De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 2 juni pagina 1

2 juni 1912 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

?VI823 DE AMSTERDAMMER A*. 1912. WEEKBLAD YOOE NEDEELAN Oza-d-er redactie -van. IMjr. H. F. L. "WXESSIOTQ-. Dit nummer berat een bfyvoegseL Uitgevers: VAN HOLEEMA ft WAEENDORT, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden ...... ? 1.50, fr. p. port / 1.65 'Voor Incfië per jaar, bfl vooruitbetaling, ..... m m mafl , 10. Jlfconderujke- Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ...... 0.121/* Zondag 2 Juni, Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de flnantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?025 .030 .040 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Het Rotterdamsch Stadhuis. Be Tjjd-eljjke en de Eeuwige Waarheid. Het Openbaar Onder wijs te Amsterdam, door Een Elasaeonderwjjaer. 800. A ANGEL. : Huisindustrie, door J. F. G. v. Bntingha Wichers. FEUILLETON: De laatste Opleving, door Léon Frapié. Vertaald door Free Hart. KUNST EN LETTEREN: Vaderlandsche historie, XII, door prof." dr. L. Knappert. J. Greshoff, het Noodlot en de Witte Mier, door A. M. de Jong. Eenzaam, I. Naar August Strindberg.?Rectificatie.?BERICH TEN. VROUWENRUBRIEK: Tutti Frntti, door N. Mansfeldt-de Witt Huberts. Niets nieuws onder de Zon, door S. T. K.-B. ALLERLEI, door Allegro. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Nederland, Oranje en Frankrijk, met af b., door J. H. Röasing. Nflland (utrecht), De Moor (Rot terdam), Bakels (Amsterdam), door Flasschaert. Kantwerk, door Elis. M. Rogge. Mephisto-Merck over Goethe, door P. M. Westra. Intocht binnen Parus van H. M. Koningin Wilhelmina. Frankrjjka Vreedzame Her- om wen teling, door van den Eeckhont.?CHARIVARI.- FINANCIEELE EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. d. 8. Americana, door N. N. Nachtge dachte, door Peerke den Belg. DAM8PEL. SCHAAKSPEL, ADVERTENTIËN. IIIIIIIIIIIIIMIIIHIIMIMIflIMMIMIIIIIIMtlMMIMIIIIII ..... Illll! IIMHIII Illllllll van Het Rotterdamsch Stadhuis. Rotterdam staat voor een belangrijke gebeurtenis. In den loop der laatste decenniën steeds in kapitaalkraeht toegenomen, wenscht het zichzelf een representatieve woning, een monumentaal Stadhuis. Wetende, dat de Amsterdammers ieder oogenblik de beschikking kunnen gaan 'krijgen over Van Campens roemvolle bouwwerk, en zelf door de historie zulk een monument niet rijk, wenschen de kooplieden van de groote handelsstad aan de Maas voor het eerst als beschei den navolgers van de mannen dar 17de eeuw zich een groot nieuw Raadhuis te stichten. Het crediet zal volgens de nieuwste opgaven een bedrag van vijf mülioen gulden zeker te boven gaan. Aan de uitvoering van een dergelijk plan knoopen zich natuurlijke vraagstuk ken vast van velerlei en moeiljjken aard. Daar is de vraag hoe het geld moet worden opgebracht, hoeveel ruimte vereischt is, waar in de stad het gebouw zal verrijzen en, laatste en niet geringste overweging, hoe d. w. z. door wien dit monument van Nederlands en Rotterdams we' vare n en krachtbesef op het schoonst zal worden opgetrokken, Hoe het aanzien zijn zal van een voor den trots van ook volgende geslachten te bouwen representief stadhuis, als waar van hier sprake is, is geen liefhebberij of kan geen inval wezen van weinige personen, welke dan ook, maar is een nationale zaak. Aldus heeft het de C jmmissie begrepen, die door den gemeenteraad van Rotter dam geruimen tijd geleden werd inge steld voor den Raadhuisbouw." 1) In het zeer doorwrochte rapport van deze Commissie vindt men uitvoerig de vraag behandeld hoe Rotterdam het best moge lijke stadhuis-ontwerp zal kunnen uit lokken : nl. of dit zal kunnen geschie den door de eenvoudige aanstelling van een architect, door de uitschrijving van een vrije prijsvraag of wel door de instelling van een besloten prijsvraag ? De Commissie beveelt op ernstige gronden de besloten prijs vraag aan. Beginnelingen werend, sluit men, meent de Commissie de mededingers op wie het aankomt, geenszins uit: Uitgenoodigd worden in dit geval slechts mannen die reeds elders hun sporen verdienden, voor wie de uitnoodiging reeds een erkenning hunner verdiensten is, en voor wie eventueel de opdracht tot den bouw van dit grootsche werk de kroon vormt op hun levensarbeid. Ea dat de Commissie ieder gevaar eaner uitsluiting van wie behooren tot de man nen van gezag in de bouwkunde" wenscht te vermijden en zelfs niet aanwezig acht, blijkt uit deze hare woorden in hetzelfde rapport : Samenstelling van een jury schijnt de Commissie zonder schade voor de concurrentie -moge lijk, ook wat de bouwkundige leden betreft, omdat van meerdere personen van beteekenis bekend is, dat zij een 1) In de Commissie voor den Raadhuisbouw" werden benoemd: de Burgemeester, de Wethouders van Plaatselijke Werken en van Financiën, de'heeren Buskens, Verheul, Van Wessem, twee directeuren van Gemeentedienster, een hoofdambtenaar en iemand die als secretaris fangeeren zon. uitnoodiging tot deelneming aan de prijsvraag niet wenschen, zich op het actieve" gebied der architectuur niet meer bewegen en dus voor de jury beschikbaar blijven. Hetgeen dus o.a. wil zeggen: Aan den grootst mogelij ken wedstrijd tusschen actieve" bekende bouwmeesters is Rot terdam natuurlijk in de eerste plaats gelegen. Op de gronden nu, in dit rapport bloot gelegd, werd tot het benoemen eenerjury en het uitnoodigen" van architecten besloten. Zooals tot verbazing van, durven wij zeggen ieder beschaafd Nederlander on langs openbaar is geworden, hebben Burg. en Wethouders van Rotterdam, aan wie de keuze der architecten was opgedragen, den bouwmeester Berlage, die door let terlijk al zijn vakbroeders als een der grootste architecten van Nederland wordt erkend, gepasseerd. Men dacht in 't begin aan een krachttoer. De Rotterdamsche Burgemeester is bekend om de voorkeur die hij hecht aan eigen ideeën, en men meende met een gewone despotische ingeving van dezen kunstkenner, en met niets anders, te maken te hebben. Totdat het gemeenteraadslid Spiekman in den Rotterdamschen Raad den Burge meester verantwoording vroeg van deze daad, die intusschen tot een door zeven tig architecten van alle richtingen en vereeoigingen geteekend protest-adras had aanleiding gegeven. De Burgemeester zeide in zijn ant woord, dat niet alleen de heer Berlage niet was uitgenoodigd, maar dat er zoovelen niet waren uitgenoodigd", op welke niet zeer wijze en niet zeer elegante en ook onnoodige opmerking, de, scheen het, afdoende verdediging volgde, dat Burg. en Weth. van Rotterdam in de keuze der architecten volkomen het advies ge volgd hebben van de jury 2) en van de stadhuiscommissie." Hierop had de heer Spiekman, die men overigens moet danken om zijn ge lukkig initiatief, natuurlijk niet veel meer te zeggen. Daar hoorde men immers uit den mond van den Burgemeester, dat de Jury zelve, voor 't grootste deel bestaande uit vak broeders van den heer Berlage, dezen van mededinging had uitgesloten. De waarheid, zooals die re? ds gedeel telijk door den heer Spiekman in het Volk is medegedeeld, en ook uitkomt in een ingezonden stuk in de N. R. Ct., is geen andere dan deze: De Jury had bij de eerste stemming, waarbij, meenen wij, de Burgemeester niet tegenwoordig was, aan Berlage even veel stemmen gegeven als aan den meest (of op a na meest) met stemmen ver eerden anderen architect. Da Burgemeester, dit vernemend, heeft toen met het volle gewicht van zijn in vloed als hoogste vertegenwoordiger van deRotterdamsche machthebbers, en geens zins als gewoon Jurylid, de Jury gedreven tot een laten vallen van Berlage. Hij heeft (wij zullen in deze belangrijke zaak maar open kaart spelen, dan kan de heer Burgemeester het ook doen) te kennen gegeven, dat de architectuur van Berlage hem en den Rotterdammers niet beviel, dat de politieke overtuigingen van den bouwmeester hem niet lief waren, en meer van dien aard. Toen bij de helaas zwakke Jury aldus had overrompeld en haar advies had doen intrekken, is de Bur gemeester den heer Spiekman en ons allen komen vertellen, dat Burg. en Wethouders slechts 't advies van de Jhiry hadden ... gevolgd. Wij zullen niets zeggen over de fijn heid van deze methode", immers ook andere Napoleons (wij spreken in vollen ernst!!) hebben op een beetje onrechtdoen aan jury's en dergelijke kleinigheden, niet steeds gelet. Maar wel beklagen wij wie langs zulke kromme wegen zijn doel bereiken moet. Wij vinden den heer Zimmerman (dezen zonderlingen Timmerman, die Architecten uitsluit) en zijn Burgemeesterlijke practijken intusschen niet het be langrijkste wat wij ons kunnen bedenken. Er is immers iets, dat de Natie meer mag interesseeren. Rotterdam zal zijn Stadhuis bouwen. Gaven de Burgemeesteren van de 17e eeuw in Amsterdam acht millioen gulden, Rotterdam zal er vijf offeren voor zijn Gemeentehuis. Niemand vraagt dat deze of gene door hem aan gewezene dit zal bouwen. Wij zagen ?2) De Jury bestaat uit den Burgemeester, twee directeuren van gemeentediensten en de architecten: Jo?. Th. J. Cuype/s, Dr. E C. Knuttel, J. H. W. Miman, C. Mnyaken, A. Salm G.Bjo, en J. P. Siok. dat onder de uitgenoodigda architecten een paar uitstekende namen voorkomen. Maar ieder kan eischen, dat wat een nationaal werk wordt, daar ook wezenlijk het karakter van behoude. Wij hopen daar om, dat de smaad, die een leidend kun stenaar door een opkomenden stedelijken politicus is aangedaan, en het nadeel, dat daardoor aan de balangen van de Nederlandsche Bouwkunst en den Nederlandschen naam kan worden berokkend, door een krachtig eensgezind optreden alsnog worde voorkomen en uitgeboet. Wij achten deze zaak boven de per sonen uitgaan, die zij betreft. De Tgd-elgke en de Eeuwige Waarheid. Wij hebben nu niet veel meer te zeggen over De Tijd. In dit dagblad stond weken terug een zeer onhebbelijken snauw aan ons adres, omdat wij een katholiek, zich Noctua catholica teekenend, gelegenheid gaven in een feuilletonistische rubriek eenige waarheden te zqggen over de katholieke monde". Wij vroegen toen: Hoe is 't mogelijk dat wij, die geen campagnes tegen Geloof en Kerk voeren, zooals a tort et a travers sommige andere dagbladen het doen, (getuige zelfs den bijstand, dien wij meer dan eens verleenden aan eene in onze oogen goede katholieke zaak), door De Tyd zoo vél slechter, veel geprikkelder bejegend worden dan deze dagbladen, zoodra wij iemand gelegenheid laten van Roomsche grootheid j es 't een en ander te vertellen, dat waar is... ? Zijn, vroegen wij, die grootheidjes dan grooter heilig heid j es dan de Kerk en het Geloof? Het antwoord luidde, zooals menig, ook katholiek lezer zich, hopen wij, her innert : De Amsterdammer tracht excuses te vinden in het feit, dat zij wel eens de Roomschen heeft verdedigd. Excuses kunnen worden aangenomen, als die redactie eerst berouw toont over de op name der stukken van Noctua catholica, stukken waarin geen waarheden, naar onwaarheden" stonden, niet eens fijne, maar lompe laster". Wij schreven toen: onwaarheden heeft onze inzender, getuigt hij ons, geen enkele gedebiteerd. Dit had bij vergissing kunnen gebeuren en later door hem zijn ontdekt of erkend. Maar laat De Tijd nu, hetzij in het blad zelf, hetzij b.v. bij particulieren brief aan ons adres, ons bewijzen, dat Noctua zioh in De Amsterdammer aan onwaar heden en laster heeft schuldig gemaakt. Wij geven dan aan De Tijd (en aan de betrokkenen natuurlijk) openlijk voldoe ning in ons Weekblad. Op dit eerlijk aanbod antwoordde De Tijd: Het Weekblad de Amsterdammer" duidt het ons euvel, dat wij gesproken hebben van o n waarheden, die door zijn medewerker noctua catholica" zoo nu en dan worden opgedischt, want, let wel, de medewerker heeft aan de redactie verzekerd, dat al wat hij schrijft, juist is. Voorwaar een onbevooroordeeld ge tuige ! Ook is het... Volgt een ander chapiter! Wij waren over dit naar ons weten geenszins katholieke gedrag ontstemd en, al wordt men aan veel gewend, een beetje verwonderd. Wij zeiden dit en gaven De Tijd den raad (in haar eigen belang! want haar lezers moeten zich toch over hun lijfblad vreemd te moede gaan voelen) nu niet, gelijk zij deed, achter een andere polemiek zich te verschuilen (de pole miek, van een anderen medewerker van ons, en handelend over Alfonsus de Liguori), en wij given als onze opinie, dat De Tijd nu eindelijk of met bewijzen of met verontschuldigingen moest komen. Het antwoord hierop? Ziehier: Bij vorige gelegenheden hebben wij ons beziggehouden met de produkten van Noctua Catholica in de Groene Amsterdammer. Een groot idee van de eerlijkheid van dien vriend der verborgenheid hadden wij niet. Maar nu loopt het toch de spuigaten uit. En in een ongeteekend artikel n in een ingezonden stuk, dat de Redactie, blij kens de bijgevoegde noot, onder hare hoede neemt, wordt nu eene wijze van strijden gebruikt, die ons noodzaakt van alle verdere polemiek af te zien. Na die verzekering volgt dan wederom een... polemiek!, doch alleen met den medewerker, die over den heiligen Alfon sus de Liguori schreef en die door De Tijd juist zoo verschrikkelijk wordt ge vonden. ... Ald»s kruipt dan De Tijd wederom achter een quaestie, die niets hoegenaamd te maken heefc met de artikelen van onzen goed-Roomschen medewerker Noctua ca tholica, en heeft aldus nu al weken lang (wij hopen voor haar, dat het tenminste niet welgemoed geschiedt) onder de schuld (de zonde!) gebukt gegaan van iemand voor leugenaar en lasteraar uit te maken, die niet alleen waarheidlievender is dan zij blijkt te wezen, maar, naar onze over tuiging, zelfs, wat helaas mear zegt: waarheidlievend is tout court. Bijna pijnlijk is het te ontwaren, hoe de Redactie van dit Katholieke blad in deze voor haar geweten toch nood zakelijk moeilijke dagen niet schroomt een ingezonden stuk op te nemen, dat aldus aanvangt (De Tijd van 28 Mei jl.): Ik was nog maar een kind, toen ik reeds wist, dat De Tijd het door en door katholieke standaardblad was, en hield van het degelijke, echte, van het zuiver-ware. Dat stond ze voor, en ze kwam nooit gauw uit den hoek, of ze moest innig overtuigd zijn, het ware voor te hebben en de goede zaak te dienen. Inderdaad, zij verslingert zich dezer dagen aanmerkelijk aan de goede zaak van het zuiver ware"! Op wat De Tijd vertelt in verband met Alfonsus de Liguori (zij zegt zelf puristisch de Ligorio) zal onze mede werker, die over dezen moraaltheoloog schreef, in het volgend nummer repliceeren. (Wij hebben zijn stuk reeds in handen, maar omdat het artikel van De Tijd eerst Donderdagavond verscheen, bereikte het antwoord van onzen medewerker ons eerst op Vrijdag, en wel te laat om het nog te kunnen opnemen.) Het Openbaar Onderwijs te Amsterdam. Amsterdam, trots op de mooiste salaris regeling van de Nederlandse Gemeenten (minimum ? 800 8 twee jaarlikse ver hogingen van ? 100) heeft vroeger bepaald gedacht: Ik geef het hoogste loon en wil nu kiezen uitsluitend uit hen, die de hoofd akte studie achter de rug hebben. Amsterdam is toen zo eerlik geweest tegen de niet bezitters van de hoofdakte te zeg gen: Houden jullie het geld voor de sollisitatie maar in de zak, want ik heb j all ie nog niet nodig. Den Haag, dat in 1910 Amsterdam over vleugelde, heeft alzo niet gedaan en toch maken we ons sterk, dat sedert de nieuwe Haagse Eegeling aldaar uitsluitend onder wijzers met Hoofdakte,taalaktenen diploma's voor zang en handenarbeid zijn benoemd geworden. Den Haag riep sollisitanten op, ging op onderzoek uit, en wat vooruit te zien was gebeurde: Verscheidene Amsterdamse onder wijzers met ervaring in een grote stad opgedaan, vertrokken naar den Haag. Rotterdam en vele andere Gemeenten o. a Hilversum streefden ook Amsterdam opzij en het kon niet anders of het aantal lief hebbers voor een betrekking in de hoofd stad van Nederland meest onrustbarend afnemen. De Junie-sirkulaire van 1910, dieBraakensiek zijn bekende plaat Mozes de Vries" deed tekenen, sprak ongetwijfeld ook een woordje mee. "Waren B. en "W. in 1908 als gevolg van de adressen in 1906 ea 1907 door de Am sterdamse Bondsafdeeling in zee gezonden, met een radikale herziening der verordening van 1901 gekomen, Amsterdam had zijn beste leerkrachten', waarop B. en W. zeg gen prijs te stellen, behouden e-i het aan tal sollisitanten zou het aantal plaatsen verre en verre hebben overtroffen. Toen dus had men het onderzoek naar de praktiese geschiktheid van genoemde sollisitanten kunnen uitbreiden, men had ook de keuring, mede in het belang van de gegadigden kunnen verscherpen. Nu toch is het gepasseerd, dat een jong kollega met H. A. hier voor twee jaar be noemd, verleden jaar enige maanden in het Sanatorium te Hellendoorn heeft moeten doorbrengen en zich nu genoodzaakt heeft gezien de zenuwslopende betrekking van Amsterdams onderwijzer te moeten gaan vaarwel zeggen om op een dorp in Gelder land rustiger te kunnen leven en arbeiden. Amsterdam is geen stad voor jonge onder wijzers, die hier komen om de hoofdakte te halen" en daarna naar Den Haag gaan of hoofd buiten worden, altans het proberen te worden. Amsterdam mag zich niet gaan verlagen tot doorgangshuis, daarvoor passen zelfs tegenwoordig heel wat kleine Gemeenten, als Kolhorn, dat ? 650 minimum geeft, als Alkmaar dat een beginsalaris van ? 700 uitkeert. l November 1880 werd het aanvangsalaris hier op ?600 gesteld, hoe is het mogelik, dat dezer dagen, meer dan 30 (= dertig) jaren later, een groep liberale Kaadsleden, waaronder de heer Den Hertog, het heeft aangedurfd, een nieuwe groep onderwijzers zonder hoofdakte voor te stellen, met een salarisschaal, waarvan het minimum ?600 bedraagt? Denken de Heren nu heus, dat ze voor dat salaris van ? 50 per maand, zonder aftrek der 7 pCt. pensioenstorting, de beste jonge onderwijzers zonder hoofdakte, naar Amsterdam, met z\jn hoge pensionprijzen van minstens ? 40 alleen en ?75 voor tweeop-én-kamer-huizende?lokken ? En, vragen wij, de voorstellers met de a.r. raadsfraktie.plas katolieken, hoe denkt Ge wel dat elk jong onderwijzer, voor wie het behalen der hoofdacte het eerste nodige is, hoe denkt Ge wel, dat deze door u be geerde jongeren hun taak zullen opvatten ? Verdiep U eens in de mooie psycholo gische onderwijzersroman Barend Wels" door de Amsterdamse klasseonderwijzer Theo Thijssen geschreven, denk U eens in de toestand van de studioos voor de hoofdakte, de ploeteraar, en sla Barend eens gade in zijn schoolarbeid, in zijn klasse van 42 knapen en meisjes. Vele Amsterdamse schoolklassen z\jn sinds jaren voor korten of langen tijd de dupe van het stelsel der benoeming van tijdelike leerkrachten, zelf heb ik het genoegen" gehad van in 1907 in een klasse geplaatst te worden, die een poos onder leiding" gestaan had van een tydelike, jonge onderwijzer. Hem treft geen verwijt, wij allen hebben, de een meer de ander minder, moeten boe ten, voor onze onvoldoende opleiding, wij allen hebben als Barend Wels mal staan doen met een boekje voor goed, maar vooral voor afkeuringen en eerst als we de leeftijd naderen, in het Amsterdamse wapen aan geduid, beseffen we, wat we vroeger zijn tekort geschoten, omdat men ons als half wassen"' in de school heeft toegelaten. Uit een oogpunt van bezuiniging is veel goed te praten, doch we zouden het een voor jaren onherstelbare fout vinden, wanneer de Amsterdamse autoriteiten, vr\j geworden door 't vervallen van de eis der hoofdakte, jonge onderwijzers in de volkschool "toe lieten. Een 5-jarige praktiese ervaring is al de minste eis, die aan de onderwijzer en op voeder der Grote-stadsjeugd moet worden gesteld. EEN KLASSEONDERWIJZEK. Huisindustrie, Onderzoekingen naar de toestanden in de Nederlandsche Huisindustrie. Deel I: Voedings- en Genotmiddelen." Twee en een half jaar geleden, in de zomer van 1909, openbaarde de tentoon stelling van huisindustrie in Velox te Amsterdam aan het grote publiek de jam mer en ellende, waarin talloze thuiswerkers hun gehele leven lang verkeren. Wij hebben toen veel gelezen van een huivering van ontzetting, die de bezoekers overviel." Ook lazen we, dat geheel Nederland opgeschrikt was bij het bekend worden van dergelijke mensonterende toestanden." Het zij zo! Alleen valt dan het feit te konstateren, dat die huivering" en die schrik" niet lang hebben nagewerkt. Dat op het ogenblik daarvan niets meer te bemerken valt. De Directie van de Arbeid heeft in Januarie het eerste deel der enquête naar de toe standen in de huisindustrie gepubliceerd. Daarin worden uitvoerige mededelingen aangetroffen over: erwten- en bonenlezen, koffieverlezen, groentenbewerking voor cqnservenfabrieken, garnalenpellen, tabakstrippen, slgarenmaken en nog enkele kleinere huisindustrieën meer. Er wordt ons ver haald van kinderarbeid, d.w.z. van kinder leed ; van arbeid van ouden van dagen, die reeds lang een door staatspensioen ver zekerde rust behoorden te genieten; van ellendige woningtoestanden; van hongerlonen en van onmenselike arbeidstijden. Het publiek kan dus nu opnieuw en ten tweeden male opschrikken" en huiveren". Men versta ons wel, wij hebben daartegen geen bezwaar. Geen bezwaar tenminste, als het niet blijft bij ogengedraai en handengewring, als nu ook volgt de daad, die een eind maakt aan de toestand, dat een ander woord voor huisindustriële arbeider lompenproletariër is. Wanneer de resul taten der enquête volledig voor ons liggen, zal zich allicht de gelegenheid voordoen te onderzoeken op welke wijze dit doel te bereiken is. Beperken wij ons voor heden tot een bespreking van het rapport en het vermelden van het allerbelangrijkste daaruit. Men zal zich wellicht herinneren, dat de enquête werd begonnen door de Ver eniging voor de Nederlandse Tentoonstelling van Huisindu strie, terwijl de Directie van de Arbeid het onderzoek voortzette en be ëindigde. Bij het staken der enquête door de Vereniging waren ruim 10700 lijsten ingevuld. Naderhand werden in 1910 en 1911 nog ruim 7000 gezinnen van thuis werkers bezocht. In het geheel heeft het onderzoek zich dus uitgestrekt over om streeks 18000 gezinnen. De enquête heeft ongetwijfeld eenigszins geleden door de omstandigheid, dat niet van den beginne af aan onafgebroken in dezelfde lijn is doorgewerkt. Nog daargelaten, dat de vragenlijst van de Directie van de Arbeid vollediger was dan die der Vereniging, heeft vooral het- feit, dat de Vereniging aangewezen was op de medewerking van niet steeds met het onderzoeken van arbei derstoestanden volkomen vertrouwde per sonen, een minder grote eenvormigheid en volledigheid bij de publikatie ten gevolge gehad dan wenselik is. Echter komt aan de auteur van dit eerste deel, de inspecteur

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl