Historisch Archief 1877-1940
DE AM S TEEDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1818
De Redactie van De Amsterdammer:
nJongeheer Bü'eveldl
Het was in Gods raadsbesluiten, zonder
welke geen mos valt van het dak, dat ik
mjjn pink verloor. Op de onde Turf markt
heeft men mij gezegd, dat ik hem alleen
beschadigd heb, en dus niet kon genieten
van de gratis-verzekering van onzen
ChristeUjken Amsterdammer, maar ik aal Deo
vplente met uw goedkeuring toch uitbe
taling eisenen en nu van uzelf, J 15. Yan
mijn pipk is 3 centimeter geplet. Ik kom
het bedrag morgen halen en bid u Gods
zegen toe.
Uw broeder,
Bijleveld... Jongeheer Bjjleveld...
Gratisverzekering.... Na uitgebreid onderzoek
bleek OHS, dat te Amsterdam is opgericht
een n»>un> blad, dat men gedoopt heeft De
Amsterdammer, een christelijk volksdagblad
onder redactie van Mr. HonoréBÜIe veld Jr.
Het is verschrikkelijk.
Wij hebben terstond de zesduizend gulden
(laatste bericht: ? 6083.25'/O aan het betere
adres doen toekomen, en de boter en eieren
in den staat waarin deze gaven der natuur
zich bevonden, maar er is iets geweest dat
wij gansch niet vermogen te veranderen:
Een groote schare trouwe mannenbroeders
is thans onherroepelijk verslingerd aan ons
orgaan. Met vlijt lezen de arme menschen
onzen Amsterdammer, en telkens komen er
briefjes in: Jongeheer By Ie veld, In 't eerst
was 't mu wat vreemd onze
antirevolutionaire beginselen op zulke wijze te zien
verkondigd als a doet, maar ik ben nu
Overtuigd, en"... enz. enz.
Het is verschrikkelijk!
TROOSTENDE
WETENSCHAPIn de Maasbode lazen wij een artikel,
waarin ns naar aanleiding der Titanic ramp
werd voorgehouden hoe klein, hoe nietig
de, mensen is:
Wjj hebben rede»om ons af te vragen,
wat les voor ons in de emotie van dit
tragisch gebeurde ligt opgesloten.
En dan zou het deze kunnen zijn: dat
wüby net voortschrijden yaa het
mensöheljjk weten en de ontwikkeling der
menschelijke pruestatie, ons niet zullen
verhoogvaardigen in onze hart a a. Hoe
tastbaar toen komt in heel dit schrik
kelijk geval de nietigheid uit van den
mensch!
Het is maar al te waar wat de Maas
bode zegt. Maar er is een troost. Er
verkeeren n.l. toch enkelen onder ons (en zelfs
Vindt men er onder de redactieleden van
de Maisbode) die volstrekt niet zoo heel
nietig zijn. Getuige het volgende gedicht,
dat iemand aan de N. E. Ct. gezonden
heeft, en dat door den geestelijken heer
J. Haagh C. S S. R. den pastoor H.
Wienholts bij zijl veertigjarig priesterjubileum
werd toegezongen.
Koor:
Groot züt gü, o 's Heeren Priester,
. Zongen we ook een eng'len lied,
Hog zou onze stem slechts staamlen,
Nog meldt zij Uw grootheid niet.
Solo (Bariton).
Heerlijk blonk des Heeren Almacht*
Als het aardrijk door Zijn kracht
Opsteeg uit den woest en bajett,
Schitt'rend in zijn volle pracht.
Koor.
Maar güPriester deelt in de Almacht,
Grooter wonder wrocht uw woord,
Want den schepper zelf der wereld
Brent gij op het altaar voort.
Solo. (Tenor)
Ja 't is grootsoh het aanzijn geven
Aan een talloos eng'lenheer,
Die het eeuwig loflied zingen
't Koningslied hun Vorst ter eer.
Koor.
Maar van zondaars Eng'len maken,
Trouwe dienaars van hun God,
O, het is oneindig grooter,
Priester Gods ziedaar uw lot!
Solo (Sopraan)
En terwijl Jehowa's machtwoord
Eenmaal slechts de wereld schiep,
En Hij eens slechts 't Koor der Eng'len
Door Zijn wil ten leven riep,
Koor.
Hebt gü, Priester, hoog bevoorrecht,
Door een woord van hooger kracht,
Neen niet eens maar duizend malen
Grooter wonder voortgebracht.
J. A. de Gelder, f
DEN HAVENBOUWMEESTER YAN TANDJON
PltlOK TER NAGEDACHTENIS.
Als een krachtig man naar voren dringt,
wüst hu noodzakelijk anderen terug en zijn
de achterblijvers zelden zijn vrienden.
Zoo heeft de heer De Gelder, zooals iedere
buitengewone persoonlijkheid bij vele ver
eerders ook vele tegenstanders gehad.
Als een bewijs voor de krachtdadigheid
van zijn optreden, reeds op jeugdigen leef
tijd, worde er slechts aan herinnerd hoe
hem als jong luitenant ter zee 2e klasse,
naar aanleiding van het door de Ned. marine
tuchtigen der zeeroovers in de baai van
Karakeling, de militaire Willemsorde werd
toegekend. ..
In 18ó8, op 17-jarigen leeftijd, als adel
borst Ie kl. in dienst getreden, was hu
echter niet bestemd om büde marine een
loopbaan te voltooien. Hij ging to^-h, even
als later nog een drietal andere
marineen een paar artillerie- officieren, in 1863 over
in dienst van "s Rijks Waterstaat en 's lands
Burgerlijke Openbare Werken in Ned. Indië,
in den rang van ingenieur 3e kl.
Evenals nu, was er in dien tijd groot
tekort aan ingenieurs büdezen dienst, ook
nadat de regeering reeds eenige geschikte
opzichters in de ingenieurs rangen had
opgenomen. Thans is het zeker ondenkbaar
dat ooit eenige regeering, bij welken nood
stand ook, indien ze maar rekening houdt
met de geschiedenis van den Ind. Water
staat na 1860. en met de eisenen van goed
technisch beheer, tot dergelijke aanvullin
gen van een ingenieursoorps naar toevlucht
zal nemen.
In zijn nieuwen werkkring was er voor
den heer De Gelder niet zoo spoedig gele
genheid zijn bizonderèkaraktereigenschap
pen te ontwikkelen, al zal büde uitvoering
van kleinere werken zijn talent om leider
te wezen, wel gebleken zijn.
Deze karaktereigenschappen kwamen eerst
bizonder aan 't licht, nadat hu (in den in
het moederland doorgebrachten verloftijd)
door deNederlandsche Regeering was aange
wezen tot uitvoerder in eigen beheer van het
werk,oa«fegi van een haven te Tandiong-Priok,
waarvan het ontwerp, opgemaakt door den
ingenieur Waldorp, bij beschikking van den
Min. v. Koloniën dd. 28 Jan. 1876 was goed
gekeurd, en waarvan eene aanbesteding a
forfait was mislukt.
Zeer juist was het dat de heer De Gelder
büdeze opdracht zich van een volledig
mandaat, onafhankelijk van het departement
der B. O. W., wist te voorzien, daar dit
een der eerste voorwaarden was-voor wel
slagen. Büdergelijk groot werk in eigen
beheer toch moet de verantwoordelijke uit
voerder in soms plotseling opkomende nooden
zonder ruggespraak met anderen dadelijk
kunnen handelen.- Met nagenoeg absolute
macht heeft dan ook de uitvoerder der
havenwerken te Tandjong-Priok zijn per
soneel eüden gang van zaken geleid. Daar
bij kwam eerst goed te voorschijn welk een
machtige, krachtige persoonlijkheid hu was,
welk een puahing power in hem
zatVoorzeker was het geen gemakkelijke
taak een, voor dien tijd, zoo groot werk
in eigen beheer op te zetten en uit te
voeren, gegeven ook de bescheiden hulp
middelen waarover men in die jaren in
Indië beschikte, als het gold ondergeschikt
personeel en werkvolk te hebben.
Ruim gebruik is dan ook gemaakt van
wegens allerlei misdrijven tot dwangarbeid
veroordeelde inlanders.
Groote moeilijkheden werden büden aan
vang van het voor dien tui onUaggelijke
werk ondervonden 1) door de ongunstige
ligging van Priok, op ongeveer 10 K.M.
afstand van Batavia en hiervan door uit
gestrekte moerassen gescheiden.
Zoolang de spoorweg verbinding met Batavia
die met deze gezonde stad communicatie
geeft, niet gereed was, moest dagelijks vervoer
van personeel en werkvolk over zee ge
schieden, omdat de ongezondheid der streek
nachtverblijf verbood. Maar spoedig bleek
dat de zaak in goede handen was en weid
door geheel Indië de flinke uitvoering van
den aanleg der Havenwerken te
TandjongPriok the topic of the day.
Weldra vormde de vloot van de Batavia
sche Havenwerken met haar personeel een
kleine Indische marine en de heer De Gel
der was de admiraal.
Aan wal arbeidde onder zijne leiding een
staf van ingenieurs, als Bouricius, d'Arnaud
Gerkens, Van Bosse, Van Berckel, Van
Bergen, Melchior, De Booy, Nïeuwenhuis,
wien het allen een voldoening is geweest
aan den ha venaan leer te hebben medege
werkt. De ingenieurs Van Bosse en Havelaar
voltooiden het werk.
Was h «t wonder dat in een tijd, toen in
Ned.- Indië in vele ambtelijke zaken, ook
bügonvernementswerken, een langzame
gang wel eens regel was, een toestand
waarover particulieren, gewend aan flinker
optreden en sneller handelen, de schouders
ophaalden, slechts n roep opgir g over de
werkwijze büde Bataviasche Havenwerken,
en over den man die met ijzeren hand de
leiding had; die zich zelf niet sparende,
door zijn werkkracht, voorbeeld en aan
sporing zijn personeel bezielde.
Het aantal van zijn vereerders onder de
massa der particulieren, en, naarmate het
succes van verzekerd, ook onder de hoogere
ambtenaren, nam dan ook met den dag toe.
Maar zooals in den aanhef reeds is
aangeteekend, de heer De Gelder had ook zijn
tegenstanders. Niet het minst vond men ze
in de technische wereld, waar verschillende
personen met 's hoeren Da Gelders techni
sche adviezen, ook wel over onderwerpen
buiten de Bat. Havenwerken, zich niet
altijd konden vereenigen.
Bizonder kwam dit uit in den feilen strijd,
die gevoerd is over den aanleg van het
Goenoeng Sabariekanaal, een strijd die
langen tijd, tot zelfs in den boezem van
het Koninklijk Instituut van Ingenieurs in
het moederland, werd voortgezet. 2)
Intussehen was in 1883 de eigenlijke
ha ven bouw, het werk waaraan de heer
De Gelder zijn beste krachten heeft
gewijd, binnen den daarvoor aangewezen
tijd voor minder dan was geraamd zoover
gereed dat weldra de eerste schepen er
van gebruik konden maken en was hiermede
door hem aangetoond wat in Indië met
krachtigen wil is te bereiken.
Al spoedig, naarmate de havenaanleg
vorderde, waren stemmen opgegaan die
wenschten, dat deze voortvarende werkwüze
algemeen bij de uitvoering van 's lands
werken zou worden toegepast. Tevens begon
in gansch Indië, in verband met de
finantieele gevolgen van den Atjehoorlog, in
bestuursaangelegenheden een geest van be
zuiniging te heersenen, die zich natuurlijk
ook wierp op 's Rijkswaterstaat.
Daarbij was er allerhande ontstemming
en wrijving büden Waterstaat en de hoofden
van Gewestelijk Bestuur.
Men wenschte zoowel bezuiniging als het
geven van eene positie aan de ingenieurs
die meer strookte met hunne capaciteiten.
De oud-Directeur van B. O. W. de heer
J. E. de Meijer in de Encyclopaedie van
Ned. Indië (bl. 714) de geschiedenis van
den Ind. Waterstaat beschrijvende, ver
meldt a. v.:
De Chef van de Bataviasche
Havenwerken de heer J. A, de Gelder die in het
begin van 1883 met verlof naar Europa
vertrok, meende eene oplossing gevoaden
te hebben, welke die beide denkbeelden
zou combineeren en het schijnt, vooral
met het oog op de gelegenheid om in die
richting verder werkzaam te zijn, dat de
toenmalige Regeerieg er toe besloot, hem
het volgende'jaar (4 Maart 1884) als Raad
van Indië weder uit te zenden."
En verder: Bij den krachtigen
bezuinigingsgeest, die toen heerschto, vond
blijkbaar de heer de Gelder met zijn
denkbeelden ook een willig oor bij den op
11 April 1884 opgetreden Gouverneur
Generaal Otto van Rees, ed het is aan deze
samenloop van omstandigheden dat de
inkrimping van het corps en het nieuwe
reglement hun ontstaan te danken hebben,
die beide, hoewel later gewijzigd en
herzien, een nieuw hoofdstuk in de
geschiedanis van den Indischen waterstaat open en."
Waar dit toe geleid heeft kan hier niet
in détails worden uiteen gezet. Alleen z
aangeteekend, onder erkenning van het
heilzame van verschillende genomen maat
regelen, 3) dat het desideratum van bezuini
ging nooit is kunnen bereikt worden, daar
de goede gang van zaken en de belangen
van den lande zich daartegen hebben verzet.
We mogen aannemen dat waar de heer
De Gelder niet persoonlijk de reorganisatie
in handen heeft gehouden en bovendien
na betrekkelijk korten T\J d zijn plaats als
Raad van Indië verliet, hetgeen den
toenmaligen directeur van B. O. W. den noodigen
steun büde Regeering- in hoofdzaak deed
verliezen, het met de slechte gevolgen van
verschillende bezuinigingsmaatregelen ver
der geloopen is dan oorspronkelijk behoefde.
Als Raad van Indië was de invloed van
den heer De Gelder zeer groot. Zijn im
pulsieve natuur deed ook in die hooge ver
gadering zich gelden. Hierbij kwam hu
meermalen in groot verschil van inzicht
met zijn medeleden, waaronder mannen
met groote ondervinding in bestuurszaken
en kennis van land en volk, en die hem
wellicht daardoor niet altijd in zijn voor
stellen tot intensief ingrijpen konden volgen.
Ormtreeks 1885 verliet de heer De Gelder
do koloniën om naar het moederland terug
te keeren.
Niet om te rusten. Zijn nog maar
44jarigen leeftijd, zyn gansche natuur van
man van de daad, zou daarmede in strijd
zijn geweest.
Al spoedig zien we hem dan ook een
overwegenden invloed uitoefenen in de
Koninkl. Maatschappij tot Exploitatie van
Petroleumbronnen in Nederl. Indië en er
krachtig optreden en strijden voor zijn
inzichten. Went strijd heeft de heer De
Gelder nooit ontweken, de geschiedenis der
genoemde maatschappij kan daarvan ge
tuigen l Wüzien, hem zich bemoeien met
de exploitatie van de door hemzelf gebouwde
haven, hetgeen tot de oprichting der
Droogdokmaatschappüte Tand jong Priok
leidt, als mede-oprichter van de Koninkl.
Paketvaartmaatsohappüin Ned. Indië is
hu een kracht geweest en voor Suriname
heeft hu gearbeid door de oprichting eener
geluk genoemde maatschapp
Zoo heeft de stuwende kracht waarmede
hu de havenwerken te Tandjong Priok
uitvoerde, hem nooit verlaten, maar met
dit werk toch heeft hu zijn groote reputatie
gevestigd.
Dat dit werk in alle deelen is gelukt, is
voor de ontwikkeling van Java een zegen
geweest.
Ha de opening van het Suezkanaal was
een goede haven op Java voor alle zee
varenden op onze Koloniën en voor den
handel van het grootste belang. 4)
Waar de Atjeh-oorlog en onze daarbij
aanvankelijke ondervonden tegenspoed de
aandacht van het Westen trok, was het
voor de kracht van Nederland naar builen
van groot belang te toonen dat ondanks
den schatten verslindenden oorlog ons
land fiaantieel nog machtig genoeg was
om belangrijke bijdragen beschikbaar te
stellen voor de ontwikkeling zijner koloniën.
Dat het aldus beoogde doel is bereikten
de Bataviasche havenwerken met zooveel
succes zij a uitgevoerd dankt men aan het
beleid van De Gelder.
Van de ontwikkeling van Java als gevolg
van de opening der haven te
TandjongPriok heeft ook de handel ruimschoots haar
deel gehad.
Toch heeft de handel sedert 15 Maart 1887,
toen de haven voor het algemeen verkeer
werd opengesteld, aanvankelijk zich over
het algemeen met zekere gereserveerdheid
opgesteld.
Tal van factoren waren dan ook aan
wezig om tijdens de overgangsperiode de
nieuwe haven in discrediet te brengen.
Behalve dat particuliere belangen, door
wegvallen of door verplaatsen van bedrijven,
die met het verkeer ter reede in verband
stonden, werden geschaad, moeten vooral
daaronder worden vermeld de ongunstige
gezondheidstoestand, tengevolge van groote
grondverplaatsing, en de ontegenzeggelijk
onvoldoende havenbediening. Nu de grond
tot rust is gekomen en omliggende moerassen
z\jn gedempt, wordt van de malaria-iofectie
hoe langer hoe minder gehoord.
Belangrijke verbeteringen zijn later ook
aangebracht in de havenuitrusting, al blijft
er nog te wenschen over.
Doordat het verkeer in het handelsbedryf
zich naar de nieuwe omstandigheden heeft
gevoegd, is thans de opinie vanden handel
over den havenaanleg een gansch andere
dan in den beginne en heeft men het groote
belang er van ingezien.
Voorzeker zou dan ook op dit oogenblik
büden handel ruimen steun worden ge
vonden voor eene verwezenlijking van bet
denkbeeld om, evenals een Maarschalk,
de uitvoerder van spoorwegen op Java,
door een eerezuil in het station te
Buitenzorg is gehuldigd, voor den onlangs over
leden uitvoerder van de Haven te
TandjongPriok op het terrein zelve van zijn
verdienstelijke werkzaamheden een zicht
baar aandenken op te richten.
Maar ook zonder dat uiterlijk teeken van
erkenning zijner verdiensten zal zijn onver
moeibare wilskracht, ten dienste van onze
Koloniën aangewend, steeds herdacht en
geëerd blijven in de monumenten, die hij
zich zelf heeft gesticht n door de uitvoe
ring der Havenwerken te Tandjong Priok
en door de ondernemingen op zijne instigatie,
of met zijne krachtige hulp opgericht.
L. J. C. VAN Es, C.B L,
oud-hoofdingenieur Waterstaat N.-I.
Delft, April 1912.
1) Zie Inditche Gids 1881. Eigen Haard 1884
(De Havenwerken te Taodjong Priok door
M. J. van Bosse). Verb. K. I. v. I 1892/93
(idem door J. E. de Meijier).
2) Zie Vergaderingen K. I. v. I. 1886.
3) O. a. de instelling van een Algemeenen
Dienst.
4) Wijlen Prins Hendrik gaf in dezen den
eersten stoot om aan den gebrekkigen toe
stand der reede van Batavia een einde te
maken.
Inziet in ie flooflstai.
Christelijke Oratorium- Vereeniging.
De religieuse muziek is in 't tegenwoordige
leven een verweesde kunst. De katholieke
kei k schijnt in deze t|jden haar geld voor
andere doeleinden noodig te hebben dan
voor lithurgischen luister en de
protestantsche richtingen bekommerden zich van ouds
liever om warme stoven en een zachte bank
dan om een schoon fresco of puike xangers
en weelderige*, hartstochtelijk * muziek. Hoe
licht ware het anders een Paus gevallen,
kunstenaars als Berlioz, Liszt, Bruckner aan
den Godsdienst te verbinden, want werkelijk,
zul ken voelen zich bet grootst tegenover
't oneindige eenwige en verzuchten er naar.
Doch leren er nog vorsten, die iets koninklijks
of keizerlijk»in zich diagen en liever een
schilderij bezitten dan een complete
postMgnlverzameling of een medisch vest ?
Maar hoewel de hedendaagsche katholieke
kerkmuziek (de gesanctioneerde) m|j om vele
redenen betreurenswaardig -ecbynt, de
protestanteche stel ik niettemin beneden baar,
omdat ik de negatie van den cultus voor
verwerpelijker hond dan een beleediging van
den en tas, en de protestanten de negatie
vertegenwoordigen. Schoonheid zonder cultus
is schèndig als God sonder cultus, en b
vereering, welke in baar wezen zelfverloo
chening is, bestaan geen grenzen.
Ia die rijken van het betooverende, van
den geaat en de ziel, praesteerde Otto
Tanbmann niet»en syn Deuttche Meue, door Johan
Seaoondaroeek binnenkort reeds voor den
tweeden maal nitgevoard. ia een volkomen
waardeloos werk. Alles klinkt dor, droog, is
monochroom, sonder leven, «onder glans,
zonder warmte en intensiteit. Ik weet wel
dat Tanbmann z|jn harmonieboeken kent en
wat oppervlakkig contrapunt, doch de muziek
welke hjj daaruit te berde bracht, verdient
evenmin lof als 't eieren-leggen van een kip,
hoe knap dit ook te werk gaat. Men zegt
dikwijls: zie eens waartoe de consequente
doorvoering van Berlioz' princiepen leiden
kan; ik wil er nu even de aandacht op
vestigen, waarheen de orinciepen van Brahms
leiden: tot gemnmmifiaerde muzikale
didaktiek en emancipatie van lalentlooze noten
krakers, hoedanigheden, welke bjj 't
grootvadertje al ruim voerbarden waren. Het
compo neeren wordt genakkelyk volgens de
beginselen dier chambercloackhelden.
Taubmann koos een motto (2 Chr. 16 : 19:) en
zegt: Dezen tekst met de middelen der
toonkunst te omschrijven, uit te leggen en
te verduidelijken, zooals een predikant dat
in zjjo desbetreffende rede zon doen, was
de my zelf gestelde opgave, welker vol
voering natuurlijk naar m|jn persoonlijke
inrichten kon gtschieten."
Natuurlijk I maar dan komt er wat voor
den dag. Eea Tanbmann heet echter in de
muzikale wereld iemand, die zijn kunst met-.
ernst beoefent" of wien de kunst ernst ij l"
Koninklijk* Oratorium- Vereeniging.
Het is- haast ongeloof! g K, dat een zoo
kleinmenecheiyke compositie als D.e
Jahreszeiten" van Haydn in enkele maanden t|)ds
noj drie uitvoeringen beleeft, ruim een een w
na haar ontstaan, en hoe ongaarne ik de
opmerking ook richt tot de Koo. Oratv Ver.,
welker programma's meest»! interessant zjjn,
het is te bar, dat zoo'n schamele dorpeche
kunst, de meesterwerken blijft versperren
en verdringen.
Miar nuchtere en lange pastorales behagen
de menigte meer dan eene opera van Spontini
of de oratoria van Franck. Aan wie zal men
het wijten? Aan de menigte of aan de talrijke
Mpaiger Salomons, die zoovele gees'en in
ninen sloten en in zee wierpen? En op bet
strand bonwen z|j tempels voor huLne
klasei kers. Als men aan de verwaarloosde meesters
eens de helft der sympathie en goedgunstig
heid bewees, welke de getempelde usurpators
genieten! Doch verbeeld n dat het Requiem
van Berlioz door drie vereenigingen achter
eenvolgens werd uitgeroerd... dit is inder
daad onmogelijk en de gansche pers zou naar
wat gemoedelijke»snakken.
De tenor Georg A. Wfalter, die in de
Jahreszeiten optrad, mag tegelijker ty'<l besproken
worden; de mimiek van dezen zanger geeft
hem een voorkomen alsof hij, ik weet niet
welke gruwelijke rol speelt en zoo typeert
hy den Evangelist uit de Mattt aus Passion,
Lukas den boerenjongen en alles wat men
hem laat voordragen. Zy'n tenor mist trouwens
den echten glans, het juvenile, de warmte
en lyriek; h u' behoort tot de zuivere Duitsche
soort, welke zich van het materieele zelden
lo-maakt. Het is me onbegrijpelijk waarom
bijna alle tenor-solisten uit Duitschland
genoodigd worden, waar de goede zeer duur,
de andere slecht z|jn, terwijl een middel
matige Balg of Frtnschman, om van de
I alianen te zwijgen, al die geforceerde
herauten gelijk Georg Walter en m suis verre
overtreft.
Symphonie fantastique.
Berlioz' genialiteit is te ongewoon en groot
om niet voortdurend over hem te schrijven
als een zijner werken wordt uitgevoerd. H|j
wees al zijne tjjdgenooten den weg en w|j
kannen van hem leeren: Liszt vond door
Berlioz den Fanat van G jet hèen zijn eigene
Fanst-triptiek; Peter Cornelins trof
veiechillende tooneelen van den Barbier van Bagdad
kant en klaar in Berlioz' BenvenutoCallini;
Gonnod zon noch zjjn Fanst noch zynRoméo
et Ju liet t e gemaakt hebben, als h|j in Berlioz
gelijknamige werken niet een ver oorgen
populariteit en practische geldswaarde ont
dekt had; al de symphonische gedichten
van Saint-Saëos staan onder den tooverban
van Bdrlioz en zy'n vale weerglanzen van
diens praal; Meyerbeer, dit spreekt van zelf,
was de eerste van die b|j Barlioz regarda
dans l'Infini par Ie trera de la serrnre."
(Villiert) etc. etc. dit behoort by z|jn fatum,
want hei stond geschreven, dat h|j alleen
|de uitgtfl otene en eenzame zou blij ven, om,
ongeveer gelijk Stendhal, te sterven van'
verveling.
Zijne nagedachtenis beleefde een tijdlang
vrool|jke dagen, eerherstel en aelfa apotheose,
doch sinds jaren- wil er een andere geest over
Europa h eer BC o en dan de Latynsche, en aan
de vlugge vorderingen van dien Neveling
(Schnmanc- Brahms etc. etc.) dankt, met
anderen, Spontini zy'n vroege ondergang,
Gluck voor een deel, en Berlioz zal er tegen
bestand moeten blijken.
Les qaalifés de ma mns'qne sont
l'«xpresaion passionnée, l'ardeur intérienre,
l'entrainement ry'hmiqne et l'inpiévu,"
(Mémoires pag. 461). Of dit sentiment den
hedendaagachen Frsnschman tegenstaat, valt
nog te betwijfelen, maar de modernste vindt
behagen in stillere stemmingen en exquiser
hartstocht; men houdt in Par|js tegenwoordig
van Schumann en Debnsey tegelijk, men
propageert er Brahms met animo.... Berlioz
bovendien, die weinig kende, maar alles
kon, blijft voar de componisten, van wie
't meerendeel alles kent doch weinig kan,
een soort van Medusa, die men moeilyk
in de oogen kan kijken. De geleerden zien
hem al aardig voorby: de heer Maurice
Emmannel, conservatorium professor te Parijs,
gaf onlangs een Histoire de la langne
musicale" uit, waarin by Berlios en passant eventjes
noemt en de verdiensten van den genialen
kunstenaar met een charmante naïsveteit by
de gorie van Liszt telt. Schönoer?, wiens
ultra modernisme fictie is, redeneert in zyn
Harmonielehre" over eene omkeering van
het noon-accoord, welke hy zon gevonden
hebben, alsof Berlioz reeds in 1830 znlken
samenklank niet liet spelen door vier pauken;
die Schönberg discuteert over zelf gevonden
qnarten-motieven, alsof ze niet reeds voor
kwamen (Brnckner HOR daargelaten in het
voorspel van den Songe d'nne unit du Sab
bat" uit de Symphonie fantastique.
De tjjd waarin dit werk ontstond ligt ver
van ons af en misschien de gloeiende stem
ming welke hem voortjoeg nog verder. De
zwarte jas is in die tusscaenrnimte een sym
bool geworden voor de onde en nieuwe
wereld, gelijk de staart voor China. Er schijnt
overigens een principieel onderscheid te be
staan tusichen een doodendans van Holbein
n Berlios, ten minste, en ik begrijp niet
waarom, men waardeert het diabolieke van
BerlioE onwilliger. Omdat men nu tegen
woordig Byrons drinkgelagen in vervallen
abdijen en uit menechenschedels buitensporig
vindt, zy'n roo versphantasieën belachelijk?en
meer van die romantieke tafereelen (men
kan er ook otteeren van Shakespeare en
Goetht) staan in nanw verband tot de
symphonie fantaatiqne en Harold en Italië,
tweelingswerken daarom dunkt me dat
het goed sou |jn als de dirigenten voortaan
rekening hielden met de meening van Berlioz:
3i on ezécnte la symphonie isolement
(d.w.E. zonder het monodrama Lslio) dans
nn concert, cette disposition n'est plus néces
saire; on peut me mee la rigueur se dispenser
de distribuar Ie programme, en oonservant
senlement Ie titre des cirq morceaux; la
symphonie (i'antenr l'espère) piuvant ofirir
en soi nn in er t mn-ical inde pendant de
tonte intentipn dramatique." (uit Berlioz'
tweede redactie van t et programms). Want
de geschiedenis van den jongen musicus,
die zich in lief 'eswanhoop met opium ver
giftigt en de litteraire omschrijving der halluci
naties (o.b. met de muzma e) ly'ït me de
eenige betwistbare en vergankelijke passage
van dit meesterwerk. Dan moest men ook
afstand doen van de'meening dat de laatste
variatie op la me c die aiméj(m den
heksendans) triviaal sou zijn. Dit is een mystificatie
of een vergissing van Berlioz-self, .en het
verwondert me dat nog niemand uit bewonde
ring voor den kunstenaar tegen dat epitheton
protesteerde, daar het thema evenmin banaal
klinkt als een geestig ecierzo van Beethoven.
Sinds langen tij l kwam de fantast'qie niet
meer voor op de programma's van het Con
certgebouw, en wijl Barlioz een der weinige
componisten is, voor wien ik de vereering niet
behoefde aan te leeren, ben ik Cornelis
Dopper, den dirigent, zeer dankbaar voor
z|jne uitvoering; deze was voortreffelijk en
van de kleine tekorten (die immers nergens
ontbreken) lijkt me 't gewichtigst dat onze uit
stekende paukenist zijne bagnettea d'éponge"
niet verwisselde met de bagne'tes de bois"
waar de auteur het verlangde; was hij bang
voor 't vel of ontbreekt het voorschrift op zijn
part|j ? het is per slot weliswaar een détail, en
daarvan haagt de impressie deser
meesleepende mn siek geenszins af, maar het schijnt me
een verkeerde gewoonte alleen de parti
turen der klassikers als heilig en onschend
baar te beschouwen. De klokken inden Dies
Irae klonken prachtig en nog nooit boorde
ik de t n bas en fagotten deze altijd indruk
wekkende melodie met zoo lenige cadans
voordragen; de klank verhoudingen d-r vier1
pauken zy'n zuiver gewikt en deze instru
menten artistiek* bespeeld; men weet,
wanneer de verre donder uit de Stèie anx
champe niet fjjn en poëtitca wordt gegeven,
dat deze pittoreske inval in 't barokke kan
verloopen; dit ontraak men even smaakvol
in den Marche au Suppllce." Meesterlijk
leidde Dopper den Songe d'nne unit dn
Sabbat", de dans en de groteske en
grandiosa Dies Irae-paraphrase tot een rythmiech
geheel; de dirigent had trouwens voortdu
rend enthousiaste ingevingen en zynorcbeat
vol «de hem met geeatdrif'. Welk een ma
gnifiek coloriet in Uu bal"! Op het succes
afgaande ( ie schoonheid der compositie daar
gelaten) geloof ik, dat men ongelijk het f t de
Sympbonie fantastique zoo zelden te spelen.
MATTHIJS VEKMBULKK.
De YierjaarlülKclie,
i.
Laten we nn maar met den algemeenen
roep meegaan en zeggen, dat deze Vier jaar
lij keche een buitengewone verschijning is
een Gebeurtenis in het vreedzame hollandscb
kunstleven.
Hoorde ik niet twee bedaagde dames, op
een rustback gezeten, bijna in ontroering
elkaar toefluisteren: Ja, dit is een tentoon
stelling waar de wereld van spreken zal."
Werd er in de openingsrede ook niet even
gewaagd van de gewichtige taak, die de
critiek (of verslaggever!]) bij deze
excepiionneele gelegenheid te vervullen heefc ? Is er
bier niet veel dat opzichtig is, of iets
vreemdsoort igs aan zich heeft, zoodat het schilderij.
lievende publiek in zy'u gewone
waardeschatting wel wat gederangeerd is, dus naar
voorlichting uitziet. Maar ook, zijn er onder
die talrijke toeschouwers, overbluft door al
die beschilderde lappen van afmetingen als
zij zelden of nooit zagen op een tentoonstel
ling, wel veen, die bedenken of het hier
wel allen koks zijn, die lange messen dragen?
Deze Vierjaarly'fcscbe is beter te noemen;
de Amsterdamtcbe Salon. Het is eon tentoon
stelling, die kan cpncnrreeren met de wereld
ten t oonstellic gen in de heel groote steden
van het buitenland.
De grootse ae indruk bemachtigt u reeds
bij het bestijgen der breede trappen, badend