Historisch Archief 1877-1940
?VI823
DE AMSTERDAMMER
A*. 1912.
WEEKBLAD YOOE NEDEELAN
Oza-d-er redactie -van. IMjr. H. F. L. "WXESSIOTQ-.
Dit nummer berat een bfyvoegseL
Uitgevers: VAN HOLEEMA ft WAEENDORT, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ...... ? 1.50, fr. p. port / 1.65
'Voor Incfië per jaar, bfl vooruitbetaling, ..... m m mafl , 10.
Jlfconderujke- Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ...... 0.121/*
Zondag 2 Juni,
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de flnantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
?025
.030
.040
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Het
Rotterdamsch Stadhuis. Be Tjjd-eljjke en de
Eeuwige Waarheid. Het Openbaar Onder
wijs te Amsterdam, door Een
Elasaeonderwjjaer. 800. A ANGEL. : Huisindustrie,
door J. F. G. v. Bntingha Wichers.
FEUILLETON: De laatste Opleving, door
Léon Frapié. Vertaald door Free Hart.
KUNST EN LETTEREN: Vaderlandsche
historie, XII, door prof." dr. L. Knappert.
J. Greshoff, het Noodlot en de Witte Mier,
door A. M. de Jong. Eenzaam, I. Naar
August Strindberg.?Rectificatie.?BERICH
TEN. VROUWENRUBRIEK: Tutti Frntti,
door N. Mansfeldt-de Witt Huberts. Niets
nieuws onder de Zon, door S. T. K.-B.
ALLERLEI, door Allegro. UIT DE
NATUUR, door E. Heimans. Nederland,
Oranje en Frankrijk, met af b., door J. H.
Röasing. Nflland (utrecht), De Moor (Rot
terdam), Bakels (Amsterdam), door
Flasschaert. Kantwerk, door Elis. M.
Rogge. Mephisto-Merck over Goethe, door
P. M. Westra. Intocht binnen Parus van
H. M. Koningin Wilhelmina. Frankrjjka
Vreedzame Her- om wen teling, door van den
Eeckhont.?CHARIVARI.- FINANCIEELE
EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. d.
8. Americana, door N. N. Nachtge
dachte, door Peerke den Belg. DAM8PEL.
SCHAAKSPEL, ADVERTENTIËN.
IIIIIIIIIIIIIMIIIHIIMIMIflIMMIMIIIIIIMtlMMIMIIIIII ..... Illll! IIMHIII Illllllll
van
Het Rotterdamsch Stadhuis.
Rotterdam staat voor een belangrijke
gebeurtenis.
In den loop der laatste decenniën
steeds in kapitaalkraeht toegenomen,
wenscht het zichzelf een representatieve
woning, een monumentaal Stadhuis.
Wetende, dat de Amsterdammers ieder
oogenblik de beschikking kunnen gaan
'krijgen over Van Campens roemvolle
bouwwerk, en zelf door de historie zulk
een monument niet rijk, wenschen de
kooplieden van de groote handelsstad aan
de Maas voor het eerst als beschei
den navolgers van de mannen dar 17de
eeuw zich een groot nieuw Raadhuis
te stichten.
Het crediet zal volgens de nieuwste
opgaven een bedrag van vijf mülioen
gulden zeker te boven gaan.
Aan de uitvoering van een dergelijk
plan knoopen zich natuurlijke vraagstuk
ken vast van velerlei en moeiljjken aard.
Daar is de vraag hoe het geld moet
worden opgebracht, hoeveel ruimte
vereischt is, waar in de stad het gebouw
zal verrijzen en, laatste en niet geringste
overweging, hoe d. w. z. door wien
dit monument van Nederlands en
Rotterdams we' vare n en krachtbesef op het
schoonst zal worden opgetrokken, Hoe
het aanzien zijn zal van een voor den
trots van ook volgende geslachten te
bouwen representief stadhuis, als waar
van hier sprake is, is geen liefhebberij
of kan geen inval wezen van weinige
personen, welke dan ook, maar is een
nationale zaak.
Aldus heeft het de C jmmissie begrepen,
die door den gemeenteraad van Rotter
dam geruimen tijd geleden werd inge
steld voor den Raadhuisbouw." 1) In
het zeer doorwrochte rapport van deze
Commissie vindt men uitvoerig de vraag
behandeld hoe Rotterdam het best moge
lijke stadhuis-ontwerp zal kunnen uit
lokken : nl. of dit zal kunnen geschie
den door de eenvoudige aanstelling van
een architect, door de uitschrijving van
een vrije prijsvraag of wel door de
instelling van een besloten prijsvraag ?
De Commissie beveelt op ernstige gronden
de besloten prijs vraag aan. Beginnelingen
werend, sluit men, meent de Commissie
de mededingers op wie het aankomt,
geenszins uit:
Uitgenoodigd worden in dit geval
slechts mannen die reeds elders hun
sporen verdienden, voor wie de
uitnoodiging reeds een erkenning hunner
verdiensten is, en voor wie eventueel
de opdracht tot den bouw van dit
grootsche werk de kroon vormt op hun
levensarbeid.
Ea dat de Commissie ieder gevaar eaner
uitsluiting van wie behooren tot de man
nen van gezag in de bouwkunde" wenscht
te vermijden en zelfs niet aanwezig acht,
blijkt uit deze hare woorden in hetzelfde
rapport :
Samenstelling van een jury schijnt
de Commissie zonder schade
voor de concurrentie -moge
lijk, ook wat de bouwkundige leden
betreft, omdat van meerdere personen
van beteekenis bekend is, dat zij een
1) In de Commissie voor den
Raadhuisbouw" werden benoemd: de Burgemeester,
de Wethouders van Plaatselijke Werken en
van Financiën, de'heeren Buskens, Verheul,
Van Wessem, twee directeuren van
Gemeentedienster, een hoofdambtenaar en iemand die
als secretaris fangeeren zon.
uitnoodiging tot deelneming aan de
prijsvraag niet wenschen, zich op het
actieve" gebied der architectuur niet
meer bewegen en dus voor de jury
beschikbaar blijven.
Hetgeen dus o.a. wil zeggen: Aan den
grootst mogelij ken wedstrijd tusschen
actieve" bekende bouwmeesters is Rot
terdam natuurlijk in de eerste plaats
gelegen.
Op de gronden nu, in dit rapport bloot
gelegd, werd tot het benoemen eenerjury
en het uitnoodigen" van architecten
besloten.
Zooals tot verbazing van, durven wij
zeggen ieder beschaafd Nederlander on
langs openbaar is geworden, hebben Burg.
en Wethouders van Rotterdam, aan wie
de keuze der architecten was opgedragen,
den bouwmeester Berlage, die door let
terlijk al zijn vakbroeders als een der
grootste architecten van Nederland wordt
erkend, gepasseerd.
Men dacht in 't begin aan een
krachttoer. De Rotterdamsche Burgemeester is
bekend om de voorkeur die hij hecht
aan eigen ideeën, en men meende met een
gewone despotische ingeving van dezen
kunstkenner, en met niets anders, te
maken te hebben.
Totdat het gemeenteraadslid Spiekman
in den Rotterdamschen Raad den Burge
meester verantwoording vroeg van deze
daad, die intusschen tot een door zeven
tig architecten van alle richtingen en
vereeoigingen geteekend protest-adras had
aanleiding gegeven.
De Burgemeester zeide in zijn ant
woord, dat niet alleen de heer Berlage
niet was uitgenoodigd, maar dat er
zoovelen niet waren uitgenoodigd", op welke
niet zeer wijze en niet zeer elegante en
ook onnoodige opmerking, de, scheen het,
afdoende verdediging volgde, dat Burg.
en Weth. van Rotterdam in de keuze
der architecten volkomen het advies ge
volgd hebben van de jury 2) en van de
stadhuiscommissie."
Hierop had de heer Spiekman, die
men overigens moet danken om zijn ge
lukkig initiatief, natuurlijk niet veel meer
te zeggen.
Daar hoorde men immers uit den mond
van den Burgemeester, dat de Jury zelve,
voor 't grootste deel bestaande uit vak
broeders van den heer Berlage, dezen
van mededinging had uitgesloten.
De waarheid, zooals die re? ds gedeel
telijk door den heer Spiekman in het
Volk is medegedeeld, en ook uitkomt in
een ingezonden stuk in de N. R. Ct.,
is geen andere dan deze:
De Jury had bij de eerste stemming,
waarbij, meenen wij, de Burgemeester
niet tegenwoordig was, aan Berlage even
veel stemmen gegeven als aan den meest
(of op a na meest) met stemmen ver
eerden anderen architect.
Da Burgemeester, dit vernemend, heeft
toen met het volle gewicht van zijn in
vloed als hoogste vertegenwoordiger van
deRotterdamsche machthebbers, en geens
zins als gewoon Jurylid, de Jury gedreven
tot een laten vallen van Berlage. Hij
heeft (wij zullen in deze belangrijke zaak
maar open kaart spelen, dan kan de heer
Burgemeester het ook doen) te kennen
gegeven, dat de architectuur van Berlage
hem en den Rotterdammers niet beviel,
dat de politieke overtuigingen van den
bouwmeester hem niet lief waren, en
meer van dien aard. Toen bij de helaas
zwakke Jury aldus had overrompeld en
haar advies had doen intrekken, is de Bur
gemeester den heer Spiekman en ons allen
komen vertellen, dat Burg. en Wethouders
slechts 't advies van de Jhiry hadden ...
gevolgd.
Wij zullen niets zeggen over de fijn
heid van deze methode", immers ook
andere Napoleons (wij spreken in vollen
ernst!!) hebben op een beetje
onrechtdoen aan jury's en dergelijke kleinigheden,
niet steeds gelet. Maar wel beklagen wij
wie langs zulke kromme wegen zijn doel
bereiken moet.
Wij vinden den heer Zimmerman
(dezen zonderlingen Timmerman, die
Architecten uitsluit) en zijn
Burgemeesterlijke practijken intusschen niet het be
langrijkste wat wij ons kunnen bedenken.
Er is immers iets, dat de Natie meer
mag interesseeren.
Rotterdam zal zijn Stadhuis
bouwen. Gaven de Burgemeesteren
van de 17e eeuw in Amsterdam acht
millioen gulden, Rotterdam zal er vijf
offeren voor zijn Gemeentehuis. Niemand
vraagt dat deze of gene door hem aan
gewezene dit zal bouwen. Wij zagen
?2) De Jury bestaat uit den Burgemeester,
twee directeuren van gemeentediensten en
de architecten: Jo?. Th. J. Cuype/s, Dr. E C.
Knuttel, J. H. W. Miman, C. Mnyaken,
A. Salm G.Bjo, en J. P. Siok.
dat onder de uitgenoodigda architecten
een paar uitstekende namen voorkomen.
Maar ieder kan eischen, dat wat een
nationaal werk wordt, daar ook wezenlijk
het karakter van behoude. Wij hopen daar
om, dat de smaad, die een leidend kun
stenaar door een opkomenden stedelijken
politicus is aangedaan, en het nadeel, dat
daardoor aan de balangen van de
Nederlandsche Bouwkunst en den
Nederlandschen naam kan worden berokkend, door
een krachtig eensgezind optreden alsnog
worde voorkomen en uitgeboet.
Wij achten deze zaak boven de per
sonen uitgaan, die zij betreft.
De Tgd-elgke en de Eeuwige
Waarheid.
Wij hebben nu niet veel meer te zeggen
over De Tijd.
In dit dagblad stond weken terug een
zeer onhebbelijken snauw aan ons adres,
omdat wij een katholiek, zich Noctua
catholica teekenend, gelegenheid gaven
in een feuilletonistische rubriek eenige
waarheden te zqggen over de katholieke
monde".
Wij vroegen toen: Hoe is 't mogelijk
dat wij, die geen campagnes tegen Geloof
en Kerk voeren, zooals a tort et a travers
sommige andere dagbladen het doen,
(getuige zelfs den bijstand, dien wij meer
dan eens verleenden aan eene in onze
oogen goede katholieke zaak), door De
Tyd zoo vél slechter, veel geprikkelder
bejegend worden dan deze dagbladen,
zoodra wij iemand gelegenheid laten van
Roomsche grootheid j es 't een en ander
te vertellen, dat waar is... ? Zijn, vroegen
wij, die grootheidjes dan grooter heilig
heid j es dan de Kerk en het Geloof?
Het antwoord luidde, zooals menig,
ook katholiek lezer zich, hopen wij, her
innert : De Amsterdammer tracht excuses
te vinden in het feit, dat zij wel eens
de Roomschen heeft verdedigd. Excuses
kunnen worden aangenomen, als die
redactie eerst berouw toont over de op
name der stukken van Noctua catholica,
stukken waarin geen waarheden, naar
onwaarheden" stonden, niet eens fijne,
maar lompe laster".
Wij schreven toen: onwaarheden heeft
onze inzender, getuigt hij ons, geen enkele
gedebiteerd. Dit had bij vergissing kunnen
gebeuren en later door hem zijn ontdekt of
erkend. Maar laat De Tijd nu, hetzij in het
blad zelf, hetzij b.v. bij particulieren brief
aan ons adres, ons bewijzen, dat Noctua
zioh in De Amsterdammer aan onwaar
heden en laster heeft schuldig gemaakt.
Wij geven dan aan De Tijd (en aan de
betrokkenen natuurlijk) openlijk voldoe
ning in ons Weekblad.
Op dit eerlijk aanbod antwoordde De
Tijd:
Het Weekblad de Amsterdammer"
duidt het ons euvel, dat wij gesproken
hebben van o n waarheden, die door
zijn medewerker noctua catholica" zoo
nu en dan worden opgedischt, want,
let wel, de medewerker heeft aan de
redactie verzekerd, dat al wat hij schrijft,
juist is.
Voorwaar een onbevooroordeeld ge
tuige !
Ook is het...
Volgt een ander chapiter!
Wij waren over dit naar ons weten
geenszins katholieke gedrag ontstemd en,
al wordt men aan veel gewend, een beetje
verwonderd. Wij zeiden dit en gaven De
Tijd den raad (in haar eigen belang!
want haar lezers moeten zich toch over
hun lijfblad vreemd te moede gaan voelen)
nu niet, gelijk zij deed, achter een andere
polemiek zich te verschuilen (de pole
miek, van een anderen medewerker van
ons, en handelend over Alfonsus de
Liguori), en wij given als onze opinie,
dat De Tijd nu eindelijk of met bewijzen
of met verontschuldigingen moest komen.
Het antwoord hierop?
Ziehier:
Bij vorige gelegenheden hebben wij
ons beziggehouden met de produkten
van Noctua Catholica in de
Groene Amsterdammer. Een groot idee
van de eerlijkheid van dien vriend der
verborgenheid hadden wij niet. Maar
nu loopt het toch de spuigaten uit. En
in een ongeteekend artikel n in een
ingezonden stuk, dat de Redactie, blij
kens de bijgevoegde noot, onder hare
hoede neemt, wordt nu eene wijze van
strijden gebruikt, die ons noodzaakt
van alle verdere polemiek af te zien.
Na die verzekering volgt dan wederom
een... polemiek!, doch alleen met den
medewerker, die over den heiligen Alfon
sus de Liguori schreef en die door De
Tijd juist zoo verschrikkelijk wordt ge
vonden. ...
Ald»s kruipt dan De Tijd wederom
achter een quaestie, die niets hoegenaamd
te maken heefc met de artikelen van onzen
goed-Roomschen medewerker Noctua ca
tholica, en heeft aldus nu al weken lang
(wij hopen voor haar, dat het tenminste
niet welgemoed geschiedt) onder de schuld
(de zonde!) gebukt gegaan van iemand
voor leugenaar en lasteraar uit te maken,
die niet alleen waarheidlievender is dan
zij blijkt te wezen, maar, naar onze over
tuiging, zelfs, wat helaas mear zegt:
waarheidlievend is tout court.
Bijna pijnlijk is het te ontwaren, hoe
de Redactie van dit Katholieke blad
in deze voor haar geweten toch nood
zakelijk moeilijke dagen niet schroomt
een ingezonden stuk op te nemen, dat
aldus aanvangt (De Tijd van 28 Mei jl.):
Ik was nog maar een kind, toen ik
reeds wist, dat De Tijd het door en
door katholieke standaardblad was, en
hield van het degelijke, echte, van het
zuiver-ware. Dat stond ze voor, en ze
kwam nooit gauw uit den hoek, of ze
moest innig overtuigd zijn, het ware
voor te hebben en de goede zaak te
dienen.
Inderdaad, zij verslingert zich dezer
dagen aanmerkelijk aan de goede zaak
van het zuiver ware"!
Op wat De Tijd vertelt in verband
met Alfonsus de Liguori (zij zegt zelf
puristisch de Ligorio) zal onze mede
werker, die over dezen moraaltheoloog
schreef, in het volgend nummer
repliceeren.
(Wij hebben zijn stuk reeds in handen,
maar omdat het artikel van De Tijd eerst
Donderdagavond verscheen, bereikte het
antwoord van onzen medewerker ons
eerst op Vrijdag, en wel te laat om het
nog te kunnen opnemen.)
Het Openbaar Onderwijs te
Amsterdam.
Amsterdam, trots op de mooiste salaris
regeling van de Nederlandse Gemeenten
(minimum ? 800 8 twee jaarlikse ver
hogingen van ? 100) heeft vroeger bepaald
gedacht: Ik geef het hoogste loon en wil
nu kiezen uitsluitend uit hen, die de hoofd
akte studie achter de rug hebben.
Amsterdam is toen zo eerlik geweest tegen
de niet bezitters van de hoofdakte te zeg
gen: Houden jullie het geld voor de
sollisitatie maar in de zak, want ik heb j all ie
nog niet nodig.
Den Haag, dat in 1910 Amsterdam over
vleugelde, heeft alzo niet gedaan en toch
maken we ons sterk, dat sedert de nieuwe
Haagse Eegeling aldaar uitsluitend onder
wijzers met Hoofdakte,taalaktenen diploma's
voor zang en handenarbeid zijn benoemd
geworden.
Den Haag riep sollisitanten op, ging op
onderzoek uit, en wat vooruit te zien was
gebeurde: Verscheidene Amsterdamse onder
wijzers met ervaring in een grote stad
opgedaan, vertrokken naar den Haag.
Rotterdam en vele andere Gemeenten o. a
Hilversum streefden ook Amsterdam opzij
en het kon niet anders of het aantal lief
hebbers voor een betrekking in de hoofd
stad van Nederland meest onrustbarend
afnemen.
De Junie-sirkulaire van 1910,
dieBraakensiek zijn bekende plaat Mozes de Vries"
deed tekenen, sprak ongetwijfeld ook een
woordje mee.
"Waren B. en "W. in 1908 als gevolg van
de adressen in 1906 ea 1907 door de Am
sterdamse Bondsafdeeling in zee gezonden,
met een radikale herziening der verordening
van 1901 gekomen, Amsterdam had zijn
beste leerkrachten', waarop B. en W. zeg
gen prijs te stellen, behouden e-i het aan
tal sollisitanten zou het aantal plaatsen
verre en verre hebben overtroffen.
Toen dus had men het onderzoek naar
de praktiese geschiktheid van genoemde
sollisitanten kunnen uitbreiden, men had
ook de keuring, mede in het belang van
de gegadigden kunnen verscherpen.
Nu toch is het gepasseerd, dat een jong
kollega met H. A. hier voor twee jaar be
noemd, verleden jaar enige maanden in
het Sanatorium te Hellendoorn heeft moeten
doorbrengen en zich nu genoodzaakt heeft
gezien de zenuwslopende betrekking van
Amsterdams onderwijzer te moeten gaan
vaarwel zeggen om op een dorp in Gelder
land rustiger te kunnen leven en arbeiden.
Amsterdam is geen stad voor jonge onder
wijzers, die hier komen om de hoofdakte
te halen" en daarna naar Den Haag gaan
of hoofd buiten worden, altans het proberen
te worden.
Amsterdam mag zich niet gaan verlagen
tot doorgangshuis, daarvoor passen zelfs
tegenwoordig heel wat kleine Gemeenten,
als Kolhorn, dat ? 650 minimum geeft, als
Alkmaar dat een beginsalaris van ? 700
uitkeert.
l November 1880 werd het aanvangsalaris
hier op ?600 gesteld, hoe is het mogelik,
dat dezer dagen, meer dan 30 (= dertig)
jaren later, een groep liberale Kaadsleden,
waaronder de heer Den Hertog, het heeft
aangedurfd, een nieuwe groep onderwijzers
zonder hoofdakte voor te stellen, met een
salarisschaal, waarvan het minimum ?600
bedraagt?
Denken de Heren nu heus, dat ze voor
dat salaris van ? 50 per maand, zonder
aftrek der 7 pCt. pensioenstorting, de beste
jonge onderwijzers zonder hoofdakte, naar
Amsterdam, met z\jn hoge pensionprijzen
van minstens ? 40 alleen en ?75 voor
tweeop-én-kamer-huizende?lokken ?
En, vragen wij, de voorstellers met de
a.r. raadsfraktie.plas katolieken, hoe denkt
Ge wel dat elk jong onderwijzer, voor wie
het behalen der hoofdacte het eerste nodige
is, hoe denkt Ge wel, dat deze door u be
geerde jongeren hun taak zullen opvatten ?
Verdiep U eens in de mooie psycholo
gische onderwijzersroman Barend Wels"
door de Amsterdamse klasseonderwijzer
Theo Thijssen geschreven, denk U eens in
de toestand van de studioos voor de
hoofdakte, de ploeteraar, en sla Barend eens
gade in zijn schoolarbeid, in zijn klasse van
42 knapen en meisjes.
Vele Amsterdamse schoolklassen z\jn
sinds jaren voor korten of langen tijd de
dupe van het stelsel der benoeming van
tijdelike leerkrachten, zelf heb ik het
genoegen" gehad van in 1907 in een klasse
geplaatst te worden, die een poos onder
leiding" gestaan had van een tydelike,
jonge onderwijzer.
Hem treft geen verwijt, wij allen hebben,
de een meer de ander minder, moeten boe
ten, voor onze onvoldoende opleiding, wij
allen hebben als Barend Wels mal staan
doen met een boekje voor goed, maar vooral
voor afkeuringen en eerst als we de leeftijd
naderen, in het Amsterdamse wapen aan
geduid, beseffen we, wat we vroeger zijn
tekort geschoten, omdat men ons als half
wassen"' in de school heeft toegelaten. Uit
een oogpunt van bezuiniging is veel goed
te praten, doch we zouden het een voor
jaren onherstelbare fout vinden, wanneer
de Amsterdamse autoriteiten, vr\j geworden
door 't vervallen van de eis der hoofdakte,
jonge onderwijzers in de volkschool "toe
lieten.
Een 5-jarige praktiese ervaring is al de
minste eis, die aan de onderwijzer en op
voeder der Grote-stadsjeugd moet worden
gesteld.
EEN KLASSEONDERWIJZEK.
Huisindustrie,
Onderzoekingen naar de toestanden in
de Nederlandsche Huisindustrie. Deel
I: Voedings- en Genotmiddelen."
Twee en een half jaar geleden, in de
zomer van 1909, openbaarde de tentoon
stelling van huisindustrie in Velox te
Amsterdam aan het grote publiek de jam
mer en ellende, waarin talloze thuiswerkers
hun gehele leven lang verkeren. Wij hebben
toen veel gelezen van een huivering van
ontzetting, die de bezoekers overviel." Ook
lazen we, dat geheel Nederland opgeschrikt
was bij het bekend worden van dergelijke
mensonterende toestanden." Het zij zo!
Alleen valt dan het feit te konstateren, dat
die huivering" en die schrik" niet lang
hebben nagewerkt. Dat op het ogenblik
daarvan niets meer te bemerken valt.
De Directie van de Arbeid heeft in Januarie
het eerste deel der enquête naar de toe
standen in de huisindustrie gepubliceerd.
Daarin worden uitvoerige mededelingen
aangetroffen over: erwten- en bonenlezen,
koffieverlezen, groentenbewerking voor
cqnservenfabrieken, garnalenpellen,
tabakstrippen, slgarenmaken en nog enkele kleinere
huisindustrieën meer. Er wordt ons ver
haald van kinderarbeid, d.w.z. van kinder
leed ; van arbeid van ouden van dagen,
die reeds lang een door staatspensioen ver
zekerde rust behoorden te genieten; van
ellendige woningtoestanden; van
hongerlonen en van onmenselike arbeidstijden.
Het publiek kan dus nu opnieuw en ten
tweeden male opschrikken" en huiveren".
Men versta ons wel, wij hebben daartegen
geen bezwaar. Geen bezwaar tenminste,
als het niet blijft bij ogengedraai en
handengewring, als nu ook volgt de daad, die
een eind maakt aan de toestand, dat een
ander woord voor huisindustriële arbeider
lompenproletariër is. Wanneer de resul
taten der enquête volledig voor ons liggen,
zal zich allicht de gelegenheid voordoen te
onderzoeken op welke wijze dit doel te
bereiken is. Beperken wij ons voor heden
tot een bespreking van het rapport en het
vermelden van het allerbelangrijkste daaruit.
Men zal zich wellicht herinneren, dat de
enquête werd begonnen door de Ver
eniging voor de Nederlandse
Tentoonstelling van Huisindu
strie, terwijl de Directie van de
Arbeid het onderzoek voortzette en be
ëindigde. Bij het staken der enquête door
de Vereniging waren ruim 10700
lijsten ingevuld. Naderhand werden in 1910
en 1911 nog ruim 7000 gezinnen van thuis
werkers bezocht. In het geheel heeft het
onderzoek zich dus uitgestrekt over om
streeks 18000 gezinnen. De enquête heeft
ongetwijfeld eenigszins geleden door de
omstandigheid, dat niet van den beginne
af aan onafgebroken in dezelfde lijn is
doorgewerkt. Nog daargelaten, dat de
vragenlijst van de Directie van de Arbeid
vollediger was dan die der Vereniging,
heeft vooral het- feit, dat de Vereniging
aangewezen was op de medewerking van
niet steeds met het onderzoeken van arbei
derstoestanden volkomen vertrouwde per
sonen, een minder grote eenvormigheid en
volledigheid bij de publikatie ten gevolge
gehad dan wenselik is. Echter komt aan
de auteur van dit eerste deel, de inspecteur