De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 5 mei pagina 2

5 mei 1912 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

fc2 DÉAMSTERD AM ME R WEEK B L A D V O R N E D E R L A N D. No. 1819 Engelsohen Minister van Oorlog Haldane (een zér belangwekkende gtudie : GrandeBretagne et Allemagne: Une tude 'sur lts caracteristiques natioriales),en Chr. L. Lange: (Coördination et CbSperation dans Ie aomaine du -Mouvement international de la Paix), terwyl verder z\jn of worden gepubliceerd : L'Annuaire de la Vie internationale, waarin de verslagen worden opgenomen van het onderzoek naar doel en streven van alle internationale yereenigingen ; Les Acte»du Congres Mondial: en Le Code des Voeux «t Sésolutions des Congres internationals. .Moge dit beknopt overzicht er toe bij dragen _om; de , belangstelling, voor dit grootsche werk bij velen op te wekken. W. MANSFELDT. Dir niergang de»Niederlanditchen Volki. lieden, von HKEMANN FBLIX WIKTH. . -Haag, Martinus Nijhoff, 1911. IQ dit «ware boekdeel," door de firma Njjhoff royaal", uitgegeven, wordt een voor het vaderlandsch hart ietwat ontstellende «telling ge...ateld. Gelukkig, dat Potgieter dood is I Hij zou het gewis niet overleefd hebben te vernemen, dat de liefde en vereering van lyn gansehe leven eenvoudig een vergissing was en onse 6 udtri Eeuw eigenlijk een gruwelijk hersenspook van. chauvinistische ophemelary. De heer Wirth beweert en .betoogt met zooveel (en zoovele) woorden: die soo geroemde kunst onier 17e eeuw, sjj was niets dam een importartikel.nit het zuiden, door al die rijk gewor den Hollandsehe parvenu's gretig aangeno men, om er mee te geuren" en sieh van het .?gemeen" af te settelden. Zjj begrepen er «elf niet veel van, bemerkten ook niet, dat er maar. luttel kracht van leven in stak, omdat het hnneenbescbaringsattribuntwaB, en een bewijs, dat zy het henlich weit gebracht" hadden. Terwijl intnaschen de ware knast, de valktkuntt, het volkslied kwijnde en sterren ging bjj -gebrek aan toevoer van levende sappen. Het Burgerdom" begeerde geen volksliede ren meer en overigens verdorde en bevroor het calvinisme wat nog aan gevoel in het lagere volk zelf restte. Tot,, in , de 18e eeuw, er niets meer over ^ras in Holland dan gèmaniereerdheid en.. leege opwinding, aflichtelijk om aan te Ectiouwen. Maar de 19e eeuw komt allengskens weer tot besef van 's lands berooiden staat, en nu in de 20e, en in den jaré1911, kunnen wij soowaar weer hopen op een Renaissance van de echt nationale kunst. Die Znknnft gehort nnn der Nation I" besluit de schrijver zjjn teer gedocumenteerd en seer gewichtig verhaal, waarvan alvast een verdienste is, dat het blijkbaar «goed afloopt" B|j de overdenking van Dr. Wirth'a arbeid, moge men, om te beginnen, drie dingen niet vergeten. Dat het boek oorspronkelijk een academisch proefschrift was, dat de schrijver nog jong, en van aard, neiging en talenten Teel meer een Duitscher dan een Hollander is. Dese drie omstandigheden gezamenlijk en afïonderlyk bepaalden den aard van het werk. More majorum, moet in een Proefschrift iets, met uitsluiting van iets anders, be weerd en verdedigd worden. Dat schijnt daa niet zoozeer in het belang der wetenschap, " als wel ten bate der jeugd, die gaarne ergens in oppositie komt en gangbare meeningen", alleen reeds daarom bestrijden ' moet. Jeugd en Proefschrift vereenigen zich dus gaarne- om iets opzienbarende nieuws ' te betoogen, dat dan, zooals .hier, een vurig-overtuigden indruk maakt., en veel oppositie wekt. Vooral, indien daarbij dan nog komen de onmiskenbaar Fransch-hatende en Dultechiimilimiiimiiimiiiiiimiiiiiumiiimiii iiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii MA'S PECHJE DOOR MINCA VERSTER?BOSCH RBITZ. Allemaal lachten se om het pechje van ma. Allemaal; pa, de joviale, dikke, druk doende luidruchtige pa, Joop de oudste soon en nieuwbakken stndent téUtrecht, Dirk de gymnasiast, Herman de hoogere burger, en soo van 't rijtje af al de vijf zonen en 't fleurige strnlsche blonde dochtertje Elsbeth, lachend evenbeeld van ma, die, eten fleurig, strnlech en blond achterover in haar stoel zakte en klaterend mee te lachen begon. 't Middagmaal, 't vroege, Duitsche middag maal was op villa Waldfrieden wel meesten tijds van exorbitante luidruchtigheid, wanl f A en ma Binkelberg, levenslustig, druk, welbespraakt, hadden in hun ruim twintig jarig huwelijksleven, zichzelf en hun kroost in vrijheid gedresseerd. De vruchten van deie wel zeer aan de natuur overgelaten opvoeding waren, van uit een paedagogisch oogpunt beschouwd, niet sonder waarde; vooral voor andere pa's n ma's die den moed missen om zulke expe rimenten bjj hun kroost zelf te doen, en toch graag op de hoogte blijven van de verschillende opvoedingssystemen die in deze eeuw van het kind kunnen worden toege past... Maar om nu terug te komen op het pechje van ma. Ma's pech j e was tante Dietchen'a papegaai, of liever niet het beest zelf, maar de uiterste, meest volkomen kansloosheid om hem kwijt te raken. En mér dan een jaar lang stond't bij ma vast dat ze hem kwyt won... kwijt moest, Toen tante Dietchen hem zoo wat anderhalf jaar geleden als cadeau, ter gelegenheid van ma's verjaardag meebracht, had hij hun aller als een welkome aanwinst toegeschenen; hi; was vroolyk, luidruchtig en baldadig, paste dus met roerende zielsverwantschap in den Waldfriedenschen familiekring. Bovendien kende hij tallooze kunst j es en gaf zijn aanwe zigheid vooral der volwassen Waldfriedenaars de zoet-glundere zekerheid dat tante Dietchen haar neef en nicht een goed hart toedroeg lievende tendensen van den schiyVer, die, sonder veel omslag, reeds in zijn Vorwort te kennen geeft, dat het nu maar eens uit moet zijn met dat geromanisser..." Es ist an der Zsit, dass jene widersinnigen romanisierenden Tendenzen, deren politische Voraussetsung schon langst aufgehort nat zu existieren, Platz machen vor einer nat rlicheren Entwicklnng noserer Kultur, die nnr dnroh eine Antahernng an den Osten gedeihen kan. Dazn ist noch nicht mal jene vorbehaltslose Hingabe rjöiig, mit der die söUandieche Geistesaristokra*ie sich seit Jahriunderten dem romanisierenden Internationalismua hinwarf." Het staat te vreezen, dat met dese en der gelijke vrijmoedige uitingen zyns gemoeds, de schrijver zich al dadelijk vele Hollandsche barton vervreemd en zijn gansche boek ver dacht gemaakt heeft. Het is voortaan onmo gelijk om zijne beweringen, en conclusies, sn zelfs het hoopvol slot, niet te zien in dat licht van zijn afkeer voor het romanisme en sympathie voor het Dentschtnm." En waar een HollandEch intellectueel publiek een jeugdigen proefschriftschrijver gaarne veel gewrongens ponr Ie basoln de la canse" sou vergeven, wordt het terstond schichtig en seer recaleitraat, indien het bemerken gaat, dat ergens een deur open staat, waar door een tocht uit Dnitschland binnenkomt. Curieus doch waar l De gemiddelde" Hol lander moge nooit heel zeker weten wat hij is of sou willen zijn, dat hij met Duitschland niets (behalve getehaftlich) te maken wil hebben, staat onwrikbaar vast. En zoo heeft dr. Wirth, met den overmoed en tartende openhartigheid der jeugd, het succes van zijn boek tenminste hier te lande uiterst twijfelachtig gemaakt. .Menigeen, die anders nog wel wat gevoelen zon voor de herleving eener zuiver en echt nationale kunst, als die zoo gul wordt aangeboden en wellicht ook een handje daartoe zon willen meehelpen (ware het slechts door b.v. Speenhóff te gaan toejuichen) zal nu dat handje" stug terug trekken, omdat hij beducht is in Dnitsche (vanp)armen te geraken en overigens dr. Wirth's gansehe betoog uiterst sceptisch aan kijken. Wat nog zoo erg niet zon zijn, als gemeld betoog daar orer 't geheel maar sfcn kon. Maar dit Is nu het hoofdbezwaar en van verschillende zijden, welwillend en onwel willend, werd het reeds opgemerkt: het be toog kan daar niet tegen. De voortreffelijk heid, reinheid, natuurlijkheid, waarheid, kraeht enz. enz. der Volkskunst, altijd te seer gespecialiseerd in het Volkslied, wordt te kras en voortdurend geproclameerd tegenover de onnatuur, exclusieve apartheid, pedante droogheid, onnationale gekunsteld heid der 3 adtische Höhenknnst" van de opgekomen burgerschap en de 16e eeuw al te partijdig tegenover de 17e en 18e gesteld. Dat der Nation" ten slotte lm Humanismns stecken geblleban", moge onwederlegbaar zyn, dat echter in den -aanvang der 17e eeuw hier een renaissance, in letterlijken zin een wedergeboorte",-tot individneele levenslust en kracht heeft plaats gevonden, kan toch evenmin met rede be twijfeld wórder. De schrijver, die zich, gelijk zijn recht was, tot de letterkunde en da muziek beperkt heeft, zat echter ongetwijfeld willen toegeven, dat in die korte' dagen van onze Gouden Eeuw", niet sommige, maar alle takken van menschljjk weten en kunnen vry plotseling tot een sterk verhoogden bloei kwamen, de schilderkunst zoo goed ala de beeldhouw kunst, de architectuur zoo goed ata de kleinkunsten, en allerlei wetenschap evenzeer als vestingbouw, lagerkunst en diplomatie. Een oogen blik vertoonde hier het leven een b$ zondere spankracht en leek elk individu machtiger dan te voren. Dat dit voornameiyk in de zeeprovincies zoo was en nog wel in enkele steden geconcentreerd, zal, dunkt mi), slechts een bewijs te meer blijken, hoe sterk die opleving was en hoe individueel daarbij. Van iets gemeenschappelijke en een natie" was daarbij, men zou haast zeggen uitteraard, al heel weinig sprake. Dat nu In dien alom versterkten glans van het leven, de letterkundige kunst alleen dof want tante Dietchen was niet gul, verre van dien, en 't feit alleen al, dat sq voor nicht Rinkelberg een ioo royaal geschenk had mee gebracht, de prijs van een góie Congopapegaai varieert toch tusschen ? 17.50 en ?30, dit feit alleen al gaf rooskleurig schemerende visioenen van wel zeer gunstige testamentaire beschik kin gen.menschelrjkerwy ze gesproken... in de verre, verre toekomst. En om die reden hadden se Lorre ge tolereerd toen de eerste bekoring van de aanwinst af was, en zijn minder pryzens waardige eigenaardigheden langzaam, maar met tergende zekerheid voor den dag kwamen; ze waren hem blijven tolereeren, meer dan een jaar lang, niet meer uit consideratie voor tante Dietchen en de eventneele testamen taire hofjes alleen, maar om de rotsvaste overtuiging van 't beest nooit of te nimmer van de hand te kunnen doen. Want toen het gebleken was, dat Lorre zelfs in een In vryheid gedresseerd huisgezin als dat van de Rinkelbergs, van moeilijk te verduren losbandigheid was, had ma mei waarlijk energieke doortastendheid getracht om Lorre een nieuw thuis en een nieuwe vriendenkring te stichten. Dit had se veelmaals geprobeerd, helaas te vergeefs. Ze had alle geoorloofde middelen te baat genomen: vogelhandelaars geraadpleegd, hun 't beest in commissie gegeven, zoetvloeiende, verleidelijk aanprijzende advertenties geplaatst en alle vrienden en kennissen, van de zeld zame lief *alligheld des papegaals op de hoogte gebracht, 't Had ma's intellect tot 't uiterste gescherpt en den spot en lachlnst van pa en het in vryheid gedresseerde kroost ten top gevoerd. Want elke nadere kennismaking van een eventneelen kooper met Lorre, stuitte af op 't leldzaam onoogely'ke uiterlijk van 'l beest: bij was zeer klein en gedrongen, had 'n lamme linker vlerk die, niet geheel op rouwbaar, als een ontredderd zeil op een schip, ov<r da verschansing hing; verder, 'n kromvergroeide rechterpoot die in kwistige ab normaliteit, 't evenwicht herstelde tegenover de onganeche linker-vlerk; dan nog'n byzonder geniepige expressie in s\jn geel-omrande kraal-DOgjes die hy byna altijd half dicht hield en 'n groote kale plek bovenop zyn rug van wege 'n wond die zyn rste eigenaar, de matroos die hem mee naar Holland had gebracht, primitievelyk maar afdoend, met warme pek had genezen. Toen 't dus voorbeschikt scheen, dat Lorre en dood sou geweest zijn, lijkt soo a priori il niet goed geloofljjk en met al zijn betoogen, >rengt dr..Wirth. het dan ook bij ons, die immers ongeveer weten wat wij van Vondel, ? Hooft, Hnygens en de anderen te denken hebben niet verder dan tot het besef dat de 17e eeuwsche Hollander zeker niet allereerst litterair was aangelegd en het humanisme hier wel voor de hand maar niet in den aard lag. Wat zoover ik weet, ook niemand soo bepaald beweerd heeft. Maar beter dan verzet te plegen tegen de algemeene strekking van Wirth's boek, lijkt net mij te wijzen op den rijkdom van détail kennis en de verscheidenheid van allerlei inzicht, die hier geboden wordt. Vooral van het Volktlied wordt dn letterkundig n musicaal een schat van wetenswaardige dingen verteld. Dr. Wirth begint met het karakter van deze volkskunst, als het zich vrijwel gelijkblijvende algemeen menschiyke van onbewuste wereldaanschouwing", de aller eenvoudigste verbeeldingen van des naïeven volksgevoelen en begrijpen, te stellen tegen over de met de verstandelijk bewuste wereld beschouwingen" wisselende Höhenkumt, d.w.i. de verfijnde kunst van beschaafder menschengroepen en tracht daarnaar van dat Volks lied den niterlrjken vorm en inhoud in 't algemeen te bepalen. Over de ontwikkeling der Nederlanden in eeonomischen zin en wat dese voor de knust beduidde, zegt de schrijver vervolgens zeer fijn gedachte dingen. Wat het Calvinisme beduidde, in het bijzonder voor het volk in desa streken, in tegenstelling tot het catholicisme, hoe het er uitzag met levenswijs en zeden der oude Hollanders en hoe In de 18e eeuw het gansehe leven hier tot ver stijving en stilstand kwam, om in de 19e weer lauw en flauw te gaan bewegen..., voorloopig nog sonder veel gewin. Met dit alles héft Dr. Wirth allerlei vra gen en raadselen, soo niet opgelost, dan toch op nieuw en levendig onder de aandacht gebracht. De vragen en raadselen n.l. van onsen eigen Hollandschen volksaard en volks bestaan. Hoe komen wij zoo, als wij zijn en hoe zyn wij eigenlijk, is het probleem. Hoe kan een volk zoo eeuwenlang door de tegenstrij dige beschavingsinvloeden van grootere vol ken rondom'bewerkt en vervlakt zijn en desniettegenstaande blijkbaar lijden van zijn isolement in achterlijkheid en onbegrip? Hoe verschijnt de Hollander tegelijkertijd zoo weinig omlijnd" en zoo seer verschillend van andere naties. Indien zijn eigenschappen voornamelijk negatief sijn, hoe komt hij dan toch zoo onmiskenbaar individualistisch? Is het omdat wQ zoo weinig in aantal zijn, dat de Onderlinge verschillen hier zoo weinig béteekenen, de hoogste geestelijke atmosfeer hier zoo ... laag, maar de gemiddelde vaak beter dan de'gelijke bnitenlandsehe is? Alteaaaal belangrijke vragen, waarop het boek van Hermann Wirth seer seker geen aannemelijk antwoord geeft, maar waarvan het stellen en historisch ontwikkelen eti toe lichten reeds op zich zelf een verdienste mag heeten, ibo^en «n behalve die andere verdienste vanrjlélijk gedocumenteerde en breede beschouwing van het volkslied. Daarom.;, ia dit igeflehrift ten slotte een merkwaardige e»waardeerbare arbeid, die wel geen omwenteling in de algemeene be schouwing onzer, 17e eeuw zal te weeg bren gen, ..maar velen tot dieper nadenken en hernieuwde aelteritiek nopen zal, en alle misleidend chauvinisme doen schuwen. Juist om de Annahertmg an den Otten nog zoolang mogelijk te voorkomen.... FBANS COINÏN. De YierjaarlUe, n. Da nagenoeg volkomene afwezigheid van een systematiEcbe rangschikking bij het ophangen der schilderijen, maakt een uitvoerige bespreking van deze tentoonstelling wel wat bezwaarlijk. Ga maar eens aan 't sorteeren van dien grooten hoop, of aan zijn levensdagen op Waldfrieden zon blijven slijten, een niet gering te achten calamiteit, want papegaaien kunnen van eerbiedwaardlgen oud ar dom worden, trachtte meneer Binkelberg goedmoedig de pil te vergulden door te veronderstellen dat 't misschien tegen over tante Dietchen toch ook maar beter was, 't lieve geschenk in waarde te honden; en zoo berustte de familie weer korten tijd in Lorre'a aanwezigheid, totdat op 'n dag Lorre's gedrag tegenover een met onderscheiding te behandelen bezoeker van meneer Kin' kelberg, van zoo teugellooze onbehoorlijkheid was, dat ma nog nmaal besloot de advertentiekosten te dragen en dierenvrienden In staat te stellen om voor 'n werkelijk echuifje, hun aardsch geluk te verhoogen met 't bezit van een allerliefste, grijze, roodstaartlge, goed-pratende, makke Congo-papegaai. 't Geeft niets," had pa goedig gespot, je hebt al 'n half fortuin ver-ad verteerd,.... bovendien als Iemand er op re fl acteert en 't beest te zien krijgt, dan heeft-Ie er nog twee weken lang nachtmerrie van..." En ma had twijfelmoedig geantwoord: Wat moet ik dan doen? ik kan 't dier toch niet te vondeling leggen T" Toen werd de advertentie geplaatst, en reeds den volgenden dag onder 't middagmaal, kwam van het courantenbureau, de eenlge, de alleen-zaligmakende brief die, als 't een beetje ?won, ma een onbezorgde, papegaai-looze toe komst zon verzekeren. Ma opende den brief, las, herlas,... las hem voor, en toen lachten ze allemaal om 't pecbje van ma.... Allemaal, k zelfs ma... Want de eenige reflectanten op ma's advertentie waren de naaste bnrep, de drie dames Cnussewincke!. Nu wist ledereen, die maar eenigszins mei de levensomstandigheden der drie bedaagde bewoonsters van villa Dolce-far-Niente be kend was, dat de drie jaren buurschap tol nog toe een tijdperk van verwoede vijande lijkheid was geweest, en dat er dus gesn sprake van kon zijn dat Dolce-far-Niente ooit iets van Waldfrieden zou koopen of aan vaarden, ze! f s al gold 't ook de gaiuch koatelooze overname van een zeldzaam lieftal lige, makke, goed-pratende enz., enz. Congcpapegaai. &.ls jelui die oude juffrouwen niet altijd zoo getreiterd badden, dan zonden wendde beste vrienden met ze zijn en dan waren we Lorre meteen kwijt ook," zei ma, na de ontindeelen in soorteiykheien l Het is als een reusachtig kluwen, dat te ontwarren is. Als k .nu desen overvloed vergeleken mocht net een vracht van ordeloos saamgegaarde iloemen, dan sou het schikken van bonqnetten n onderscheidene kleurcombinatie'»uit dien tonten mengelmoes nog aoo'n onaangenaam werk niet zy'n. Maar er is al te veel onkruid bij en onder de bloemen zijn er heel wat van verlepte soort. Den geduldigen recensent schiet dus niet veel andera over dan stuk voor stuk de noemenswaardige werken op te sommen, al naar gelang ijj hem, van d*eene zaal in d'andere o 7ergaande, toevallig onder het oog komen. Enkele algemeene opmerkingen zijn toch te maken, uitgaande van de overweging dat deze tentoonstelling voorwendt te strekken tot leering en geestesverruiming van de hollandsche schilders. En dan onder velerlei opricht. Het komt me voor, dat er een heele categorie van buitenlanders ons tot voorbeeld gesteld is, om een zekere meesterschap in schilderen, of om compoeitioneele eigen schappen, die dikwijls echter niet meer beteakeuen dan een uiterlijk rumoerig geba ren of een looze craaerie. Technische kun digheid ia van aanzienlijk gewicht voor de kunst, maar de praktijk van schild aren heeft weinig zin als se niet anders is dan een ijdel spel van handgrepen en academische bekwaam heden. Het magistrale geklad, dat een troebele navolging, veelal Is van kunst uit het ver leden, zal ons waarlijk niet veel heil kunnen aanbrengen. Het is het uiterlijk vertoon, waarvan de hollandsehe kunst juist nogal tamelijk zuiver is gebleven, in gunstige tegenstelling met de vreemde, en waardoor de grove zin van het publiek at gauw overrompeld wordt. Veel hollandsch werk, Ingetogener van aard, of bescheidener van houding, zal door die grootdoeners in de schilderpraktijk hier onredelijk achteruit worden gezet, want ook de cffloieele critiek laat zich daarbij al gauw een rad voor de oogen draaien. Er bljjft echter te onderschelden, en daar zijn er zeker meerderen, die in technisch opzicht vaardigheden ontwikkelen, die ons wel niet aanstonds als navolgenswaard voor te honden sijn maar toch als karaktervol erkend moeten worden. Ik noemde reeds Boldini. Van z\jn twee portretten Is dat van Prinses B. het meest luidruchtige en het schitterendste. Het is een proeve van overbluffende virtuositeit, van een werkelijk schitterend schilderspel, elastisch en rap van beweging, sierlijk als de beweging van elkaar kruisende floretten in de handen van ervaren schermers. Deze figuur is ineens nitgeachilderd met luchtlge.zwiepende penseelslagen, in jjlingsche vaart; de houding is lenig, het heele lichaam of liever de stand (want lichamelijkheid werd niet veel uitgedrukt) is als een veer, die op ontspannen staat. De kleur is ijl en kil, maar hoe onwezenlijk ook,van een kristallen helder heid. Het Is kunst van weinig diepte, niet veel meer dan een gebarenspel maar dit gebaren spel is dan ook schitterend. In beginsel kan men deze frivole uiting veroordeelen en daar wil ik zelfs in mee gaan maar er klopt toch een leven achter en er is zuivere energie, die men mag betreuren niet beter te zijn aangewend. Het Is goedkoop in zijn oordeel, zich van dit onovertrefbaar tech nische jongleer werk met de smalende op merking van zeepdoozenkunst af te maken (en tegelijk het meer gepommadearde en geaffecteerde schilderij van Philpot hemel hoog te prijzen). Een vergelijking met een affiche van Chéret zon gepaster zijn. Het mansportret is ingehondener en deugdelijker. Het is van een achtenswaardige knapheid; eveneens zeer vlot geschilderd, maar van een bijzonder enedige karakteristiek. Het schijnt me van een felle gelijkenis. Met groote kundigheid is dit een met intelligentie geschilderd portret. De Ctrcusjongen van den Engelsrhman Glyn Philpot geniet zeer de algemeene bewonde ring, overmatig. Het is een der pronkstukken van de ten toonstelling, een der fijnste gebakken van de aanwezige bnitenlandsche schilderpunst. Een schilder met begaafdheden ontegenzeggelijk bedaarlyke lachbui haar oogen be-wryrend. 't Is jammer," zei pa goedsmoeds, maar we dienen te berusten. In elk geval kan je 't beest nog verloten, dat is 't eenige wat je nog niet geprobeerd hebt." A.ls u 'm eens naar Amsterdam stuurde en cadeau gaf aan Artls," zei Elsbeth, 't blonde dochtertje, dan komt n meteen In 't jaarverslag... Dolletjes, net als Jet Cam mlnga's pa die 'n witte muis, drie zee-schelpen en 'n hagedis cadeau gaf omdat Jet's broer ze beu was, of omdat Jet's ma schoonmaak hield, dat weet ik niet meer ..." En dan kan je van my op 'n briefje krij gen, dat Lorre per keerende post, zoo niet per spoedbestelling geretourneerd wordt," propheteerde pa. U zoudt hem altijd nog als Anomalie naar Barnnm en Bailey kunnen opzenden," raadde ter goeder trouw, Herman de Hoogere Burger. Maar Joop die peinzend, zich tot nog toe buiten 't gesprek had gehouden, zei op eens: Ma, welke emolumenten zijn er aan ver bonden als Lorre binnen acht-en-veertig uur, 'twettigfiigendom der damesCnnssewinckel is?" Ma lachte ongeloovig, trachtte uit te vorschen, ook pa; Joop smoesde met z'n broers liet niets los; ook de jongens toonden zich solidair, lieten evenmin wat los. Nu, vooruit dan maar," zei ma eindelijk, ik heb er 'n nieuwe voetbal,'0 fiets-lantaarn of 'n accoord-citer voor over ..." En pa, zijn kroost volkomen op waarde schattend, maakte nog deze restrictie: de oude dames er niet toe te dwingen, noch met chantage, noch met ontplofbare carbidbnssen. '" Den volgenden morgen vonden de drie bedaagde bewoonsters van villa Dolce-farniente een brief op de ontbijttafel van den volgenden inbond: Zter geachte Dames, In opdracht van mijn moeder deel ik u mede dat de papegaai die per advertentie ter overname werd aangeboden en waarop n reflecteerden, de onze is. Da zear gespannen verhouding die tneschen u en ons heerseht, en waartoe mijn broers en ik, tot mijn spijt maar al te veel aanleiding hebben gegeven, zal van uw kant een onoverkomelijk bezwaar voor de transactie opleveren, een bezwaar dat volkomen begrijpelijk, en, te eerbiedigen Is. Hoe gaarne wij dus ook onze papegaai aan n, als erkende, liefdevolle dierenvriendinnen maar seer vervuld door de zucht bet publiek te aehagen. Dit stuk is een en al affectatie. Men spreekt erbij van voornamen smaak, om de bevallige houding waarin deze circuejongen n zijn kleurig liverei werd opgesteld, om de zuivere kleur en flnweeligen schüdertrant, die vooral is het behoedzaam "uitstrijken van schoone verven met de koele gelijkmatigheid der berekening. In zijn keurigheid of kraakhelderheid en gekunstelde distinctie is het een toonbeeld van Engelcche kunst van haar minder gunstige zijde, met dat eigen aardig weeke r n kwijnende, dat daar door de kunst van Van Dijck schijnt ingevoerd. Het spijt me velen te moeten storen in hun vertroeteling van dit pronkstuk, en vele schilders wellicht te ergeren, wien het water op de lippen komt voor dit suikerbakkerswerk, maar ik acht kunst zonder zenuwen in welken bekwamen vorm ie ook voorgedragen zy van geringe waarde, en gelukkig zijn er hier in de nabijheid twee schilderijen nog wel van landgenooten: de dames Coba Rltsema en Lizty Anslngh, waarin de elegantie en zelfs de chic van heel wat deugdelijker allooi is. Het schilderij van de eerste bloeit dan werkelijk in zijn kleuren en de Princeiim van Mej. Ansingb, al is de gedaante wat te zeer onderge schikt geworden aan den tooi der kleederen is, een geestige fantasie op poppen in rococostijl. Daze laatste vooral is in ons land het toonbeeld van een vrouwelijk talent, in tegenstelling met Mevr. Bisschop Robertsen. In deze zaal heeft men nog verschillende statiestnkken in 't gelid laten treden naast de Philpot en de Boldia'. Lavensgroote gala portretten als van Garard Muller en Emile Wanterp, familietafereelen, levensgroot, van Blanche e a . George Harconrt, verder een ondedamesbeeltenis van den in 't buitenland zeer ge vier den portretschilder L&szlo. Za geven geen vau alle aanleiding tot bijzondere waardeerende bespreking. Het pompeuze damesportret in avondtoi let van Muller is roestig, en dat van Wanters riekt naar poudre de ris. Het omvang rijke werk van Harconrt is knap van samen stelling, maar waarom de aardigheid van sonlichtschijosBls, die geheel geen verband honden met de algemeene lichtwerking In dit stuk? Het Is een grillige inval als van vroegere schilders, die voor de aardigheid een vlieg natunrlykbedriegelyk op hun werk soms aanbrachten. Blanche lijkt me deugde lijker dan L&szto met zijn oude damesheeltenis, hoewel deze meer de groot-wereldsche manieren heeft van den gevierden portret schilder met een exorbitant tarief l In deze zaal notaerde ik nog een land schap niet zonder diepte in zyn donkere kleuren: de Zioarte fontein van Jamieson; een Morgen op de weide, van P/iestaaan, een Stilleven, van Truchet. Het riviergezicht van Glaude Monet is nogal tam; de geheele vertegenwoordiging ook in de tegenover gestelde zalen van het gebouw is zeer gebrekkig. Maar het is niet mijn plan de bespre king van deze Vierjaarlijksche tot een ellen lange opsomming te maken in zooveel paragraphen, als er zalen zijn. Ik zie wel in, er niet geheel aan te kunnen ontkomen, want het plan van een algemeen overzichte lijke beschouwing, heb ik al lang opgegeven. Zoo schuifelen we d as maar verder en nemen onder de aandacht van het merkwaardigste of het meest opzienbarende. Ik geloof dat de volgende zalen ons een voortzetting geven van het Statieportret, met werken van mevr. Vai D ny 11-Sc h war t ze, Frankfort en vooral van Mancini. Het portret van den dirigent Mengelberg, dór eerstgenoemde, is zacht als boter, dat van den tweede heeft een zekere braafheid, maar men moet, om wat te waardeeren, voorbijzien die stakige vi ouwebeeltenis zelf en zyn aandacht in 't bijzonder wijden aan kleurkwaliteiten in het perzische lapje, dat daarachter op een sofa ligt uitgespreid. De echte, rechtvaardige hollandsche kunst. Tegenover deze twee is Mancini echter een figuur, hoewel van zeer betwistbare groot heid. Hij is hier ruim vertegenwoordigd niet minder dan, zeven omvangrijke doeken! Om zqn eigenaardig procédéheelt zijn zouden hebben overgedaan, berusten wij er in dat het niet aldus zal geschieden, en zullen wij 't lieve dier een vlnggen dood laten ster ven, liever dan hem in andere, minder devotie-volle omgeving te zien overgaan. Gelooft ons, zeer geachte Dames, Met de meeste hoogachting, Uw dienstw. dienaar, J. RlNKELBEEG. Ze zaten er mee verlegen, alle drie. Fine de oudste had 't epistel voorgelezen, Bertha had 't toen nog eens voor zichzelf zitten spellen, Lonise de jongste der drie oude juffers lap, herlas 't en bleef er pein zend mee zitten; ze kenden 't nu zoowat alle drie van bulten. Dat dood maken van 't dier zal toch wel zoo'n vaart niet loopen," zei Bertha benepen. Ze zyn tot alles in staat... tot alles," zei Fine giftig, door opdoemende herinneringen aan vroeger veel geleden bnrenleed. 't Is anders een heel ordentelijk briefje," zei Lwüse verzoenend; je kunt duidelijk tnsschen de regels door lezen dat ze berouw hebben van... van hun vroegere streken." Toen dwaalden haar oogen naar een hoek van de serre, waar zy en de zusters al maanden lang een papegaai zich gedacht hadden, een papegaai waar je zoo eens tegen aan loopt door toevallige omstandigheden, van parti culieren; niet zoo een van 'n vogelbaas, die kryscht en vloekt en gemeene dingen zegt... gut nee... zóeen nietl... En nu kónden ze er een krijgen, en nu zat dat er weer tusscher. Lonise bestaarde wee moedig de leege boek... dezelfde plek waar vroeger nicht Dor a's Satsuma-vaas had gestaan en later de zieke kanarie... och ja... wat was hun toch al veel ontvallen... Maar els ze hem nu eens doodmaken," begon Bertha bekommerd, hoe zon-en ze dat dan doen... enne... zou je hem hier kunnen hooren schreeuwen?" Gut menrcb," zei Fine, ródriftig haar tweede sneed j e krentenbrood snijdend, 't liep tegen Paschen, dat de zwart gebakken krenten met 'n fel sprongetje in de hoogte spatten, we hebben al zooveel van hiernaast verduurd, dat dit er nou ook nog wel by kan! In elk geral kunnen we de ramen dicht houden... en... en in de voorkamer hnisen..." Maar we weten niet wanneer 't gebeurt... 't Kan net zoo goed vandaag nog niet zyn," zeurde Lonise twijfelmoedig, met In de diepste schnilhoeken van haar hart nog een luttele

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl