Historisch Archief 1877-1940
1820
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
f at moeten onze iiiira wortel?
De levensvraag, de moeiiyke, die al
opdoemt mm de wieg van onze kinderen en
telkens terugkomt, heel hun' schooltijd door;
de gewichtigste vraag van heel de opvoe
ding, want eerst als wij onze kinderen ge
holpen hebben, daarop het antwoord te vinden,
hebben wy hun leven richting gegeven.
De maatschappelijke positie der ouders
trekt een kring om het kind heen; wat daar
buiten valt, b meestal onbereikbaar, kan ten
minste geen plaats innemen in hunne over
wegingen; doch ook binnen dien kring ia
velerlei keuze mogelyk, en wie den wydsten
kring om zich heen heeft, dus de meeste
vrijheid van beweging, heeft de moeielykste,
maar ook de schoonste keuze.
Soms heeft het meisje of de jongen een
sterk uitgesproken aanleg; dan is ten minste
de keute gemakkelyk, en al het trachten der
ouders kan dan zyn, binnen hun
maatschappeiyk vermogen den weg te vinden, het
gekozene te verwerkelyken.
Maar de meeste kinderen en jonge
menschen hebben niet zulk een sterk naar bulten
ontwikkelden aanleg; 't blyft gewooniyk
uiterlijk by eene neiging voor bet een of
het ander, neiging, die vervalt by nieuwe
indrukken, die onvast is en onklaar als heel
de levenskyk van het jonge individu. En de
richting, waarin die neiging gaat, laat weer
afwijkingen toe, waarin hef kind ten slotte
zelf den weg niet meei weet.
Dan ia het de taak der ouders, met scherpen
blik den juisten weg te onderkennen, en
aan het kind diens eigen innerlqk te open
baren. En het slagen of niet slagen in deze
taak zal aanwyzen of onze opvoeding geweest
is, wat se z|jn moest.
Want onze opvoeding kan niet zyn het
veranderen of ook maar wyzigen van den
dieperen -aard onzer kinderen, daartoe
missen wy het vermogen; onze taak is het,
dien dieperen aard te keren kennen, door te
dringen tot wat daar sluimert aan eigen
penooniykheld; zóalleen kunnen we weten,
waar het geluk voor ieder te vinden zal
zijn, en onze liefde kan dan helpen, de kin
deren zoo na mogelijk aan dat geluk tédoen
reiken.
Want niemand vindt waarachtige bevredi
ging, die niet leeft volgens zyn diepsten
inneriyken drang.
Het is 't ongeluk van onze maatschappij,
dat zooveel van dien inneriyken drang verstikt
wordt in den strijd om het bestaan, doch
er wordt ook veel verstikt nit onkunde, nit
sleur en hechten aan conventie; menigeen
ion gelukkiger zgn, wan neer hy of zy aan den
grens der volwassenheid een raadgever ge
vonden hadden, die hen aan zichzelf had
geopenbaard.
Zulke raadgevers kunnen die ouders zyn,
die hunne kinderen liefhebben met eene
rjjke, gevende, indringende liefde. Juist het
intuïtieve, natnnriyke, vanzelfgegroeide in
die liefde, schept in den dagelykschen omgang
een gedachtensfeer tnsschen ouders en kin
deren, waardoer ongemerkt groote invloed
wordt uitgeoefend.
En die invloed kan van groot belang zijn,
want niet iedere jongen of ieder meieje is
?willig, te luisteren naar bet inzicht van
den oudere, niet ieder ziet dadely's ir, dat
zyn eigen diepste innerlyk beter bekend is
aan vader of moede ? dan aan hemzelf. Maar
als in het kind het geloof woont in de
onzelfzuchtige bedoeling van «ijne ouders,
als het kind weet, wat de drijfveer is, die
vader of moeder raad doet geven, dan zal
hy toch luisteren en door het koppigst verzet
heen sal de langgek weekte invloed werken.
«iiiiiiiiiii iiiiiiiuuniiiiiiii iiitiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiii IIHIIII
UIT DB NATUUR
CDLXXVI. Heerlerheide.
? Het was allesbehalve wandel weer, den
tweeden Paaschdag van dit jaar; hagel en
sneeuw om beurten of tegelijk; tusschen de
buien door geweldige windvlagen en het
sonnetje deed of het nog Februari was, het
scheen wel, maar o zoo zwak en weifelend.
Echter, ik was nu eenmaal naar
Zuid-Limbnrg gereisd om te botaniseeren, en dan
blyf je niet graag om de kachel zeulen.
Bovendien, er zat een beetje dwang achter.
Den Donderdag van dezelfde week zon de
vacantie-cursns van den Gsografen-Bond in
Heerlen gehouden worden, en ik had beloof d
op' het een en ander van den plantengroei
te wijten; dus moeat ik wel op vór-excursie.
Het eenige wat my nog aanlokte, en be
sluiten deed tot mitgaan by die doordrin
gende natte koude, was de omstandigheid,
dat het terrein voor my geheel nieuw was.
Vaak genoeg had ik van- Heerlen en de
Heerlerheide gehoord, als iete merkwaardigs
voor een natnnrvriend; en dikwijl was door
my het voornemen opgevat er eens een
kijkje te nemen; maar het was er niet van
gekomen. Nu moest bet, anders was het
ongetwijfeld weer een uitstel geworden.
Mijn metgezel was een jongeman nit die
En van de overtuiging, van het wettn der
ouders waar voor het kind het geluk ligt,
sal een machtige drang uitgaan.
Maar dit ook alleen, wanneer geen enkele
andere drijfveer de ouders dringt dan het
verlangen om het kind zooveel mogelijk te
doen leven naar zijn diepsten persoonlijken
aanleg en levensdrang. Niets mag er in zijn
van eigen verlangen, of baken naar vervulling
van eigen, lang gekoesterde wenschen.
Laat ik een voorbeeld geven.
Daar is een jongen, flink, stevig en gezond;
druk en bewegelijk. H|j droomt van avonturen;
de zee lokt hem, de groote, wijde zee; h|j
vertelt, naar de zeevaartschool te willen.
Vader en moeder lokt dit ook aan;-de
jongen is te bewegelijk voor een kantoor;
het leven op zee is *gesond en voor wie
vooruit wil, is er, met de zeevaartschool
tot basis, eene eervolle positie te veroveren.
De opleiding is niet te kostbaar.... en er
wordt toestemmend geknikt, en er is blijd
schap, omdat de jongen weet, wat h|j wil.
Maar in een stil oogenblik nog eens rustig
die toekomst overdenkend, ziet de moeder
haar jongen zooals hq i», ze weet wat er
sluimert onder dat wilde, bewegelijke, onder
dien zucht naar avonturen. En ze weet, dat
dat alles vluchtig is als de beweging van
het water aan de oppervlakte, maar diep
daaronder schuilt zijn eigenlijke aard: een
hang naar gezelligheid, een angst voor alleen
a|jn, een sterke gehechtheid aan de knusse
vriendelijkheden van het huiselijke leven, een
verlangen ook, dagelijks te zorgen voor
anderen en teederheid te geven en te ont
vangen.
En ze weet, dat hy het leven op de wijde,
eenzame zee niet zal kunnen dragen, dat
later, als hij man is geworden, en het
liefdeleven heeft leeren kennen, op elke reis een
onzegbaar groot heimwee naar buis hem zal
pijnigen, dat hy zijn beroep zal gaan haten
omdat het alleen voldoet aan zijne meer
oppervlakkige levensverlangens, maar het
diepere onbevredigd laat.
En dat ze dat weet, vast en zeker als eene
rotsvaste overtuiging, is al zooveel bewijs
van hare liefde, dat dieselfde liefde haar ook
in staat zal stellen, zij 't langzaam en
moeiel|jk, den jongen voor haar plan te winnen.
Juist de natuur van den jongen zal daarbij
vanzelf te hulp komen. Is hare overtuiging
minder sterk, is ook wat z|j voor de eigenlijke
persoonlijkheid hield van haar jongen, nog
aan de oppervlakte, dan zal bij haar pogingen
tot overreden, niets nit zijne ziel haar tege
moet komen, maar dan is dat falen het ge
volg ervan, dat z|j baar kind nog niet genoeg
doorgrondde, niet zóals noodig was, om
met overtuiging zijn leven te kiezen. En
misschien zal dan in hare gesprekken met
hem nieuw inzicht in zijn inner ijk tot haar
komen, tot haar verstand, maar vooral tot
hare liefde; en ze zal toch den besten raad
kunnen geven.
Wat moeten onze kinderen worden?
Niet in de eerste plaats waar hun intellect
heenwijst, maar waar hun zialeleven bevre
diging, in zal vinden, waar z|j diep innerlijk
op a\jn aangelegd. Dit voorop te stellen en
dan te zoeken, wat in die richting met het
aanwezige intellect is te bereiken, binnen
den dikwijls engen maatschappelüken kring,
dat is de taak der ouders en het slagen daarin
de kroon der opvoeding.
ANNA VAN GOGH?KAULBACH.
Tutti Fratti,
Door het hoofdbestuur van bet Boode Kruis
worden krachtige pogingen aangewend, om
de belangstelling voor dese vereeniging weer
eens op te wekken. En dat dit noodig is,
streek, een assistent van den Districts- Geoloog;
iemand die door zyn dageiyksch werk goed op
de hoogte was van de by zonderheden van
het terrein; zoodat ik al vooraf door den
kweekeling al een deugdelijk lef j e kreeg, dat
twee dagen later door de meesten nog eens
in optima forma zou worden overgedaan.
Wy stapten -dus op, onder de betuiging van
medelijden van onze medegasten in het 16 tel ;
die bq de kachel bleven hokken en we
sloegen de weg in naar het "Noorden.
Nu, het was bar; van paraplu opsteken kon
niets komen, dr woei een orkaan, maar tns
schen de buien van jachtsneenw was het soms
een kwartier lang windstil, dan brak de
donkere lucht, de zon kwam door en a) Ie leed
was vergeten; ja hoopte op blyvend mooi
weer. Tot er met een razende vaart een
zwartgrauwe wolkenbank uit het noordoosten
kwam opzetten, die binnen hetkwartier met
een sneeuwjacht de illusie nitwischte.
Een geintje hierbij waa de omstandigheid,
dat wy onderweg alle zand- en steengroeven
nit de buurt moesten opzoeken, daar deze
ontsluitingen natuurlijk voor de aardrijkskun
dige studie van het landschap van het grootste
belang waren; en inzoo'ngroavehadjealtyd
wel een hooge steile muur, die tegen de wind
vlagen beschutting gaf.
By de eerste zandgroeve, die wy opzochten,
waren Eommige steile wanden acht & tien
bleek uit de cijfers die genoemd werden door
den gepena^lnit.-generaal J. de Waal, die als
lid van bet hoofdbestuur overal, lezingen
houdt, om te trachten deze vereeniging weer
tot nieuwen bloei te brengen.
Nadat Henri Dnnant z|ja boek geschreven
had Solferino of de stem der
menscheiykheid op het slagveld", kreeg Nederland in
1864 pok z|jn Boode-Krnisvereenirfng. Telde
deze in de eerste jaren 70 comité's met circa
21.000 leden, thans is de belangstelling z
getaand, dat er nog slechts 52 comité's bestaan
met 5000 leden.
Gezieraal de Waal wijst er op, hoe verkeerd
het is, dat de vereenigingszncht (hoe para
dox dit DU ook klinken moge) tot versnip
pering aanleiding heeft gegeven en een groen,
blauw, wit en oran/ekruisvereeniging heeft doen
ontstaan, in plaats dat deze allen een onder
deel va»het Roode Kruis vormen. Hy hoopt
echter, dat men in de toekomst weer tot
samenwerking zal komen.
Een verklaring van de lauwheid van het
publiek zoekt hu in 't voorrecht, dat wy
reeds zoo lang in een vredes-periode
verkeeren. Maar hij wees er op, dat ketBoode
Kruis zich tot doel gesteld heeft, niet alleen
in oorlogstijd helpend op te treden, maar
overal waar zulks noodig is by nationale
rampen. By v.by epidemieëa,overstroomingen,
brand, spoorwegongelukken enz. En daar
deze rampen dagelijks kunnen voorkomen,
is het noodig, dat zich een vry williger-corpa
vormt, dat zich oefent, opdat oogenblikkelyk
hnlp verleend kan worden door geschoolde
krachten.
Het beste middel daartoe noemt de spreker
het vormen van reddingbrigades, waarbij de
mannen zich oefenden in het vervoeren van
zieken en gewonden en de vreuwtn in het
het verplegen. En deze verzorging moet dan
de zorg voor zieken en gezonden om ratten,
het koken van gewone en van ziekekost, het
vervaardigen van kleederen en linnengoed
voor allen, enz. Dit alles moest door een
corps vrijwilligers beoefend worden onder
geschoolde leiding van vrouwen, die hare
diploma's aan kook- en huishoudscholen be
haald hebben, en deze bekwaamheden onder
honden worden, door telkens onder de
wapenen" te komen, om deze geijkte uit
drukking maar eens te gebruiken.
Deze rede hoorende, dacht ik weer aan
kiesrecht dienstplicht.
Is dit nu voor de mannen die de Grond
wetsherziening voorbereiden geen schoone
gelegenheid om voor de bnrgeressen van
Nederland een dienst-tyd by de redding
brigades van het Boode Kruis verplichtend
te st.llen?
Generaal Staal heeft eenige jaren geleden
in zijn Gwfc-artikel dit reeds zoo duidelijk
uiteengezet.
Aan het slot van zijn rede spoorde de
spreker de hoorders aan om lid te worden
van de Boode Kr ais-Vereeniging, die deze
hulp zoo zeer van noode heeft. Den steun
der regeering noemde hij erbarmelijk, daar
deze slechts 1000 gl. subsidie heeft toege
staan, terwijl in Noorwegen de regeering
12.000 kronen, d.i. 8000 bijdraagt.
En nu stel ik de vraag, zon de invloed
der vrouwen daarvan niet de oorzaak zy'n?
Weet de beschermheer, de Prins der
Nederlanden, en weet het hoofdbestuur van
het Boode Kruis wel, dat de' vrouwen in
Noorwegen actief en pfjaief kiesrecht bezit
ten ? Dat daar een Vtorf»lijk Parlementslid
is en dat er een vrouw in den hoogen raad
van defensie, n in het hoofdbeiluur van het
Roode Kruis zitting het ft"!
N. MANSFBLDT?DB WIT»HUBEETS.
meter hoog; de voet dezer zandmnren
droeg n groote goudgele zoom; beschut
tegen de koude wind straalden er by duizen
den de mopie sterretjes van bet Klein-hoef
blad. Dit is een zeer merkwaardige plant.
Wy Amsterdammers kennen hem ook wel,
overal waar de menschen in de oude aarde
gaan wroeten, komt het Klein-hoefblad te
voorschijn; en in Amsterdam wordt er nog
al eens gewroet in den grond.
Langs de Oude Oosterbegraafplaats, dicht
by my'n woning bijvoorbeeld, waar verleden
jaar grond is opgebracht, bloeiden ook in
dit voorjaar enkele van deze vroege planten;
maar hier aan de gfaote zandgroef kon je
eerst zien, wat de plant worden kan, als ze
op bysonder geschikt terrein komt. Ik heb
planten gezien met veertig bloemen, in
doorsnee zoo groot als een gulden en op
stengels van een halven meter hoogte; zoo
weelderig was hier het Klein-hoefblad ont
wikkeld, dat er letterlijk geen plaats over
bleef voor een ander gewas.
't Is moeilijk te zeggen wat de oorzaak
is, dat deze plant zoo goed als uitsluitend
voorkomt op nieuwen, omgewerkten of
opgehoogden grond, en liefst als er kalk of
puin in gemengd is. Mogelyk is het juist de
kalk die het hem doet; immers, nieuwe
lirond, die pas voor plantengroei geschikt
wordt, hetzij door verweering, door open
legging of door kunstmatige
verbrijzeling van het gesteente
bevat altijd kalk; lang
zamerhand loogt die er uit,
het koolznnrhoudend regen
water neemt de kalk in
opgelosten toestand mee naar
de diepte of voert hem weg
naar de rivieren. Vindt ee
nu Klein-hoefblad aan brok
kelige hellingen of tegen een
zandmunr groeien, dan zullen
de grootste en rykst bloeiende
planten meestal pp n lange
ry staan; alle vry wel e ven ver
van den bodem en den top;
tot zoover is de grond
kalkhoudend; bet er boven ge
legen terrein is uitgeloogd,
en het onderste gedeelte nog
niet goed opengelegd. Als de
grond eeniga jaren rustig heeft
blootgelegen of bebouwd is,
verdwijnt het Klein-hoefblad
even snel als het gekomen
is; tot er weer eens diep wordt
gespit om een nieuw terrein
te ontginnen; dan is het er
weer voor een jaar of twee drie.
In dit opzicht staat
Kleinhoefblad niet alleen. Waar
bosch wordt gerooid om er
bouwland van te maken, komen
in West- en Midden-Eoropa
alty'd de paarsbloeiende
hoogSltehte kritiek.
Ziehier een fraai geval van
gauwdievenhumor. In zeker groot Parysch hotel werd
aan een der gasten gedurende een
avondparty zijn gouden horloge ontrold. Hij maakte
er natuurlijk veel drukte van, haalde de
politie ei* hu en weneehte een onderzoek op
al de kamers. Aan zyn verlangen werd met
den meesten ijver en nauwgezetheid voldaan,
maar zonder eenig resultaat: er werd geen
spoor van het horloge ontdekt.
Toen hu echter onmiddellijk daarna op
zyn eigen kamer kwam, vond h|j daar op de
tafel een pakje staan, dat zijn horloge bleek
te bevatten, gewikkeld in een briefje van
den volgenden inhoud: Hierbij uw horloge
terug, het is niets voor mij, ik doe alleen
in eerste klasse fabrikaten, en uw uurwerk
is een groot piul. De ketting is boven
dien van slecht verguld!... Pas voortaan
heter op uw zakken. Ik zal den hotelhonder
waarschuwen, want uw portemonnaie is nage
noeg leeg. Ik verdenk n van poging tot
oplichting."
***
In 't hoenderpark.
Een hervormster van het hoenderhok was
mejuffrouw E vans te Dorrt-fall in
Connecticnt, die zeer vroeg in de lente kuikentjes
over haar erf zag marcheer en. Het waren
mooie, gezonde diertjes, en ze koesterden zich
in de zonnewarmte der weinige zomersene
dagen van Maart. Toen evenwel kwam de
winter terug, en de zorgzame boerin vreesde
dat de koude noordewind haar kleine
kippetjes ziek zon maken en wellicht dooden.
Nochthans achtte ze het voor bun gezond
heid evenmin goed, ze op te sluiten, en ze
kwam toen op de gedachte haar gevederde
pleegkinderen in een warm pakje te steken.
Van rood en wit flanel maakte ze een soort
schabrakjes met banden, gelijk men ze ook
wel voor kleine honden gebruikt. En weldra
was nu de geheele jeugdige klppenfamilie
deftig aangetakeld. Er waren enkele
kulfkipjes onder, voor welke de kille voor j aar
sregen zeer gevaarlijk is, en deze kregen
bovendien een kapje op van dun hospitaal
linnen. Het was een lust om aan te zien,
deze gecostumeerde hoenderhof I.. En 't resul
taat was schitterend. De kuikens groeiden
a's kool en er sneuvelde slechts n als ofler
van de gure Noordeche vlagen. Die n was
een eigenwijs baant j e-de-voorste, die min
achting toonde voor zyn maskeradepakje, de
banden stuk-pikte en zyn kleedje afwierp.
* **
Schoot-kakatoe.
In Nizza trok onlangs bizonder de aandacht
een dame, die dagelijks op de promenade
werd gezien met een fraaie zilvergrijze kakatoe,
welke ze aan een blauw zyden lint met zich
meevoerde. Het aardige dier stapte met deftige
pasjes naast zyn meesteres voort terwijl 't
zoo nu en dan den grappigen kop opwaarts hief
en de vrouw" met enkele hartelijke woorden
papegaaien-Fransen scheen te verblijden. Had
de vogel naar z|jn meening genoeg gestapt en
getrippeld over het asphalt, dan klom hij tegea
de japon zijner geleideter op en ging rustig
oe baar schouder zitten, met zjjn kopje tegen
haar wangen strijkend. H|j was over het
algemeen volstrekt niet bang voor de voor
bijgangers, die schik hadden in het slimme
beest en hem toespraken. Doodsbenauwd was
hy evenwel voor honden en zordra hy er
n B in zag komen, verschool hy zich in de
armen zijner meesteres en liet een zacht,
klagend gepiep hooren.
* *
*
opschietende Wilgenroosjes te voorschijn;
alleen in Middec-Enropa zelden in ons
land bovendien de vingerhoedakrniden. Ook
die zyn na vier j aren verdwenen, al blijft het
land braak liggen.
Het zand uit de groeven in de buurt van
Heerlen is een veel fijner zand, dan wy in
Noord-Nederland kennen; het is een zeer
oud zand, nit den tertuir-tyd. Van korrelis
het bijzonder fijn en schitterend wit boven
dien, bet dient dan ook dikwyls voor de
glasfabricatie.Op de eenigszins kleiigen bodem
van de uitgestrekte groeve met de .tertiaire.
zanden, kwam hier en daar een heel ander
groenig zand bloot, glanconiet-zand; dit bevat
een menigte donkergroene korrels die een
kern omsluiten, welk in den regel nit een
restant van de schaal van een diepzeediertje
bestaat.
Dit is allemaal een geschikte studie als je
toch voor de bui in een zandkuil moet
schuilen; en dat deden wy menigmaal voor
wy de Heerlerheide, langs lage landen vol
sleutelbloemen en langs hoogere met ane
monen, bereikten. Toen moesten wy naar
boven. Ja, inderdaad naar boven. Drie dingen
had ik my g .ad verkeerd voorgesteld:
Heerlen zelf, de steenkoolmijnen en de
Heerlerheide; die zyn zorgvuldig gecorrigeerd
in deze vacantie.
Eerst over de heide: Wy Hollanders ken
nen maar n soort heide; wel verschillen
de Brabantsche en Drentsche heide door het
vochtgehalte en den plantengroei die er het
gevolg van is; maar het is toch n en
dezelfde soort van heideformatie de vlakke of
zwak golvende beide, een terrein zoo ruim van
vergezicht al a de groote zee. Hier en daar mag
er een heuveltje in voorkomen, dat een beetje
belvédère-acht i g doet en waarop wat hooge
jeneverbessen groeien, als resten van muren
van een oud kasteel, da Nederiandsche heide
ia vlak en droog of nat by afwisseling.
De Heerier heide nit is alles behalve vlak;
er is, om zoo te zeggen, geen vlake vier
kante meter in. Wy klommen al dadelijk een
veertig meter tegen een top pp die aan den
zuid-rand nit de vlakte opryst en die een
merkwaardig regelmatigen vorm heeft.
Hy heet de Heksenberg, het volk beweert
dat het er niet pluis ia, omdat de heksen
er begraven werden en de oudheidkundigen
en geografen hebben het vermoeden ge
opperd dat het een praehistorische kunst
berg zon zy*n, een opgeworpen heuvel die
als vluchtcord of misschien als
veieenigingspnnt diende.
Maar de geologen hebben zonneklaar aan
getoond, dat het een natuurlijke heuvel is,
die door wind en waterwerkin t; dien zuiveren
kegelvorm heeft gekregen. Graaft men er
ook maar n meter diep in den grond, dan
stait de spade op een horizontaal liggende
laag van zeer merkwaardige en heel goed
kenbare steenen. Het zyn vunrsteenen, ze
lijken er evenwel in het geheel niet op, veel
Het meoiste meisje ter wereld,
volgens Carnegie.
Virginia Lee, stenograflste op een
Ingenienrskantoor te Pittsburg, las
onlangs tot haar blijde verbazing, dat
Cunegie haar het mooiste mei? j e ge
noemd had, dat by zijn weten bestond.
illllllliiuiliiii ....... llllllmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilililiiiiiliiinilliliiiliiiit
De echtscheidings- epidemie in Amerika
heeft aanleiding gegeven tot zonderlinge
gevallen. Een New Yorker, wiens naam in
het beiicbt verzwegen wordt, heef t vier maal
zyn Honeymoon" gevierd met de zelfde
vrouw, van wie hy zich driemaal wettig
had laten scheiden. Maar ... il revenait
toojours a son premier amonr... en dezer
dagen is dit zonderlinge paar voor de vierde
maal gehuwd. Ze zullen, naar we hopen, in
dien tusschentyd oud genoeg geworden zyn,
en ten leste dit spelletje te staken, en rustig
büe kander te blijven. Welk een droevige
illustratie zyn ze van het oude Hollandsche
spreekwoord:
Bij elkander dengen ze niet,
En van elkander mengen ze niet.
En ... wat een moeite en kosten voor niets!
ALI/ÏGBA.
Met het indringen der warm water-Ter war
ming in de woonhuizen merkt de huisvrouw
dikwijls op, dat afgesneden bloemen buiten
gewoon snel verwelken. Er is echter, gelijk
het Bulletin der Vereeniging van Franeche
chemisten bericht, een doeltreffend middel
om den levensduur van afgesneden bloemen
te verlengen. In afwijking van het gewone
hnismiddel, 't welk voorschrijft een beetje
zont in het water te doen, wordt in plaats
daarvan suiker aanbevolen; door middel van
suiker water kan ? men den ? levensduur der
bloemen verdubbelen, ja zelfs verdrievou
digen ; maar het suikergehalte moet vrij
sterk zyn. Daarby is het interessant op te
merken, dat verschillende bloemen verschil
lend op de suiker reageeren. Bij rozen werkt
het best een toevoeging van 7 tot 10 p C t.
suiker, by chrysanthemnms 15 tot 17 pCt.
Het blijkt dan tevens, dat de knoppen zich
sneller ontwikkelen en dat men grooter
bloesems verkrygt. Voor sommige bloemen
schijnt echter de toevoeging van suiker niet
geschikt; hiertoe behooren vlier en lelies,
die beter doen in gewoon water.
P. M. WA.
IIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllHlllllllllllllllllllllllllltllllt
meer op kwartskeien; deze vnursteenen «ijn
namelyk gerold, meestal ovaal of veel
langer dan dik; daarby is de kleur van de
buitenzijde mooi grijsblauw, de structuur
eenigszins korrelig. Velen dezer steenen
vertoonen witte vlekken en kringen; dit komt
doordat de vnnrsteen al, tór hy door de
branding of den golfslag gepakt werd, een
witten z.g.n. croüte of pate had, een meestal
wit verwearingsk orstje dat den donkeren
vaalzwarten of geligbrninen vnursteen omgaf. Deze
steenen, die een zeer grilligen vorm kunnen
hebben, zijn afkomstig uit de kryt-pèiiode
der aardgeechiedenis; ze werden door de
rivieren of in de branding tegen elkaar
of tegen andere steenen rondgeslepen.
Zulke vnursteenen nu, die meestal zeer hoekig
of bonkig waren en gewoonlijk van een
verweerkorst voorzien, werden tot ballen of
eieren a/geslepen, daardoor kwam hier de
witte korst, daar de donkere vnnrsteenmassa
aan de oppervlakte; deze nam een
blanwgryze kleur aan, zoo ongeveer als van nieuwe
Bcboolleien.
De oorzaak van het feit dat deze
blanwevuursteenlaag op verschillende plaatsen in
de buurt van Heerlen voorkomt, op een
hoogte en in zanden die ongetwijfeld tot de
middel-tertiaire formatie behoort, is nog niet
gevonden, pok valt er alleen te gissen naar
da verklaring van bet feit, dat de blauwe
vnnrsteenlaag voor 99 9 pCt. uit zulke blauwe
keien en k ei t j es bestaat; zoodat een ander
steentje een zeldzaamheid is.
Van den Hekeen berg hoewel niet de hoogste
top van de Heerlerheide kan men een goed
idee krijgen van het terrein. Maar daar boven
woei het op den eersten tocht zoo ontzettend
nit het noord-oosten, dat de oogen py'n deden
en traanden, als je tegen wind in won kyken.
Op den eigenlijken excnrsiedag zon het wel
beter weer zyn; maar ook nu zag ik al
wel dat de Heerlerheide geen Hollandsche
heide was, eerder een Hollandsen duin;
maar dan dicht met struik neide begroeiden
van een accidentatie die nog het meest
met die van de Schoorlsche duinen overeen
komt. Deze gelijkenis geldt evenwel alleen
voor het uiterlijk, in aard en wezen is het
een heel ander terrein, zooals bleek, toen
wy na een draije over berg en dal een ge
graven kuil bereikten, waar wy diup in weg
kropen om de sneeuwjacht over onze hoofden
heen te laten gaan. bet was een groeve met
middel-tertiaire bruinkool, waarvan ik u hier
al vast het schetsje getf, zooals ik het
teekende in de kuil zeif, tijdens de ergste
Paaschbni van dit jaar. De wind was zoo hevig,
dat de sneeuw als een golvende deken over
onse hoofden heen streek, geen vlot j a daalde
op het papier, maar myn vingers tintelden.
E. HKIHAMS.