand sarde tot maan.
De maansverdnistering en wat daarmee
samenhangt zal ik verder buiten bespreking
laten. Op een der kaartjes die De Haan
uit Utrecht in den handel gebracht heeft,
3chema van centrale eclips.
Aarde
Zon
Aarde
n
I-Totale zonsverduistering; de schaduwkegel der maan
reikt binnen de aarde ; de maanschijf is
grooter dan de zonneschijf.
H-Ringvormige zonsverduistering; de schaduw
kegel der maan reikt niet tot de aarde;
de maanschijf is kleiner dan de zonneschijf.
Fig. 1. Schema van centrale eclips. (W. de Haan, Utrecht).
onze oude schilderyen, onze trapgeveltjes,
en de bloemetjes voor de ramen, nyacinth
of tulp.
Maar het zon anders kunnen zyn. En
vooral op het {gebied dat ons hier in het
bizonder ter harte "gaat, de bouwkunst,
waarop wy tot voor kort op weg waren
een eerste plaats in te nemen. Het zon
anders kunnen zyn en nog anders kunnen
worden. Welk een zeldzaam sehoone kans
hebben wy thans weer den Dam, het voor
naamste plein van hoofdstad en land, tot
een der bizonderste pleinen van Europa te
IIIIIIIIIIIIIIIHIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIHIIIIIIIIIIIIIIMIIIIMIIMIIIIIIMII
en die in onze figuren zyn weergegeven, ziet
men het schema van een zonsverdnistering.
Beziet men b.v. het linkergedeelte (I) van
fl<. l, dan ziet men daar het geval dat de
schadn wkegel der maan de aarde bereikt.
Wie op dat bepaalde punt der aarde woont,
ziet op dit oogenblik geea zonnestraal meer,
doordat de maanschijf juist voor de zon ge
schoven is (totale lontverduistering). Wie niet
in den kegeltop zit, ziet slechts een deel van
de zonnescbyf, en wel een grooter deel naar
mate de waarnemer verder van den kegeltop
verwijderd is, (gedeeltelijke zonsverduistering),
Daar de aarde draait en de maan zelf zien
ook verplaatst, schuift de maanschaduivtop
over de aarde en alle menschen die op dien
weg wonen, door den schaduw doorloopen,
zien op hun beurt een totale verduistering.
Dese weg, die men door een lyn kan voor
stellen over het aardoppervlak getrokken
heet de centrak lijn. Wie op die lyn woont
ziet een centrale verduistering, terwijl men
schen die ver van de lyn wonen slechts een
gedeeltelijke verduistering zien. Doordat de
maanbaan geen cirkel is maar een eZKps(i.i.
een uitgerekte cirkel) en de aardbaan ook
een ellips is, varieeren de onderlinge afstan
den van aarde, maan en zon sterk, waar
door ook de fchaduwkegel nogal in lengte
varieert. Het kan gebeuren (en dat is juist
a.e. Woensdag het geval) dat de
Ecbadnwkegel te kort ia om het aardoppervlak te
bereiken. De toestand is weergegeven in
fl . l rechts (II). Niemand op aarde ziet dan
een totale zonsverdnistering omdat nergens
het zonlicht geheel onderschept wordt. De
aardbewoners waarheen juist de
Echaduwkegelspits gericht is, zien overal om den
kegel heen nog zonlicht, d.w.z. de maanschyf
is te klein om de zon volledig te bedekken;
overal om de maan;cbyf heen ziet men steeds
nog een e mal randje van de zon zelf uit
steken. Dit heet een ringvormige zonsverdui
stering. Alle plaatsen die juist zoo gelegen
zyn dat zy op een gegeven oogenblik de
echaduwspits op zich gericht zien, liggen
i u weer op de centrak lijn. Alle menschen
die niet op dese centrale lyn wonen, zien
de ringvormige verduistering niet, maar weer
een gedeeltelykeverduistering. Wonen zjjiechter
dicht by de centrale lijn dan zien zij een
gedeeltelijke verduistering, die heel weinig
verschilt van de ringvormige. Alle eigen
aardige verschijnselen die bij een totale ver
duistering zich voordoen, kan ik in dit kort
bestek niet bespreken. Bij een ringvormige
verduistering ia het licht der zonnerand toch
nog zoo sterk dat al deze eigenaardigheden
voor een groot deel overstraald worden. Om
uit te maken of er by deze ringvormige
verduistering, die 17 April seer weinig van
een totale verduistering verschilt, toch nog
bijzonderheden waai te nemen zijn, zooals
zich by een totale voordoen, zijn de prof.
Nylatd en Jnlins met vele helpers naar
Limburg getrokken om daar de verduistering
waar te nemen. In &i. 2 staat een
scbetskaartje van Z.-Limburg, met daarop aange
geven de centrale lijn, voor zoover dese over
ons land loopt. Het waarneemstation ia door
maken/Helaas, het schijnt wel, dat het
slechts bisonder in ondegelijkheid en
onoortpronkelykheid zal worden l
Maar als wy dien Dam nu eens opnieuw
konden doen verrijzen in de levende vor
men, getooid met de levende schoonheid,
zooals deze in de meest bekwame onzer
bouwmeesters leeft. Niet alleen in den
erainenten en volhardenden voorganger, die
de Beurs en het gebouw van de Algemeene
schiep; ook onder onze overige architecten
zya er velen, eohte kunstenaars, wier schep
pingskracht naar uiting zoekt en. geen
gelegenheid krijgt zich te uiten, die dit
eerste plein van Holland zouden omtooveren
in een lust voor de oogen, een vreugde
voor vele komende dagen.
Maar dan rekenen we buiten ons publiek
en onze autoriteiten, die de waardeering
van eigen kunst en vooral bouwkunst slechts
langzaam volgen. Hoe weinigen onzer
handeldryvende en hooggezetelde mede
burgers stellen voldoende belang in archi
tectuur, hebben zich een voldoende kennis
eigen gemaakt om echt van onecht te
kunnen onderscheiden P
Hoeveel Amsterdammers zou ik willen
vragen, om een enkel voorbeeld te noemen,
zyn wel eens binnengeloopen, neen, hebben
met aandacht zich verlustigd in dat heerlijk
trappenhuis van de Algemeene, het ataat
voor ieder open hoevelen leiden den
vreemdeling heen naar dat sierlijk bouwsel,
dat in zijn eenheid van bouwkunst, schil
derkunst en beeldhouwkunst, in zyn edele
saam verbinding en het harmonisch elkander
steunen van kleuren en vormen en lijnen,
zoo rustig-voornaam en toch zoo helder en
blyde, een der schoonste uitingen van
modern* kunst in Europa is. Het is zoo
mooi als een Mei van Gorter.
Moeten wy nu steeds, ondanks dit
zonnelichten, dat voor Holland een zooschoonen
nieuwen dag scheen aan te kondigen, blijven
in Palladio styl P
Getuigt d (t van kracht, van zelfbewust
heid, van fierheid, van oorspronkelijk leven P
En meent men dat de vreemdeling in ver
rukking zal raken als hij dit in elk geval
royale oude gebouw van Tan Campen om
geven zal zien door ettelijke wezenlooze en
karakterlooze imitaties, als waarmee b.v.
de Nederlandsen. Indische Handelsbank ons
dezer dagen weer ve hengd heeft. Zal dit
de naneyen van den bouwer in zyn achting'
doen stijgen, zal het hem veel eerbied
inboezemen voor hun energie en levens
kracht P
Voor ieder, die Amsterdam liefheeft, zijn
dit droeve overwegingen\by droeve voor
uitzichten, en al zal ook o»ze stem, waar
naar zooveel kundiger namenSniet geluis
terd wordt, wel zyn als die eens raapenden
in de woestijn van smakeloosheid en wan
begrip God speed her!
J. DE GRUYTBK.
Doratello.
ii.
Donatello vreest het leelïke niet. Wel zon
hij zich hebben geschaamd iets te maken,
waar niet de woeling van 'c leven in wast
Hjj wil kunst van klare, krachtige plastiek;
en hij wil natuurlijkheid (zooals ook Masacclo
zich uitsprak: de dingen te schilderen zooals
ze ten slotte werkelijk zijn. ...) Barst Michel
Angelo zon in de beeldhouwkunst dat na
tuurlijke en dat woelig- bewogene weer zoo
hoog opvoeren, dat al wat weerzinwekkend
ia of portretachtig, al het realistische"
vertlllllllllllllllllllMIHIIIHIIMHHIIMIItltlllllllHMMIIIMIIUMIIMIIIIIIHIIIIIII
een vlaggetje aangegeven. De rest van het
land siet een gedeeltelijke verduistering,
maar nergent i»het verduisterde deel der
ton kleiner dan 95 pCt. der zonneschijf
In Den Helder ziet men 95 pCt. verduis
terd. In de plaatsen, die dichter bij
Z,Limburg liggen tiet men «en groot er percen
tage verduisterd, in Amsterdam b.-r. 97 pCt.
Be verduistering begint (d. w. >. de
aoaanschyf komt voor de zon) aan den
Zuidwestkant ran de zonneschijf, das links onder
aan. Het begin der verduistering hangt van
de ligging der plaats af. Zaeland ziet het
allereerst de zonverdnistering beginnen, nl.
11 u. 16 m. te Middelburg. In Amsterdam
begint zij 11 n. 19 m.; de geheele verduis
tering duurt ongeveer 2% nnr, maar het
oogenblik der grootste verduistering duurt
slechts zeer kort.
Ean leek kan de verduistering volgen op
verschillende manieren. De bovengenoemde
de Haan uit Utrecht brengt een kaart in den
handel, waarin een donker glaaej e bevestigd is,
waardoorheen me nzonder het oog te verblin i en,
de zon bekij ken kan (aan stations, kiosken en by
boekhandelaren
zyn deze kaarten
te krijger).?Zelf
kan men ook wel
een glasplaatje
nemen en dit met
een kaarsvlam
beroeten; nog een
voudiger is een
emmer met water
neer te zetten en
naar de zon te
kyken, die in het
wat er weerspiegeld
wordt. Dit
zonnebeeld is veel
zwakker dan de zon
zelf. Heeft men
donkere
rolgordynen, dan kan men
dese neerlaten en
met een speld een
klein gaatje in het
gordijn prikken.
Eau wit papier op
een paar dM. af
stand van het
gaat j a gehouden,
geeft een
zonnebeeld te zien,
waarvan men zon
der eenige oog
inspanning of hals
verdraaiing de
verduistering kan
volgen, en waar
van ook wel een
photographie te
maken is.
Wat men zien
zal by heldere
lucht, is niet
heel veel bijzon
ders in de eerste
oogenblikken.
dween, zich oplossend in de grootheid «elf
zijner conceptie. Donatello stond tustehen
Giotto en Mtchel Angelo juist in. Giotto d*
man van christelijke vergeestelijking, M chel
Angelo die van opper-mensoheïyke hercïek.
Doch nog eens: wat zocht Donatello ia
Rome, bQ de Antieken T Want uiterlijkheden
als de drapeering der figuren en eenig deco
ratief b'j-werk kunnen bier onbesproken
blaren. Het Grieksche beeld ia een als zonder
inspanning behaalde triomf; het ia de vr$je
triomf van het lichaam. Zooals de Grieksche
jongeling zelf een heertijk, evenwichtige op
leiding kreeg, van veel intelligent toegepaste
gymnastiek en wat onderwas in enkele, goed
afgeronde leervakken, boeiend omdat ze
principieel waren, en zooals die jonge Griek
dan ook opgroeide als tot de verpersoon
lijking van vroolyk en harmonisch leven:
niet zoo intellectueel ontwikkeld om am
bitieus te worden of pbyaiek te verschrom
pelen en niet zoo uitsluitend materieel om
te vergroven of te versuffen zoo is ook de
Grieksche kunst: kalm, evenwichtig, onbe
wust gelukkig. Da Italiaansche
Banaissanceetichters waren zoo kalm niet: ze dachten
groote, woelige gedachten; ze wilden on
stuimig een hervorming van heel het leven.
Ze waren revolutionair (en niets was den
Griek vreemder dan de geest der revolutie).
Maar ze waren revolutionair omdat ze juist
die hooge ordelijkheid der Antieken zoo.
bewonderden.
Donatello vond bij de Antieken het natuur
lijk monumentale. En het monumentale
beteekent TUSI", rust in 't uiterlijke; d. i. dus
beeldbonwkunstig: Itchimelijkt rust.
Donatel.o heeft de beeldhonwkunt weer monu
mentaal gemaakt Misschien was dat jammer,
maar zeker was dat noodig. Want het.
vroegere geloofsleven verzwakte; de levens
beschouwing werd meer wereldseh en op
alle gebied ontwikkelden zich groote krachten.
Nu de .«eest", het religieus principe" niet
zoo vurig meer leefde in de harten der
mensohen, neigde men van zelf naar een
gewoon naturalisme. Br waa stijl" noodig,
een nieuw groot stjjl.gevoel, of anders zon
het geestesleven wér verwilderen. Er moeit
juist nu naar het monumentale worden ge
zocht. Branellesobi deed dat in de bouwkunst
met zijn kerken in arkaden, met zjjn
koepelbon w en met de indrukwekkende palazzi, die
breed, hoos1, eentonig-harmonisch werden
opgericht; Masaccio deed 't door in zijn
fresco's naar een ruimte van compositie te
streven, waarin de figuren zich vrjj en
natuurlijk bewogen; en Donatello deed 't
voor de beeldhouwkunst.
Hij is de eerste geweest om, na de antieken,
weer een groot, representatief ruiter-beeld
te maken: een veldheer, rustig geseten op' ?
zijn zwaar, Bimeinsch strydpaard; de
eerste ook om weer een beeld op t e bon ren
als zelfstandigheid, vrij en levend. Het
klassieke van Donatello komt al uit in zijn
jeugd-werk, de 8t. George; niet een boven
natuurlijke, hemeleche verschijning (tooall
in het 13a of 14a eeuwsche fresco van 8.
Croce) maar eenvoudig een jong ridder,
die staat rechtop, zelfbewust, het bovenlijf
rank en sterk op de schrapstaande beenen.
Zjjn banden rusten kalm («rat al te kalm
misschien) op het hooge punt-schild dat
hy voor zich houdt. En een mantel valt
van zgn schouder recht langs zijn rug
omlaag. De veerkrachtigheid van bon iing en
het weloverwogene, rustige,
vormelijk-rspresentatieve van heel de opvatting, herinneren
duidelijk aan een Grieksch beeld. Maar de
bezieling,, de ziel zelf, is niet meer antiek.
Daze jonge ridder, zoo zonder zweem van
lllllllllllllllllllllllllllllllltlllHIIIIIHHIIIIIIIIMIIIIIHIIIMIHHIHIIHIIIHIIM
Zoolang de verduistering nog niet in zijn
grootste phase ia, wordt het zonlicht niet of
niet noemenswaard verminderd. Tegen het
midden der verduistering, dus ongeveer rum
half twaalf wordt het merkbaar donkerder,
terwijl bq het midden zelf de duisternis zeer
groot wordt (echter l*ng geen nachtelijk duister).
De helderste sterren zullen echter zichtbaar
kunnen worden en vooral de 2 planeten die op
't oogenblik dichtbij de zon staan, n.l. Venns
en Mercnrins, zullen dan wel zichtbaar zijn;
stellig de eerste. Is de lucht bewolkt, waar
teel veel kans op is, dan zal men alleen tegen
het midden der verduistering een sterke
licht-afname waarnemen. Het sal in elk geval
de moeite waard zijn om het verschijnsel te
volgen, om te zien of tich toevallig ook
bijzonderheden voordoen; eigenaardige
schadu w verschijnselen op den grond, bijzondere
lichtverschijnselen bij de zon, gedrag van
dieren, enz.
P. VAN OLST.
Orienteeringskaarl der Zon-Eclips.
o iTApril 1912 t2u"r36"""35»'c
A Waarneminösk.amp der Wetenach. expeditie.
ids kam p
Fig. 2. Orienteeri»tsk<uurt der ton-eclips. (W. de Haan, Utrecht).