De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 19 mei pagina 7

19 mei 1912 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1821 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ruseolo. Da opstand. Terwjjl wühet impressionisme afwjjien, l>estr|jden wij eren heftig de huidige reactie ?die om het Impressionisme te dooden, de schilderkunst weer terug wil voeren naar de ?oude academische vormen. Men kan slechts tegen het impressionisme strijden door het ie overvleugelen. Niets is dwazer dan het te bestrijden door het opnienw volgen van picturale wetten die er reeds aan vooraf gingen. Ala men styl zoekt, sollen «r misschien punten van aanraking voor den dag komen met de klassieke kunst, dat gaat ons echter niet aan. Wanneer ander en die overeenkomst zoeken en vinden, mag dit in geen geval als een terugkeer beschouwd worden tot de concepties ea overgeleverde waarden der klassieke kunst. Met een voor beeld lollen wünu onze theorie toelichten. Wjj zien geen verschil lunchen een van die naaktflguren, die men gewoonlijk knust noemt, en een snijtafel. Daarentegen is er een enorm verschil tnsschen een van die naakt?figuren en OHM Futuristische opvattingen van ?IIIIIIUIIIIIIIIIMHIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIHIIIIIIIHIIIIIIIIIIII'IIIIIIIIIIIIIIIII Ajrfl-M) IL De vraag is te beantwoorden : hoe ver houdt de schiller" Van der Hem zich tot ?de voorstellingen die dór hem tot zyne werken worden ? Is bij moraliseerend of nietmoraUseerend T De vraag kan gedaan worden : lo. Is 4e techniek, het procédédat hy ge bruikt ter uitdrukking van den seer moderne tooneelen dat der nienwsten (diviseeren en point^é) of is het een goed-bevonden, oud praeceptT 2o. Ziet hy de dingen typisch of vindt hfj het type niet T Sa. Is er de nicht in hem tot hét maken 'van schilderyen eer 4an die tot het laten opbloeien van impres sies ? 4o. Is hy vinder van uitdrukkingen voor een liohtspel, dat de «tof tevens laat bestaan in haar weien t ... Er ia tweeerlei manier van moraliseeren. De eerste, en de zuivere, bestaat daarin, om wat' TOOT de oogen leefc, zoo uitvoerig mogeiyk, zoo doordringend en zoo veelzijdig als maar kan, te beschreven". Het ver onderstelt een wijden geest, een veel-omvademend weien. Het is hen alleen mogelijk, wien de liefde voor de verschijningen op rijke wijzen gegeven wierd, en deze onophoudelijk ontwikkelt. Het ia hem alleen mogelijk, die al deze verschijningen teen zoo groepeeren kan, dat se tot een organisch geheel worden, dat weer met eigen en eeuwigen adem leeft. Wie dit kan, zal onsterfeljjks maklyk maken, omdat iedere beschouwer van uit zqn eigen karakter veel der voorgestelde hoedanig heden zal kunnen bezien, en blijven bezien, wijl ze van dieper grond komen dan in hem ie. Soms heeft de Tonlonse Lautrec deze psychologie, in kleuren schilderkunstig uit gedrukt, bezeten. Bet spreekt van zelve, dat Van der Hem op zulke wjjse nog niei ryp is. Van der Hem moraliseert" soms op de kleinere manier. Ge bespeurt dit in de karikatnriseeringen van de figuren. Het is een gevaar voor hem, omdat het voor hem aanleiding kan geven tot gemaksncht. Overdreven is dikwijls te gemakkelijk. Ik weei: niemand kan zich haasten met het -ontwikkelen van zijn zielskennis, maar ik weet : ieder kan de fouten die haar in den «roei kunnen hinderen, verwijderen. De karikatuur is voor Van der Hem een ge raar. En is er een tweede ? Zijn begaafdheid, liever zijn vaardigheid, is zeer groot. Ze is dat zoodanig, dat het velen, na een tijd van slappe techniek, verheugt. Za maakt hem wat anderen lastig is, zeer licht; ze is te prtften; zij blij re het, want het welslagen van zyn werk ligt niet alleen in het voor Holland nieuwe" onderwerp, het ligt in de bevrediging van een zucht in ieders geest naar het gekunde. En zijn werk bevre digt in dit opzicht; gegeven den tijd dat hu werkt. Te wenschen blijft, dat de psychologie een grootere mag worden dan ze tot nu toe is, en dan op haar wijze weer even schilderkunstig worde verwerkelijkt". Want ook dit is in hem : de neiging tot ver werkelijking en de drift om met keurenden geest een geheel te maken, een schilderij. Gjj allen weet wat dit is; ik schreef het u meer malen, waarvan een enkele misschien oog en oor niet ontging. Het schilderij is de nieuwe eenheid ; het nieuw geschapen maar daarna onafhankelijk, soms eenwig wezen {voor den diepsten beschouwer). Van der Hem, die kan, zoekt naar en vindt soms ook dit gekunde. Er zijn sommige zyner voor stellingen die in zich volledig werden; die het vlak, waarop ze aangebracht werden, vol ledig veroveren en nergens het gevoel geven van een leegte te laten, of te opgekropt te leven. Ook daarin is voor sommigen bewuste, voer anderen onbewuste voldoening. En op welke wij se, volgens welk inzicht geschiedt ?de schildering? Terwijl bet onderwerp van het schilderij, de omge ring die gezocht wordt, de daden die als klenrgeheelen besien wor den, de zoo geheeten moderne" zijn (het zijn alleen vernieuwde") is de schilderkunstige beschoniring volgens het oud, en zuiver be ronden, praecept van lieht en donker, Dit geeft natuurlijk een gemak in het bonwen van een schilderij (het oog heeft begaafdheid voor dit evenwicht) en het geeft ?dengene die bekijkt een gemak in het zich «igen maken van het werk. (Hy is immers vertrouwd, sinds lang, met dit licht-en -donker «pel). Toch' is het werk in dit opzicht niet het menscheljjke lichaam. Tnsschen het per spectief, zooals het meerendeel der schilders verstaat en dat van een ingenieur, zit voor ons geen verschil. De gelijktijdig opgevangen zielsin drukken in een kunstwerk weer te geven, ziedaar het overheerlijke doel van onze kunst. Laten wij ons door voorbeelden verduidelijken. Als wij een persoon op een balcon schil deren, van uit de kamer gezien, dan bepalen wij er ons niet by wat wij door de glasruit op merken, wij doen ons best om de gezamen lijkheid van de viaueele sensatie die de per soon op het balcon heeft ondergaan weer te geven, het zonbeschenen gewarrel in de straat, de dubbele rij huizen die rechts en links van haar doorloopen, de met bloemen versierde haloons enz. Dat wil dus zeggen, de gelijktijdigheid van het omringende en bij gevolg ontleding en oplossing der voorwerpen, verspreiding en ineensmelting van al de bijzonderheden bevrijd van de bestaande logica en de eene van de andere oaafhanHiiimiiiiiniiiiiim lllllllllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllMIIII zonder merkwaardigheid. Ook om den een vond van dit inzicht Want hoewel er reacties zijn op de beschouwingswijzen, die het lichtspelen" bovenal op nieuwe wijzen willen verwerkelijken, is dat in Holland eigenlijk nog niet veel voorkomend. Er is integendeel hier een beweging naar wat Van der Hem omging of vermeed, terwijl zy'n werk er haast aanleiding toe lijkt te geven. Te beweren blijft dat de techniek nog v lic tender zal wor den, zoo hij zich in deze richting blijft bewegen, omdat de beschouwing,wil ze nog meer treffen, nog schriller moet typeeren. Toch typeert ze al, hoewel niet op de maniar die ik in deze werkwijze en in deze geestelijke beschouwing het hoogste vind. Het schilderwerk, door Van der Hem gemaakt, moet het ragfijne nog eer en meer bezitten, dan het dit nu bezit. In deze avond- en stadscènes, met het toch in gehouden spel der figuur, van licht en van jurken, is iets zoozeer zwaarteloos en zoo zeer daarom verteederend?, dat het zyn eigen weergave vindt by den schilder en by den teekenaar, 't sy in een scherp en snel getrok ken, trillende lijn (zóeen pees) van Karel de Nerée, 't zij in den ruilden Degas (als kleur), 't zy by Lautrec nog eens, in het aller breekiykste hoewel stellige pathos zijner verbeeldingen. Hierheen kan de gang gaan van Van der Hem, zoo hy dien gang gaan kan. Hy kan dit beter dan in Amsterdam in een zuidelijke stad of in Pary's vinden, of macaber in Londen (met de meeste ver latenheid erin!) Hy kan in Holland zich te gemakkelijk tot een zwaarte neigen die niet als zwaarte te veroordeelen is, maar als plek ken, waar de hier noodige ontroering stokt en onfijn wordt. En ik zie in sommig werk dat hy zich hiervoor te hoeden heeft. Flets moge hij nooit zyn, grof zijn blijve hem gespaard. Anders zal hy zonder moeite gemakkelijk te illustreerend worden. De tentoonstelling. Deze geeft de triptiek Roma en de Monlin Rouge die ik besprak. IQ de Monlin Rouge, die een gansch en ge heel schilderij is, bleek me opnienw de figuur der vrouw in het lichtgeel roae te prijzen, terwyl de achtergrond in een rijkklenrig leven diep-weg leeft. In Roma met velerlei scherpe observaties is het geheel niet tot een. verzonken kracht geworden, hoewel de onweerachtig vlagende lucht in het middenstuk van eigenaardige kracht is. No. 27 Cirqne is om de ongewone manier der voorstelling niet alleen merkwaardig. Er is een samenstaan van kleuren, een rood en een groen, dat bewy'st, dat als kleur Van der Hem ryk kan zyn en sober-nitmnntend. Het mooiste werk van de gansene serie is wellicht Midinettes (No. 32). Wat ik in deze dingen gaarne vind, en wat Degas o ver mild geeft, is hierin eveneens: als een doffa vlindervleugel doet bet geheel aan en een groen eveneens naar den achtergrond toe, versterkt den toover van het voorts eenvoudig gebleven k leur geheel. In Pierrottravestie in de weergave van het type te prysen, en de gemakkeiyka schildering van het hondje, dat naast de figuur zit. Als klenrendwalen en kleur schemering prys ik in no. 21 Souper", waarin de witten" zeer interesseerend zyn, en waar alles toch groot gehouden bleef. Naast enkele die in het Daglicht gegeven zy'o, zoek ik van zelve het liefst die voorstellingen waarin de vrou wen en het glaswerk en het avondlicht* en het rood der zigennerkleedy, en het nobel en week geworden wit van het tafellinnen, worden tot geheelen die van dwalend licht, en van toch diepe kleur de vlottende samenstellingen zyn. En ten slotte nog eene merkwaardigheid in deze werken,die een liefelijke is, en die van fijne psychologie de getuigenis kan geven. Ik bedoel niet Ie Pantin no. 30, wat ik prees, noch 19 Ie Tzigane noch no. 4 Soubrette kleed kamer noch no. 29 eveneens Ie Tzigane, maar die der uitgestalde werken waarop Pierrot voorkomt... En deze Pierrot ie uw-fijne melancholie, en my'n weemoed. Hy is de schertsende py n, die Wattean eens schilderde, en hy is op nieuw lerend geworden, en op nieuw slachtoffer. Hy' aanbidt opnieuw en wordt opnieuw met bruten mond gesard, en met koel gezicht uitgelachen; een alty'd nieuwen en telkens droefgeestig zijnden beminnelijke vriend, een fantoom-aanbid der. En dit is met de weergave van het avond licht het fijnste wat ik vond in Van der Hem, en het moraliseert zonder eenige karikatuur, kelyk. Om den toeschouwer te doen leven in het centrum van het schilderij zooals we in ons manifest zeggen moet het schilderij de samenvatting zijn van wat men zich herinnert en ziet *** Elk voorwerp toont door sjjne lijnen aan hoe tot zich ontbinden sou, zoodra het de neigingen van zyn krachten zou volgen. Die ontbinding wordt door geene vaste wetten geregeld, maar zij varieert naar de karakte ristiek van het voorwerp en de ontroering van hem die het ziet. Daarenboven beïnvloedt elk voorwerp zijn buurman niet door de weerkaatsing van het licht (grondslag van het impressionistischprimitivisme), maar door een werkelyken wed ijver der lynen, ware veldslagen tuaschen de verschillende plans en die zich richten naar de wet der emotie die het schildery regeert, (grondbeginsel van het futuristische primi tivisme). Daarom hebben wy onder het rumoerig hoongelach der domooren gezegd: De zestien menschen die in eene in gang zijnde autobus zitten, zijn om hun beurt en tegelijkertijd 1?10?4 en 3, ze s$n onbe weeglijk en verplaatsen zien, zij gaan en komen, springen in de straat plotseling door de zon verzwo gen, komen dan weer voor n zitten als blyvende zinnebeelden van de onbegrensde beweging. Hoe dikwerf hebben wy niet op de wang van hem, met wienw spraken, het paard gezien dat aan het andere uiteinde der straat liep T Onze lichamen gaan over in de canapéwaarop wy zitten, terwyl die weer in ons komt. De autobus werpt zich in de huizen die «y |voorby rijdt, en op hunne beurt werpen die zich weer in de autobus en versmelten in haar. De wensen om de aesthetische ontroering zoo intens mogelijk te maken, die als het ware het geschilderde doek met de Ziel van den toeschouwer tot n maakt, doet ons verklaren, dat dese voortaan geplaatst moet worden in het midden van het schilderij. Hy woont niet alleen maar by, hy neemt deel in de actie. Als wij de phasen van een opstand schilderen, dan zal de menigte, met de vuisten naar boven gepiekt, dan zullen de luidruchtige aanvallen der kavallerie moeten Carra, De begrafenis van den anarchist Galli. worden weergegeven op het doek door lynenbundels, in harmonie met alle op elkaar bot sende krachten, volg «s de algemeene wet van geweld op bet schilderij. Deze kracht lijnen moeten den toeschouwer omvatten en meevoeren, zoodat hy genoodzaakt wordt om ook mede te strijden met de menschen van het schildery. Het is haast ondoenlijk om in woorden de wezenlijke waarden van de schilderkunst uit te drukken. Het publiek moet ook wel beseffen, dat om aesthetische sensaties te kunnen verstaan, waaraan het niet gewend is, het zyn (feestelijke cultuur geheel moet vergeten, niet om zich meester te maken van het kunstwerk, maar om er zich hartstoch telijk aan over te geven. Wy beginnen een nieuw tijdperk van de schilderkunst Wy zyn er voortaan zeker van uiterst belangrijke en geheel oorspron kelijke concepties ten uitvoer te brengen. Anderen zullen ons volgen en, met evenveel stoutmoedigheid en volharding als wfl, zullen zy de toppen bereiken die wy nog slechts aan den vagen horizon zien. Daarom hebben wy ons genoemd de Primitieven van een geheel herboren gevoel". UMBBBTO Bocciom, Milaan. CARLO D. CABBA, Milaan. LUIOI BUBSOLO, Milaan. GIACOKO BALLA, Rome. GINO SEVBBINI, Panje. iiiiimiiiimiiitiiiiiiimiitiiiiii iiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimi IIIUIIIMIIMIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIII IIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIMMIIIIII DEK QBOOTEN BotJWMBKsraE DB. P. J. H. CUYPBRS, BIJ GELEGENHEID VAN ZIJN BOSTEN VERJAARDAG. IIIMMMIHUMlmlIllnlMHIMIMIIIMIMHIIIIMIIIIlmilMltllllllllMIlnmilllmHIlM en het is daarom in dit alles zeker niet het minst te roemen en doet daarom niet het minst verwachten. PLABSCHAKBT. CHarirari. gevaren van de beeldspraak. Het ministerie zit op de schoppen die het ontvangt." (Zittph. Ct.) Da profeten sloegen niet op eenper soonlijk aanbeeld." (JV. R. Ct.) Men stelle zich op tnsschen Hajenins en Zaemanshoop, met een beeld van het Waaegebonw in de hand of in het hoold." (Tel) Dus heeft Oxford thans vier jaren achtereen de palen der overwinning op de Theems mogen wegdragen." (Hbl.) De kop van den stoet slingerde zich als een lint buiten het gebouw." (U.D.) Het juitte woord op de juiste plaats. Dat de solisten zoo uitnemend waren stemt waarlijk veelbelovend." (N. S. Ct., ,Wij hebben er meermalen uitvoerig op gewezen." (Hbl.) Inderdaad, wy nebben het bloed van drie onschuldige menschen gekoeld." (N.R.CI.) En voor hen gaan streven en resul taat meestal parallel." (Hbl.) iiiiiiiiiiiiMmiimiiiiiiMimmimiiiHiiiiMilililiiiiiiliiiiiiiHliimiiiiiiiiii De aan de hand dier berekeningen gekozen plaats betoonde zich de juiste." (N. Ct.) Wy waarschuwen tegen het gebruik van vreemde woorden en uitdrukkingen; het ia gevaariyk. Zoo schrijft het . D. Tot ons leedwezen noemden wij ds. Doorenbos onder de neurologie; gelukkig is hy nog in leven," Troelatra's rede had passages vol latende en roept uit: Ie roi est fort, vive ,."; zoo schryft een inzender in de N.Ct.: "nu noem ik flair play," prijst de Tijd ?Hollmann's sentimenteele voordracht," en heeft de schrijver van de Staatkundig Kroniek in Onze Eeuw, last van een dilemna,"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl