Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
A", iw2.
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
Oza-der redactie -STSLEX.
Dit nummer bevat een bfyvoegseL
H. I3. L.
Uitgevers: VAN HOLEEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1-öfy fr. p. post / 1.65
Voor Indtéper jaar, bq vooruitbetaling, ..... mafl , 10.
Jfcomderlrjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ....,?O.I2'/«
Zondag 5 Mei,
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
AdTertenüën op de ftnanlieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
/0.25
.030
,0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Herdenk
ing van Nederlands Onafhankelijkheid.
Internationale cirkelgang, door Johan de
Zeenw. Kroniek. Bond van Internatio
nale Vereenlgingen, door W. Manefeldt.
FEUILLETON: Ma's Pecbja, door Min ca
Verster-BoBcb Reitc. KUNST EN LET
TEREN: Der Untefgang des
Niederlaniiseben Volkslledes, von Herman Felix Wirtb,
beoordeeld door Ftans Coenen. De
Vierjaarljjksche, II, door W. Steenhoff. INGE
ZONDEN. BERICHTEN.
VROUWENRUBRIEK: Tatti Frntti, door Mevr.
Mansfeldtde Witt Hnberts. Lente, door Riek.
ALLERLEI, door Allegra. IJIT DE
NATUUR, door E. Hei mans. J. H. vaa 't
Hcfl'a Amsterdamer Periode, (1877?1895),
Ton dr.. W. P. Jorissen nnd dr. L. Tn.
Reicher, met af b., door prof. J. J. van Laar.
P. van der Hem (bij Tersteeg, den Haag),
met af b., door Plasschaert. Bismarck en
Heine, door Wenzel Frankemölle.
Verlangen, door Editb Heide?CHARIVARI.
FINANCIEELE EN O ECONOMISCHE KRO
NIEK, door v. d. M. en v. d. 8.
Uit. rusting voor Indiê. De jacbt op Bonnot.
DAM8PEL. SCHAAKSPEL. ADVER
TENTIËN.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiitiitii
Herdenking van Nederlands
Onafhankelijkheid.
In Amsterdam heeft eene Commissie
zich opgemaakt ter viering van het
heuchelijke feit, dat wij in 1913 honderd jaar
bevrijd zijn van vreemde overheersching.
Besloten werd déze gedachtenisviering
~ voor het nageslacht zinrijk in beeld te
brengen, en wel door het plaatsen van
een monument in 't midden van dien
Dam, waar thans met-hou weelen-pikkende
sleepersen heipalen-aanvoerende bouwers
tegelijkertijd bezig zijn ons stadsbeeld te
hervormen. ' v
Midden op dien Dam staat, sedert de
vijftiger jaren der vorige eeuw, op een
saf steenen piedestal de armlastige"
Naatje: kei beeld van de Eendracht na
1830. Een spot voor ieder! Een bespot
ting reeds voor de intellectueelen van
vijftig jaar terug getuige een oude
Amsterdamsche studentenalmanak, waaruit wij
vroeger 'reeds een hekelgedicht hebben
aangehaald. Ongeveer op dezelfde plaats
op den Dam, waar dit steenen stoet
haspel zich nog steeds bevindt, zal men
een nieuw monument" gaan stichten.
WüNederlanders zijn niet bijster mo
numentaal. Wij hebben vaa ouds vele
terecht wereldberoemde schilders gehad
en smaakvolle architecten, waarlijk
groote bouwmeesters zijn zeldzaam bij
ons geweest, groote beeldhouwers hebben
we eigenlijk niet gehad. Maar wij zullen
natuurlijk een monument hebben. Als
onze volksaard zich het edelst uiten moet,
dan zal dat moeten wezen in een mo
nument.
De vraag: Wie moet dat maken?"
is gewis van later orde... Er zullen leden
in de commissie gezeten hebben bij wie
die gedachte het allerlaatst zou opkomen!
Wij ervaren Amsterdammers weten, dat
alles voor geld te koop is! Vagelijk
heeft het een of ander eommissie-lid aan
prijslijsten van monumenten" gedacht,
aan voorjaarscatalogi voor stedelijke
beeldengroepen" of iets van dien aard.
Aannemende, dat, bij bevoegde en zér
zorgvuldige keuze van architect en beeld
houwer, iets goeds kan ontstaan, kunnen
wij, alles welbezien, voorloopig niet
anders dan huiveren voorde officieele"
plannen....
Dit niet ten onrechte.
Wil men den geest kennen der ver
gadering, waarin tot de oprichting van
een eeuw-monument besloten werd P Een
der bijzittende offloieele personen opperde
de idee", dat men het Eendrachtsbeeld,
nu het van den Dam zal moeten verwij
derd worden, zeer goed een plaats zou
kunnen geren op den later vrij te komen
verkeersweg tegenover den Stadsschouw
burg ! Het Eendrachtsbeeld, de geestelooze
grijze staart, waarmee het kort begrip
van Nederlands slechtste eigenschappen
nu lang genoeg aan ieder is opgedron
gen, het onmogelijke monument van den
Dam", zal men niet gaan afbreken, b.v.
om het kostbare hardsteen dat er aan
zit, men zal het niet (zooals ons voor
stel zou zijn) als pièce de milieu op het
honden- en kattenkerkhof zetten, neen,
het moet ons blijven toonen wat voor
sufferds we decenniën lang geweest zijn
en het diepste wezen van ons nationale
karakter" moet en zal het vereeuwigen!
Is het wonder, dat men van zulke
plannen vernemend, met zorge een nieuw
monument" ziet aangekondigd?
De Nieuwe Courant veroordeelt het
Amsterdamsche plan om andere redenen,
en wij meenen, dat zij het zeer terecht
doet. In een hoofdartikel, met het motto
non bis in idem, herinnert zij aan het
bestaan van een monument van 1813,
gesticht bij het halve eeuwfeest onzer
herstelde onafhankelijkheid, en gesticht
te 's- Gravenhage, met medewerking niet
alleen van h at gansche land maar ook
van de Hoofdstad zelve.
Wq nemen hier een deel van haar
betoog over. Onder reserve wat een enkele
uitdrukking aangaat (?Den Haag het
nationale middelpunt") lijkt het ons in
het door ons gespatieerde gedeelte den
spijker op den kop te tikken.
Toen het halve eeuwgetüde van de
bevrijding van Nederland naderde en
de gedachte rees van de oprichting
van een nationaal monument, heeft
men ongetwijfeld ook die vraag gedaan
(n.l. de vraag of het monument te Am
sterdam zou moeten verrijzen of in
Den Haag) en wanneer toen besloten is
aan 'B Gravenhage de voorkeur te geven,
heeft men dat terecht gedaan. Amster
dam is de hoofdstad deslandsjis de mach
tige koopstad, die door haar ligging,.haar
handel, haar instellingen en haar kloeken
burgerzin nog altijd vooraan staat in
de rüder Nederlandsche iteden, zooals
z\j dat door de eeuwen heen heeft ge
daan. Alle eer aan Amsterdam in dit
opzicht. Maar wat Amsterdam niet is
en wel Den Haag, dat is het nationale
middelpunt des lands, het centrum van
het staatsleven. Toen het jaar 1863
naderde heeft niemand, geen enkel lid
der Nationale Commissie, waarin ook
Amsterdammers zaten, er aan gedacht
een gedenkteeken ter herinnering aan
de herstelde onafhankelijkheid in de
hoofdstad te stichten. Yan zelf was voor
een monument, dat in de eerste plaats
een staatkundig karakter zon dragen,
de Residentie aangewezen, de stad waar
de regeeringsoolleges zetelen, van waar
uit het land bestuurd wordt.
Nu zal men zeggen: gun ook Am
sterdam het genoegen van een monu
ment. Zeker, maar niet voor dit bepaalde
doel. Er is geen plaats voor twee
monumenten ter herdenking
van 's lands bevrijding yan
buitenlandsche overheersching.
Dat is eenmaal goed gedaan b\j de
viering van het halve eeuwgetijde, het
kan niet nog eens overgedaan worden,
nu 1813 honderd jaren achter ons ligt.
Waarna de .N. Ct. eindigt:
Een tweede monument zou
degrootsche gedachte van het gedenkteeken,
dat nu reeds vijftig jaar de herinnering
aan 1813 bewaart, schenden, en daartoe
zal Amsterdam, bij nadere overweging,
wel niet willen medewerken.
Men zij niet te goed van vertrouwen!
Een voortrollenden goederentrein, met
honderd zwaarbeladen volgwagens, kan
men misschien nog keeren, een officieele
commissie moeilijker.
Uit welk brein overigens de oergedachte
gesproten is om in 1913 feest te gaan
vieren en onze en anderer aandacht
weken lang te vestigen op den tijd der
overheersching en onze waarlijk
glorielooze vrijwording, is ons onbekend.
Wij zouden gaarne een astrale foto
grafie in ons bezit hebben van dien
Geest, die dit 1913" uitvond.
Intnsschen staat het als een paal boven
water, dat wij allen volgzame wezens
zijn, want nauwelijks hadden talrijke
officieele personen hun adhaesie" be
tuigd met dit plan (dat een
ridderordenrijke toekomst heeft) en zich tot com
missies" gevormd (met lintjesperspectief)
ter realiseering van die zonderlinge
Gedachte, of geen sterveling is er bij
ons weten geweest, die voldoende aan
die namen-suggestie en die
berichtenlawine heeft weerstand geboden.
Eerlijk gezegd zijn wij onder die lawine
eok een goed oogenblik bedolven geweest.
Het kwam ook onverhoeds over de
menschen, en het was een Nationale
Zaak vór men er erg in kon hebben!
Het is wel jammer, want wij zijn toch
waarlijk op weg ons, tenminste voor ons
eigen gevoel, en tegenover een nuchteren
nazaat te blameeren zooals een natie zich
maar blameeren kan! Der k u eens in de
geschiedenis der jaren om en bij 1813.
In nette families zwijgt men maar liefst
van. dien tijd: toen wij met moeite iets
als een faillissement zagen opgeheven!
Overheerscht op een manier, dat Napo
leon van ons spreken kon als de trouwste
ingelijfden die hij had, waarvan hij, na
zijn bezoek te Amsterdam, in een par
ticulier briefje (1811) gewaagde: lis
sont plus Francais qu'aucuns habitants
des pays réunis" 1), waren wij, al mop
perende en ons onderwerpende, een natie
zonder ruggegraat (denk eens aan Polen!).
De karakterlooze meegaandheid van het
overgroote deel onzerdierbare voorvaderen
1) Johanna W. Naber. Geschiedenis van
Nederland tydens de inlijving by F/ankryk.
Haarlem, Erven F. Bobo.
is met geen woord te beschrijven, de slap
heid van in 't bizonder de hoogere standen,
van de voorouders dus van hen, die thans
in Commissies zich graceljjk bewegen om
1813 te vieren, is te algemeen geweest
om haar te hekelen. De breede mantel
der vergetelheid bedekt ze het best! Een
Hoogendorp, een May, en zes zeven
anderen vormen er de (dan ook door
onze geschiedboekjes boven alle maat
geprezen) uitzondering van I Het volk, het
vile canaille", zooals gouverneur Prins
Lebrun schreef, had er hier en daar wat
gevaar voor over (het leed trouwens de
bitterste nooddruft), maar onze patriciërs,
de welgestelde burgerij, hield zich tot het
allerlaatst in bange vreeze ter zijde! Toen
de leidende burgerij, met oranjekokardes
op den hoed. het volk van plundering wilde
afhouden, durfde zij toch nog een open
lijk orangistisch bewind niet aan, maar
omhelsde een systema van onzijdigheid'' I
Eu nu wordt het geen feest van het
vile canaille", het wordt een feest van
de burgerij"!
Wij vinden het alles pijnlijk en zon
derling, het zij ons vergund het maar
opepljjk te zeggen.
Wij vinden pijnlijk dit oprichten van
monumenten, met bet jaartal 1813 erin ge
houwen. Wij betreuren het, indien zoo iets,
mensohengeslachten lang, te zien zal moe
ten zijn in Nederlands'centrum: op den
Dam. Een sterk heden kijkt niet, bij cham
pagne en noodzakelijk bedriegeljjke
feestredenen, op een zóslap verleden gaarne
terug. Het is er meer mee bezig zijn
huidige kracht te toonen en met een
toonbaar heden een vergaan verleden weg
te wisschen. Een fier Amsterdam, dat in
1913 van zijn Dam een nieuw plein zou
maken, grootsch en trotsoh begrepen,
dat zijn Stadhuis tot een levend bolwerk
herschiep (waarlijk laat het zózichzelf
eeren!), behoeft geen monumenten en
geen 1813-festiviteiten. Het is dan groot
door zichzelf. "*?
Ziedaar wederom het een, en ander
nutteloos te berde gebracht!
Internationale cirkelgang.
Italië gaat er op een onverwacht oogen
blik, zonder eenige gereede aanleiding
toe over, de Tripolitaansche kust te be
zetten en verontschuldigt dexe overrom
peling met de bewering: Het geschiedt
in naam der hoogere beschaving."
Turkije beklaagt zich hierover bij
d« Mogendheden.
Turkije vermoordt Albaneezen en
Christengrensstammen en zegt: Neemt
u mij niet kwalijk, maar het zijn geen
katholieken, het zijn fanatieken."
Oostenrijk-Hongarije teekent hier
tegen protest aan.
Oostenrijk-Hongarije rooft Bosnië en
de Herzegowina onder voorwendsel deze
provincies voor den handel te openen.
Rusland beloont zich hier onte
vreden over.
Rusland palmt Afghanistan en
NoordPerzië in en zegt: Teneinde Europeasche
beschaving te verbreiden, zenden wij
onze kozakken als schoolmeesters daar
heen."
Engeland is er heel boos over.
Engeland laat de Indiërs van honger
omkomen en verzwakt de overigen door
opium. Het verklaart dit te doen om de
hongeranooden te reguleeren, welke voor
zijn heerschappij goede hulpmiddelen zijn.
Frankrijk vindt hierin aanleiding
om een beroep op het geweten van
Europa te doen.
Frankrijk tunificeert Marokko, om een
einde te maken aan de daar heerschen de
regeeringlposheid.
Duitschland schreeuwt en gilt:
Houdt den disf!"
Duitschland ontvangt als heelers-piijs
een stuk Cango, het houit
Elzas-Lotharingen onder den politieduim en
terroriteert Kameroen, waar het orde en voor
uitgang wil brengen.
België is daarover zeer ontdaan.
België pleegt de afschuwelijkste wreed
heden in den Kongo en voert als excuus
aan, dat daardoor de tot dusverre on
vruchtbare streken en ook de menschen
meer waarde zullen krijgen.
De Vereenigde Staten doen daar
tegen een beroep op de beschaving.
De Yereenigde Staten palmen de
Philippijnsche eilanden in.
Japan teekent krachtig verzet aan.
Japan gaat er toe over, Korea in bezit
te nemen.
China komt er dreigend tegen op.
China dwingt Tibet schatting te be
talen, teneinde een oude traditie te hand
haven.
Rusland toont zich danig ontstemd.
Rusland martelt politieke staatsge
vangenen en Joden in Siberië onder
opmerking, dat een groote natie slechts
kan bloeien, wanneer zij allen last over
boord zet.
Italië is hierover hoogst gebelgd.
Italië.... zie hierboven
Groningen. JOHAN DE ZEEUW.
KRONIEK.
TKEKHONDEN.
Een groote advertentie, uitgaande van
den Anti-Trekhonden-Bond, vraagt ons
allen, voor zoover we gevoelende men
sehen" zijn, niet te koopen van
trekhonden-gebrnikers" en ons te verzetten
tegen het gebruik dezer medeschepselen
als trekdier. Honden, zegt de advertentie
en ongetwijfeld zegt ze het terecht, zijn
van nature geen trekdieren.
"Wühebben altijd zeer veel gevoeld voor
deze propaganda. Het is dikwijls klagelijk
om de afgebeulde beestjes aan te zien.
Jonge kerels liggen op karren, door kleine
bijkans uit het lid gewerkte honden voort
getrokken. Maar men ontmoet ook oude
vrouwtjes, die door de hulp van een niet
slechter dan züzelve verzorgden hond
bevrijd z\jn van de taak als mensehelijk
trekdier haar leven te «lijten.
Wil de Anti-Trekhonden Bond die lie
den van staatswege in het .bezit stellen
van paard of ezel P of misschien van een
motorische beweegkracht ?
Zoo neen, dan bluft het tooh gewenscht
dat de Bond zyn naam verandere. Reeds zou
het bevrediging geven als wüvernamen,
niet van een Anti-Trekhonden-Bond, maar
van een Anti-Trekmenschen en
hondenBond. as===__=_=
Bond van Internationale
Yereenigingen.
(U»iON DES ASSOCIATIONS INTERNATIONALES.)
't Is niet meer dan een goede eeuw ge
leden, dat de meeste menschen alleen het
dorp kenden, dat zij bewoonden, en dat z
zelden of nooit verlieten. Hunne wenschen
en begeerten bleven tot den kleinen kring
beperkt; de zeden en gewoonten hadden
een lokaal karakter, iedere provincie, ja
zelfs menige stad, had haar eigen munt
stelsel; de wegen waren als versperd door
tollen en de vreemdeling werd bijna altijd
als een vijand beschouwd. Eerst langzamer
hand begon men nationaal te denken;
landswetten vervingen gemeente-bepalingen; een
staatsmunt werd ingevoerd; de meeste
gemeente- en particuliere tollen werden
afgeschaft; de mensen werd staatsburger.
Sedert dien hebben stoom, electrioiteit
en duizende uitvindingen het aanzien der
dingen volkomen veranderd. Er zijn geen
afstanden meer; reizen is een behoefte ge
worden voor alle klassen der maatschappij,
en, als gevolg daarvan, gaat het eene volk
al meer en meer op in het andere en leeren
de'.individuën van verschillende nationali
teiten elkander meer en meer kennen en
waardeeren. De wereld is n groote markt
geworden, die in alle richtingen door ieder
een wordt betreden. Wüworden wereld
burgers."
Deze woorden werden in 1910 door den
83-jarigen Belgischen oud-minister
Beernaert gesproken, bij gelegenheid der ope
ning van bet eerste wereldcongres van den
Bond van Internationale Yereenigingen, en
daarin ligt de bedoeling, waarmede die Bond
werd opgericht, al opgesloten; nl. de be
vordering yan internationale verbindingen
op elk gebied.
De bond heeft zijn zetel niet in den Haag
met zijn vredespaleis, zijn Hof van Arbi
trage en ZÜB vele internationale verbin
dingen, maar te Brussel. Wij, Nederlanders,
hebben ons, niettegenstaande velen (ik meen
ook de redactie van dit blad) voor onze
belangen hebben geijverd, dit voorrecht
door onze Zuidelijke buren laten afsnoepen,
en wij zullen hoe langer hoe meer bemer
ken, dat züdaarmede een handigen zet op
het politieke schaakbord hebben gedaan.
't Ligt niet op mijn weg, om na te gaan
zoeken, wie daaraan schuld heeft, maar wél
mag ik zeggen, dat de Belgische regeering
de belangrijkheid en het nut der bedoelde
instelling inziende, haar yan de oprichting af
een jaarlijksche subsidie van eenige dui
zenden francs verleent, en bovendien in
het heerlyke gebouw van het
Ginquantenaire zestien zalen voor haar museum, en
het sousterrain van het Musée moderne voe_r
haar bibliotheek heeft afgestaan. In dit
laatste gebouw is ook het algemeene secre
tariaat gevestigd. (Rue de la Régence 3bis.)
Als ik nu nog mededeel, dat de Carnegie
Endowment for International Peace" aan
den Bond een jaarlijksche toelage verstrekt
van frs. 75.000, en dat de voorloopige be
grooting voor het in Gent te houden wereld
congres *) op frs. 184.000 is beraamd, dan
*) Eerst werd voorgesteld, dit te Washington
te honden, doch de Amerikanen hadden dit
nu liever niet.Eene, niet eens ofiicieele.poging'.
om den Haag aan te wijzen, ook in verband
met ons j abel j aar, had geen snccer; wat ook
begrijpelijk is, in aanmerking genomen de
geringe belangstelling die men in ons vader
land toont. Op de vergaderingen van 15 en
16 April jl. was n Nederlander, n!,
ondergeteekende, als secretaris van den
Internaiionakn Mannenband voor Vrouwenkiesrecht.
kan men licht inzien, hoe groot reeds het
finantieel voordeel dezer stichting vooreen
klein land is.
Maar op moreel en intellectueel gebied
is züdat zeker niet minder.
Er bestaan thans meer dan 500 interna
tionale . vereenigingen, natuurlijk met de
meest uiteenloopende bedoelingen opgericht:
van den wereldvrede tot de homoeopathie,
van de alcoholbestrijding tot den inter
nationalen bond yan branders en brouwers,
van het internationaal recht tot het vege
tarisme, van de sport tot de-theologie enz.
De dór deze vereenigingen georgani
seerde congressen, zyn te beschouwen als
parlementszittingen, waarin de meest be
gaafde en meest vorige leden uit .verschil
lende staten hunne conclusies maken en
hnnne besluiten nemen. Maar deze zijn in
de meeste gevallen ook van belang voor
andere vereenigingen, die een gelijksoortig,
ja soms zelfs een geheel tegenovergesteld
doel nastreven, en nu is het juist de be
doeling van deze Internationale Unie, al
die bonden tot elkaar te brengen, en alsdan
een centrum te vormen tot uitwisseling van
gedachten, tot vergemakkelijking van studie
en tot vereenvoudiging van veelal om
slachtig werk.
F!»1. Fig. 2.
Bovenstaande eenvoudige figuurtjes geven
duidelijk aan, hoe die vereenvoudiging kan
werken. Stel, er zjjn 10 internationale ver
eenigingen, die zich met elkander in ver
binding willen stellen. Doen züdit zonder
een centrum (fig. 1) dan zijn er 90 corres
pondentie-lijnen noodig; mét een centrum
10. Mooi vraagstuk j e voor een burgerscholier
om «eng uit te rekenen, hoeveel van die
lijnen er zouden moeten zyn voor 500
vereenigingen!
Welnu, zulk een centrum wil en kan de
Union des Associations Internationales
worden.
Op het Ie Congres waren reeds 132 inter
nationale vereenigingen vertegenwoordigd,
die hunne adhaesie betuigden met het doel
en met de middelen om daartoe te geraken;
de bibliotheek bevat reeds 75000 werken,
de algemeene catalogus 11 millioen nauw
keurig geklassificeerde titels, het interna
tionaal archief 10000 dossiers.
Men heeft dus niet meer met een illusie
te doen, maar met een vast georganiseerd
geheel, dat zich door den drang der omstan
digheden steeds meer en meer zal uitbreiden.
De XlXe eeuw schonk ons groote be
langrijke hervormingen op politiek, sociaal,
technisch en wetenschappelijk gebied; aan
de XXe wordt de taak opgelegd de daar
door verkregen voordeelen tot internationaal
eigendom te maken. Op het eerste in 1840
gehouden internationaal congres zijn 2100
andere gevolgd en de stroom zal steeds
sterker worden.
Het postwezen, het spoorwegvervoer, de
zeevaart, het volkenrecht, het decimale
stelsel, züworden allen beheerscht door
internationale bepalingen, en zoo zullen er
meerdere, vooral op het gebied van weten
schap en kunst, volgen. Samenwerking is
daarvoor een gebiedende eisch en daaraan
komt deze Union te gemoet vooral wanneer
zü, zooals nu het geval is, wordt bestuurd
dór hoogstaande mannen van alle rich
tingen, zoowel op politiek als op weten
schappelijk gebied. Ik noem slechts de
namen van oud-minister Beernaert, prins
Roland Bonaparte, prof. Ostwald (Leipzig),
prof. Bührer (München), senator Henri
Lafontaine, waaruit men kan zien, dat
verdraagzaamheid tot onderlinge waardee
ring moet leiden, die het dézen en anderen
mannen dan ook mogelijk heeft gemaakt,
een uitgebreid programma samen te stellen,
waarvan hier een kort o verzicht moge volgen:
'a. Bestudeering van het internationaal
leven ea het vormen eener wereldorgani
satie voor gemeenschappelijke behartiging
yan internationale belangen op economisch,
intellectueel en sociaal gebied;
b. het tot n geheel vereenigen van de
verschillende groepen, die thans ieder op
zich zelf een gedeelte van dit doel nastreven;
c. het aanknoopen en bevestigen van in
ternationale banden, door het oprichten van
permanente bureaux, secretariaten enz.;
d. het zoeken naar internationale een
heden voor munt, maten en gewichten,
postzegels, telegramtarieven enz., en de be
studeering van het vraagstuk van eenheid
van taal voor wetenschappelijke en tech
nische besprekingen;
e. het samenstellen van een wereld
catalogus van alle wetenschappelijke bibli
otheken en musea;
f. het door al deze maatregelen bijdragen
tot de ontwikkeling van een gezonden geest
van internationalisme, die daarom vader
landsliefde volstrekt niet uitsluit, maar door
verruiming van inzichten, medewerkt tot
onderling»waardeering der verschillende
volkeren, en aldus tot het behoud vanden
wereldvrede.
Een krachtige propaganda voor de
vereeniging is het door haar uitgegeven orgaan:
La Yie Internationale", waarvan in de
vorige maand de eerste aflevering het licht
zag, met bijdragen van de twee
boadssecretarissen La Fontaine en O tiet, den