De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 19 mei pagina 6

19 mei 1912 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1821 August Strindberg f August Strindberg. f Al van Januari af verwachtte men het einde van August Strindberg. ledere dag zon de laatste zijn, dacht men, en in Januari vreesde men dat hij de voor genomen huldiging in die maand niet zon beleven. Toch heeft hij de indruk wekkende hulde van het Zweedsohe volk nog op zijn 63sten geboortedag, den 22sten Januari, in ontvangst kunnen nemen. In die glorie, geloofde men "toen, zou hij heengaan. De wetenschap ten spijt heeft hij de maand Januari gehaald1 en nog vele maanden er na. Zelfs zijn er dagen met vleugjes van herstel gekomen. Dan gaf hg zich weer over aan studie van che mie, alchemie, chineesch, ja ving hij zelfs aan een nieuw werk te schrijven. Maar te spoedig moest hjj alle werk staken, en stortte hij weder in. Hij gevoelde, dat het voor goed uit met hem was. Thans komt het bericht, dat hp in den middag van 14 Mei is verscheiden. Aug. Strindberg heeft een droeve jeugd gehad. Zware zorg heerschte in zjjn ouderhuis en maakte zijn vader Oscar Strindber£, victualiënhandelaar en scheepsbevrachter, narrig. Wijs inzicht had zijne moeder niet, zij wist haar man niet de veilige haven voor 's levens huik .te wijzen, opdat hjj als de vader van Jeremias de Decker, Rembrandt's vriend .... de hand zoo wist aan 't roer te slaan Dat «ij uit eene draaikolk raakte, vaar duizenden in zjjn vergaan. Strindberg heaft dan ook niet, man geworden, als Jeramias de Decker, zoo dankbaar en met zulke innige liefde vader en moeder en het onderhuis kunnen ge denken. In tegendeel. In Strindberg's ouderhuis heenohte onvrede en namen de zorgen steeds toe; als er geen kinde ren geboren werden, stierven er. Zijn moider, een domme dienstbode, Eleonora Ulrike Norling, wist het gezin niet in 't rechte spoor te leiden. Haar opvoeding bestond in razen, schelden en tieren. Ang. Strindberg kon het haar nooit naar den zin maken. Wat hij deed, deed hij in haar oog verkeerd, wat hu ook poogde, nooit was het goed. Ook bij zijn vader geen steun. Evenmin van hem als zijne vrouw ging over de kinderen koesterende liefde uit. Zij had den slecht s te doen wat zij wilden. Alles was plicht, niets liefde. Rustig op een stoel zitten en zjjn mond honden werd August geleerd als de hoogste deugd. Hij snakte naar liefde en vond die nergens, ook niet op school. Da kennis en de opvoeding sloeg er de meester met de rotting in en met dezelfde rotting weer uit. Zulk een droeve jeugd verklaart den geheelen Strindberg, want al moge hij later bij het eindelijk terugkeeren van 's vader's voorspoed op een beter school bij een verstandigen en liefderijken onder wijzer adem hebben gehaald, de eerste indrukken, de indrukken op een kind zijn sterk'en blijvend. Het beeld, dat zich in kinderoogen afspiegelt, verbleekt nooit. Da wereld is voor Strindberg hard en vreemd gebleven, en vreemd en hard bleef hij er tegenover staan. Eenzaam heeft hij zich steeds gevoeld. Ia den opgang van het leven heeft Aug. Strindberg zich willen bevrijden van de sombere herinnering aan zijn jeugd, het beeld, dat zijn oogen toen hadden opge vangen, verdrijven, door die jeugd te be schrijven in De Hoon van een dienstmeid" Hij was toen 18 j aar, de leef tij d waarin het oog den hemel openziet, en de jeugd de wereld meent te beheerschen en haar zijn kus toezendt Strindberg kende die zalig heid niet; Het honk van alle ware levens vreugde roept hij toe: Familie, gij zijt de herberg van alle maatschappelijk ver derf, een toevlucht voor alle gemaklievende vrouwen, de hel der kinderen, terwijl ge den huisvader aan ketenen klinkt en verlamt." Toch schijnt Aug. Strindberg door het schrijven van: De zoon van een dienst meid" .opgelucht te zijn van de sombare jeugd. Althans de jaren kwamen, dat hij het gevoel, de vrouw en de liefde be schouwde als de leidende machten van het leven. Die jaren duurden niet lang. Het onbestemde van zijn willen en be staan deden geen goed. Eerst leeraar, dan student in de medicijnen, later leer ling op een tooneelschool, weer student, nu en dan tooneelspeler, amanuensis aan een bibliotheek, courantier, 't liefst tooneelschrijver; al die wisseling gaven geen rust aan zijn rusteloos gemoed. Veel van Wat hij in de eerste jaren schreef, is gedicteerd door verachting voor vrouw, werelden maatschappij. Een geheel zich overgeven aan sterke zinnedrift gaven geen evenwicht aan zijn geestes- en lichamelijk bestaan. Het zich opwinden, het zich aan het kleine en afgesletene ergeren, deden kwaad aan zijn zenuw toestand, Hjj werd opstandig, er kwam veel in hem van een Multatuli. Men hebbe slechts de portretten van hem op verschillenden leeftijd te zien. Kalm en gewoon ziet hjj er uit in de dagen, dat hij geloofde aan den zegenenden invloed der vrouw; onrustig, verwezen, bijna als een krankzinnige op de por tretten van latere leeftijden, illustraties, van genie en waanzin. Twee-en-twintig jaar oud achtte hij de geheele wereld een mesthoop, de maat schappij van Stockholm in 't bijzonder. Aan de meening gaf hij uiting in een werk: De Roode kamer", een welbekende plaats van samenkomst in Z weden's hoofd stad. Daar kwam hij met andere kunste naars saam en die velen geeselden de geheele maatschappij en takelden be kende menschen af. Niemand en niets werd ontzien. Dat was om en bij 1880. De Zweedaohe jongeren slingerden hun banvloek naar wereld en maat schappij, de Nederlandsche van 1880 naar dichters en schrijvers. De hemelbestormende denkbeelden in De roode kamer" gevormd, maakte Strindbarg wereldkun dig in een boek, genoemd naar die kamer. Eau storm van afkeer stak tegen hem op; om het realistische werd verguizing zjjn deel. Dat ondervond hij telkens, schier by ieder werk. Vooral bij: De biecht van een dwaas." Het is hem vergaan als de held van een zijner eerste drama's als Meester Olof", die den nieuwen tijd van vrijheid des,geestes predikte. Van het oogenblik dat Strindberg; De roode kamer" in het licht gaf, is hu de fakkeldrager geworden die met sterke handen den fakkel der vrijheid hoog houdt, die nooit stil en bescheiden brandt, maar later in praohtigen glans, stralend en vermoeiend, en opvlammend over storm en duisternis heen licht. Kruizen en steenen, geen bloemen zijn de merkteekenen op den weg van den moedigen man, die de Zweedsche taal verrijkte en nieuwe wegen aanwees, die de brug bouwde naar de oude, glorierijke kasteelen der geschiedenis welke de poorten deed sprin gen, die het groote wonderschoone rijk der tragedie verborgen hielden, om als lang verwachte heerscher in dit rijk bin nen te gaan. Strindberg's optreden was een strijd tegen familie, maatschappij en vrouw. In niets ontziende woorden sprak hij de veroordeeling uit. Voor de gemoedelijke Zweedsche literatuur was zijn taal een rauwe strijdkreet en voor de maatschappij een oorlogsverklaring. Van alle kanten viel men hem aan, Strindberg hield stand en heaft met de jaren overwonnen. Pel heeft hij zich tegen de vrouw gekeerd, tot al wat laag was, achtte hij haar in staat; in Vader" laat hij de vrouw haar man zelfs in een dwangbuis steken. De studie der werken van Nietzsche deed aan zijne vrouwenverachting geen goed. Toch schijnt hij de vrouwen bestreden te hebben omdat hij ze als ideaal hoog stelde en dit ideaal vaak geschonden zag. HUT STRINDBEBO THEATER IN STOCKHOLM. Het Ruim en het Tooneel. August Strindberg in 1870. Hoe anders ook te verklaren, dat hij drie maal huwde, twee maal met een tooneelspeelster, en eens met een Oostenrjjksche schrijfster. Fel heeft hij zich gekeerd tegen de vrouwenbeweging, harstochtelijk tegen de Nora-eeredienst, tegen Ibsen en diens overtuiging, dat de ware steunpilaren der maatschappij de vrouwen zijn, en evenzeer tegen Björnson met diens eisch, in S ra va" uitgesproken: de jonge man, die in het huwelijk wil treden, zij even rein als zijn meisje. Om zijn strijdlust, het onverbloemde zijner woorden heaft het jaren geduurd, eer men Strindberg als man van groot talent kon en wilde erkennen. Een openlijke erkenning is hem eerst geworden op zijn 63sten verjaardag, uit gaande van de socialistische werklieden, want nadat hij verschillende isme's had gediend, ook het Theosefisme, stond hij in de latere jaren, vol overtuiging, het socialisme voor. Toen de voorgenomen hulde hem bekend werd, en hij vernam dat men op zijn feestdag in alle schouw burgen van Zweden stukken van hem zou vertoonen, schreef hy aan het bestuur: Ik heb er niets tegen dat men op dezen dag door vertooning mijner tooneelspelen het publiek aan mijn tooneelwerkzaamheid herinnert, want vele zijn de pogingen geweest om het gewichtigst deel van mijn werk te ignoreeren, dood te zwijgen, te verkleinen, te vernietigen, Een vertooning mijner tooneelspelen in alle schouwburgen van het land wil ik daarom gaarne beschouwen ah eene openlijke waardeering mijner dramatische kunst, die ik meer dan veertig jaar be oefend heb. E a ik zal er dankbaar veor zijn als men mij op dien dag naar waarde erkennen wil. Maar ik heb ook vernomen, dat men mijn geboortedag op andere, op ceremonieele manier vieren wil. Wie mij kent, moet weten, hoe mij dat tegen de borst stuit. Ik heb het ten allen tijde betreurd, dat meosehen zoo spoedig bereid zijn tot huldigen, maar dat het hun moeilijk valt verdienste zonder nijd en afgunst te erkennen. Wie mij kent, kan ook weten, dat ik afkeer heb van en haat aan groote woorden, die gespro ken worden in een feestrede en niet minder aan de kleine woorden, die niet ge sproken, maar gedacht worden. En dan, ik ben niet sterk genoeg meer om ge moedsbewegingen en geestesinspanningen te verdragen, te meer omdat ik niet aan openbaar optreden gewoon ben en geen redenaar ben. Om al deze redenen ver zoek ik u mijn verjaardag in alle stilte en teruggetrokkenheid te kunnen vieren! Aan het slot van het schrijven achtte Strindberg het ook beter en nuttiger, dat de vrienden hun opmerkzaamheid niet op hem, maar op Helgelands holmen" (de plaats waar 't slot en het gebouw van den Rijksdag liggen) zouden richten. Het is van meer belang te letten op de woorden, die men daar voor het heil van den Staat en der Natie spreekt." De vrienden hebben gemeend zich niet van alle hulitbetoon te mogen onthou den. De werkliedenpartij organiseerde een grooten fakkeloptocht met muziek. Duizenden namen daaraan deel, en hoe wel uitgaande van werklieden, sloten er zich ontelbaren van allen rang en stand, bij aan. Toen de reusachtige stoet voor Strindber?'s woning in de Tegergatan stand hield, openden zich onver hoopt de deuren van het balcon op de vierde verdieping en kwam op dit door licht van schijnwerpers hel verlichte kleine balcon de lange gestalte van den zieken dichter om met handgebaar dank te zeegen voor de indrukwekkende hulde. De luide jubel van duizenden en dui zenden ging over in uiting van storm achtige geestdrift toen het tienjarig dochtertje van Strindberg met beide han den donker roode rozen strooide op het hoofd van het bestuur der werklieden partij. Als nationale eeregaaf is Strindberg een som van vijftig duizend Kronen aangeboden. Bij dit bedrag is ook dat van het h erinnerin gefeest door Strindberg's vrienden in De rood a Kamer" van Berns etablissement gevierd, waarin vór vele jaren het deokbeeld voor zijn boot rijpte, naar die kamer genoemd. Van deze eeregaaf heeft hij het bedrag afgezonderd voor het tekort van z'n schouwburg, en het overblijvende aan de armen geschonken. Een voor hem schit terend contract met de uitgevers zijner werken opende hem een volkomen onbe zorgde toekomst. De socialistische burgemeester van Stockholm, die dezer dagen voorstelde om in een handomdraaien Zweden tot Republiek te maken, heeft Strindberg's leven en werken vergeleken met de natuur van het land. Hier lacht de zon over vredige, blauwe meren,?daar klotst en schuimt de zee tegen kale en naakte klippen. Tusschen duistere, ondoordring bare wouden liggen grazige weiden en stille van bloemen geurende tuinen. Steeds nieuw en steeds schoon. Zoo grootsch en schoon als Zwedens natuur is ook het werk van Strindberg, den grootsten van Zweden's dichters. Strindberg is met de jaren de grootste Zweedsche tooneelschrijver geworden. Zijne werken komen en vaak op het repertoire van lederen schouwburg in Zweden voor. Een zijner eerste tooneelwerken bestond uit een klein stukje in an bedrijf, getiteld: In Rome." Dat was in 1870. Het werd onder een schuilnaam vertoond in den Koninklijken Schouw burg te Stockholm. Daarna volgde in 1871: De banneling." Naam als tooneelschrijver maakte Strindberg eerst met Meester Olof," dat in 1881 in het Wasatheater ten tooneele kwam. Aanvankelijk vriende lijk ontvangen, werd het, na de vijfde omwerking tot het historische drama, dat thans als zyn meesterwerk geldt en daarom ook op zijn faest in den Konink lijken Schouwburg in het bijwezen van Koning en Koningin voor het voetlicht kwam. In het begin dezer maand werd het te Munchen voor het eerst en met succes opgevoerd. In het geheel heeft Strindberg een half honderd tooneelstnkken zoo groote als kleine geschreven. In ons land zijn er slechts twee kleine stukken van hem ten tooneele gebracht: Vader" en Julie". Vader," eerst door het gezel schap van den Salon des Variété*" onder bestuur van Kreukniet en Henri Poolman, en kort er na door dat der Nederlandsche Tooneelvereeniging in hetzelfde schouwburgje. Ook van da romantische werken van Strindberg zijn de Nederlandsche ver talingen weinig talrijk: De Eilanders" door Ph. Wijsman en Gewetensknagen". Een groot deel van Strindberg's tooneelwerken zijn historische. Bij het scheppen van deze, was hij wel van alle historie danig pp da hoogte, doch hij begroef zich niet in de stof. De historische stof diende hem om er menschen uit te schep pen, meestal met fel b s wogen hartstoch ten. Het ontleden dier hartstochten stelde hij zich tot taak. De eerate en grootste liefde van Aug. De toooealspeelster Harriet Bosse, Strindberg'd derde vrouw, in het karak ter van Biskra in zyn Samum", tooneelspel in n bedrijf. Strindberg is het tooneel geweest, en zijn vurigste geworden en gebleven. Op zijn herinneringsdag heeft dan ook, na de huldiging der werklieden, het tooneel hem het schitterendst gehuldigd. Terecht, want Strindberg kan men beschouwen als de schepper van het Zweedsohe natio nale tooneel, dat vór hem weinig be duidde. Van de Nederlandsche voorstel lingen in Februari 1667 in den toen pas gebouwden Koninklijken Schouwburg te Stockholm, geopend met de vertooning van Hendrik Jordis: Stockholms Paraas ofte Inwjjdingh van de Konincklijke Schouwburg", gevolgd door het Huwelijk van Orondates en Statira", in het bij wezen van Zweden's Koning en Koningin, heeft het geen invloed ondergaan. Een aangename erkenning voor Strind berg is geweest, de stichting van een Strindbergtheater, in 1 906, door den kunst vriend Falek, waar niets dan zijne wer ken vertoond werden. Niet langer dan drie jaar heeft het bestaan. Strindberg had er te veel geld bij ingeboet om de gestie te doen voortduren. Het werd later een intiem theater". Strindberg's tooneelwerken zjjn even als zijne romans realistisch van aard, waarin hij bij het verkondigen zjjner meeningen de pars men geen blad voor de mond geeft. Het sterkst komt dit uit in zijne burgerlijke drama's. Steeds wor den als de beste genoemd: Vader" en Julie", men vergeet daarbij echter te vermelden zijn : Doodendans". Misschien een zijner beste tooneelwerken. J. H. RÖSBINQ. llllllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIMIIIIIIIIIIIIItllHIHIIMIHIIIH Boccioni. Het afscheid. Het MaiiM ier Futuristen, DB VOOBNAAMSTE GEDEELTEN DIT HET MANIFEST DER ONS UIT ITALIËGEKOMEN FUTURISTEN, DIB NA TE Pi KUS (BIJ BBBNHEIM JEUNE) TE HEB BEN TENTOONGESTELD, THANS TB BERLIJN HUNNE GERUCHTMAKENDE ENTRÉB DEDEN. VEST. MARIE VON BBÜCKBN FOCK. Zonder maar eenigszins te bluffen, kunnen wy getuigen dat deze eerste Fmnrieten-tentoonstelling te Parijs, terens de gewichtigste expositie van Italiaansche kunst is die tot heden aan het oordeel van Europa onder worpen werd. Want wij zyn jong en onze kunst is hevig revolutionair. Wat wjj gezocht en ook al bereikt hebben, heeft reeds talrijke begaafde navolgers en even talrijke kunstdieven zonder talent tot ons getrokken. Wij hebben ons aan het hoofd gesteld der Enropeesche schilderkunst, een weg bewandelend, wel verschillend, maar toch eenigszins even wijdig loopend, aan dien der na-impressionisten, syntbetisten en cnbisten in Frankrijk, geleid door hunne meesters Picasso, Braqne, Derain, Metzinger, La Fanconnier, Gleizee, Léger, L'hote, enz. Terwijl wij hat heroïsme van deze schilders van zeer groote waarde bewonderen, die van een zoo hoog te waardeeren verachting voor de artistieke geldmakerjj, van zoo een machti gen haat tegen het academische blijk gegeven hebben, toch gevoelen wij ons en verklaren dit, geheel tegenover hunne kunst te staan. Zj maken van de natuur iets beweging loos, bevrorens, vaststaands. Zij vereeren het traditionalisme van Pon win, Ingres en Corot. Zij trachten er naar hunne kunst er oud te doen uitzien en ze te verateenen met een stijl van vorige een wen, die ons vol komen onbegrjjpelijt is. Van ons toekomst-standpunt zoeken wij daarentegen een bewegings- stijl, waarnaar tot heden nimmer werd getracht. Verre van op het voorbeeld der Grieken en oude kunstperioden te steunen, verheer lijken wüonophoudelijk de persoonlijke intuïtie, met het doel geheel andere wetten te stellen die de schilderkunst volkomen be vrijdt van de vlottende onzekerheid, waarmee züzich nu voortsleept. Onze vaste wil, om aan onze schilderijen een solieden bouw te geven, kan ons niet naar eeoige traditie terugvoeren. Wrj zijn daarvan overtuigd. Alle waarheden in scholen of ateliers ge leerd zijn voor ons vervallen. Onze handan zijn vrij e»onbesmet genoeg om alles weer van voren af aan te beginnen. Het is onbe twistbaar dat verschillende aesthetische uitin gen van onze fransche kameraden een soort verbloemd academisme openbaren. 13 het inderdaad niet tot de academie terngkeeren, als men beweert dat het onder werp bij het schilderen van nul en geenerlei waarde is? Wij verklaren daarentegen dat er geen moderne schilderkunst kan bestaan zonder het uitgangspunt van een geheel nieuwe sensatie, en niemand kan ons tegen spreken, als wij beweren dat schilderkunst en sensatie twee aan elkaar onafscheidelijk verbonden woorden zijn. Als onze schilderijen Futuristisch zijn, komt dit doordat zq het resultaat &ijn van ethische, politieke en sociale concepties, die all* volkomen futuristisch zijn. Om naar een poseerend model te schilderen, is dwaas en een zedelijke lafheid, zelfs al wordt dit model op het schilderij rechtlijnig, bolvormig of cnbistisch weergegeven. Een allegorische waarde aan een naaktfiguur te erkennen, door uit de dingen die het model in handen heeft of die er omheen (tep'aatst zijn, de beteekenis van het schilderij af te leiden, is voor ons de uiting van een traditioneele en academische geestesgesteld heid. Deze methode, tamelijk wel gelijkend op die der Grieken?Raphaël, Titiaan of Veronese is zeer geschikt om ons te mishagen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl