De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 12 mei pagina 1

12 mei 1912 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

l», 1820 l*. 1912. WEEKBLAD VOOK NEDEELANT) Dit nummer bevat een bflvoegseL Onder redactie vaza. IMj?. ZEI. IF. L. Uitgevers: VAN HOLEEMA ft WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ......? 1.60, fr. p. post / 1.66 Voor Indië per Jaar, bQ vooruitbetaling, , . mail 10. JttKraderujke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ...... 0.12'/« Zondag 12 Mei, Advertentièn van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ? 0.25 .030 .0.40 INHO-UD VAK VERENEN VAN NABIJ: Onvoldoend Reddingsmatériaal, dcor Een Stuurman. Hooge,. Beeroomes vangen Veel Wind. Krbnja|. EaddingEvlotten. SOC.AA.KGEL.; Pus Hole, door L. Simons. FEUIL LETON: J3en dag onder de menichen in Zeeuwsen-Vlaanderen, door Luctor. KUNST EN LETTEEBN: Vaderlandsobe Historie, XI, door prof. dr. L. Knappert. Helene de Sparte", door Etnile Verhaeren, beoor deeld door Karel van de Woest ij ne. INGEZONDE ST.?BERECHTEN. VROUWENBÜBRIEK: Wat moeten onze kinderen wor den? dooit'Annavan Gjgh-Kaulbacb. Tutti FrutH,^8»r K.Manïf«dt-tIe Witt Huberts. ALLERLEI, door Allegra. Bloemen, door P. M. Wa. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Henri Pirenne, door mr. S. Maller Fin. De Vierjaarljjksche, UI, door W. Steenhoff. Een I at er view, door Caarivarinp. Defnnctns adhuc loqnltnr, door B. van MtuTB. WETENKCH. .VARIA: Ijsbergen, LIX, met af b., door dr. P. van Olst. CHAEIVAEI. FINANCIEELE EK OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d- 8. Brieven van Oom Jodocns. DAM8PEL. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN. IIItlIIMIIIIIMIII Onvoldoende Beddingsmatériaal. Naar aanleiding van de ramp der Titanic" werd in de N. B. Ct. (en het Handelsblad) betoogd, dat de groote Nederlandsohe Btoómschepen, op hoogst eakele uitzonderingen na, over vol doende reddingsmateriaal beschikken. Deze verklaripg, klaarblijkelijk bedoeld als geruststelling van het publiek, is ten eenenmale onjuist. Zoaals wij zullen be wijzen. In de eerste plaats de Schepen wet. Reeds in een vorig artikel hebben wij aangetoond, dat de voorschriften der Schepenwët voor passagiersschepen niet de minste zekerheid geven, dat alle op varenden zelfs onder de gunstigste omstandigheden gered kunnen worden. Zelfs hadden wij hierbij aangenomen, dat het voorgeschreven reddingsmateriaal vol doende, waarborgen geeft doeltreffend te zijn, hetgeen toch allerminst het geval is. Niemand heeft bv- eenig vertrouwen in de tot aanvulling dienende reddingsmidde len, de z. g. opvouwbare booten e.d. De grootste optimist zal na de lezing van het onderzoek in zake de Titanic" dit met ons eens zijn. Ook heeft een scheepsboot als reddingsmateriaal geen waarde, wanneer het geen reddingsboot is, d.w.z. een boot, die, met het maximum aantal personen belast, niet zinkt, zelfs als ze vol water staat. Nu behoeft, volgens de Schepenwët, slechts de helft van het voorgeschreven aantal booten redding booten te zijn. Hiermede is o.i. ten volle bewezen, dat onze voorstelling van de hoeveelheid reddingsmiddelen, waai mede de Schepenwet zich vergenoegt ten op zichte van stoomgchepen als de Rotter dam" en de Nieuw Amsterdam", in geen geval te donker gekleurd was. Er blijft nu nog de vraag te beant woorden, of de NederlandEche reederijen vrijwillig zorgen voldoende reddingsmate riaal aan boord te hebben. Dit allén zou de geruststellende verklaring van de N. B. Ct. kunnen verontschuldigen. Doch ook hier moeten we het publiek de illusie ontnemen. Op ieder der twee genoemde schepen zijn slechts twee bruikbare booten meer aan boord dan de wet voor schrijft. Deze booten zijn geen red dingsbooten. Het is mogelijk, dat soms weinig passagiers aan boord zijn en dat voor die bepaalde reis het reddingsmate riaal voldoende is, doch hier gaat het niet om. Wanneer het maximum aantal passagiers is ingescheept, dan is bet reddingsmateriaal zeer onvoldoende. Er worden dan geen extra booten meege nomen; trouwens het nut hiervan zou hoogst twijfelachtig zijn, daar de inrich ting van het schip niet is berekend voor een doelmatige plaatsing ervan. Bij de stoomvaartlijnen op Indië is de zaak ongetwijfeld beter in orde, maar alleen omdat deze schepen gewoonlijk slechts een betrekkelijk gering aantal passagiers vervoeren. Het nieuwst* pas sagiersschip der S. M. Nederland" de Koningin der Nederlanden", met als regel een maximum aantal opvarenden van 420 personen, heeft 10 reddingboeien, een aantal dat doch allén onder zeer gunstige omstandigheden voldoende kan zijn om alle opvarenden te redden. Maar zoedra een groot troepentransport wordt vervoerd en er is niets, dat dit verbiedt dan is ook hier debootrnimte onvoldoende, terwijl alleen met zeer groote kosten,'ten gevolge van de inrichting van het schip, hierin op af doende wijze is te voorzien. Op de z.g. vrachtschepen dezer maat schappijen kunnen we treffende voor beelden zien van wat ook hier geregeld wordt gewaagd. Gedurende het laatste pelgrims-seizoen vervoerden de stoom schepen Bandoeng" en Kambangan" resp. 1490 en 1800 pelgrims tnsschen Mekka en Java. Deze schepen zijn voor zien van acht sloepen, in het gunstigste geval ruimte biedend, voor plm. 400 per sonen. Aanvullende reddingsmiddelen zijn niet aan boord. Wq kunnen het hierbij laten en be sluiten, : Aan boord van geen enkel Nederlandse'i schip, dat passagiers ver voert, behoeven de reddingsmiddelen volgens onze Nederlandsehe wet vol doende te zijn om alle opvarenden te redden. Ze zijn dit allén als door omstandigheden buiten den wil dar directeuren minder passagiers aan boord zijn, dan vervoerd mogen worden. Elke peging, om de zaak gunstiger voor te stellen dan ze in werkelijkheid is, moet worden gequalificeerd als m'sdadige misleiding van het publiek. Ia het. welbegrepen belang van allen dient men de zaak onpartijdig te beschouwen en radicale verbeteringen te eisenen. Geen lapmiddelen kunnen hier helpen. En we vreezen, dat men dien weg weer op wil. Twee courantenberichten hebben ons in dit verband getroffan. Ten eerste de mededeeling, dat het Eagelsche stoom schip: Campanello", met 1700 landver huizers aan boor 3, te Rotterdam door de commissie van toezicht op het ver voer van landverhuizers is aangehouden, waaruit geen andere conclusie te trekken valt dan dat deze Commissie vór dien tijd steeds haar plicht heeft verzuimd. Ten tweede het bericht, dat ten spoe digste een wetsontwerp zal worden in gediend om de voorschriften der Schepen wet, batreffende de reddingsmiddelen, ook van toepassing te doen zijn op vreemde schepen, die uit Nederlandsehe havens landverhuizers vervoeren. Gezien nu het Merboven aangetoonde feit, dat de voorschriften der Schepenwet onvol doende zijn, terwijl bovendien de Engel' sche, Doitsche, Noorsche en Fransche wetten bepalingen bevatten van, om het op zijn zachtst te zeggen, gelijke strekking, schijnt ons het nut van dezen maatregel minstens twijfelachtig. In het algemeen belang verwachten wij spoedig doel treffender maatregelen en niet allén in zake de reddingsmiddelen. EEN STUURMAN. Hooge Heer ooines vangen Veel Wind. In een nummer van een paar weken ge leien van het dagblad De Tijd wordt op de Groene" afgegeven, tenminste op de tegenwoordige Groene", alsof (de gedachte is pikant!) een vorige redactie beter over De Tijd dacht dan wij (als het geheugen der Kasteel-van-Aemstelheeren te kort schiet, kunnen zij wel aan halingen krijgen). Het blad maakte toen (wühadden nog geen tijd gevonden er op te wijzen) een heele drukte over onze rubriek Roomsche rijkdom", waarin een goed katholiek zijn aan den weg timmerenden geloofsgenooten op voldoend rake manie»de waarheid zegt, dat zelfs, naar wij vernamen, (het is een staaltje uit vele) een of meer van de nummers, waarin hu schreef, tot in stille kloosters hun intree deden. De katholiek, die ze ons zendt, tast in geenen -deele het Katholicisme aan: hij is geen modernist, geen duivelskicd, geen ketter of verkapt libertijn, hij is katholiek, maar hij kent als katho liek zijn Roomsche grooten", en, daar hij ze in 't algemeen verbazend weinig groot" vindt, doet hij dat uitkomen in zijn stukken, natuurlijk in de allereerste plaats om te prikkelen ten goede: dit is zijn zaak maar ook de onze. Hij heeft liever zoo frisch mogelijke leiding, wij liever zoo friscn mogelijke tegen standers. Nu zou men zeggen, dat een blad als De Tijd, waarin esnigermate de kring is vertegenwoordigd, die nu en dan onder Noctua's" mes zit, op den goeden koop toe moest nemen zulke speelsche en andere vondsten, als ia Roomsche rijkdom" voorkwamen, en ook den toon, die ('t is waar) niet op hare sehijn-deftigheid is gestyleerd, büzichzelve denkende: nu hoor ik dan tenminste eens, (al kriebelt hij müwel rg onder mijn deftigen neus!) uit eigen kring mijn eigen waar heid, laat ik er mijn voordeel mee doen. Neen! Want Noctua is niet kies keurig." Het is verschrikkelijk! Wij voor ons vinden het interessant, dat -hij waar is, en dat degenen, wien de Noctuasche schoen past, hem blijkbaar aantrekken, en dat talrijke katholieken, die zich ervan bewust zijn, hos hermetischgesloten hunne pers is voor allerlei wetenswaardigheden, in de Roomsche rijkdom" aan de toongevers van hun samenleving den uilenspiegel" zien voorgehouden. . En dan vinden wij nog iets anders interessant. Wjj kunnen er onze gedachten maar niet van afleiden, hoe buitengewoon (?eprikkeld een Roomsen orgaan als De Tijd zich toande, zoodra eenige Roomsche personen van betrekkelijke deftigheid 't een en ander te hooren kregen. Het blad werd er onchristelijk van. Wat kan toch in de oogen van louter voor den Hemel levende redacteurs, zou men zeggen, een plagerij b at eekenen of zelfs het voor den gek houden van een paar geloofsgenooten, die er aanleiding toe geven. Godsdienst en Kerk moeten hun toch duizendmaal meer ter harte gaan dan zulke wereldsche kleinigheden. En zie nu eens, hoe b.v. de systematische vijand van al wat tot het Roomsche geloof behoort, de met alle middelen anti-Katbolieke N. B. Ct. nimmer zoo'n snauw kreeg als wij, die niet allean zulk een open en vooral ver borgen oorlog als die courant niet voeren, maar zelfs, zoo dikwijls naar ons inzien het recht het eisctte, voor de Roomschen de partij opnamen. Men wordt wel eens door een tegenstander gedrongen zichzelf te prijzen en wij bevinden ons thans in dit moeilijke parket. Is het soms niet juist, dat wij herhaaldelijk, als 't ons de waarheid scheen, net als ieder ander ook een Róomsch gelijk hebben gesterkt P Nog niet zoo lang geleden was het, ter gele genheid der voor de Roomsohe partij belangrijke j acht op baantjes"-eampagne, dat wij zonder meer de waarheid voor stonden, en een paar jaar terug hebben wij zelfs de eer gehad voor goed een einde te maken, natuurijjlf, alleen wat de Ned. pers betreft, aan de voor de Kath. Kerk zoo hcogst compromittante bewering, als zou de Paus op ean leugen" zjjn betrapt. Als wij ons goed herinneren heeft De Tijd dat artikel van de Amsterdammer toen zelfs niet eens ver meld (zóhoudt ze van ons), maar waar is nu eenmaal waar! Het geloof aan die leugen" was bezig zich steeds vaster te nestelen. Wjj konden argu menten er tegen aanvoeren, die beslis send waren. Wij deden het, en nergens en nooit meer is het kleinste fragment van het gerucht in onze pers gezien. Nog eens: het is maar half aangenaam zichzelf zoo vrijmosdig in de lucht te steken. Wij moesten het echter eens doen. Ieder, die ODS Weekblad aandachtig heeft gelezen, wét het ook, dat wij hier de eenvoudige waarheid spreken. Aan een jacht op eenigen godsdienst deden wij nooit mee. Maar wij staan niettemin bij De Tijd (die wij liefhebben) op het allerslechtste blaadje. Kan de lezer uit een en ander, door ons hierboven gezegd, de oorzaken hier van construeeren? wij gelooven het! En het zal ons aangenaam zijn, want wij zelf behosven het dan niet te doen. KEONIEK. 1813-1913. Men schrijft ons naar aanleiding van het vorig hoofdartikel: Is het nu, geachte redactie, zoo ver werpelijk, dat men in 1913 feestviert ? Gij zegt: de aanleiding, die men ervoor kiest, is meer ge schikt om over te zwijgen dan er de aandacht op te vestigen, en vergelijkt 1813 büeen moeizaam ver kregen opheffing van een faillissement. De vergelijking is zeker niet onjuist maar, wat let die langvergeten ophef fing" als excuus te bezigen om weer eens feest te vieren ? Op dit laatste hebt u te weinig den klemtoon gelegd. Dit is van een beminnelijke wijsgeerigheid, die wij gaarne door den druk willen verspreiden. Het is inderdaad door ons niet in overweging genomen, dat nationale feesten als de komende eigenlijk ontsnappen aan de toetsing van hun raison d'ètre. Maar er ligt zeker waarheid in die opvatting. Gelijk elke mensch bij tijden een verzetje" behoeft, moet de samenleving zijn groote nationale feesten hebben, met aanleiding tot voldoening-gevende, brallende verheffing van natie en individu. Het karakter van de aanleiding doet er niet toe. Waarom inderdaad het komende 1913-f eest niet aldus opgevat ? als ware het een natuurver schijnsel of een algemeene en voor de spijsvertering bevorderlijke Sint Vitus dans l Hoe langer men de zaak van dien kant bekijkt, des te meer men spyt heeft er iets kwaads van te hebben gezegd. Feesten zijn er inderdaad niet om haar officieele aanleiding, maar om andere ongenoemde oorzaken. Het is als met groote familie bals, die heeten te gebeuren ter eere van het een of ander, maar die slechts zijn ingesteld en worden gehandhaafd als middel om de jongelui tot verloving en huwelijk te bren gen. Het is ah met dienstreizen van hooge heeren, die braaf doen «n moeten doen in hun eigen stad, en die dan spreken van dienst"-reizen, maar het zijn gelegenheden om op bescheiden wijze la petite béte uit te vieren. Zoo is 1913 als een roem- en ridderor den-wellust-tijd te begrijpen, een chronische aanval van ijdelheids-lust. Wie praat er dan nog met ernst over de aanleiding? Wüvinden het goed. Maar nimmer zullen wüzonder protest laten, dat wü, die niet meedoen, die grappen moeten betalen met een ten eeuwige dage bekijken van het Dam-monument (de beruchte Naat j e"), ver plaatst, zooals de Burgemeester wil, naar het Leidsoheplein. Ons voorstel om het te vernietigen, willen wij desnoods wel her zien. Wühebben geen overwegend bezwaar er tegen, dat het monument in het gedenk waardig 1913 door den Gemeenteraad, namens de Stad, plechtig worde aangeboden aan den Burgemeester in persoon, ter plaat sing (onder noodige goede voorzorgen) midden in zijn eigen tuin. Reddingsvlotten. Naar aanleiding van de afbeelding in ons vorig nummer eener stoomboot met promenadedekken, die in tijd van nood als reddingsvlotten zouden kunnen dienst doen, schrijft ons een gezagvoerder der koopvaardü: De idee van het reddingsmiddel van Frank T. Bullen is belangwekkend maar niet nieuw. In scheepvaartkringen, of ten minste onder ons zeelui, is er reeds meer over gesproken, maar wij hebben daar zoo weinig over te zeggen. Wühebben den tech nicus noedig om het uit te voeren, en waar nu de scheepsbouwmeesters in de laatste j aren al hun aandacht hebben geconcentreerd op de onzinkbaarheid", hebben zij er zeker den tyd niet voor gevonden, na te gaan, of een dergelijk reddingsmiddel practisch uit te voeren zou zijn. Het komt müvoor, dat het promenadedek-reddingvlot zooals Frank T. Bullen het ontwerpt, nog veel te om slachtig gedacht is. Het lijkt heel aardig om dergelijke gedeelten promenadedek per kraan te water te vieren, maar in de prak tijk gaat dat niet altijd zoo gemakkelijk. Men doet immers verstandig altijd rekening te houden met de mogelijkheid van hooge zeeën en een slingerend schip. Gemakkelijk zou de zaak zijn, indien men de gedeelten dek, na het losmaken van de bevestigingswerktuigen, slechts overboord had te schui ven, maar met de tegenwoordige hooge schepen heeft dat ook zijne bezwaren. In ieder geval zouden de doelen zoo moeten worden ingericht, dat onder ? en bovenkant f el ij k waren, zoodat het er niet op aan wam hoe ze te water raakten. Ook de bevestiging van dergelijke dekdeelen bluft een vraagstuk van belang. Immers: zij moeten goed vast zitten en toch, in geval van nood, onmiddelijk zijn los te krijgen, b.v. door eenige klinken weg te slaan. Ten slotte een zeer groot nadeel: dergelijke gevaarten, die natuurlijk slechts vlotten genoemd kunnen worden, zijn zeer onhandelbaar in hooge zee en bieden groot gevaar, dat de schip breukelingen er afgespoeld worden. De idee, spoedig een massa drijfmateriaal bijeen te hebben, dat aan boord geen plaatsruimte inneemt, is echter aanlokkelijk, en het is mogelijk, dat technici raad weten met de realiseering ervan. Zoolang dit echter niet gebleken is, bluf ik de voorkeur schenken aan de Engelhardf-reddingsbooten. Dit zijn feitelijk vlotten, waaraan echter vorm en model is gegeven, zoodat ze op den naam van booten aanspraak mogen maken. Proef nemingen hebben bewezen, dat ze in hooge zee zeer goed voldoen. Ze zijn onzinkbaar, daar het drijfmateriaal niet bestaat uit luchtledige ruimten; die tegen het schip of ieder ander hard voorwerp lek kunnen stooten, doch uit kapok. Van deze vlotten of booten kan men groote hoeveelheden medevoeren, omdat zonder bezwaar twee, drie en zelfs meer ervan op elkaar gezet kunnen worden; men behoeft namelijk geen takels of davits om ze te water te krijgen, doch werpt ze maar royaal overboord, zoodat onmiddellijk een massa drijfmateriaal langs het schip ligt, waar de passagier zich slechts langs ladder of touw in heeft te begeven. Als de .Titanic" een 40-tal van dergelijke booten had meegevoerd, hsd er niemand behoeven te verdrinken, en een schip van de grootte der Titanic" had, behalve zijn gewone reddingsbooten, gemakkelijk 'n 60 Engelhardtbooten kunnen meenemen. De uitvinding is aan een Deênsch kapitein te danken, en het is treurig, dat ze niet meer in toepassing wordt gebracht: eenvoudig door het onzinnige maniakke idee van de onzinkbaarheid" der nieuwste stoomschepen. Zelfs de scheepvaart-inspectie wilde er niet aan, op reddingsmateriaal voldoende te letten, maar ik hoor dat dit nu veran dert en lynen als de Holl. Amer. lijn", de Zeeland" etc. zullen nu daarvan meer gaan meevoeren. In dit verband verdient aandacht de opmerking der directie van de Neder land" die verklaard heeft, dat züzich niet verlaat op waterdichte schotten, etc. Ieder, en vooral de wetgever mocht hier naar luisteren en er naar handelen! iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiitii! iiiiiiinniiiiHHim aangttyptifobtn. Ou (1892-1912). Ons Huis" te Amsterdam viert twintig jarig bestaansfeest, den tienden Mei; en de Redactie van dit Weekblad vraagt me om een voord van sympathie büdit feest; mü, die zooveel betrekkingen heb gehad met deze instelling ( heeft men het dezer dagen niet nog verwijtend kunnen lezen van de hand van iemand, die van zulk werk natuurlijk niets begrüpt?), die er nog niet los van ben, en voor wien een avondje onder de oude Oos-Huizers" altyd weer een genoegen i», een gevoel geeft van echt thuis te zijn, onder goede vrienden. Want dat is een der eerste kanten van het Ons-Huisweib.: het samenbrengen van de menschen uit kringen, die anders veel te veel gescheiden zijn in dit leven, en het samenbrengen krachtens het loutere gevoel van echte menachelykheid. Met neerbui gendheid", met socialerigheid", met aan stellerigheid" is hier niets gedaan". Men moet er niet over boomen, er niet over toosten, maar men moet zoo eenvoudig har telijk en natuurlijk als mensen tot mensch komen: en voor beidea: hen, die wat te geven hebben van wat zij weten en kunnen, en hen, die behoefte hebben aan kennis en vaardigheid, ontstaat een winst aan vriend schappelijk begrijpen, die- blijft voor het leven. Maar behalve dit is deze instelling van wier stichters: Helene Mercier, P. W. Janssen en J. A. Tours alleen de laatste nog dit feest kan meevieren, toch ook zeer directelijk een centrum van Cultuur in de .aan Cultuur wel zeer arme Jordaan, terwijl zÜhaar vangarmen mede uitstrekt vér daarbuiten. . Ik zeg opzettelijk: Cultuur, en niet Ontwikkeling alleen, omdat hier in derdaad het meerdere gegeven wordt. Men wil er niet alleen het verstandelijk begrij pen, het meerdere wettn bevorderen ; men wil er ook en dit vooral in de latere jaren steeds meer het gevoel voor wat mooi is in kunst en natuur, en het genieten daarvan doen ontkiemen. Men begint er heel eenvoudig, met gewone lessen, van het allereenvoudigst onderwijs, en zelfs met heelemaal geen lessen, als de Jordaankleintjes er mogen komen spelen op de speelplaats, veilig en onder toezicht. En men gaat er tot volkszang, volkshoogeronderwijs, concerten, kunsttentoonstellingen en tooneelvporstellingen van werken van goede schrijvers, om aldus, zoo directelijk mogelijk, het dubbelt j espubliek, anders ver zot op Lazaro's en Marie Jeannës vertrouwd te maken met Molière, Ibsen, Bj rns o n zelfs. Een proefneming, die te op merkelijker slaagde, nu men voor de vertaoning van dit werk over niets anders kon beschikken dan over dilettanten en deze zelfs niet eenmaal onder een heusch" regisseur gebeuren kon ! Voor de vrouwen zijn er Meisjesclubs, Gymnastiek (Zweedsche musical drill) Kook-, Strijk- en Verstel lessen ; Huishoudcursus, ontwikkelingsclub ; voor de jongens: Gymnastiek, Vertelavond, Jeugdbibliotheek, Clubs, Hontarbeid. Voor beide geslachten: Leeszaal, Voordrachten, Cursusgen, Praatavonden, Volkszang, Con certen, Tooneel, Tentoonstellingen, Reisclubs en Rechtskundig advies. Men ziet : een program, waar niet weinig op staat. EP, naar met eenige reden zou kunnen betoogd zelfs des Guten zu viel. Zaodat het eigenlijk gezegd Volkshoogeronder wns er wel wat veel in verdrukking komt. Doch wie O.H. zoo veelzijdig maak ten, deden dat met het oog op telkens blijkende behoeften, en hielden zich zelf voor, dat deze instelling h. i., best aan haar bestemming voldeed, naarmate zij meer a's proefkonijn" wilde gelden. Wat daar bleek aan een behoefte te voldoen, kon straks over heel de stad door specialiseerende instellingen worden voortgezet ea uitgebreid. Zoo is het gegaan met de verstellessen, en het Comitédaarvoor ; met 't onderwijs in vreemde talen, en het Comit daarvoor. Zoo neemt Voor de Jeugd" zeker 20-maal zooveel jongeren onder haar hoede dan O.H., en zoo is nu pas de Volkszang onder de zorg gesteld van een Comité, dat voor heel de stad dit voortreffelijk cultuur werk wil gaan doen. Terwijl immers de Gemeente nu het rechtskundig advies gaat subsidieeren in verband met het bureau voor Sociale Adviezen! En als er in Am sterdam, door particulieren en overheid, mocht gezocht worden, naar wat nog voor de Volkscultuur te doen valt, men zal op het O.H. program nog heel wat vinden, dat uitbreiding over heel de stad vraagt. Onze Wethouder van Onderwijs heeft er voor het kiezen om te gaan subsidieeren : Voor drachten en Cursussen van VolkshoogerOnderwü, Volkstooneel, Kunsttentoonstel lingen e.a. * # Cultuur" is niet denkbaar zonder warmte. Warmte van de zon, of van de broeikaat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl