Historisch Archief 1877-1940
DÉAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1823
De heilige Guilielmns, de eerste
Heer van Oranje.
Nederland, Oranje en Frankrijk.
Er is iets bijzonders in het officieele
bezoek van Koningin Wilhelmina aan
Frankrijk. Is Hare Majesteit niet de eerste
uit het Huis van Oranje die dit orengt ?
H. H. Sophie, de gemalin van Koning
Willem III, heeft wel het Fransche Hof
bezocht als groote vriendin van Napoleon
III, niet als Koningin der Nederlanden.
Sarah Bernhardt vertelt er van in hare
boeiende Gedenkschriften", kortelings in
het Nederlandsen bij Meulenhoff uit
gegeven, zij luistert een harer verhalen
met een annecdote op, waarin betrokken
zijn: Konihgin Sophie, Keizer Napoleon,
Keizerin Eugenie en Prins Willem van
Oranje.
Offioieel is noch een Stadhouder, noch
ean Koning, noch een Prins der Neder
landen aan het Fransche hof verschenen.
Naar aangename betrekkingen tusschen
Nederland en Frankrijk heeft men te
zoeken. Onaangename doen zich al te
veel voor, zelfs nog uit de dagen van de
Belgische ruzie. En wie herinnert zich niet
de hoogst onaangename woorden door
den Franschen gevolmachtigde te Utrecht
gesproken, en de hatelijke uitlatingen van
Fransche schrijvers. Maar
Oude veeten
zijn vergeten
En gedempt
De bron van haat.
Yeel heeft Nederland te danken aan de
Fransche voortvluehtigeo, om des
geloofs wille", de Jordaan en de
Walenhoek te Amsterdam huisvestten Fransche
ouvriers en artisans en nadeel gehad
van Fransche gouverneurs en gouver
nantes, coifleurs" en kinderjufvrouwen,
en van de slaafache navolging van Fran
sche gewoonten, in de geheele 18de eeuw.
De Nederlandsche Spectators zijn er
vol van.
Wat krijg roeren aangaat,
zijn Nederland en Frankrijk
enkele malen saamgegaan.
Op ander gebied echter
hebben de Franschen en Neder
landers elkander als vrienden
ontmoet; op dat der weten
schap zrjn zij met elkander als
broeders geweest. Nederland
sche dichters hebben ten allen
tijde, lang vór Vondel, veel
aan Fransche dichters te dan
ken, en Vondel zelf stond in
den aanbegin van zijn dichter
schap onder Franschen invloed,
een zijner eerste gedichten is
zelfs in het Fransen. Yan de
Middeleeuwen af heeft op de
Nederlandsche letteren voort
durend Fransche invloed zich
doen gelden, en doet dit nog
heden, hoe oneindig zwakker
ook. Dichters als Pels en
Meijer knielden voor Fran
sche poëten en hebben vele
jaren Vondel er door in het
vergeetboek gebracht.
Bilderdijk achtte de Fransche
draDe stad Oranje en het kasteel Oranje (in Zald-O^telQk Frankrijk) in de 16de eeaw.
matiek de aangewezene om de Neder
landsche te verheffen, honderd jaar later
betoogde Professor Dr. Jan ten Brink nog
hetzelfde. Maar snel en onvoorziens is
deze kans gekeerd". Da Nederlandsche
dramatici zijn zich zelf geworden en
staan, vooral als het op degelijkheid
aankomt, thans boven de Fransche.
Het veelvuldig gebruik der Fransche
taal heeft zeker veel bijgedragen tot de
verbastering der Ntderlandsche, zooals
thans de Duitsche. Bilderdijk heeft het
wel voorzien, dat als hij dood was, het
nog erger zou worden. Bij zijn leven
hoorde hij al zingen:
Nu is Bilderdijk «en luk
Nn aan 't taalverbasteren,
At de kikkers in de sloot
Zingen vrooiyk: Louw is dood !
Het bevallige en de zwier der Fransche
taal heeft de Nederlanders rpeds heel vroeg
aangetrokken. In een Middel-Neder
landsen Prozastuk laat de schrijver Jezus
al Fransch leeren... En het kindeke
Jezus leerde Franchoys." Jacob v.
Maerlant, de groote ijveraar voor de
opkomst van den burgerstand, heeft in
de Middeleeuwen gewaarschuwd voor
den Franschen invloed, vo3r de
Walsche poeëten, die meer liegen dan zij
weten." De Fransche taal bleef toch
heersenen, al de eeuwen door, versterkt
door het gebruik dier taal aan hof en
bjj aanzienlijken. Als Willem de Zwijger
sterft, roept hij God aan tot bescherming
van hem en zrjn arm volk in de Fran
sche taal.
Het heeft jaren, ja eeuwen in
Nederland tot den goeden toon behoort
in het Fransch te spreken, ten min
ste te correspondeeren. Zelfs de Van
Lenneppen deden dit nog, terwijl in
hun tijd ook in de voorname winkels
Fransch werd gesproken, en een Israëls
b. v. zijne eerste uitgaven bij Buffa voor
zag van een onderschrift in 't Fransch.
Vele voornamen zagen laag neer op
eigen taal. Zoo leest men in het Jour
nal d'un voyage a Paris in 1657-1658",
ondernomen door twee neven van den
heer Van Sommelsdijk, in betrekking
tot eigen taal, dit oordeel over de vrouw
van den Ambassadeur Boreel: C'est
une bonne et grossa femme et une vraye
Amsterdamsche Moer; elle n'est pas de
grand entretien, et pour contenanoa elle
a quantitéde petits chiens avec lesqu^ls
elle joue. Il la faut entretenir en
ttimand, car elle ne parle ny entend Ie
fran§ois. Ce qui nous tait desia une
assez grande peine, nous estandt
dnsaccoustumés de nostre langue.... Nous
fusmes traitez a la mode de Hollande,
y ayants de la bierre, du beure et du
fourmage, et Ie tout servy en plats de
porcelaine, ca qui sent fort son Am
sterdam."
* *
*
Hoe dit of dat ook zij, de
Nederlanlanders waardeeren, buiten de politiek,
de Franschen om hun zwier en goede
manieren. Zij stellen hen als kunstenaars
zoo hoog mogelijk en zich ze f ten
voorHet tegenwoordig Oranje.
Bene de Cfadlon, de Prins van
Oranje, die zijn prinsdom lega
teerde aan Willem van Nassau.
beeld, en achten niet minder hun
wetenschap. Op het gebied van kunst
en wetenschap hebben zij elkander
voortdurend in vrede en vriendschap
ontmoet. Fransche dichters en geleerden
hebben ten allen tijde met Nederlandsche
in betrekking of briefwisseling gestaan.
Van Gonstantijn Huygens, de
dichterstaatsman e a zijn nog beroemder zoon
Cflristiaan Huygens, de wis- en natuur
kundige af tot aan Mevr. Curie toe.
Er is geen kunst of wetenschap in
Frankrijk, bij welke Nederland zijn licht
niet heeft kunnen ontsteken.
Ia het blijvende en in het wezenlijke,
in al wat ging buiten hof en politiek,
zijn de Nederlanders vrienden en be
wonderaars der Franschen geweest. On
eindig veel is de kunst in Nederland
aan de Franschen verplicht, ook de kunst
toegepast op de nijverheid. B ij al wat
go 3de smaak, vormschoonheid, goede vor
men, hoffelijkheid en bevalligheid betreft,
heef c Nederland bij Frankrijk ter schole
kunnen gaan, terwijl het een open
op c gehad en behouden heeft voor het
ridderlijke in het bsste deel van het
Fransche volk, ook voor diens
fijngevoel'gheid.
, *
*
Een blijk dier fijogevoeligheid heeft
men te zien in de opwachting, die de
burgemeester van Orange en de burge
meester van het kleinere Vaucluse
Koningin Wilhelmina te Parijs hopen
te maken. Zij toonen dat de geestelijke
band tusschen hun stad en het Vorsten
huis, dat over hun staat eens geregeerd
heeft en wiens leden zich naar den naam
van hun stad het recht hebben zich prin
sen en prinsessen van Oranje te noemen
en het wapen te voeren, na eeuwen, en
ondanks geweld, niet verbroken is.
Van de stad Orange, in het
ZuidOosten van Frankrijk, hebben de
Nassau's j den naam: Prinsen en Prins
sessen van Oranje" en het recht tot het
voaren van het wapenschild van Oranje,
zijnde een hoorn, ontleend, nadat
Renéof Reinier van Chalon-Nassau,
prins van het Vorstendom
O ranja was geworden. Want
de stad Oranje van heden
was vór dat Ladewijk XIV
die in bezit nam en hare ves
tingverken deed sloopen, de
hoofdstad van het bloeiende
vorstendom Oranje. Thans is
Oranje de arrondissement s ?
hoofdstad van het departe
ment Vaucluse, met het ste
deke Vaucluse tot hoofdplaats.
De Fransche Koningen, van
Lodewijk XI af, hebben steeds
getracht het Prinsdom Oranje
in hun bezit te krijgen, soms
gelukte het hun voor een
poos, doch spoedig moesten
zij het weer afstaan.
De geschiedenis van Oranje
verliest zich in het ver ver
leden. De oorspronkelijke naam
was Aurasia. Daar hebben
zich de Romeinen nedergezet
en is waarschijnlijk ook Julius
Caesar geweest. Schoone bouw
werken hebben zij nagelaten,
waarvan enkele bij de sterkere
bevestiging naar aangeven van
Prins Maurits gesloopt werden, maar de
meeste voor goed bjj de slechting der
vesting op last van Lodewijk XIV. Nog
zijn overig: het ampitheater, de
triomtboog, en van het kasteel buiten de ves
ting een enkel bouwwerk, uit het oog
punt van bouwkunst overmerkwaardig.
Aurasia heeft den naam Oranje ver
kregen onder Gnillaume au Cornet" den
vromen krijgsman, die zich onderscheidde
in het bestrijden der Saraoenen, nadat hij
deze ook uit Auiasia verjaagd had. Keizer
Karel de Groote schonk hem Aurasia en
voegde aan zijn wapen een schild met
horen de oranjeappelen toe.
Guillaume, is pok geheeten au court nez" om
het stompje neus, behouden, na een slag
op zijn neus in een gerecht met de
Sarracenen. Zijn veelbewogen leven, dat
hij eindigde in een door hem gesticht
klooster, wordt in een middeleeuwsch
gedicht bezongen.
De geboorte van Oranje als stad valt
in 793. Zij gaf aan de landstreek, waarin
het lag, denzelfden naam. De vorsten van
Oranje heetten eerst -heeren, graven,
ook wel markiezen. De eerste, die den
naam Prins van Oranje droeg, was
Jean I van Chalon, zoon van Raymond
V van Buux. Da laatste afstammeling
van Jean I van C na Ion was Renéof
Reinier van Chalon, wiens
hutrelijkscontraot met Anna van Lotharingen
Keizer Karel V den 4ien October 1540
liet registreeren door den Raad der
Nederlanden te Brussel.
Met de Keizelijke handteekening ging,
als huwelyksgeschenk, gepaard de keten
van het Galden Vlies en de waardig
heid van stadhouder of gouverneur van
Holland. Dat was van den kant van
Karel V eene daad van erkentelijkheid
voor de diensten, die de vader van den
jongen prins hem had bewezen, en een
bewijs van vertrouwen in diens zoon. HU
is het inderdaad, die de familie
NassauDillenburg in Holland gebracht heeft.
Renévan Oranje vestigde zich na zijn
huwelijk te Breda. Rust heeft hij in zijn
jonge leven weinig gehad. De oorlog
riep hem steeds te velde. In den oorlog,
onder de muren van Metz vond hij, jong,
den dood, 15 Juli 1544.
Renévan Chalon, prins Oranje, geen
kinderen nalatende, nad bij testament
bepaald, dat zijn erfenis verviel aan den
oudsten zoon van zijn oom, Graaf Willem
van Nassau, bijgenaamd de oude", en
gehuwd met Juliana van Stolberg.
Het was dus René's neef Willem, de
toekomstige Zwijger", die geroepen werd
om de titels van Oranje, Chalon en
Nassau te voeren. Karel V bekrachtigde
deze beschikking en erkende den jongen
Prins Willem van Nassau?Dillenburg
als Prins van Oranje.
Prins Willem I, bijgenaamd De Zwij
ger, heeft evenals de meeste Prinsen
van Oranje het Prinsdom nooit bezocht.
Zij stelden er een gouverneur in hun
plaats aan. Slechts Philips Willem, de
broer van Prins Maurits, heeft te Oranje
als Prins langen tijd vertoefd en er veel
ten goede van stad en Prinsdom gedaan.
Hoewel de Prinsen van Oranje niet
in hun Prinsdom kwamen, betwistten
zij het bezit steeds aan de Fransche
koningen, die er op aasden. Na den dood
van stadhouder Willem III gelukte het
Lodewijk XIV zich er van meester te
maken. Evenwel behielden alle nakome
lingen van Prins Willem I het recht den
naam van Prins of Prinses van Oranje
te voeren met behoud van het wapen.
Volgens dat recht is Koningin Wilhel
mina en ook haar dochtertje Juliana
eene Prinses van Oranje.
J. H. Rössixe.
llani (UiNAl), ie loor (Rotteriam),
Batols
Karakteriseering is er, by zoo-veel
verschillends, in deze drie schilders en teeke
naars geen trek te vinden die ze onder n
hoofd en in n opzicht verêant, hoewel
zoo-zeer in menig ander opzicht gescheiden.
Alle drie zijn karakters ; dat is het gemeen
zame. Onmiddellijk daarna komt wat ze uit
elkaar brengt.
N ij land is voor mij de minst intellectueele
van deze drie, en met de minste neiging tot
het geestelijke. Ga merkt dit onmiddellijk
aan zy'n werk. Het getuigt van hardnekkig
heid ; van vasthoudendheid ; van overtuiging,
maar zonder dat elastische, dat van den
gryp-gragen geest is Er is in N u' land goede
wil tot getrouwen arbeid, n meer
kantigheid, dan in Toon de Jong. Zyn oog heeft
onomwondenheid en dadelijkheid in zich.
Het observeert, wat van Oogh zag." Maar
er is in den levende nooit schemer van
weten, of heugenis van veel ondervondends
en verwerkts. Er is nooit in hem nog wat ge
by Vincent voelt, het moeitevolle lever, uit
gedrukt door en in een hartstochtelijke kleur,
die zuiver is, en soms spasmodisch trilt. By
Nyiand is de toeleg trouwhartig ; hy zet zich
voor wat hij weer wil geven, vol ijver neer.
H\j wil boven-al weer-geren.
De gestalte-makende kracht is hem weinig
ge ze ven. Hy is een realist, die gemakkelijk
tot naturalist wordt, zoo het onderwerp hem
dat mooglijk maakt. Hy heeft daar-door,
door dezen gemakkelyken overgang, die geen
kiezen ver-zwakt, soms een bekoring door
wat hij weer-geeft. Hy' is zonder
partyzucht daarom echter niet. Hy moet een
afkeer in zich gevoelen van het wy d- begrepen
schouwspel der Italianen. Deze vurige en
groote phantaisie ligt buiten zjju bereik.
En toch, er is nog iets in hem, wat tegen
het burgerlijke lijkt te gaan, dat hy soms
in zijn teekeningen kon verwinnen. In de
achilderjjen, die hy maakt, is soms een kleine
aanduiding van het decoratieve. Ge bespenrt
soms dat hy de kleuren in grooter vlakken
van gelijke intensiteit wil opzetten dan ge
vermoeddet (ook dit is invloed van Vincent
o. a.). Eén gevaar is hem hierin: zy'n kleuri
geheelen i$n niet sleedt ras-iniver. Hq
schakeert niet altjjd fjjn en hoe «al hij
dan juisterwjjze breed worden.
En P. Comelit de Moor f In n opzicht is
stellig een andere geest dan Dirk Njjland.
Terwy'l Njjland staat buiten de Renaissan
cisten en lederen wenech van hen, is de Hoor
bevangen van eerbied en begeerte om op
nieuwe wijze te maken, wat zij vroeger
gaven. De Moor is van huis uit een gevoe
lige voor kleur. Hij is niet altijd geweest
zooals de m eesten hem meenen (ik herinner
daarvoor een strandgezicht van hem),
maar P. Cornelis de Moor was spoedig toch
voor rijke samenstellingen bereidwillig. En
voor meer. Hy wil zich bet schilderij maken
dat van een geronden" voorstelling is;
waarin dus de scheppende eigenschap van
den schilder, de combineerende garen meer
naar voren komen. In beiden is gevaar. In
Nu land is het gevaar van het onbelangrijke,
in de Moor dat van veel gewild en weinig
verkregen". E a deze laatste tentoonstelling
van hem in den Protector" te Rotterdam
vertxmde zy'ue fanten te veel,-en wat hij
mee gekregen beeft ais schilder te weinig.
Want meer dan m heteenigszinscopieerende
echildery moet de- schilder 'van verbeel
dingen" een alty'd gereeden voorraad hebben
va a kannen, kennen, en weten. De figuur
moet zoo eenen gemeenzaam zijn als een
schrijver de kostbaarheid der woorden.
Iemand als de Moor man in sjjn werk nooit
het gevoel geven van niet door en door
machtig te zijn en uit het hoofd" te weten,
wat de anderen stap voor s'ap, stip na stip,
lijn na lijn op hun modellen kannen volgen.
Een oneindige studie naar de natuur moet
te vinden zy'n in het werk, dat om schoon
heid zoekend uit den wijd-wenschenden geest
wordt geboren. En hierin treft de Moor niet
het doel. Het grootere schilderij, de grootere
teekeniog verraadt" hem. Da bouw van
het lichaam is daarin niet overwonnen, maar
niet voldoende gekend. Het best is hjj in
kleiner werk, waarin hy vol zorgvuldigheid
het echildery beieidend, de kleuren diep en
samensmeltend kiezend, soms een paneel van
verf doet leven, die tot beziens op de hand
en niet ver van het oog, noopt. Hy is dan,
in een pkantastisch tooneel, soms gelukkig
en tevens rijk genoeg van kleur en kostbaar
genoeg van voordracht om hem niet te ver
geten en stilleven, en dier- en
bloemtafóreel liggen voor my by hem in deze
zelfde ry der mogeiyktêsn.
* *
«
Tegenover deze staat Bakels als scherper,
geschoolder en verbetener geest. Als schilder
is hy meer met N g'land dan met De Moor
verwant. Niettegenstaande er ook in hem
nog invloeden te bespeuren zijn, is hy op
het oogenblik de onafhankelijkste. HU is
het voorbeeld van den eerzuchtigen schilder;
vol eeriucht in het vak, waarin by sólaat
begon. Zijn kleur is scherp; lelden vloeiend.
Hq houdt van een verbitterde" kleur, moe tit
ik schrijven en eigenaardig, maar niet
onlogisch, soms scherpt hy a *yn waar
neming n zyn kleur zoo spits op, dat se,
als door een nulpunt gaande, uitbreken in
phantaisie.
Bakels wordt als een persoonlijkheid by
elke tentoonstelling opnieuw door my ge
vonden. Hy zoekt deze persooniykheid op
allerlei onderwerp te uiten. Het minst is
zijn Portret (op deze tentoonstelling in den
Larenschen Kunsthandel). Het geeft geen
menach nog; het geeft geen psychologie; ge
wordt niet in het net der beschouwingen
van den schilder gevangen. In het schilden!
met schepen en met schapen «ie ik dit werk
het liefst. Het is daarin soms het dichterljjkst
(dichterly'kheid is niet veel voorkomende
eigenschap), soms het meest bitter. Hy ziet
de kleuren der schepen haast barok, als de
kleuren der tenten op een kermis, en het
lichtspel er-op ondergaat hy als schril. Hy
schildert en zoekt verder gaarne ten
wolkenbouw, over de schepen en over de hnlsen
van een stad uit-staande, en die, zonder het
melodische in de schildering (als by Voerman),
toch iets snel-phantastisch heeft, dat my niet
zonder waarde lijkt.
Bakels is van huis uit wellicht. minder
schilder dan De Moor, maar hy heeft op
deza wellicht dit ne voor, dat hy met
onophoudelijke zelf-oefening, zy'n kunnen zal
vergrooten, terwy'l De Moor in te weinig
omtrek hebbenden Droom zijn kunnen in
tegendeel zal verminderen. En N ij land,
bevangener van meening, en daardoor kleiner
van wensch steeds wordend, heeft hy tot
nu toe in de waarde enkele vroegere teeke
ningen niet ge-evenaard, hoezeer ook bg
deze niet de opwekking door Vincent's werk
te vergeten was.
PLASSCHIEET.
Kaïtweri
En onder 't werken, zingend
Onz' monden al te zaam
Om leegheid te bedwingen,
Door deuntjes aangenaam.
OUD VLAAMSCH KANTLIEDJE.
Is er wel fijner handenarbeid denkbaar
dan kantwerk? Schy'nt de tchepping van
kant niet iets bovennatunrlyks? n ver won
dert het ons, dat aan haar ontstaan legenden
zy'n verbonden, waarby het geloof aan een
goddelijk mysterie de grondgedachten was?
Honderden jaren later staren ook wy nog
vol bewondering op die ragfijne
dradenwebben, die in patroonteekening en techniek
een vaardigheid verraden, in onze dagen te
vergeefs gezocht.
Wat meer te bewonderen: de kostbare
naai dkanten met haar krachtige onbehoorlijke
reliëfs, haar fijne jours, of de kloskant, licht
als een veer, doorzichtig als glas, met haar
groote verscheidenheid van fond, haar glan
zend materiaal en meesterlijke compositie
van het klos-ornament.
Beide: naald- en kioskantenganschandere
technieken. Naaldkant, point". gewerkt op
een getraceerde teekening, waarop eerst de
omtrekken dan het réaeau" en eindelijk de
over paardenhaar gewerkte relief", worden
uitgevoerd, kloskant dentelle" waarbij fond
en ornament in den bloeityd zelfs van de
fijnste stukken gelijk werden geslagen en de
klossen-opzet van het geheele werkstuk daar
naar moest berekend zijn. Het waren be
kwame teekenaars, die destijds de
kantontwerpen wisten te scheppen.
En de werksters! Zy' zaten byeen, oud en
jong, in vochtige kelders om den fijnen
linnendraad soepel te honden, of 's winters-avonds
in de warme stallen zoodat geen vumr noodig