De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 9 juni pagina 1

9 juni 1912 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1824 DE AMSTEKDAMMEK «A*. If I2fc WEEKBLAD VOOE NEDEELAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. OzcLcLer redactLe -van. Mr. H. IF. Xj. "WXESSIlfTGK mtgevers: VAN HOLEEMA ft WARENDORF, Keizersgracht 338, AmBtordanv Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. Abonnement per 3 maanden ...... f 1.60, fr. p. post / 1.65 Voor IndJéper Jaar, bjj Tooruitbetafing, ....... mafl , 10. JfconderEjkff Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar ...... 0.121/ Zondag 9 Juni, Advertentien van 1?6 regels / 1.25, tlke regel meer. . Advertentien op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ?025 .030 .010 INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: De Coalitie. Een onvoldoend antwoord. Kroniek. De Lignori en De Tyd. SOC. AAN8EL.: Huisindustrie, (alot), door J. F. G. v. Butingha Wichers. FEUILLETON: Da teleurstelling, door Heisel Jongsma. KUNST EN LETTEREN: De Bruidegom, door Henri van Booven, beoordeeld door Frans Coenen. Eenzaam, II, August Strindberg. BERICHTEN. VROUWENRUBRIEK: Onze vaderlike regering en die ondankbare vrouwen, door Martina G. Kra mers. Iets over hnisbakken cakes, door J. v. A. K. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. De Koningin in Frankrijk, met af b. De Vierjaarl|jksche, IV, door W. Steenhoff. Parjjsche Professoren-silhouetten, door mr. Frans Erens. CHARIVARI. FINANCIEELE EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door T. d. M. en v. d. 8. De achtste dentsche Abstinenten"-dag, door prof. dr. J. T. Rees. Tentoonstelling van cursusarbeid in Ons Huis", door Hessel Jongsma. Maxim Gorki. door P. M. Wa. Brieven van Oom Jodocns.?DAM8PEL. SCHAAK SPEL. ADVERTENTIEN. De Coalitie. " Heeft het succes van een reactionnair clericalismein België, den conservatiefden elementen der Coalitie in Nederland den euvelen moed gegeven om hun Minister zjjn eerste belangrijke sociale ontwerp uit de hand te slaan en daardoor wellicht de kerkelijke partijen met leege handen voor den kiezer te brengen? Men weet niet wat het diepst in deze zaak treft: het rustige machtsgevoel van de hoeren om maar niets uit te voaren voor de in druk verkeerende, stemge rechtigde lagere klassen, of hun onchris telijke onaandoenlijkheid voor de mereele en materieele' ellende van den nacht arbeid. Wij hebben, toen uit de artikelsgewijze behandeling ieder opmaakte, dat, het beginsel van Talma's wet eenmaal aangenomen, de heele wet de Tweede Kamer wel passeeren zou, over de bonding van liberalen en christeIjjken het een en ander gezegd. Tegënoyer de bezwaren van het grootbedrijf, die van verkomelijken financieelen aard waren, stelden wij de moreele schade, die door nachtarbeid zoowel duizenden gezellen lijden, als duizenden, door de concurrentie tot nachtarbeid gedwongen patroons. . Hoe menschen, die zich in ernst ter onderscheiding van anderen Christenen" noemen, met omtrent alle liberalisten tezamen tegen de wet hebben kunnen stemmen, en daardoor onnoodig, voor lange jaren, den ongeluksvogel van een bakkers gezel in zijn nachtarbeid terugduwen, is ons een raadsel, over welks oplossing men maar het best ... zal zwijgen. De coalitie heeft thans zonder meer, en openlijker dan ooit, hare sociale on macht getoond. De eenige partij, die onverdeeld vór stemde was de socia listische, de eenige, die onverdeeld tegen was, bleek de Vrijzinnig-democratische te zijn, alle andere en in 't bizonder de christelijke partijen hadden hunne eensgezindheid verloren. Het ware voor iemand, die met de parlementaire toestanden onbekend zou zijn, onmoge lijk geweest uit de eind-stemming, die plaats had, de formatie van het regeerings-partij verbond zelfs bij bena dering op te maken. Aaneengesloten optredend, als het in te halen schoolsubsidies en onnoozele wetjes tegen de onzedelijkheid betreft, ligt de coalitie onherkenbaar uit elkander als de Kamer moet handelen over maatschappelijke euvelen en maatschappelijke betering van zelfs maar even iügrij pende beteekenis. Geen wonder waarlijk, dat vooral de conservatiefste kerkelijke elementen op deze Coalitie gebrand zijn. Geen wonder, dat ondanks alle geestelijke verschil en nu en dan opkomende gêne zelfs, de Christelijk-Historische partijmannen en andere behoudzuchtigen de Coalitie hul digen! Welk eeu instrument om, aan het laad j e zittend, de heele maatschappij naar zijn hand te zetten en toch niets Maatschappelijke te doen, dat iets kosten zal aan de gevulde beursen! De hulptroepen van kleine luyden, die gedwee bij alle verkiezingen die Coalitie sterken, telkens weer sterken, zouden ze ooit wijzer worden ? Zouden ze ooit den moed vatten den candidaten, behalve hun doop- en aanneembriefje, ook een bewijs te vragen van sociale betrouwbaarheid P Wie weet hoevele 's nachts werkende bakkersgezellen en kleine patroons, wier Familieleven verwoest blijft, zooals het tot heden verwoest was, in 1913 met vroom plichtsbesef weder stemmen op die Christelijke Heeren, die hun van de Coalitie al het denkbare goeds vertellen, dat echter geen naar betering verlan gende kleine man ervan ontvangt. Een onvoldoend antwoord. Wat doen z.g. groote Burgemeesters", die om de een of andere ondeskundige reden zelfs de kans niet willen loopen, dat Berlage door «en jury wordt aan gewezen als de ontwerper van het beste ?itadhuisplan P Zulke z.g. groote Burgemeesters", die het recht hebben, de J ury en de Commissie ;ehoord", de uitnoodigingei voor een «sloten prijsvraag op eigen verantwoor ding rond te zenden, hooren" de Jury en de Commissie, en noodigen Berlage niet uit. Voor hun Gemeenteraad ver schijnend zeggen zij: Ik ben ik, ik ben bovendien Rotterdam, en omdat ik ik ben en Rotterdam ben, vertik ik het Berlage een kans te geven". Dan ontstaat er misschien een storm zelfs bij getrouwen, dan zal men zeer terecht dien potentaat den ruigen mantel vegen, maar ieder waarachtig mensch zal k zeggen: hij is geen onwaarachtige, lij kruipt niet achter anderen weg, aan wie hij stilletjes, onder stipte geheim houding" en tusschen 4 muren en zonder ben voor de gevolgen te waarschuwen, de formeele verantwoordelijkheid heeft toegeschoven. Hij staat voor zijn daden! Niet aldus, zooals wij' in ons vorig nummeïdeden zien, de heer Zimmerman, burgemeester van Rotterdam. Tot de hoogte van een echt groot Burgemeester reikte hïj in't geheel niet I Een groot Burgemeester stoot geen groot Architect uit. Hij noodigt hem tot zich. Het is van alle tijden, dat het echte het echte apprecieert. Tot de hoogte van een straks geschilderd ps<>udo-?groot Burgemeester", die den potentaat speelt, maar die ook durft van het potentaatspelen de verantwoordelijkheid te dragen, reikte hij k niet. Zooals wij reeds zeiden: hij dreef met al den invloed van zijn burgemeesterlijke waardigheid de deskundige Jury tot het intrekken van een reeds genomen besluipen daarna (als een elimmerd in zijn vuistje lachend) kwam hij aan de verbaasde buitenstaan ders mededeelen: Niet ik, maar de Jury heeft Berlage geweerd.... Op grond van onze mededeelingen omtrent dit bedrijf van den eersten burger van Rotterdam, en op grond van eigen wetenschap en van een in de N. B. Ct. verschenen artikel van een architect, in terpelleerde de heer Spiekman in den Rotterdamsche»Raad. Heeft men het antwoord van den heer Zimmerman gelezen ? Het is een aftocht, bedroevend om te zien. Ik antwoord, dat de jury in de be spreking en de stemming over de uit te noodigen architecten volkomen vrij is geweest. Omtrent de beraadslagingen in den boezem der jury zal ik geen mededee lingen doen. De leden der 'jury zijn bij den aanvang hunner werkzaam heden overeengekomen, daaromtrent stipte geheimhouding te betrachten. Zij zagen daarin terecht da onmisbare voorwaarde van een onbewimpelde be oordeeling van personen. G«en ver dachtmaking, geen leugen en geen kabaal zal mij bewegen die overeen komst te schenden, ook niet door te verklaren, wat niet gezegd is. Eens deels toch zou zoodanige verklaring wellicht eerst duidelijk worden door er bij te voegen, wat dan wél gezegd is, en anderdeels zou zoodanige verklaring opnieuw het onderwerp van een zoeken, een onderstellen en een beschuldigen wojrden, daargelaten nog de onmogelijk heid om zonder kans van vergissing het gesprek te reconstrueeren in een vór ruim 3 maanden gehouden verga dering van 9 personen. Ik zal mij dus aan de afspraak, welke zoo uitdrukke lijk in de jury gemaakt werd, houden en berustend alle smaad en aantijgingen verduren, welke mijn stilzwijgen mij berokkent. Alle smaad en aantijgingen verduren, welke mijn stilzwijgen mij berokkent"... Dus ook de verdiende! Want wie, die gezond verstand heeft en die heel even zich het geval denkt, dat hetgeen wij de vorige week mee deelden eens niet waar was (wat wij mee deelden staat als een paal boven water), gelooft n oogenblik aan het sprookje van dezen in stilte onverdienden smaad dragenden Burgemeester ?! Arme man! Hij roepe slechts de Jury bijeen en doe in de Jury het voorstel tot opheffing van de plicht van geheimhouding omtrent dat ne punt, waar het opaan komt.... Het is zoo'n eenvoudige quaestie; zij luidt: Heeft Burgemeester Zimmer man i»de Jury met kracht aangedrongen op wering van Berlage, heeft hij daarbij zelfs de politieke gezindheden van dezen architect misprijzend te berde gebracht, en heeft toen, op zijn aandrang, de Jury, die Berlage mee vooraan op de lijst had gesteld met andere, waaronder eveneens belangrijke architecten, dézen architect van de mededinging uitgesloten P Komaan, laat de Jury zelve aan den Burgemeester het getuigenis geven, dat wij onwaarheid spraken. Als wij onwaar heid spraken, geeft zij natuurlijk gemak kelijk en volgaarne het getuigenis! Op het boven reeds afgedrukte ant woord" van den Burgemeester volgt in de bladen (men schaffe zich er een aan!) een lange Burgemeesterlijke tirade tegen het verkeerde van critiek op houwkunstontwerpen... dienende om den aftocht te dekken. Wie het ABC van kunst en critiek niet kent, kan zich aan des Burge meesters splinternieuwe meeningen over opbouwen" en afbreken" vergasten. Hij kan ook meenen, dat hij die muziek reeds te veel hoorde. Wij vinden, dat als de Rotterdamsche Raad iets anders zijn wil dan een willoos werktuig, hij eisenen moet desnoods verder den in 't nauw zittenden Burgemeester maar sparend een aanvullende uitnoodiging. Het praatje van dien Burgemeester als zoude er een beweging gaande zijn met het doel Rotterdam te dwingen Berlage het Stadhuis te doen bouwen, raakt na tuurlijk kant noch wal. Meedingen en benoemd worden zijn (meenden wij) twee. Trouwens (wat die beweging' be treft), tientallen architecten, die geen volgelingen of vrienden van Berlage zijn, hebben het bekende protest geteekend; onder de uitgenoodigden, in dit geval dus concurrenten", die men met voordacht tot teekening van dit protest niet heeft toegelaten, bestond eveneens collegiale verontwaardiging; en wij willen ten overvloede, wat ons betreft, b,v. wel zeggen, dat wij in Holland buiten Berlage meer dan een architect weten, van wien wij het interessant zullen vinden als hij door de Jury wordt aangewezen voor den Stadhuisbouw en om wiens beneeming wij ons alsdan zullen verheugen. Waar alle gewoon-beschaafde menschen in overeen komen is dit: Het is een schande een door ieder Nederlandsen vakkundige als een der grootsten erkenden architect, een man die ver buiten de grenzen als een re presentatief modern bouwmeester bekend staat, en tegenover wien ons land dus verplichtingen heeft, niet eens de gelegen heid te geven mede te dingen. Wij achten het een voorrecht geen verantwoordelijkheid, zelfs niet een deel ervan, voor deze bejegening te dragen. KRONIEK. DE TlJD IS TE LOYAAL GEWEEST ! Een nr. van De Tijd toevallig inkijkend, viel onze blik op een entrefilet Te loyaal geweest". De Tijd vertelt, hoe zij van het Haagsche Correspondentiebureau een uit treksel ontving uit het -Rapport der Grond wetsherziening en hoe bij dat stuk gevoegd was de order met de publicatie nog even te wachten. De redactie van De Tijd voldeed daar aan, en zag toen, hoe andere bladen ondanks den gedanen eisch tot plaatsing waren overgegaan, aldus De Tijd een pas vooruit. Wij zijn du K te loyaal geweest T roept de redactie uit. Wij zeggen: "Wees volgenden keer wat minder loyaal! Het is zoo verdrietig te loyaal te z\jn l En waarom ineen* die malle loyaliteit! Zoo straks nog hebt ge een medewerker van De Amsterdammer laster aar genoemd, en, door ons om bewijs ge vraagd, waarop uw eerherstel in ons "Week blad volgen zou, hebt ge gezwegen... een week gezwegen, twee weken gezwegen, drie weken gezwegen. Daar waart ge op den goeden weg! Edele Tijd", spiegel u aan uzelven: met loyaliteiten komt ge er niet! "Wat dat betreft: zackt aan! Het christelijke einddoel wordt toch wel bereikt I FEESTELIJKE JOÜKXALISTIEK. Over de literatuur, in nationale opwin ding geschreven, moet een fijnbesnaard mensen maar niet te veel zeggen. De Fransch-Nederlandsche feesten te Parijs gaven weer allerhande te lezen, dat inte ressant was. Uit een der meest gelezen boulevardbladen deze tirade vlak vór het slot: naar aanleiding van de geboorte van Prinses Juliana: A la nouvelle de eet evenement, une motion intense plana sur Ie peuple tout entier. Puis, soudain, clatèrent des vociférations qui portèrent jusq'au ciel l'allégresse de la race néerlandaise. Un flamboiement de gaietécourut dans toute la Hollande, de la Frise a la Zélande; depuis les dunes montonnantes et grises ou se peint la mélancolie de la mer du Nord, depuis Ie tempétueux Zuyderzée jusqu'aux vieux beffrois qui se mirent a sonner a doubléet a triple branle. Mille salves roulèrent comme Ie rire tonnant de la plantureuse Hollan de. Une prodigieuse kermesse emplit la capitale, ressuscitant parfois les tableaux truculents des Ostade, des Téniers et des Jean Steen et montrant des scènes qu'on n'eüt pu décrire qu'en empruntant Ie style de Kabelais. L'allégresse des patriotes se transmua en une soif inextinguible et, dés lors, ce fut une coulée de toutes les bières blondes et brunes, un flux de tous les sehiedams, de tous les bitters et de tpui les csraeaos, un débordement des vins de Franco et du Bhin. La nuit, des milliers de soldats. Ie sabre nu au poing, couraient en vociférant: Hoera! voor het huis van Oranje en het nederlandsche volk! Aldus de apotheose van het hoofdartikel! Als de lezers toen nog niet een rilling van eerbied hebben gevoeld over de heroïsche eigenschappen van onze duinen, onze klokketoren g, onze melancholie, onze donderende blijdschap, onze bittertjes en onze sabeldragende soldaten, dan ligt het niet aan de kuast der journalistiek! HET PARADIJS. Verleden Donderdag stond weer in de dagbladen een uitvoerige opgave van schen kingen aan Artis. Men leest daar de namen der edele schenkers in verband met de die ren des velds en der hemelen, en de visschen, die in de wateren leven. Goedhartige afstam melingen van Adam, menschen gelijk wij allen, allen met de beste inborst, geven een rose kakatoe, een Ambongche doos schildpad, een Javaansche panther, een beekprik, een oedipus-aapje, een watersalaman der, een eekhoorn, een adder, een jongen bizon en een struisvogelei. Hunne namen, menschelyke namen, zacht klinkend dikwijls als de naam van Abel, zien wij tusschen de namen van alle andere levende, wremelende ziel", die Ged schiep. Is Artis, op deze wijze gezien, geen voortzetting-met tralies van het Aardsche Paradijs P Eens vallen de tralies weer weg en leven wij weer als broeders met den jongen biz»n, de adder, de eekhoorn, de watersalamander, het oedipus-aapje, de beekprik, de Javaansche panther, de Ambonsche doosschildpad en de rose kakatoe. De Liguori en De Tjjd. Tot mijne voldoening ontkent de redactie van 'De Tijd' noch de juistheid der citaten uit S. Alph. de Ligorio, noch die der ver talingen. De brutale houding, -welke zij met den heer Cleerdin aangenomen had tegenover den (natuurlijk!!) uit 2e rangsboeken naschrijvenden niet- Catholiek, heeft zij inmid dels laten varen. In een redactioneel stuk 'De Groene' betiteld, blijkt zij den veelbesmaalden inzender wat meer 'au sérieux' te nemen, *) en slaat nu een anderen weg in, waarin wühaar oabarmhartig zullen volgen. Na mij gesommeerd te hebben (20 Mei 1912), de teksten uit S. Liguori te TOONEN, waaraan ik terstond wat is gemakke lijker! voldaan heb, al schijnt zij dit niet te hebben verwacht, speelt zij nu (30 Mei 1912) de rol van den diep-verontwaardigde, die na ZOO'N antwoord minach tend van alle polemiek zal afzien. Wat toch te zeggen van eene tactiek, die reeds Grassmann en andere van 't zelfde allooi in practijk brachten, n.l. in 'tlatijn geschreven disputaties over teedere onderwerpen overbrengen in 't Hollandsch en ze, uit haar verband gerukt, werpen onder het publiek, dat daaraan natuurlijk aanstoot nemen moet." Niet alles, wat in eene Theologie van negen deelen als die van den H. Alphonsus geschreven staat, moet aan het volk GELEEED worden: verre van daar! Alleen geldt het de vraag: wat heeft de priester, die zulk een geval vór zich krijgt, te doen? hoe heeft hij dat geval te beoordeelen? gelijk dat in de genees- en recht-studies ook voorkomt." De redactie van 'De Tijd' vergeet onder *) Wat 4a persoonlijke insinuaties aan gaat, enkel dit: Van een socialist Grassmanu had ik nog nooit gehoord. Het gaat trouwens alleen om de vraag of de citaten juist ge citeerd zijn. Ik bezit de Liga., Aertnys, Lehmkuhl, Gury, etc. Eindelijk de naam: ItaliaanBch: Alfonso de' Lignori. Latyn: Alphonsus de Ligorio. Brevier: Alphonaus de Liguorio. In den wandal ? H' A1Pn°nsus. in aen wanaei. H Lignorit tusschen, dat ik in het door haar op zeo onbekookte wijze aangevallen artikel in de Groene van den 19n Mei, juist op de tegenstelling heb gewezen tusschen de zuivere en edele mystiek van mannen als frater Thomas a Kempis, welke door vele fijnerbesnaarde Eoomsche intellectueelen nog altüd in het centrum van het katholieke geloofsleven wordt gedacht, en de troebele, berekenende, pseudo-mystiek van een S. Alphonsus de Ligorio, die in de laatste halve eeuw kunstmatig en met sterke pressie door een groep wat zér-los denkende Italianen ook aan de van nature zuiverder gevoelende Noord-Europeesche volksstammen is op gedrongen. Wil men echter een criterium voor eene vergelijkende waardeering dezer d«nkspheren, dan vindt men dat aanstonds in de wijze, waarop juist de teedere onder werpen der moraal in haar worden beoor deeld. Waarom die schijn-verontwaardiging, daar de priester-?Tüd"redacteur, die net weten kan, immers toegeeft, dat onze priesters aan de geciteerde schoone en edele levensregels van Alph. de Liguori, de gevallen in hunne bieohtstoelpractijk zullen nebben te toetsen ? Hoe kan ik bevoegderzijds voor treffelijker bevestiging wenschen van het bij het publiek inmiddels gerezen vermoeden, dat de herders der Roomsche zielen die regels practisch verwerken, en den reinen geest, die ze bezielt, onder de menschen brengen P Maar wanneer de moreele taal, die S. Alphonsus spreekt, toch o ader de Roomsche menschen komen moet, waarom behoort dit via het doode Latijn te geschieden, en niet direct in het levende Hollandsch P Of, stel eens, dat het publiek aan des heiligen wjjzo levensregels in Hollandsch gewaad aaistoot neemt, weet de Tijd" dan absoluut zeker, dat het, n voor n genomen, zich aan de in de biechtstoel medegedeelde practische toepassingen dier regels niet zal ergeren ? Uit _ haar verband gerukt, waarde Tijd redactie : Disputatie's, waarheidlievende heeren, en niet de Liguori's eigen meening P Ziehier het antwoord: 1. De maat voor de zondigheid van een diefstal ligt in het bedrag, dat afwisselt, naarmate van den graad van welgesteld heid van den bestolene (een ruk koopman mag zonder doodzonde worden bestolen van pl.m. ?5.?etc. etc. zie beneden). De plaats (Theol. mor. IV, 528) wordt voorafgegaan door de zinsnede: ex his omnibus concludo quid probabilius mihi videtur, d.L: uit dit alles (een groot aantal meeningen van be ruchte auteurs) besluit ik tot hetgeen mij hoogst waarschijnlijk toeschijnt." 2. Mihi tamen aequius videtur, d.i.: MIJ schijnt het billijker toe," dat voor de zondigheid van eene reeks kleine diefstallen, vereischt wordt, dat door de laatste ander half maal de gewone taxe voor den besto lene overschreden wordt, etc. (de onder geschikte van den rijken koopman kan hem zonder doodzonde pl.m. 29 maal achtereen telkens voor een kwartje postzegels ont futselen; dan meet hu oppassen en uit scheiden. Slaagt hij erin, gedurende twee maanden eerlijk te zijn, dan is het klem mende verleden der gestolen ?7.25 uitgewischt; hij begint een nieuwe nota van den diefstal aan te leggen, waarop alweer 29 maal de zonder doodzonde te stelen kwartjes zonder ernstige schade voor zijne ziel kunnen worden geboekt.) 3. (lib. 6, no. 865). Wanneer eene ver loofd»ten onrechte doorgaat voor rijk of aanzienlijk, of schoon gevormd, of voor eene MAAGD, dan.... mag zij zelfs dit (gebrek) wanneer zij door hem wordt ondervraagd, verheimelijken door een dubbelzinnig ant woord, want dan liegt zij niet, doch ver bergt, een verborgen gebrek." Hierop volgt: ita Sanch. I 6 etc. Pont. Spor. Dian. etc. d. i. aldus bij Sanchez, Pontas, Sporer, Diana etc. Bovendien geeft de Ligu. redenen op: Eatio, turn quia est consuetudine jam receptum, ut non sit obligatio tales defectus manifestandi, tum quia nemo tenetur propalare suum defectum cum propria infamia, si non l«,edetjus alterius, of overgezet zijnde: De reden hiervoor is, dat naar bestaande gewoonte (fraai motief voor een moralist) geen verplichting bestaat om dergelijke ge breken te bekennen, en verder dat niemand eigen gebreken tot eigen schande behoeft te bekennen, tenzij (zij) het recht van een ander te kort doet." (bijv. het recht van den ver loofde op openhartigheid). De Liguori vermeldt de tegenovergestelde meening niet, noemt evenmin auteuri, die eene andere opinie verdedigen, waaruit in verband met de Liguori's eigenaardige methode blijkt, dat hu de aangehaalde opvatting zelf huldigt. Zij is dan ook zonder commentaar door Aertnys (zie beneden) overgenomen. Is dit eene dispntatie, waarheidlievende Tijdredaotie, en is door mij de zinsnede uit haar verband gerukt? Zelfs de zin: (De auteur) Diana voegt erbij, dat zy (de bruid) zonder zonde, of althans zonder doodzonde, van de een of andere kunstgreep mag gebruik maken, waardoor voorkomen wordt, dat de echt genoot werken zou, dat zij geen maagd meer is," wordt zonder bijvoeging opgenomen, en staat aan het slot van de paragraaf. Geen enkele auteur wordt tegen hem in 't spel gebracht. Beken, Zeereerwaarde Tydredactie, waar is de diiputatie, uit welk verband is de zin gerukt? Gij hebt een nieuw citaat verdiend. Aan merk het volgende: Hij, die van een meisje zijn zin ge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl