De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 5 mei pagina 6

5 mei 1912 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

"T , 1 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1819 Ia de Orofhic vinden wij bovenstaande teekening, een ontwerp van F/ank T. Ballen, welke, zöoals men «et, een in elk geval ingeniense oplossing aanbiedt voor het vraagstuk der redding bij schipbreuk. Hat bezwaa», dat hét meenemen van veel redding-booten en -vlotten te veel plaats vergt op de promenadedekken, is hier ondervangen door'eenvoudig van de promenadedekken redding-vlotten te maken. D.w.z. alleen natuurlijk van de bovenste promenadedeütén, die niet als tot heden een en ondeelbaar moeten zijn met, het schip, maar verstelbaar. Op bovenstaande afbeelding Men wfl slechts het middenschip en dan achtersteven en daar onderscheiden wij, op breede rails mrtend, twee dekken, di*'fiOg niet zooals de zoo pas nog naast hen staande omlaag zijn gelaten. Wjj zien, dat ieder verplaatsbaar dek, van. sterk.'onaar licht hout te maken, van onder twee lange, bootrörmige buiten draagt. Deze zjjn geruid met kurk en hebben hier «a daar luchtkamers. Midden op ieder dek bevinden zich hntten; op het middenschip waarschijnlijk die vanden kommandani «n de officieren, plus de kaartenkamers en*. Orar die hutten heen ligt, voor 't geval dese dekken als vlotten zullen worden gebruikt, een mast met. zeil gereed. Op elk verplaatsbaar dek bevindt zich behalve verbandmiddalen een watertank. $ détegenwoordige ontwikkeling van de draadloose telegrafie is het meenemea van vél leef tocht niet noodig. Ook kan men er van den aanvang af de postzakken bergen. Zioals men ziet, gaan de dekken met lieren omlaag. Ook worden zjj, door katrollen, die bij de waterlijn zich tegen 't schip bevinden, zoolang 't noodig is, voor afdrijven behoed. Ia manden geschiedt het inladen der vrouwen en kinderen. Langs touwen en tomrladden kannen de mannen een heenkomen zoeker. Theoretisch is voor deze oplossing van dea heer Ballen seker veel te zeggen. De moeilijkheid, die men met booten beeft, dat ze aan bakboord hangend, niet kannen worden neergelaten als de boot naar stuurboord overhelt, geldt hier niet, daar men deze dekken willekeurig naar rechts en links over hun rails kan doen rollen. Hoe echter indien de boot, wat bg aanvaringen spoedig pleegt te geschieden, naar vór of achter overhelt ? Zullen daa da zware dekken nog over hun rails even gemakkelijk zich doen bewegen ? Er zijn nog andere vragen, die zich voordoen als men denkt aan de praktijk. Misschien willen mannen van het vak hier licht brengen. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMMÏIMH'IIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII HUI l Illlllllllllllin Mllllllllllllll MINIMI Illllllllllllllllll III Mlllllllllllllllllllllllllllltl l II IIIIMIII buitengewoon interessant. Men zon er heele bladzijden nit willen citeeren, maar men leze ze:f l En wat het boek zoo betrouwbaar maakt, is dat de schrijvers beide Van 't Hoff ge durende een lange reeks van jaren hebben pekend en met hem samengewerkt: dr. J nissen van 1890?1895 dr. Reicher ge durende de geheel e Amsterdamfche periode; van '83?'93 was hij tevens Van 't Hoff's assi stent. Het eerste hoofdstuk brengt bijzonderheden aangaande Van't Hoff's beroep te Amsterdam, en wat G inning daaibij voor hem heeft ge daan Gunning, die voor Van 't Hoff is geweest wat later van Bemmelen voor Bak huis Rooseboom wa«. Verder een over zicht van Van 't H'a studietijd: de Bonner tijd bij Kétulé, en het Parijzer jaar bij Würtz; van den kotten tijd dat hy den door Kolbe beroemd geworden Pegasns der Veeartsenij school te Utrecht b ar eed het edele ras dier, na het afdanken smadelijk vergeten, en waaraan nog niemai d een bipgrafi», laat staan in In Memoriam heeft gewijd I * De Chimie dans i'espace" en de Ansichten" vallen in dien voortijd: belangrijke mijlpalen op van 't H's wetenschappelijke loopbaan. Eindlijk de bekende Int reerede over de Verbeeldingskracht in de Wetenschap." Hoofdstuk H behandelt het Universitair onderwijs in de scheikunde te Amsterdam vór Gunning en van 't Hoff 4). Merkwaar dig komische bijzonderheden zijn hier te lezer. Het is n gescharrel met ruimte en geld. Wie zich ook liet afschepen door het reeds in die dagen altijd krentarige gemeentebestuur en door Caratoren niet von Baumhaner, de latere secretaris der Holl. Maatschappij te Haarlem. Dat was ten minste een mannetjeskere', die zich ook, evenmin als later Gunning, door den grooten Geriit Jan 5), dan Utrechtschen gatraap, op zijn kop had laten zitten. Men leze op blz. 22?23 van Jjriaaen's verhaal, hoe men von Banmhanar, inplaats van de verlangde ?4000 voor de inrichting van een Laboratorium, ? 8030 voor jaarlijksche bijdrage, /' 600 voor een amanuensis, afscheepte met in toto ? 800 '«jaars; van welk hoogst belangrijk inkomen alles afmoest, zelfs 4e amanueneis! Het politiebureau (tyiens het college geven hoorde men de arrestanten in de hokken stommelen, en gedurig hadden in den cor ridor vechtpartijen plaats tnaschen studenten en politit) bleef waar o et was d.w.z. in het gebouw van het Scheikundig Labora torium op den Groenburgwal; en 6 weken na de aanvaarding van zijn ambt was v. B. J. H. van 't Hof»Amtterdamer Periode, (1877?1895), von DB. W. P. JOBISSÏN nnd DB. L TH. RHICHBB, 1) Het is voorzeker een goed denkbeeld gegeweest van de schrijvers van dit boek, de Amsterdamsche periode van Van 't He ff waarin toch bet hoogtepunt van zijn werk zaamheid en z(jn scheppingskracht is ge legen niet alleen zijn vrienden en leerlingentijdgenoot en in het geheugen terng te roepen; maar ook daarvan mede te deelenaanzoovelen die in binnen- en buitenland 2) dien tijd niet hebben gekend, en er misschien alleen van hooren-«eggen iets van weten. Te verhalen van dien legendarischen tijd, waarin naar de uitspraak van een der beste leerlingen van Van 't Hofi 3) er in het laboratorium iets mystiseh, iets demonisch in de lucht hing... Ja, dat is een aardig boek geworden en 'genoodzaakt curatoren mede te deelen dat hy nog geen enkel college had knnnen geven, omdat de aangevraagde ezperimenteertafel en de vier rijen banken met schiüflessenaars er nog altijd niet waren! Dit hielp: de banken enz. werden geplaatst, en men gaf v. B. ? 300 voor een amannensis. Maar v. B. dreigde met een inteekenljjst, die hy bij alle welgestelde inwoners van A. zon laten circuleeren, wanneer men hem niet tenminste / 1300 gaf voor de aanschaffing der volstrekt noodige apparaten. Een onbe kende gaf nu een bijdrage aan B. en W., en met nog eenige andere posten, die door overschrijving gevonden werden, kwam het geld bijeen, en kwam er zelf* gasverlichting in het Laboratoria m. Heerlijke tijden I Maar heeft te A. de wind niet steeds van denielfden kant ge waaid? En al is het niveau thans heel wat gerezen hangt daarboven niet nog altijd dezelfde atmosfeer ? Maar keeren wij tot het boek terng, en vermelden wjj nog even dat ook over Gunning en ajjn tijd bet een en ander wordt medegedeeld, (waarvoor de gegevens door Prof. Schoor! zyn verstrekt). Het derde hoofdstak handelt over den tijd dat van 't Hoff in het oude laboratorium op den Groenburgwal werkte den tijd waarin de Etudes Dynam'ques ontstonden, den tijd oneer beste herinneringen. Hier werd door Reicher het orergangspnnt der beide zwavel modificaties gevonden, waaraan een heele geschiedenis vast zat. Hier ook gebeurde het dat eens een bezoeker den statigen amanuensis Claessens met van 't He ff verwisselde, en van den laatsten hoegenaamd geen notitie aam. C.aeasen», die volgens van VHcfi's eigen verhaal (in zijn stukje over Reicher) de hem ontbrekende ambtsgewichtigheid aanvulde, en die dan ook door de studenten gewoonlijk de professor" werd genoemd. Eindelijk vinden wy in Hoofdstuk IV allerlei mededeelingen aangaande het nieiwe laboratorium, waarvan de bouw (in '87 be gonnen) in 1890 -werd voltooid, en dat in 1891 feestelijk werd geopend met een rede van Gunning. Reeds in '85 was Van 't Hoff door Van Batnmelen'a invloed benoemd tot lid der K. A. v. W. (nadat dit een voor gaande keer was mislukt), terwijl in '86 na de publicatie der Theorie der verdunde op lossingen een aanbieding nit Leipzig was gekomen, die hy echter afsloeg. Toen werd hem het nieuwe Laboratorium beloofd, waar voor Van 't H. zelf de plannen ontwierp. Men kon hem in den konden winter van 1890 menigmaal in hoogst eigen persoon met Raicher in den snerpenden N. O. wind op de steigers van het gebouw zien staan, en toen eindelijk de verhuizing met schuiten plaats had, hielp Van 't Hofi met eenige anderen in hemdsmouwen zelf mede, om den kostbaren last van boord naar het labo ratorium te dragen want de Gemeente had niet gexorgd dat er voor het uitladen personeel aanwezig was! Nu begon voor Van 't He ff eerst de drukke tijd. Van alle kanten der wereld kwamen geleerden naar Amsterdam (reeds in het oude Laboratoria m waren Arrhenins en Meyerhoffrfr werkiaam geweest), en er bleef voor Van 't He ff weinig tijd over vooreigen werk, zoodat hij van -nu af veel onderzoe kingen aan zyn leerlingen moest overlaten. Het waren Echoone tijden maar reeds spoedig trokken daar zware schaduwen o f er heen. Immers Van 't Hofi was overstelpt met allerlei administratieve en andere deprimeerende ambtsbezigheden, welke met zijn doceeren en zijn onderzoekingen heel weinig hadden nit te staan, en die Oatwald later zoo juist met den naam Schrund" heeft aangeduid. (Zijn oprolger Bakhuis Roozeboom is later belaas onder den al tezwaren last van dat professeraat bezweken) De mare hiervan drong ook in het buiten land door, en er werden pogingen aange wend om van 't Hoff een betere positie te bezorgen, die hem zonde veroorloven zqn onderzoekingen in alle kalmte en rust voort te zetten. Nadat hem in '89 een benoeming tot eerelid van de Deutsche Chemische Geselkcbaf t was J. H. van 't Hoff in 1872 of '78. te beurt gevallen, en hjj in '93 de Davymedaille had ontvangen, kreeg van 't Hofi nogmaals een aanbieding alt Daitschland, en wel een zeer eervolle. Planck werd naar Amsterdam gestuurd, ten einde hem te win nen voor de door het overlijden van Helmholtz en Kundt opengevallen plaats voor Pbyeica(l), maar van 't Hoff had zelfkennis genoeg wederom te weigeren. Eindelijk, in 1895, viel de slag. Van 't Hofi vroeg en kreeg "zjjn ontslag als hoogleeraar te Amsterdam, nadat vooral Lorentz en van Bammelen nog pogingen hadden aangewend om hem voor Amsterdam te behouden. Maar men wiide daar niet weten van hetgeen van 't Hoff zoo dringend wenschte, en waarover hij reeds bij de opening van het Congres van 1895 had gesproken, nl. een wetenschappelijke positie die totp'icht stelde te onder zoek en, met de vrijheid indien last en tijd aanwezig waren ooi te onderwijzen; in plaats van juist andersom. Maar zooels gezegd, een paar diizend gulden wogen in da rijke handelsstad Amsterdam alweer zwaarder dan een man als van 't Hoff voor de Universiteit te behoaden... Hij ging dus naar Daitschland, na te veren van zijn leerlingen afscheid te hebben genonomen. Voorloopig met vrouw en kinderen te voet door Schwarzwa'd en Zwitserland, om wat uit te rusten van de enerveerends beslommeringen der laatste tijden en in 1896 naar Barljjo. Ojk Gunning, toen reeds ziek, trai in'96 af, en er kwam in het nieuwe Laboratorium met Roozeboóm en Lobry een geheel andere generatie. Nog twee keer kwam Van 't Hoff in Nederland; in 1900 om zijn 25 jarig doctoraat te vieren, in 1904 voor de inwijding van het Van 't Hofi-Laboratorinm te Utrecht, door een zijner beste en meest geliefde leerlingen, Dr. E. Coben, aan den grooten leermeester pieteitvol opgedragen. En in 1911 overleed Van 't Hoff nog vry onverwacht, tengevolge der sleepende ziekte die hem zoo laat nog overvallen was. Het boek «luit met den herdruk van vier door Van 't Hoff geschreven artikelen. Het eerste (1901) is aan da nagedachtenis van zijn vroageren ambtgeioot Gunning gewijd, die in 1900 na lang lijden overleed. Dit artikel doet buitengewoon sympathiek aan; zeldan heeft Van 't H off zógevoelvol en zoo vol humor over iemand geschreven. Een gedenkteeken niet alleen voor den goeden en edelen mensch die Gunning was, maar ook voor den schrijrer zelf! Dan is er. een stuk over zijn oud-leerling Van Deventer, die in 1909 zijn 25 jarig doctoraat vierde; en een over Reicher, welke dat feit tesds in 1908 herdacht. En eindelijk een opstel in het Gedenk boek voor Van Bemmelen (1910), waarin veel over zijn latere studiën aangaande de vorming der Staszfnrter Salzlager wordt medegedeeld; en over zijn vroegeren leerling Meyerhoffar, die hem van 1896 af bij zijn onderzoekingen Het Laboratorium in de Staalstraat te Amsterdam in 1880.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl