De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 9 juni pagina 2

9 juni 1912 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1824 kregen heeft, na beloofd te hebben, haar te huwen, ia niet verplicht deze belofte na te komen, wanneer hij veel voor namer of rijker is dam zij. Ratio, quia ipsa disparitas conditionis de se ingerit motivum prudenter dubitandi de veritate promisaionis ; quod si foemina eo casu non dubitavit, ut debebat, hoc per accidens se habet et tuae negligentiae imputandum." (Th. mor. lib. IV, 643). De reden is deze, dat juist de on gelijkheid van stand het motief behelst om de waarachtigheid der belofte te betwijfelen ; en indien de vrouw in dat geval niet getwijfeld heeft, gelijk zij moest doen, dan is dit bij ongeluk ge schied en enkel aan hare onachtzaam heid te wijten." In his casibus vir non ienehir ad matrimonium, etiamsijuramento promissionem firmaverit. Ratio quia juramentum non obligat, nisi juxta intentionem promittentis. In deze gevallen is de man niet verplicht te huwen, zelfs wanneer hij de belofte met een eed bekrachtigd heeft. WANT DB EED VERPLICHT SIET, DAN VOLGENS DE BEDOELING VAN HEM, DIE DIEN ZWEERT." Deze eed geldt dus niet, wanneer de man bijv. adellijk is, en het meisje de dochter van een landbouwer (zij boude het zich voor gezegd!) maar ook wanneer de man meer geld heeft (si ipso sit notabiliter opulentior.) Wij weten nu wat de priester,1 die de Liguori volgt, aan den rijken jongeling zal zeggen; wat zal hu echter tegemoet roeren aan het bedrogen arme meisje? Wij .wachten met eenig ongeduld af, of de Tiidredactie ons zal kunnen aanwijzen, dat dit standpunt niet het door S. Alph. de Lign. aanbevolene is, en of mijne citaten büden 'heilige' enkel als disputatie voor komen l De Tijd heeft hierin gelijk: de negen deelen van de Ligorio zijn wat te zwaar voor het volk, ook zijn zij zelfs geen handboek voor den priester, en worden aan de aeminarie's alleen gebruikt, om geregeld nageslagen te worden. Maar neem dan Aertnys, het boek, dat naar den geest van den heilige, secundum doctrinam S. A. de L. geschreven, bij uitstek het handboek is onzer seminarie's (Warmond, Wittem, etc.) en het hemelsch licht voor den gewijden geestelijke, en waarin trouwens altijddoor naar den grooten Italiaan zelf wordt ver wezen. DE LEZEE MEKKE OP, DAT HET HOOGGE PREZEN BOEK VAN AERTNYS ALLEEN DE QUINTESSENTIE VAN DE 'LlöUORI S LEER BEVAT, GEENE DISPUTATIE8, EN ZELDEN EENE MOTI VATIE. WAT HIERIN STAAT, IS ZONDER MEER AANBEVELENSWAARDIG VOOR DE PRACTIJK I (lib VI, 442, qu. 2a, 2o). Wanneer de verloofde gehouden wordt voor eene maagd etc. en dit niet is, dan mag zij dit verhei melijken (jegens den bruidegom) en wel, als züer ;naar gevraagd wordt, door eene aequivocatie. (Hierbij wordt in den tekst verwezen naar de door ons in de vorige Groene en zooeven opnieuw geciteerde plaatsen bij S. Alph. de L. t !) (lib III, 287, qu. la). Het tarief voor de zondigheid van een diefstal is: jegens een arme minstens f 0.50; jegens een werkman f 1.?a ?1.50; jegens een gewonen burger Vg.- a ?2.51); jegens een rijke ?3.- a ?3.50; jegens een zér rijke ?5.?a ?6.?; jegens den vorst ?10.?(Weer verwezen naar 8. A. de L.) (ibid., 288, I). Betreffende kleine diefstallen hetzelfde als door mij in de vorige Groene geciteerd. (lib III, n. 373.). Op den regel, dat de man, die door huwelijksbeloften van een meisje zijn zin heeft gekregen, haar ook behoort te huwen, worden de volgende excepties opgenoemd: . . .quando is esset longe ditior aut nobihor; hoc casu vir ad nihil tenetur, praeter partem impensarum pro prole educanda. 2. Si ex matrimonio #meatur pessmus exitus, aut dedecus familiae." (hij behoeft ook na de belofte haar niet te huwen, wanneer) hu 1. veel rijker of voornamer is; in dit geval is de man tot niets verplicht dan tot het betalen van zijn deel in de kosten der opvoeding van het kroost, 2. wanneer gevreesd wordt, dat het huwelijk een verkeerden afloop zou kunnen hebben of de familie tot oneer zou strek ken." Hierbij wordt opzettelijk verwezen naar de zooeven door mij geciteerde plaatsen bij de Liguori, die litteratuuropgave be vatten. Dit alles wist de Tijd-redactie natuurlijk ! Met de uitvlucht van de 'disputaties' en het 'uit 't verband rukken der aanhalingen', had züniet de bedoeling, oneerlijk te zijn. Hare bedoeling was (daarop komt 't aan) haar lezers een riem onder 't hart te steken, hetgeen loffelijk is. En daarvan was oneerlijkheid een slechts bijkomstig gevolg! En wanneer de Tijdredactie van oordeel is, dat de geschriften van de Ligorio niet in het publiek moeten gebracht worden, dan vragen wij ons af, of zij haar thans dierbaarste wenschen niet laat gelden vór hetgeen werkelijk geldt, en wijzen haar op wat Pius IX in het onfeilbare decreet (als dit het niet is, welk dan wel) van 7 Juli 1871 waarin de H. Alphonsus op n lijn gesteld is met den H. Athanasius, den H. Augustinus, den H. Thomas, heeft uit gesproken : vWij willen en bevelen, dat ALLE boeken, commentaren, werkjes en verdere geschriften van dezen doctor, evenals die der overige kerkleeraren, niet slechts privatim, maar OPENLIJK in gymnasiën, akademiën, scholen, colleges, lezingen, debatoefeningen (disputationibns), preken, uitleggingen, voordrachten, en in alle andere kerkelijke studiën en chris telijke oefeningen zullen worden aangehaald en vertoond" Het kan geen kwaad voor de Tijd, aan zulk een gewichtig stuk nog eens herinnerd te worden. (Slot volgt). X. ......... llHIII ........ l ...... III ............ II" ..... H" ........ ItlllUtll! ......... l Huisindustrie. (Slot). Tot nu toe hebben wüons beziggehou den met die soorten van huisindustrie, welke 6f een bijverdienste opleveren voor gezinnen, waarin het loon, door de vader of zoons verdiend, niet toereikend is om in de behoeften te voorzien, of de enige bron van bestaan uitmaken voor weduwes en ouden van dagen naast de veelal noodzakelike kerkelike of openbare armenzorg, ja zelfs ter aanvulling van hetgeen met bedelen verkregen is. Bij de belangrijkste industrie, die in dit eerste deel behandeld wordt, de tabaks- en'sigarennij verheid, is het enigszins anders- Weliswaar zyn er ook hier fabrieksarbeiders, die na werktijd thuis nog sigaren maken of kistjes ver vaardigen, en mag aangenomen worden dat het tabakstrippen bijna geheel bijverdienste oplevert, maar er zij n ook talrijke arbeiders, die hun enige bron van bestaan vinden in het thuis vervaardigen van sigaren. Een der voornaamste plaatsen voor de sigarennijverheid is Kampen met 479 thuis werkende sigarenmakers, 64 gezinnen waar gestript wordt en 58 waar kistjes getim merd en geplakt worden. Hier is de huis industrie een hal va eeuw geleden uit de fabrieksarbeid ontstaan, waarin zij tans wederom zeer langzaam overgaat. In 's-Hertogenbosch werden 50 sigarenmakers aan getroffen, die uitsluitend thuis werken en 3 a 400 die na fabriekstijd thuis arbeiden. Buiten Den Bosch, op het platteland van Noord-Brabant, vinden wij nog 393 gezinnen, waar sigaren gemaakt en 219 waar gestript wordt. In Amsterdam zijn een 60tal gezin nen, waar uitsluitend thuis sigaren worden gemaakt, terwijl het aantal, waarin dit na fabriekstijd wordt verricht of waar vooreigen rekening sigaren worden vervaardigd, niet kan geschat worden. Elders in Nederland werden nog aangetroffen 167 uitsluitend thuiswerkende sigarenmakers; 113 gezinnen waar alleen 's avonds werd gearbeid na fa briekstijd; 50 kistenmakers- en 173 strippers gezinnen. Een afzonderlike plaats nemen in 3 plaatsen in Gelderland : Harderwijk, Wageningen en Druten met omstreken, waar te zamen 197 gezinnen strippen voor de groothandel in tabak. Alles te zamen ge nomen een aanzienlik aantal, zij het ook dat het zeer belangrijk wordt overtroffen door het aantal sigarenmakers in fabrieken met 10 en meer arbeiders, dat 18943 be draagt. De verdiensten zijn nogal verschillend In Kampen is het gemiddeld uurloon 9,1 cent en het gemiddeld weekloon ? 8 a ? 9 voor hen die uitsluitend thuis werken. In Amsterdam ruim 15 ets. per uur. In NoordBrabant buiten Den Bosch, waar ook vele vrouwen sigarenmaker), wordt per week ? 6 a ? 8.50 verdiend. Het gemiddelde uur loon voor een vrouw is hier 9 ets., voor een man 11 ets. In Den Bosch verdienen zij, die alleen 's avonds thuiswerken, ge middeld ? 2.33 per week. Buiten deze centra wordt gemiddeld 12K et. per uur met sigarenmaken verdiend. De uurloonon voor strippen bewegen zich voornamelik tussen 2y<j en 3Vüet. Veel hoger zijn die voor kistjes maken. In Kampen brengt dit bijv. 15 a 25 ets. per uur op. De lonen op de fabrieken zijn er natuurlik op berekend, dat de arbeiders thuis ook nog werken. De arbeidsduur van deze arbeiders is dan ook feitelik onbegrensd. Trouwens lange, veel te lange arbeids dagen zijn in de huisindustrie regel. Wel wordt veelal in de eerste dagen der week iets korter gewerkt, doch dit heeft dan ten gevolge, dat de laatste dagen halve of hele nachten doorgewerkt wordt. Deze onregelmatige arbeidsduur maakte het reeds moeilik in het rapport daaromtrent cijfers mede te delen, in een beknopt artikel is het bijkans geheel onmogelik. Werkdagen van 12 en meer uren zijn geen uitzondering. En om een sterk sprekend voorbeeld aan te halen: in Kampen werken 108 sigaren makers 90 uur per week en 29 zelfs 108 en meer uren. Wat hot huiselik leven voor deze arbeiders betekent, laat zich gemakkeliker raden dan beschrijven. Maar dat het ver beneden menselik peil blijft, is duidelik. Biezonder veel werk is in het rapport gemaakt van een beschrijving der woning toestanden. In een aantal uitstekende tabel len zijn de gegevens statisties bewerkt. Aandachtige beschouwing dezer cijfers kan tot geen andere konklusie leiden dan dat de uitvoering der Woningwet nog steeds heel veel te wensen overlaat. Een feit trou wens, dat heus niet voor het eerst uit deze publikatie te bewijzen viel. Maar wel kan het hierin geboden overvloedige materiaal goede diensten bewijzen aan hen, die ds Woningwet strenger toegepast wensen te zien. De huisarbeid wordt in de meerderheid der gevallen in het woonvertrek, dat dikwels tevens tot slaap- en kookvertrek dient, ver richt. De nadelen voor de gezondheid, die hiervan het gevolg zijn, vooral als de arbeid zoals bij tabakstrippen stof verspreidt, springen in het oog. Er rest ons nog iets te zeggen over de kinderarbeid. Men houde daarbij in het oog, dat het verbod van kinderarbeid, zoals dat is neergelegd in de arbeidswet, ook geldt voor de huisindustrie. De cijfers, die wij hier geven, blijven dan ook beneden de werkelikheid, want vele ouders verborgen, wetend dat z\j de wet overtraden, de waar heid. Wij gaan de kleinere huisindustrieën, waarbij ook kinderexploitatie voorkomt, stilzwijgend voorbij om alleen de belang rijkste cijfers mede te delen. Bij het erwtenlezen werkten geregeld 262 kinderen van 6?9 jaar en 218 van lü11 jaar mee. Verder werden nog door mij in het rapport gevonden 11 kinderen van 5 en l van 4 jaar. Bij het tabakstrippen 108 kinderen van 6?10 en 88 van 10?12 jaar. Groentenschoonmaken en uitjesschillen vernielen de jeugd van 195 kinderen beneden 10 jaar en van 207 beneden 12 jaar. Ten slotte garnalenpellen. De kleine vingertjes der kinderen lenen zich bij uitstek voor dit werk. Wij treffen er dan ook 322 aan be neden 10 jaar en 201 beneden 12 jaar. Hierbij zijn er 111 van 6 en 7 jaar, 20 van 5, 5 van 4 en 2 van 3 jaar. Het klinkt bijkans ongelofelik, dat in den j are 1912 drie- en vijfjarige kinderen beroepsarbeid verrichten. En zij doen het goed ook. In het rapport toch lezen wij van een 5 jarig jongetje dat al zeer vaardig is" in het garnalen pellen. En elders: Te Drnten werd zelfs een kind van 3 jaar bezig gezien, dat zeer vaardig bleek in het strippen." Met deze nuehtere feiten willen wij ons overzicht besluiten. Zij werken sterker dan de scherpst gestelde aanklacht. D e n H a a g. J. F. G. v. B. WIC De Bruidegom, door HENHI VAN BOOVEN. Amsterdam, P. N. v. Kampen & Zn. Z. j. Zijn liefde en zy'ne zonde waren twee, en onvereenigbaar." De schrijver Hsnri van Booven ia na zijn zeer plastische en gevoelige verhalen, onder den gezamenlijken titel Trtpenwee uit gegeven, altijd zoekende gebleven naar de soort kunst, die hij maken moest. Eerst kwam een roman van niet precies te qnalificeeren schrijftrant, de wereld in een bollen spiegel, maar toch zeer ernstig bedoeld. Daarna kon de vereerder van Edgar Poe niet nalaten zy'n kracht ook aan het spookachtige en mystieke te beproeven, waartoe hy ongetwijfeld aanleg bezat. Maar het werd niet overtuigd genoeg, al te zeer opgelegd" en gemaniereerd, schoon het bundeltje menige aardige inventie en fijne stemmingsbeschiyving bevatte. En thans geeft ons de schrijver dezen roman, waarmede hij, naar ik vrees, zijn talent ook nog niet in het goeie spoor geleid heeft. Als de heer Van Booven talent heeft en zyn bundel Tropenwee staat er borg voor dan is het vooral lyrisch, in het zuiver na voelen en verbeelden van stemmingen. De om-wereld, vooral de natuur, doen hem sterk en spoedig aan. Buiten het conventioneele om hebben vele dingen en toestanden hem blijkbaar iets te zeggen, al weet hu misschien niet altijd wat. Maar de indruk is heftig genoeg om hem te overtuigen, dat er in zijn binnenste iets ongewoons gaande is, hetwelk der moeite loont op te letten en zelfs op schrift te brengen. Of de heer Van Booven in deze meeningen altijd geluk heeft, zou ik niet vast durven zeggen, maar de bewering is niet gewaagd, dat een kunstenaar met zulke neigingen van zelfbespieding, zoo hu geen verzen schrijft, zich allicht het zuiverst in de novelle uiten zal, het korte verhaal, waarin de ailersubtielste aandoeningen met groot e macht van uitdrukking in woorden zijn gebracht en dat aldus werkt door verdieping des gewonen levens. Het simpelst gebeuren daarbij is voldoende, want de schrijver zal het door de lonpe van zijn geest ongewoon zien en alzoo voor ons neerstellen. Hij zal vreemde contrasten vinden, ongekende, schrille be lichtingen der aardsche dingen, plotselinge stilten en leegten en verbijsteringen of on gemotiveerde blijheden en geluk. Dat lijkt mij het genre, waarin schrijvers als Henri van Booven hun kracht en hun geluk kunnen zoeken, als zij zichzelven be grijpen en bevinden, dat de kleinigheden van het leven, de oogenbiikken en de voor werpen, nog altijd tot hen spreken willen. Doch de mensch miskent vaak zijn roeping en gaat zijn geluk onbesuisd voorbij en schrijft wér een roman, dien hij boven dien abusievelijk De Bruidegom doopt. Want het is de reine Zondeval, niet meer en niet minder.... Het begrijpen van vreemde karakters, het opbouwen van een compleet levend mensch in de opvolging zijner daden en denkingen, lijkt nu juist iets, dat den heer Van Booven allerminst gegeven is. En voor een remueur d'idéu zal men hem ook niet licht verslijten. Zoo ziet het er dan in dit verhaal werkelijk ietwat zonderling uit. De bedoeling was, zoo ik het goed begrepen heb, om een fijne jonge-mannen-natuur in teere sternMingen te doen eyolutioneeren, om buiten wereld en ziel innig saam te voegen", gelijk dat heet. Maar de beschrijvingen werden nogal flauw en de psychologie werd beelemaal niets.... behalve dan een beetje comisch. Tenminste.... mij komt dat, in allen een voud, zoo voor. , Het tragisch geval speelt in Parijs. Een vaag jong heer (Paul) is verliefd en verloofd met een vage jonge dame, Tme genaamd. Weldra zullen zij huwen en zijn innig ge lukkig. Dat wil zeggen: hu zou innig ge lukkig zijn, als hij niet gekweld werd door zondige neigingen des vleesches. Ziedaar wat zijn geluk vertroebelt. Paul.... keek naar Tin e, die hem aanzag terwijl de teere gloed van het kaarslicht haar ovaal gelaat bescheen. Wat was zy nu mooi en bekoorlijk. Toch bestasrde hij haar met zwaarmoedigheid, want met spijt en wrevel dacht hij er aan, dat züvooral de laatste maanden zoozeer zijne onnoozele driften wekte. Het had hem bitter teleurgesteld, dat de gewone, verfoeilijke begeerten de zoete, korte eerste weken van reine minne en echuldelooza dweperij zoo spoedig konden vervangen. Sinds lange maanden voelde hy' zich door zijne begeerten vaa Tine vervreemd, want zijn verlangen om getrouwd te sijn werd nog gestadig hevige', terwyl hij er van overtuigd was dat voor Tine het lichte, zonnige tijd perk eener zorgeloo e, JOB ge liefde duurde. Waarom, peinsde hu, moest deze drift hem zoozeer beüeerschen, zyn geest folteren bijkans?" Helaas? peinzen wij, dat het slechts enkelen uitverkorenen, bij ona weten alleen den held en heldin in den roman van mevrouw De Vries-BrandoH (naam vergeten, uitgave Van Dishoeck) vergund is mslkanderen louter geestlyk lief te hebben l En toch... ver vallen ook zij, ook Zij, op de allerlaatste bladzyde weer tot de erfzonde, die zinlijkheid (en erger) heet. De lesing van den roman van mevrouw De Vries-Brandon ware voor Paul een soulaas geweest. Zou de uitgever hem alsnog niet een present-of recensie-ex. kunnen zonden? Want intusschen lydt de arme jonge man zeer, met een schuin oog naar andere meisjes dan zijne Tine. En er is iets nog gevaarlijkere. Hij ontmoet het meisje, dat jarenlang, tot kort vór zijn ver loving, zijne vriendin was geweest toen hy nog op Montmartre woonde." Marianne heet dat meieje, juist als de Fransche republiek, en ik ben niet wars van het vermoeden, dat de schryver hier symboliek heeft willen bedrij ren, stellende het wufte Frankrijk (Marianne) tegenover het meer en meest kuische Nederland (Tine). Hoe het zy, nadat hy dit symbool ontmoet heeft, is hij nog minder gerust op zichzelf dan vroeger. Hoe aan dien zelf en deszelfs onnoozelneden te ontkomen! Des nachts leest hy vór het slapen gaan L' Education Sentimentale, wat mij in zyn toestand naar alle kanten een ongep&sthöid lijkt. Maar hij doet mér. Beseffende, dat hem genoegzame lichaamsbeweging ontbreekt, hoewel men hem het gansche boek door over straat ziet draven, gaat Paul tot een wel aardig Paryzig-beschrevenen gymnastiekmeester, die in het vervolg absoluut een athleet van hem wil maken. De scènes in dit instituut de développement physiqne", hoewel zonder eenig dieper verband met het geheel (gelijk trouwens al de meer uitvoerig geschreven scènes) zyn het beste dat het boek oplevert en mogen gerustelijk als goede jour nalistiek aangemerkt worden. Paul echter doen die séances geen goed. Zyn benauwenissen schijnen niet verminderd en hy vindt het onverklaarbaar, tot zijn meester hem spottend meedeelt, hoe al dat athletenwerk er juist op aangelegd i?, om... niets te verminderen. Dan schrikt Paul en dat is begrijpelijk, want hy bemerkt nu precies aan het verkeerde koord te hebben getrokken. Wie echter, die geen gymnast of worstelaar van beroep is, zon niet in dezelfde dwaling vervallen zijn, meenende dat lichamelijke vermoeienis afleidend werkt ? Men kan Paul dus gereedelyk zijn abuis vergeven en hem beklagen bovendien, want de worsteloefeningen waren niet voor de poes. Doch in het volgende is hu beslist laakbaar. Nauw het gymnastieklokaal en zijn teleurstelling achter den rug, heeft hy niets spoedigere te doen dan met opgeslagen kraag en den hoed klassiek diep in de oogen, af te marcheeren naar de voren vermelde Fransche Republiek en tegen halfzes in den mor gen verliet hy (eerst) het apartement", waar een kleine, teedere vrouwenhand" hem den vorigen avond had binnengelaten. Zondeval of niet? En de gevolgen zyn (terecht) vreeselijk. De ongelukkige bly'kt slechts'zyn physiologische ellende tegen een psychologische ge ruild te hebben en geheel het verdere verhaal loopt nu over de vraag of hy aan Hollandsche Tine zijn zonde" bekennen zal of niet. Hy heeft zoo'n nood. Doch zijn benul zegt hem, dat het schaap zyn geval maar half begrypen zon en zeer verontrust worden. In een staat van wroeging en katterigheid ziet hij met zyn meisje het paleis in Versailles en gedraagt zich waarlijk als een idioot. Het zon mij niet verwonderen, in dien de auteur met dit gedeelte van zy'n werk bijzonder ware ingenomen, als een ragfijne studie van de bedenkelijke, doch in teressante zielstoestanden eens zeer modernen jongelings. Ten slotte houdt hy het akelig geheim toch maar binnen, maar het heeft hem het reiss, hooge geluk zijner brnigomsdagen voor altyd vergiftigd. Hy bemerkt dat heel precies op den laatsten avond vór zyn huwelijk.... in zyn diepste ziel voelde Paul het fel grievende om den dood van iets zeer ij Is en wonderlyks, waarvan hy vagelijk het bestaan gekend had, maar dat hem niet in vrome reinheid geopenbaard werd, noch deelachtig was geworden." Nietwaar? Dat kwam van die Fransche Marianne, wie zal het betwijfelen ? Maar dan wist hy ook dat hem de volle maat was toegemeten, en dat nu het ernstige, sterke leven, zonder wrok of twijfel werd ingeluid." Wie uu meenen mocht, dat deze troost rijke woorden beteekenen, hoe d<t zonde hem niet verder zou worden aangerekend, mits hy na zijn huwelijk niet meer met die gek heid begon, die zon gewis blijk geven een platte van geest te zyn. Want de zaak gaat onberekenbaar hooger. Dat liefde niets van doen heeft met de zinnen, dat het liefdesgeluk eerst puur en sereen zal zyn, waar de Jongeling in heilige onbevangenheid, als een complete reiner Thor, de Maagd nadert, dat wordt hier, niet zonder plechtigheid, betoogd. Dwars tegen mevrouw De Vries-Brandon in. En wee den jonge ling, die den klaren zielsspiegel zijner ver loofde ooit met zulke rare praatjes zou.... vertroebelen l Hem ware beter in de diepten by Marianne gebleven te zijn en het geld van haren afkoop in den zak te hebben ge houden. Na het huwelijk, dan is het wat anders! Wil men dan B o 2 uitstellen, men moot het zelf weten. Geheel ontkomen aan de onnoozele driften" doet men echter, volgens een deskundige als mevr. De Vries, toch niet, en zoo kan men de scheiding tusschen Goed en Kwaad evengoed stellen vór het stadhuis als op die laatste bladzij. Marianne ware hier echter, mits goed aangewend, een instrument (waarlijk in de hand Gods) tot absolute verzedelijking van zoowel den verloofden- als den huwe lijken-staat. Zy resideert durend indestreek des Kwaads en is het zwarte lam, dat de geniepige zonden der wereld wegdraagt en daarvoor ook behoorlijk gesiacht wordt. Het ia eigenlijk een grief tegen Paul, zoowel als tegen den^ auteur, d«t hij Marianne in baar functie van Zuiveraaister der maatschappe lijke en zedelijke atmosfeer zoo weinig erkent. Wie een rein ideale wereld propageert, be hoort ook verstacdiga begrippen omtrent toncenstelsels te bezitten, en in te zien dat Mariannes en gymrastiekhalters vaak een gelijke sociale beteekenis hebben. Of hadden, eer Pauls gymnastiekmeester die illusie ver stoorde. Alles onder het motto, dat liefde en zonde twee en onvereenigbaar" zyn in Neder land en wij aldus slechts de keus hebben tnsschen Eunuchen of Mariannes. Als bydrage tot de beschavingsgeschiedenis van Holland in het begin der 20a eeuw (maar dan ook voornamelijk als zoodanig) zal men dit jongste werk van den heer Henri van Booven later zeker groote waarde toekennen. FRANS COEKEN. Eenzaam, Naar AUGUST S IL Dit is ten glotte de eenzaamheid : aich in de ziel zijner eigen ziel inspinnen, zich ver poppen en op de gedaante ver wisseling wachten, want die blijft niet uit. Men leeft van zyn ondervindingen, en telepatisch leef t men hat leven van anderen. Dood en opstan ding, een nieuwe opvoeding tot een onbekend nieuw bestaan. Men heerscht ten slolteover zijn persoon. My'na gedachten worden niet door die van een ander gecontroleerd, niemands verlangens, niemands luimen beheerschen ze. Nu begint de ziel in de nieuwverworven vryheid te groeien, en een groote innerlijke vrede komt over mij, een stille vreugde en een gevoel van zekerheid en zelfverantwoording. Denk ik terug aan de samenleving, die de opvoeding is, dan kom ik tot het resultaat, dat die samenleving slechts een gemeenschappelijke school voor laster was. Uur aan nur onschoone dingen te moeten zien, is voor hem, die schoonheidszin heeft, eene marteling, en licht begint men zichzelf dan voor martelaar te honden. Opzettelijk de oogen voor ongerechtigheden sluiten,, kweekt huichelarij. n tengevolge van dit opzet zich te wennen, eigen inzichten te onderdrukken, maakt iemand laf. Tenslotte om des lieven vredes wil een schuld aan dingen, die men niet bedreven heeft, op zich nemen, vernedert iemand onmerkbaar, zoo dat men op een mooien dag bemerkt een ellendeling te zijn. Nooit een woord van opvroolyking te hooren, ontneemt iemand moed en zelfvertrouwen, en de gevolgen van eens anders schuld op zich te nemen, maakt iemand razend tegen de medemenschen en de wereldorde. En het slimste is, dat men zyn eigen lot niet beheerscht, voor zoover men den wil heeft goed te handelen. Wat helpt het, dat ik tracht goed te zyn, als myn tegenstander mij met vuil werpt. Ik krijg minstens de helft der schande, zoo niet de heele, wat meestal gebeurt. Dit is in de samenleving de oorzaak, dat men steeds in onzekerheid leeft; men biedt een grooteren tref kans, be taalt met zijn eigen persoonlijkheid voor een ander, is af nankelyk van de luimen van een vreemde. En zij, die niet de hand onder myn vest konden steken, toen ik eenzaam was, die kunnen zoo gemakkelijk met het mes aan myn hart konten, als ik den ander laat passeeren en er op straten en markten mee rondloop. Wat ik ook in de eenzaamheid gewonnen heb, is dit, dat ik myn geestelijk dieet zelf kan vaststellen. Ik betioef in myn huis geen vijanden aan mijn discti te zien, en zwijgend te hooren smaden wat ik hoogacht; ik ben niet gedwongen binnen myn deuren naar muziek te luisteren die ik verafschuw; ik behoef geen kranten te zien slingeren met caricaturen van myzelf en mijne vrienden; ik ben er van bevrijd boeken te lezen, die ik veracht, tentoonstellingen te bezoeken, om schilderyen te bewonderen, die ik af schuwelijk vind. Met n woord, ik heersch over myn ziel, in die gevallen namelyk, waarin men het recht heeft te heerechen, en ik kan zelf myne sympathieën en anti pathieën kiezen. Ik ben nooit een tyran geweest, maar ik heb altijd willen ontloopen het getyrauniseerd worden, en de tyrannieke menschen dulden dat niet. Daarentegen ben ik steeds een tyranuenhater geweest, en dat vergeven de tyrannen niet. Steeds heb ik voorwaarts en opwaarts ge streefd, en daarom tegenover hen die mij naar beneden wilden halen, een hooger recht gehad. En daarom ben ik eenzaam geworden. Het eerste, waartoe men in de eenzaam heid komt, is de afrekening met zichzelf en het verleden. Dat is een langdurige arbeid, en is op zichzelf eene geheele opvoeding in zelfverloochening. Maar het is de dankbaarste studie, zichzelf te leeren kennen, als dat mogelyk is. Wel moet men zich van tijd tot tyd aan den spiegel toevertrouwen, zoo een, waarby men zich ook van achteren kan bezien, om te weten hoe men er op den rug uitziet. Tien jaar geleden begon ik met die afre kening, toen ik met Balzac kennis maakte. Bij da lectuur van zijn vijftig deelen bemerkte ik niet, wat in mij omging vór ik haar ten einde had. Toen had ik my zelf gevonden en kon de synthese van alle tot nog toe onaf gedane antithesen van mijn leven opmaken. Maar doordat ik de menschen met zyn binocle zag, had ik ook geleerd, het leven met beide oogen aan te zien, terwyl ik het vroeger door den monocle slechts met n oog zag. Ea hy, de groote toovenaar, had my niet slechts eene zekere resignatie gege ven, een zich aan het noodlot of de voor zienigheid overgeven, eene gelatenheid, die mij met de smart der ergste slagen ver zoende, maar hy had ook een soort godsgeloof bij my binnen gesmokkeld, dat ik een christendom zonder geloofsbelijdenis zou willen noemen. Op de wandeling aan Balzacs leidende hand, door zyn. menscheiyke komedie, waar ik met vierduizend mensehen kennis maakte (een Dnitscher heeft ze geteld), was het mij of ik een ander leven leefde, grooter en ryker dan mijn eigen, zoodat het mij ten slotte voorkwam, alsof ik twee menschenlevens geleefd had. Uit zyne wereld echter kreeg ik een ander gezichtspunt op mijn eigene, en na instortingen en crises bleef ik ten slotte bij een soort verzoening met het lijden staan, daar ik tegelijkertijd ontdekte hoe kommer en smart om zoo te zeggen het vuilnis der ziel verbranden.instincten gevoel verfijnen, en ook de van het uitgeputte lichaam vrijge maakte ziel hoogere capaciteiten geven. Sedert dien nam ik de bittere kelk des levens als medicijn aan, en beschouwde ik het als myne plicht elles te verdragen, slechts niet vernedering en on-vryheidl Maar tevens maakt de eenzaamheid iemand ontvankelijker, en waar ik my vroeger door brutaliteit tegen het leren had gewapend, werd ik frhsns gevoeliger jegens smarten die van buiten kwamen, een prooi der invloeden van buiten, doch niet der slechte. Deze laatste maakten my echnw en brachten er my toe my nog meer terne te trekken. En dan zoek ik afgelegen waudelplaatsen op, waar ik slechts kleine menscbjea ontmoet, die mij niet kennen, k heb een byaondere weg, die ik via dolorosa noem, en die ik gebruik, als het donkerder dan gewoon .yk in mij is. Het is de uiterste grens der stad naar het noorden, die gevormd wordt door een avenue, die aan den eenen kant met een rij huizen is bebouwd en aan de andere zyde aan een bosch grenst. Als ik die avenue afge gaan ben, tot voorbij de groote nieuwe hui zen, houden ze langzamerhand op. Heuvel land heft zich omhoog; een veld met tabak strekt sich uit; een slager heeft daar zyn abattoir, op den hoek van een steegje, dat op de avenue uitkomt. Daar staat een tabaks pakhuis, dat ik my herinner, van 1859 nog, toen heb ik er in gespeeld. In een hutje, dat er nu niet ineer is, woonde namelyk een vrouwtje, dat ala noodhulp hier en daar in dienst ging, en dat vroeger by myn ouders kindermeisje geweest was. Voor den schuur viel haar achtjarige zoon en bezeerde zich. Wij plachten hierheen te gaan om te vragen of zy bij de groote schoonmaak met Paschen en Kerstmis kwam helpen. Overigens ging ik gaarne langs deze achterstraten naar school om de Koninginstraat ta vermijden. Hier waren boomen en bloeiende planten; hier weidden koeien en kakelden kippen, hier was het buiten l En nu verzonk ik jaren teiug in de berin

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl