Historisch Archief 1877-1940
, 1818
AMSTERDAMMER
A.9. 1912
WEEKBLAD VOOE NEDEKLAND
OxLcLer redactie -van.
Dit nummer bevat een bflvoegseL
. L. "WXBSSIOTGK
Uitgevers: VAX HOLKEMA ft WARENDORP, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden .«?«..?
Voor Indie per Jaar, bfj vooruitbetaling, ....
JfiKmderlrjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.141/
fr. p. post / 1.65
. mafl , 10.
Zondag 28 April,
Advertentie^ van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer . ? 0.25
Advertentiën op de flnantieele- en kunstpagina per regel . ? . . , (X30
Reclames per regel . . .
INBOUD
VAN VEERE EN VAN NABIJ:
Verantwoordelijkheid. Zal de Titanic-ramp een
let «ijn?, door Aqnarlua.?De litanie-ramp en
onze Schepenwet, door Een Stuurman.
Kroniek. J. A. de Gelder f, door L. J. C.
Tan Es. KCJNST EN LETTEREN: Muziek
in de Hoofdstad, door Matthijg Vermeulen.
Da Vie'jaarlqkscbe, door W. Steenboff.
Oscar M«ndlik hjj Van Wisselingh, door W.
B. INGFZONDE*. BERICHTEN.
FEUILLETON: De Trap. Naar het Fransch,
van Georee Courteline, door T. S.
VBOUWBNRÜBRIEK: Eind, Kunst, School, door
E'if.M.R se*>. ALLERLEI, door Allegra.
TJIT DE N AT O DR, door E. Hei mans. Mcj.
Yirginie Lovelinp, mat portret, doorGnataaf
d'Hondf. A. W. Kraanapoleky, met af b.,
door J. H. Röiaingf. Van de gezonken
Tttanic, met portretten, door v. d. E.
WETESSCH. VARIA: Draadlooze
Telegrapbie, met af b., dooi dr. P. van Olst. Op
Iemand, door Jeremias da Decker.
GEARIVARI. - FINANCIEELB EN
OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d S.
Brieven v»n Oom Jodocn». DAM8PBL.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIEN.
lIMItllllllllllIlllltUIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIttlllllllllllHIIIIIIIlIll II
Verantwoordelijkheid.
In de nog onbedaarde ontroering over
de ramp van de Tctanic zoekt men
weer ijverig naar personen of
gezamenlijkheden, die voor die ramp verant
woordelijk" mogen heeten.
Er zijn er, die zeggen: het publiek
zelf heeft alle schuld. Het wil, comfor
tabel ingericht, en zoo snel als 't kan,
over den oceaan. Het heeft wat het
wenscht, en het draagt da lasten.
Er zijn er, die den Wetgever de schuld
geven, want, meenen zij, de Wetgever
heeft tot taak de van nature ongebreidelde <
concurrentie in te toornen.
Weer anderen nemen de zaak dichter
bij: zij vermoeden dat de directie der
White Star Line pressie oefende op
den kapitein om record te .slaan en kun
nen zich reeds geen andere reden denken
waarom Ismay, de president, aan boord
was van het schip.
Ten slotte, en dit is het eenvoudigste,
en in eenvoud ligt waarheid, zegt men:
de kapitein stond aan het hoofd van de
Titanic, hij heeft met razende snelheid
gevaren in een zee vol ijsbergen, met in
't kraaiennest een man zonder verrekijker:
de kapitein heeft dubbele schuld.
Wij zijn geneigd allen die zoo ver
schillend spreken, een deel te geven van
het gelijk. Maar op n bizondere ver
antwoordelijkheid mag men mér den
nadruk leggen dan is geschied: op de
verantwoordelijkheid, die bij rampen als
deze rust op den kommandant.
Het manmoedig steiven heeft de aan
dacht er van afgeleid, dat gebrek aan
mannenmoed in n bepaald persoon, en
met name in den gezagvoerder, de oor
zaak wordt van rampen als deze.
Deze opmerking is bsdoeld als van
wijder strekking natuurlijk; zij geldt de
kapiteins der oceaanbooten waarlijk niet
alleen. Zij geldt haast ieder, die een
verantwoordelijken post heeft.
Het gezag is overal een leerschool
van afhankelijkheid. Het begint bij
den vierden stuurman aan boord, bij
den ondergeschikten ingenieur op de
fabriek, bij den luitenant in het leger;
zoodra zij voor een paar uren een
zelfstandige taak hebben, wordt door de
feitelijke machthebbers niet alleen op de
gewetensvolle uitvoering van die taak
gelet en op hun algemeene bekwaam
heid, maar ook op hunne geneigdheid
om onomechreven maar aangeduide
wenschen te volgen, om wederij of
mejoorsechtgenoote of winzuchtig fabri
kant naar de cogen te zien".
De macht van oie men noemt de
broodheeren" is pijnlijk volkomen. Wie
zal durven aan de stille kracht, die van
hen uitgaat, weerstand te bieden ? Er zij n
er, zeker maar sier hts weinigen in
getalHet zijn de omfnankelijken". Slechts
intellectueele moed beschermt tegen
aanaantasting van het zuivere pliohtgevoel.
En het is die intallectueele moed, die
in een lang leven ook aan hen vaak
te ontbreken blijkt, welke later, als in
een ramp de boete volgt, met de moed
van het oog^nblik weten te sterven.
Men spreekt van directe pressie op
de kapitein». Zij wordt ongetwijfeld uit
geoefend. Maar hoe zou het kunnen, dat
mannen, die in gevaar, heldhaftig, aan
't bergen van eigen lijf niet denken, zoo
maar toegaven aan iedere pressie van
een reeder, met het eigenlijke varen
onbekend P Daar is een bep alde oefening
von* nooriig om zoo gehoorzaam te worden.
En ziedaar de knoop.
Als ondergeschikte heeft de Reederjj
u bezig gezien. Uw qualiteiten heeft zij
gewogan. Uw volgzaamheid heeft zij, niet
eens met voordacht, maar als vanzelf op
da proef gesteld. Met bet wassen van de
jaren en van de zorg voor het gezin is
de gezagvoerder" reeds heelemaal inge
wikkeld in het net van zijn werkgevers.
Het gezag" voerend, is hij reeds in veel
dingen, die hij afkeurt, hun marionet.
Hij weet het, in stille uren, dat hij met
zichzelf alleen is en de waarheid erkent.
Misschien huivert hij eea enkelen keer. Of,
zooals Smith, die gewis een kerel" was,
bij de ontvangst van een telegram deed,
dat luidde: er is een ijsberg in de buurt",
telegrafeert hij terug: Dank je wel!
Goede reis l" Hij aanvaardt, immers sedert
lange jaren al, de dingen als een noodlot.
Komt de ramp, dan komt de ramp!
Ongetwijfeld ia de algemeene pressie, die
van een winstbegeerige Directie uitgaat,
iets om niet met woorden te noemen: iets
niet zeer achtbaars. Maar de eohte moed,
die voor een samenleving mér waard
is dan de moed in het aangezicht van
den dood, is de moed van zichzelf te
blijven en niet toe te geven aan
inmoreelen eisch. Het is een moed van alle
dag. Het is een eenvoudige en langdurige
moed: niet geschikt om er in dithyrambe
over te schrijven. Maar nódiger om ons
te behoeden van rampen als van de
Titanic: en het zout van een samenleving.
Zal de Titanic-ramp een les zijn?
Wrj vondan reeds vroeger, ter gele
genheid van de ramp met een
Nederlanisch schip, aanleiding in dit Week
blad te wijzen op het onvoldoende, ja
paik willis e karakter van het Neder
landsche Soheepvaartonderzoek, als er iets
van werkelijk belang te onderzoeken valt.
De feiten of algemeenheden, toen door
ons genoemd, zijn niet weersproken;
wel werd er, zooals wij vernamen, van
de zijde der Scheep vaart-Inspectie ge
mopperd ; wij haddan echter liever gezien,
dat de heeren in dit Weekblad zelve
hun protesten hadden geplaatst, maar
zulk een protest is nog niet versche
nen. Wel ? zijn er sedert dien alweder,
vooral wat het onderzoek naar onge
vallen betreft, eenige dingen geschied,
die nog eens het bewijs gaven van het
onbenullige karakter dier inspectie, en
het is thans het ontzettende, het over
weldigende van de wereld-ramp der
Titatic, dat ons een nieuwe poging doet
wagen het Nederlandsche publiek en
vooral de Ned. Volksvertegenwoordiging
eindelijk eens wakker te schudden, in
stemmende met den wensch: Zou het
nu komen P" geuit aan het slot van het
hoofd-artikel in het vorig nummer van
de Amsterdammer. Nederland neme toch
eindelijk een voorbeeld aan het gebeurde.
Het is nog tijd!
Wij achten het te meer noodig, nu al
weder op te merken' viel, hoe het Han
delsblad er als de kippen bij is om de
reddingsboeien-quaestie, wat Nederland
betreft, zoo mooi mogelijk voor te stellen,
zoo spoedig maar iemand daarover in
een ingezonden stuk een vraag stelt.
Als ware de Nederlandsche reeder nu
eenmaal de volmaaktheid zelve.
Wij zijn dat gewoon van het Han
delsblad; het blad heeft zich in dat
opzicht niet onbetuigd gelaten tijdens de
B9rlin"-ramp en zich toen alle mogelijke
moeite gegeven om uit te doen komen
dat er geen drang op de gezagvoerders
rust.
Wat denkt men er nu van? Hetgeen
men nu leest over de oorzaak van de
Titanic-ramp grenst voor een leek
natuuilijk aan het «ngelooflijke, maar de
feiten zijn er: men voer met ± 22-mjjls
vaart door een zeer gevaarlijk ijsgebied
en van verschillende zijden wordt de
Directie van de White-Star Line ervan
beschuldigd, dat ze zou hebben ingegrepen
in den dienst van den gezagvoerder, en
nu moge men zeggen, dat in Nederland
iets dergelijks niet plaats vindt, wüvragen
dan maar: hoe komt het d*n, dat luttele
maanden geleden een Nederlandsen schip
met zér zwaar stormweder een haven
varliet, met het gevolg dat het eenige
uren later op strand zat en slechts bij
toeval de opvarenden het leven er af
brachten P
Dit geval is voor den Raad van Scheep
vaart behandeld en met een sisser
afgeloopen, net als 't geval met de Prins
Willem II".
Bestaat er misschien toch zoo iets
als moreele pressie" door den reeder?
Worden er ook van die opmerkingen
gemaakt als:
Uw voorganger, kapitein, bracht altijd
zóreel lading rnee, dus we hopen"
dat dit bij U niet minder zal zijn", of:
U maakt altijd meer averij of langere
reizen dan Uw collega",'of ook: U
hadt toch best met n schroef binnen
kunnen komen, dat is laatst ook al eens
gebeurd."
E m geval is ons tenminste bekend
waar kapiteins geregeld klachten in
dienen over de verhaal-inriohting, welke
onder verkeerd toezicht van een machinist
op de bedoelde schepen is aangebracht;
doch hoewel reeds ongevallen zich heb
ben voorgedaan, wordt met zeldzame
stjjfkoppigheid geweigerd hierin verbe
tering te brengen, ja zelfs wanneer ge
wezen werd op de kans op averjjmaken,
werd gezegd: Nou, dan maak je maar
averij.
Wat most nu zoo'n kapitein doen?
Zijn directie bij de Raad van Scheep
vaart aanklagen? Dat kan niet, want de
Raad onderzoekt alleen zijn nalatigheden,
gèefc hem echter geen steun als zijn
reederij zich misdraagt.
Is het wonder dat, da kapiteins er
onverschillig onder worden en da zaak
dan maar laten loopen, zooals 't loopt
denkende: de assurantie-maatschappij is
er goed voor. Misschien is het met de
Titanic ook zoo gegaan.
Er wordt te weinig advies ingewonnen
van de varende kapiteins, noch door
Reeder-, noch door Scheepvaartinspectie,
veelal is het nog een machinist, welke
men soms ter wil! e van de kleur" den
titel van Ingenieur geeft, die de zaken
voor de reeders beoordeelt zonder er
verstand van te hebben.
Wij wezen er reecis vroeger op: fle
scheepvaartinspectie moet zich meer
inlaten met het bevelvoerende personeel
der schepen, als men het tenminste niet
zoover wil laten komen, dat op ean gegeven
oogenblik het mindere personeel zich er
mede gaat bemoeien, zooals het reeds
dikwijls in andere- ontfttnrJlgheden ge
gaan is *)?
Ean tweede punt betreft de reddings
middelen.
Wij achten het zeer verkeerd om zooals
het Hbld. deed op een vraag: hoe het
bij ons is, maar onmiddellijk een al te
geruststellend antwoord te geven. Het
moge dan bij een speciale lijn in orde
schijnen het is natuurlijk de vraag
of het er inderdaad in orde t? volgens
een opgave van de Frankfurter Zeitung
zouden tenminste bij andere, ook
Nedarlandsche lijnen honderden opvarenden als
katten moeten verdrinken bij een
eventueele ramp.
Zien wij nu maar eens alleen welke
de plaats is, waar die volkomen onvol
doende reddingsmiddelen worden onder
gebracht en vragen wij dan: of dit alles
ook te water te krijgen is. Immers
het schip wordt gebovwd op alle
comfort op overdreven schaal wordt ge
let, alsof men daar op reis van enkele
uren of dagen niet buiten kon! en dan
héja, nu moeten we nog een plaatsje
hebben voor reddingbooten en dat gerei
kom, bouwmeester, leg er nog maar
een dek j e over heen en zet er wat booten
op niet te veel! en klaar zijn we;
de Regeering vindt het immers goed,
de Regeering vindt alles goed wat de
redders doen. Of die booten nu staan,
torenhoog boven water, op een dekje
zoo licht, dat men zich ontziet de booten
voor oefening te water te vieren, dat
komt er niet op aan; er is wél voldoende
plaats op andere dekken die er beter
voor geschikt zijn en ruimte te over
hebben, omdat ze toch niet gebruikt
worden, maar dat doen we liever niet,
want dan kunnen we tegenover den
concurrent niet geuren met zooveel M2.
promenadedek. Ziedaar het beeld van
den toestand in het algemeen, waarop
mogelijk wel goede uitzonderingen zullen
zijn, ofschoon wij voor ons die niet ken
nen. Indien echter een lijn mocht be
staan, die in dit opzicht voorbeeldig ge
noemd kan worden, hopen wij van harte
hierover iets in dit Weekblad te hooren,
tot leeriog voor andere maatschappijen.
Wij twijfelen niet of de redactie zal
daarvoor gaarne ruimte afstaan. Een
extra-nummer zal er vermoedelijk niet
mee gevuld worden.
Een algeheele herziening en grondige
verbetering van den toestand is noodig.
De Shipping Gazette toonde zeer juist
aan hoe moeilijk het is, zelfs als er genoeg
booten zijn, ze allen te water te krijgen,
ook met de strengste tucht, en dat be
grijpt reeds een leek; maar erger nog
is het als reddingbooten op onmogelijke
plaatsen worden gezet, twee en drie stuks
naast elkaar en nog wel hoog in den
*) Het is reeds gebeurd. De stokers van de
O'yrpic zijn tot staking overgegaan omdat
onzeewaardige reddingsbooten werden mee
genomen. (RED.)
hemel, alsof er geen'ruimte was op
andere dekken I
_ Laat ons hopen dat het met deze ramp
ni»t zal gaan als met die van AeBerlin
of Prins Willem II ea dergelijke, namelijk
eenige dagen van huilerig geschrijf in
de dagbladen en dan de zaak weer mooi
ia de doofpot
Wij vertrouwen dan ook dat onze Min.
van Landbouw, Handel en Nijverheid,
die toch de christelijke beginselen is toe
gedaan, deze ramp beschouwen zal als
een vingerwijzing e* zich het Bijbelwoord
tot hier toe en niet verder" zal her
inneren en alles in het werk zal stellen
om zoo spoedig mogelijk onze Schepenwet,
speciaal wat betreft de reddingsmiddelen,
aan een grondig onderzoek te onder
werpen en zich daarbij vooral zal laten
voorlichten DOOR HET BEVELVOEREND
PERSOBEEL DER SCHEPEN VAN DE
KOOPVAARDIJ.
AQITARIUS.
Be Titanic-ramp en onze
Schepenwet.
Wij mogen aannemen, dat de White
Star Line eene goed georganiseerde maat
schappij is en dat op alle andere schepen
de Nederlandsche niet uitgezonderd
onder overigens gelijke omstandigheden,
de gevolgen niet minder ernstig geweest
zouden zijn. Wanneer regeeren synoniem
is met voorkomen, dan is de hoofdschul
dige in dit geval de wetgever.
Ook voor ons valt uit de ramp nog
maals de gevolgtrekking te maken, dat
de voorschriften der Nederlandsche
Schepenwet van 1909, die gelijkluidend
zijn met de Eogelsctae bepalingen, onvol
doende moeten heeten. Het sterkste voor
beeld leveren ongetwijfeld de schepen:
Rotterdam'' en Nieuw Amsterdam'1
der Holland-Amerika lijn. Volgen] de
officiëele opgave bedraagt de bemanning
dezer schepen resp. 475 en 305 personen,
het maximum aantal passagiers 3585 en
3140, dus het aantal opvarenden 4060
en 3445. Volgens de voorschriften der
Schepenwet moeten aan boord zijn: 16
booten, resp. van 268 en 212 M3, inhoud
en ruimte biedende voor 957 en 757 per
sonen. Verder worden vereischt aanvul
lende reddingsmiddelen, zopals vlotten
en opvouwbare booten die zeker niet
algemeen betrouwbaar worden geacht
met een draagvermogen van 717, resp.
567 peraonen. In het gunstigste geval
zouden dus 1674 personen van de Rot
terdam" «n 1324 van de Nieuw Am
sterdam" gered kunnen worden. Waaruit
volgt dat geen reddingsmiddelen aan
boord behoeven te zijn, behalve dan een
zwemgordel, voor 2386 resp. 2167 per
sonen.
Toch kan het aantal der laatstgenoem
den nog grooter zijn, want ongetwijfeld
is op bovengenoemde schepen artikel 20
van toepassing, luidende: Is het schip
zoodanig in waterdichte vakken verdeeld,
dat het volloopen van het grootste der
vakken niet het zinken van het schip
ten gevolge heeft, dan kan de inhoud
van de tot aanvulling dienende reddings
middelen met de helft worden verminderd.
Er zijn er dan dus nog meer voor <?e
haaien.
Op andere groote passagiersschepen is
het niet beter gesteld. Wel wordt in 't
algemeen de verhouding ongunstiger bij
toenemend aantal opvarenden, doch in
orde is de zaak nergens, behoeft dit
althans niet te zijn, ook al wordt ten
volle voldaan aan de wettelijke voor
schriften.
De bezwaren om voldoende reddings
middelen voor alle opvarenden aan boord
te hebben ze mogen dan moeilijk
door ean nationale regeling te onder
vangen zijn zijn niet van technischen,
doeh zuiver en alleen van finantieelen
aard. Men verwachte daarom niet eene
algemeene medewerking van de reederijen
zelve, waar nu reeds in sommige jaar
verslagen wordt geklaagd over dan
fioancieelen druk, veroorzaakt door de inder
daad zeer bescheiden eisenen van de
Schepenwet. De wetgever, die, zooals
wij zoo dikwijls hier ter plaatse hebben
betoogd, zijn plicht verzaakt, weet zeer
goed, dat de zaak der reddingsmiddelen
onvoldoende is geregeld. Waarom anders
voor vrachtschepen het voorschrift, dat
de geheele equipage plaats moet kunnen
vinden in de booten aan ne zijde,
m. a. w. dat de ruimte in de booten
voldoende moet zijn, ook al wordt de
helft der booten b.v. door aanvaring
onbruikbaar? De wetgever vernadt hier
duidelijk, dat hij zich zeer wel bewust
is van 't geen hij te eis hen behoorde.
Zijn deze eischen met betrekking tot de
passagiersschepen onmogelijk? Zoolang
de grootte van het schip en dus niet
.wF
het aantal opvarenden als basis voor
de voorgeschreven reddingsmiddelen ge
nomen wordt, zal de regeling natuurlijk
onvoldoende blijven.
De oorzaak der meeste scheepsrompen
is ongetwijfeld te zoeken in overtreding
van artikel 16 der Internationale Bepa
lingen ter voorkoming van aanvaringen
pp zee, regelende de vaart by mist. Het
is bekend dat de transatlantische
mailbooten en niet alleen deze'??handelen
alsof dit artikel niet bestaat. De reden
biervan is de moreele pressie, uitgeoefend
door directeuren van
stoomvaaftmaatschappijen, met als ondergrond de wenj
schea van het publiek naar een snel en
geregeld verkeer,
Overtreding van dit artikel kan aan
leiding «even tot strafrechterlijke ver
volging". Controle wordt echter niet
uitgeoefend. Ook kan de straf niet be
paald afschrikwekkend genoemd worden.
Artikel 473 W. T. S. bepaalt: De
schipper of schepeling, die ni»t in acht
neemt de wettelijke voorschriften, vast'
gesteld ter voorkoming van aanvaring of
aandrijving, woidt gestraft met geldboete
van ten hoogste driehonderd gulden".
Ernstiger flnantieele gevolgen zou deze
overtreding kunnen hebben, wanneer een
aanvaring plaats had en bij de civiele
procedure het schip alleen .schuldig"
werd verklaard. In alle landen draagt
het schip dan, behalve zijn eigen schade,
ook de schade aan het andere schip toe
gebracht. Hiertegen zijn nu verreweg de
meeste reederijen verzekerd. Volgens de
Nederlandsohe wet, en ook in da polis
is dit ten overvloede altijd vermeld, is
de assuradeur aansprakelijk voor de ge
volgen van schuld van den gezagvoerder
en de bemanning. De reeierij behoeft
dus geen direct rad el te lijden.
Er zijn twee manieren om deze stelsel
matige overtreding te beperken. Ten
eerste het verbod van verzekering tegen
schade, veroorzaakt door grove schuld
van den schipper. Hiertegen kunnen
echter verschillende practische bezwaren
worden genoemd.
In de tweede plaats kan strenge con
trole worden uitgeoefend op de naleving
van artikel 16 der Internationale Bepa
lingen en in verband hiermede een nieuw
artikel aan het Wetboek van Strafrecht
worden toegevoegd. Controle ia
gemakkeljjk uit te oefenen door middel van
het scheepsjournaal. Vrees voor
veryalsching van het journaal is practisch
buitengesloten. Hiertegen verzet zich
het eigenbelang van den reeder, daar
ver<ral*ching of onjuiste vermeldingen
de bewijskracht van het journaal zouden
opheffen. Ook dienen dan andere middelen,
getuigenis van opvarenden enz. als bewijs
te worden toegelaten. Bovenal dient echter
de strafwet strenga bepalingen in te
houden tegen het direct of indirect uit
lokken van bovengenoemde overtreding
door den reeder, hoewel dit misdrijf
natuurlijk moeilijk te bewijzen zal zijn.
Waar in den laatsten tijd is gebleken, dat
internationale regeling der
scheepvaartwetten, hoewel moeilijk, niet onmogelijk
is, kan misschien ender den indruk van
de ramp der Titanic, de wetgever de
veiligheid ter zee op bovengenoemde
wijze regelen.
EEN STUURMAN.
KRONIEK.
De Amsterdammer.
Er is eenige dagen geleden iemand op
ons redactiebureau geweest, die ons vroeg
of wij ons wilden abonneeren op De Amster
dammer. Dit scheen ons, gelijk men begrijpt,
een vreemde vraag, en wij hebben met een
zoet lijntje den man weggeloodst, meenende
aan een gevaarlijke ontmoeting gelukkig te
zijn ontsnapt. Wij hebben daarop de dag
bladen nagekeken, of er oek iemand ergens
vandaan was losgebroken". Toen wij niets
van dien aard lazen, was de zaak na eenige
weken vergeten.
Maar nu begon het vreemde" büonze
administratie. Daar had weldra een elegant
va-et-Tien t plaats van allerlei, goed als zoo
danig herkenbare mannenbroeders en vrou
wenzusters, die zich met christelijke"'
geestdrift (onze administratie werd het
vreemd te moede) kwamen abonneeren op
ons goede Weekblad, en die zeer tevreden
met een groen nummer van De Amsterdammer
de gracht bewandelden.
Er waren er, die boter en eieren brachten
in ontzaggelijke massa's voor den redacteur,
en zflts werd der directie een vroom
kapitaaltje aan steunpenningen geofferd, w
meenen een som van in de zes duizend.
Het leek alles wel spiritistisch geklop.
Totdat dezer dagen de zaak op verplette
rende wijze uitkwam. Onze redactie ontving
een brief aldus gesteld: