Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1824
kregen heeft, na beloofd te hebben, haar
te huwen, ia niet verplicht deze belofte
na te komen, wanneer hij veel voor
namer of rijker is dam zij.
Ratio, quia ipsa disparitas conditionis
de se ingerit motivum prudenter
dubitandi de veritate promisaionis ; quod si
foemina eo casu non dubitavit, ut debebat,
hoc per accidens se habet et tuae
negligentiae imputandum." (Th. mor. lib.
IV, 643).
De reden is deze, dat juist de on
gelijkheid van stand het motief behelst
om de waarachtigheid der belofte te
betwijfelen ; en indien de vrouw in dat
geval niet getwijfeld heeft, gelijk zij
moest doen, dan is dit bij ongeluk ge
schied en enkel aan hare onachtzaam
heid te wijten."
In his casibus vir non ienehir ad
matrimonium, etiamsijuramento
promissionem firmaverit. Ratio quia
juramentum non obligat, nisi juxta intentionem
promittentis.
In deze gevallen is de man niet
verplicht te huwen, zelfs wanneer hij
de belofte met een eed bekrachtigd
heeft. WANT DB EED VERPLICHT SIET,
DAN VOLGENS DE BEDOELING VAN HEM,
DIE DIEN ZWEERT."
Deze eed geldt dus niet, wanneer de man
bijv. adellijk is, en het meisje de dochter
van een landbouwer (zij boude het zich
voor gezegd!) maar ook wanneer de man
meer geld heeft (si ipso sit notabiliter
opulentior.)
Wij weten nu wat de priester,1 die de
Liguori volgt, aan den rijken jongeling zal
zeggen; wat zal hu echter tegemoet roeren
aan het bedrogen arme meisje?
Wij .wachten met eenig ongeduld af, of
de Tiidredactie ons zal kunnen aanwijzen,
dat dit standpunt niet het door S. Alph.
de Lign. aanbevolene is, en of mijne citaten
büden 'heilige' enkel als disputatie voor
komen l
De Tijd heeft hierin gelijk: de negen
deelen van de Ligorio zijn wat te zwaar
voor het volk, ook zijn zij zelfs geen
handboek voor den priester, en worden aan de
aeminarie's alleen gebruikt, om geregeld
nageslagen te worden. Maar neem dan
Aertnys, het boek, dat naar den geest van
den heilige, secundum doctrinam S. A. de L.
geschreven, bij uitstek het handboek is
onzer seminarie's (Warmond, Wittem, etc.)
en het hemelsch licht voor den gewijden
geestelijke, en waarin trouwens altijddoor
naar den grooten Italiaan zelf wordt ver
wezen.
DE LEZEE MEKKE OP, DAT HET HOOGGE
PREZEN BOEK VAN AERTNYS ALLEEN DE
QUINTESSENTIE VAN DE 'LlöUORI S LEER BEVAT,
GEENE DISPUTATIE8, EN ZELDEN EENE MOTI
VATIE. WAT HIERIN STAAT, IS ZONDER MEER
AANBEVELENSWAARDIG VOOR DE PRACTIJK I
(lib VI, 442, qu. 2a, 2o). Wanneer de
verloofde gehouden wordt voor eene maagd
etc. en dit niet is, dan mag zij dit verhei
melijken (jegens den bruidegom) en wel,
als züer ;naar gevraagd wordt, door eene
aequivocatie. (Hierbij wordt in den tekst
verwezen naar de door ons in de vorige
Groene en zooeven opnieuw geciteerde
plaatsen bij S. Alph. de L. t !)
(lib III, 287, qu. la). Het tarief voor de
zondigheid van een diefstal is: jegens een
arme minstens f 0.50; jegens een werkman
f 1.?a ?1.50; jegens een gewonen burger
Vg.- a ?2.51); jegens een rijke ?3.- a ?3.50;
jegens een zér rijke ?5.?a ?6.?; jegens
den vorst ?10.?(Weer verwezen naar 8.
A. de L.)
(ibid., 288, I). Betreffende kleine
diefstallen hetzelfde als door mij in de vorige
Groene geciteerd.
(lib III, n. 373.). Op den regel, dat de
man, die door huwelijksbeloften van een
meisje zijn zin heeft gekregen, haar ook
behoort te huwen, worden de volgende
excepties opgenoemd:
. . .quando is esset longe ditior aut nobihor;
hoc casu vir ad nihil tenetur, praeter partem
impensarum pro prole educanda. 2. Si ex
matrimonio #meatur pessmus exitus, aut
dedecus familiae."
(hij behoeft ook na de belofte haar niet
te huwen, wanneer) hu 1. veel rijker of
voornamer is; in dit geval is de man tot
niets verplicht dan tot het betalen van zijn
deel in de kosten der opvoeding van het
kroost, 2. wanneer gevreesd wordt, dat het
huwelijk een verkeerden afloop zou kunnen
hebben of de familie tot oneer zou strek
ken." Hierbij wordt opzettelijk verwezen
naar de zooeven door mij geciteerde plaatsen
bij de Liguori, die litteratuuropgave be
vatten.
Dit alles wist de Tijd-redactie natuurlijk !
Met de uitvlucht van de 'disputaties' en
het 'uit 't verband rukken der aanhalingen',
had züniet de bedoeling, oneerlijk te zijn.
Hare bedoeling was (daarop komt 't aan)
haar lezers een riem onder 't hart te steken,
hetgeen loffelijk is. En daarvan was
oneerlijkheid een slechts bijkomstig gevolg!
En wanneer de Tijdredactie van oordeel
is, dat de geschriften van de Ligorio niet
in het publiek moeten gebracht worden,
dan vragen wij ons af, of zij haar thans
dierbaarste wenschen niet laat gelden vór
hetgeen werkelijk geldt, en wijzen haar op
wat Pius IX in het onfeilbare decreet (als
dit het niet is, welk dan wel) van 7 Juli
1871 waarin de H. Alphonsus op n lijn
gesteld is met den H. Athanasius, den
H. Augustinus, den H. Thomas, heeft uit
gesproken :
vWij willen en bevelen, dat ALLE boeken,
commentaren, werkjes en verdere geschriften
van dezen doctor, evenals die der overige
kerkleeraren, niet slechts privatim, maar
OPENLIJK in gymnasiën, akademiën, scholen,
colleges, lezingen, debatoefeningen
(disputationibns), preken, uitleggingen, voordrachten,
en in alle andere kerkelijke studiën en chris
telijke oefeningen zullen worden aangehaald
en vertoond"
Het kan geen kwaad voor de Tijd, aan
zulk een gewichtig stuk nog eens herinnerd
te worden.
(Slot volgt). X.
......... llHIII ........ l ...... III ............ II" ..... H" ........ ItlllUtll! ......... l
Huisindustrie.
(Slot).
Tot nu toe hebben wüons beziggehou
den met die soorten van huisindustrie,
welke 6f een bijverdienste opleveren voor
gezinnen, waarin het loon, door de vader
of zoons verdiend, niet toereikend is om
in de behoeften te voorzien, of de enige
bron van bestaan uitmaken voor weduwes
en ouden van dagen naast de veelal
noodzakelike kerkelike of openbare armenzorg,
ja zelfs ter aanvulling van hetgeen met
bedelen verkregen is. Bij de belangrijkste
industrie, die in dit eerste deel behandeld
wordt, de tabaks- en'sigarennij verheid, is
het enigszins anders- Weliswaar zyn er
ook hier fabrieksarbeiders, die na werktijd
thuis nog sigaren maken of kistjes ver
vaardigen, en mag aangenomen worden dat
het tabakstrippen bijna geheel bijverdienste
oplevert, maar er zij n ook talrijke arbeiders,
die hun enige bron van bestaan vinden
in het thuis vervaardigen van sigaren.
Een der voornaamste plaatsen voor de
sigarennijverheid is Kampen met 479 thuis
werkende sigarenmakers, 64 gezinnen waar
gestript wordt en 58 waar kistjes getim
merd en geplakt worden. Hier is de huis
industrie een hal va eeuw geleden uit de
fabrieksarbeid ontstaan, waarin zij tans
wederom zeer langzaam overgaat. In
's-Hertogenbosch werden 50 sigarenmakers aan
getroffen, die uitsluitend thuis werken en
3 a 400 die na fabriekstijd thuis arbeiden.
Buiten Den Bosch, op het platteland van
Noord-Brabant, vinden wij nog 393 gezinnen,
waar sigaren gemaakt en 219 waar gestript
wordt. In Amsterdam zijn een 60tal gezin
nen, waar uitsluitend thuis sigaren worden
gemaakt, terwijl het aantal, waarin dit na
fabriekstijd wordt verricht of waar vooreigen
rekening sigaren worden vervaardigd, niet
kan geschat worden. Elders in Nederland
werden nog aangetroffen 167 uitsluitend
thuiswerkende sigarenmakers; 113 gezinnen
waar alleen 's avonds werd gearbeid na fa
briekstijd; 50 kistenmakers- en 173 strippers
gezinnen. Een afzonderlike plaats nemen in
3 plaatsen in Gelderland : Harderwijk,
Wageningen en Druten met omstreken, waar
te zamen 197 gezinnen strippen voor de
groothandel in tabak. Alles te zamen ge
nomen een aanzienlik aantal, zij het ook
dat het zeer belangrijk wordt overtroffen
door het aantal sigarenmakers in fabrieken
met 10 en meer arbeiders, dat 18943 be
draagt.
De verdiensten zijn nogal verschillend
In Kampen is het gemiddeld uurloon 9,1
cent en het gemiddeld weekloon ? 8 a ? 9
voor hen die uitsluitend thuis werken. In
Amsterdam ruim 15 ets. per uur. In
NoordBrabant buiten Den Bosch, waar ook vele
vrouwen sigarenmaker), wordt per week
? 6 a ? 8.50 verdiend. Het gemiddelde uur
loon voor een vrouw is hier 9 ets., voor
een man 11 ets. In Den Bosch verdienen
zij, die alleen 's avonds thuiswerken, ge
middeld ? 2.33 per week. Buiten deze centra
wordt gemiddeld 12K et. per uur met
sigarenmaken verdiend. De uurloonon voor
strippen bewegen zich voornamelik tussen
2y<j en 3Vüet. Veel hoger zijn die voor
kistjes maken. In Kampen brengt dit bijv.
15 a 25 ets. per uur op. De lonen op de
fabrieken zijn er natuurlik op berekend,
dat de arbeiders thuis ook nog werken.
De arbeidsduur van deze arbeiders is dan
ook feitelik onbegrensd.
Trouwens lange, veel te lange arbeids
dagen zijn in de huisindustrie regel. Wel
wordt veelal in de eerste dagen der week
iets korter gewerkt, doch dit heeft dan ten
gevolge, dat de laatste dagen halve of
hele nachten doorgewerkt wordt. Deze
onregelmatige arbeidsduur maakte het reeds
moeilik in het rapport daaromtrent cijfers
mede te delen, in een beknopt artikel is
het bijkans geheel onmogelik. Werkdagen
van 12 en meer uren zijn geen uitzondering.
En om een sterk sprekend voorbeeld aan
te halen: in Kampen werken 108 sigaren
makers 90 uur per week en 29 zelfs 108 en
meer uren. Wat hot huiselik leven voor
deze arbeiders betekent, laat zich
gemakkeliker raden dan beschrijven. Maar dat
het ver beneden menselik peil blijft, is
duidelik.
Biezonder veel werk is in het rapport
gemaakt van een beschrijving der woning
toestanden. In een aantal uitstekende tabel
len zijn de gegevens statisties bewerkt.
Aandachtige beschouwing dezer cijfers kan
tot geen andere konklusie leiden dan dat
de uitvoering der Woningwet nog steeds
heel veel te wensen overlaat. Een feit trou
wens, dat heus niet voor het eerst uit deze
publikatie te bewijzen viel. Maar wel kan
het hierin geboden overvloedige materiaal
goede diensten bewijzen aan hen, die ds
Woningwet strenger toegepast wensen te
zien.
De huisarbeid wordt in de meerderheid
der gevallen in het woonvertrek, dat dikwels
tevens tot slaap- en kookvertrek dient, ver
richt. De nadelen voor de gezondheid, die
hiervan het gevolg zijn, vooral als de arbeid
zoals bij tabakstrippen stof verspreidt,
springen in het oog.
Er rest ons nog iets te zeggen over de
kinderarbeid. Men houde daarbij in het oog,
dat het verbod van kinderarbeid, zoals dat
is neergelegd in de arbeidswet, ook geldt
voor de huisindustrie. De cijfers, die wij
hier geven, blijven dan ook beneden de
werkelikheid, want vele ouders verborgen,
wetend dat z\j de wet overtraden, de waar
heid. Wij gaan de kleinere huisindustrieën,
waarbij ook kinderexploitatie voorkomt,
stilzwijgend voorbij om alleen de belang
rijkste cijfers mede te delen. Bij het
erwtenlezen werkten geregeld 262 kinderen van
6?9 jaar en 218 van lü11 jaar mee.
Verder werden nog door mij in het rapport
gevonden 11 kinderen van 5 en l van
4 jaar. Bij het tabakstrippen 108 kinderen
van 6?10 en 88 van 10?12 jaar.
Groentenschoonmaken en uitjesschillen vernielen de
jeugd van 195 kinderen beneden 10 jaar
en van 207 beneden 12 jaar. Ten slotte
garnalenpellen. De kleine vingertjes der
kinderen lenen zich bij uitstek voor dit
werk. Wij treffen er dan ook 322 aan be
neden 10 jaar en 201 beneden 12 jaar.
Hierbij zijn er 111 van 6 en 7 jaar, 20 van 5,
5 van 4 en 2 van 3 jaar. Het klinkt bijkans
ongelofelik, dat in den j are 1912 drie- en
vijfjarige kinderen beroepsarbeid verrichten.
En zij doen het goed ook. In het rapport
toch lezen wij van een 5 jarig jongetje
dat al zeer vaardig is" in het garnalen
pellen. En elders: Te Drnten werd zelfs
een kind van 3 jaar bezig gezien, dat zeer
vaardig bleek in het strippen." Met deze
nuehtere feiten willen wij ons overzicht
besluiten. Zij werken sterker dan de scherpst
gestelde aanklacht.
D e n H a a g. J. F. G. v. B. WIC
De Bruidegom, door HENHI VAN BOOVEN.
Amsterdam, P. N. v. Kampen & Zn. Z. j.
Zijn liefde en zy'ne zonde waren
twee, en onvereenigbaar."
De schrijver Hsnri van Booven ia na
zijn zeer plastische en gevoelige verhalen,
onder den gezamenlijken titel Trtpenwee uit
gegeven, altijd zoekende gebleven naar de
soort kunst, die hij maken moest. Eerst kwam
een roman van niet precies te qnalificeeren
schrijftrant, de wereld in een bollen spiegel,
maar toch zeer ernstig bedoeld. Daarna kon
de vereerder van Edgar Poe niet nalaten zy'n
kracht ook aan het spookachtige en mystieke
te beproeven, waartoe hy ongetwijfeld aanleg
bezat. Maar het werd niet overtuigd genoeg,
al te zeer opgelegd" en gemaniereerd,
schoon het bundeltje menige aardige inventie
en fijne stemmingsbeschiyving bevatte.
En thans geeft ons de schrijver dezen
roman, waarmede hij, naar ik vrees, zijn
talent ook nog niet in het goeie spoor geleid
heeft. Als de heer Van Booven talent heeft
en zyn bundel Tropenwee staat er borg voor
dan is het vooral lyrisch, in het zuiver na
voelen en verbeelden van stemmingen. De
om-wereld, vooral de natuur, doen hem sterk
en spoedig aan. Buiten het conventioneele
om hebben vele dingen en toestanden hem
blijkbaar iets te zeggen, al weet hu misschien
niet altijd wat. Maar de indruk is heftig
genoeg om hem te overtuigen, dat er in zijn
binnenste iets ongewoons gaande is, hetwelk
der moeite loont op te letten en zelfs op
schrift te brengen.
Of de heer Van Booven in deze meeningen
altijd geluk heeft, zou ik niet vast durven
zeggen, maar de bewering is niet gewaagd,
dat een kunstenaar met zulke neigingen van
zelfbespieding, zoo hu geen verzen schrijft,
zich allicht het zuiverst in de novelle uiten
zal, het korte verhaal, waarin de
ailersubtielste aandoeningen met groot e macht van
uitdrukking in woorden zijn gebracht en
dat aldus werkt door verdieping des gewonen
levens. Het simpelst gebeuren daarbij is
voldoende, want de schrijver zal het door
de lonpe van zijn geest ongewoon zien en
alzoo voor ons neerstellen. Hij zal vreemde
contrasten vinden, ongekende, schrille be
lichtingen der aardsche dingen, plotselinge
stilten en leegten en verbijsteringen of on
gemotiveerde blijheden en geluk.
Dat lijkt mij het genre, waarin schrijvers
als Henri van Booven hun kracht en hun
geluk kunnen zoeken, als zij zichzelven be
grijpen en bevinden, dat de kleinigheden
van het leven, de oogenbiikken en de voor
werpen, nog altijd tot hen spreken willen.
Doch de mensch miskent vaak zijn roeping
en gaat zijn geluk onbesuisd voorbij en
schrijft wér een roman, dien hij boven
dien abusievelijk De Bruidegom doopt. Want
het is de reine Zondeval, niet meer en niet
minder....
Het begrijpen van vreemde karakters, het
opbouwen van een compleet levend mensch
in de opvolging zijner daden en denkingen,
lijkt nu juist iets, dat den heer Van
Booven allerminst gegeven is. En voor een
remueur d'idéu zal men hem ook niet licht
verslijten. Zoo ziet het er dan in dit verhaal
werkelijk ietwat zonderling uit. De bedoeling
was, zoo ik het goed begrepen heb, om een
fijne jonge-mannen-natuur in teere
sternMingen te doen eyolutioneeren, om buiten
wereld en ziel innig saam te voegen", gelijk
dat heet. Maar de beschrijvingen werden
nogal flauw en de psychologie werd
beelemaal niets.... behalve dan een beetje
comisch.
Tenminste.... mij komt dat, in allen een
voud, zoo voor. ,
Het tragisch geval speelt in Parijs. Een
vaag jong heer (Paul) is verliefd en verloofd
met een vage jonge dame, Tme genaamd.
Weldra zullen zij huwen en zijn innig ge
lukkig. Dat wil zeggen: hu zou innig ge
lukkig zijn, als hij niet gekweld werd door
zondige neigingen des vleesches. Ziedaar wat
zijn geluk vertroebelt.
Paul.... keek naar Tin e, die hem aanzag
terwijl de teere gloed van het kaarslicht
haar ovaal gelaat bescheen.
Wat was zy nu mooi en bekoorlijk. Toch
bestasrde hij haar met zwaarmoedigheid,
want met spijt en wrevel dacht hij er aan,
dat züvooral de laatste maanden zoozeer
zijne onnoozele driften wekte.
Het had hem bitter teleurgesteld, dat de
gewone, verfoeilijke begeerten de zoete,
korte eerste weken van reine minne en
echuldelooza dweperij zoo spoedig konden
vervangen.
Sinds lange maanden voelde hy' zich door
zijne begeerten vaa Tine vervreemd, want
zijn verlangen om getrouwd te sijn werd nog
gestadig hevige', terwyl hij er van overtuigd
was dat voor Tine het lichte, zonnige tijd
perk eener zorgeloo e, JOB ge liefde duurde.
Waarom, peinsde hu, moest deze drift hem
zoozeer beüeerschen, zyn geest folteren
bijkans?"
Helaas? peinzen wij, dat het slechts enkelen
uitverkorenen, bij ona weten alleen den held
en heldin in den roman van mevrouw De
Vries-BrandoH (naam vergeten, uitgave Van
Dishoeck) vergund is mslkanderen louter
geestlyk lief te hebben l En toch... ver
vallen ook zij, ook Zij, op de allerlaatste
bladzyde weer tot de erfzonde, die zinlijkheid
(en erger) heet. De lesing van den roman
van mevrouw De Vries-Brandon ware voor
Paul een soulaas geweest. Zou de uitgever
hem alsnog niet een present-of recensie-ex.
kunnen zonden? Want intusschen lydt de
arme jonge man zeer, met een schuin oog
naar andere meisjes dan zijne Tine. En er
is iets nog gevaarlijkere. Hij ontmoet het
meisje, dat jarenlang, tot kort vór zijn ver
loving, zijne vriendin was geweest toen hy
nog op Montmartre woonde." Marianne heet
dat meieje, juist als de Fransche republiek,
en ik ben niet wars van het vermoeden, dat
de schryver hier symboliek heeft willen
bedrij ren, stellende het wufte Frankrijk
(Marianne) tegenover het meer en meest
kuische Nederland (Tine). Hoe het zy, nadat
hy dit symbool ontmoet heeft, is hij nog
minder gerust op zichzelf dan vroeger. Hoe
aan dien zelf en deszelfs onnoozelneden te
ontkomen! Des nachts leest hy vór het
slapen gaan L' Education Sentimentale, wat
mij in zyn toestand naar alle kanten een
ongep&sthöid lijkt.
Maar hij doet mér. Beseffende, dat hem
genoegzame lichaamsbeweging ontbreekt,
hoewel men hem het gansche boek door
over straat ziet draven, gaat Paul tot een
wel aardig Paryzig-beschrevenen
gymnastiekmeester, die in het vervolg absoluut
een athleet van hem wil maken. De scènes
in dit instituut de développement physiqne",
hoewel zonder eenig dieper verband met het
geheel (gelijk trouwens al de meer uitvoerig
geschreven scènes) zyn het beste dat het boek
oplevert en mogen gerustelijk als goede jour
nalistiek aangemerkt worden.
Paul echter doen die séances geen goed.
Zyn benauwenissen schijnen niet verminderd
en hy vindt het onverklaarbaar, tot zijn
meester hem spottend meedeelt, hoe al dat
athletenwerk er juist op aangelegd i?, om...
niets te verminderen. Dan schrikt Paul en
dat is begrijpelijk, want hy bemerkt nu
precies aan het verkeerde koord te hebben
getrokken. Wie echter, die geen gymnast
of worstelaar van beroep is, zon niet in
dezelfde dwaling vervallen zijn, meenende
dat lichamelijke vermoeienis afleidend werkt ?
Men kan Paul dus gereedelyk zijn abuis
vergeven en hem beklagen bovendien, want
de worsteloefeningen waren niet voor de
poes. Doch in het volgende is hu beslist
laakbaar. Nauw het gymnastieklokaal en
zijn teleurstelling achter den rug, heeft hy
niets spoedigere te doen dan met opgeslagen
kraag en den hoed klassiek diep in de oogen,
af te marcheeren naar de voren vermelde
Fransche Republiek en tegen halfzes in den mor
gen verliet hy (eerst) het apartement", waar
een kleine, teedere vrouwenhand" hem den
vorigen avond had binnengelaten.
Zondeval of niet?
En de gevolgen zyn (terecht) vreeselijk.
De ongelukkige bly'kt slechts'zyn
physiologische ellende tegen een psychologische ge
ruild te hebben en geheel het verdere verhaal
loopt nu over de vraag of hy aan
Hollandsche Tine zijn zonde" bekennen zal of
niet. Hy heeft zoo'n nood. Doch zijn benul
zegt hem, dat het schaap zyn geval maar
half begrypen zon en zeer verontrust worden.
In een staat van wroeging en katterigheid
ziet hij met zyn meisje het paleis in
Versailles en gedraagt zich waarlijk als een
idioot. Het zon mij niet verwonderen, in
dien de auteur met dit gedeelte van zy'n
werk bijzonder ware ingenomen, als een
ragfijne studie van de bedenkelijke, doch in
teressante zielstoestanden eens zeer modernen
jongelings.
Ten slotte houdt hy het akelig geheim
toch maar binnen, maar het heeft hem het
reiss, hooge geluk zijner brnigomsdagen
voor altyd vergiftigd. Hy bemerkt dat heel
precies op den laatsten avond vór zyn
huwelijk.... in zyn diepste ziel voelde
Paul het fel grievende om den dood van
iets zeer ij Is en wonderlyks, waarvan hy
vagelijk het bestaan gekend had, maar dat
hem niet in vrome reinheid geopenbaard
werd, noch deelachtig was geworden."
Nietwaar? Dat kwam van die Fransche
Marianne, wie zal het betwijfelen ?
Maar dan wist hy ook dat hem de volle
maat was toegemeten, en dat nu het ernstige,
sterke leven, zonder wrok of twijfel werd
ingeluid."
Wie uu meenen mocht, dat deze troost
rijke woorden beteekenen, hoe d<t zonde hem
niet verder zou worden aangerekend, mits
hy na zijn huwelijk niet meer met die gek
heid begon, die zon gewis blijk geven een
platte van geest te zyn.
Want de zaak gaat onberekenbaar hooger.
Dat liefde niets van doen heeft met de
zinnen, dat het liefdesgeluk eerst puur en
sereen zal zyn, waar de Jongeling in heilige
onbevangenheid, als een complete reiner Thor,
de Maagd nadert, dat wordt hier, niet zonder
plechtigheid, betoogd. Dwars tegen mevrouw
De Vries-Brandon in. En wee den jonge
ling, die den klaren zielsspiegel zijner ver
loofde ooit met zulke rare praatjes zou....
vertroebelen l Hem ware beter in de diepten
by Marianne gebleven te zijn en het geld
van haren afkoop in den zak te hebben ge
houden. Na het huwelijk, dan is het wat
anders! Wil men dan B o 2 uitstellen, men
moot het zelf weten. Geheel ontkomen aan
de onnoozele driften" doet men echter,
volgens een deskundige als mevr. De Vries,
toch niet, en zoo kan men de scheiding
tusschen Goed en Kwaad evengoed stellen
vór het stadhuis als op die laatste bladzij.
Marianne ware hier echter, mits goed
aangewend, een instrument (waarlijk in
de hand Gods) tot absolute verzedelijking
van zoowel den verloofden- als den huwe
lijken-staat. Zy resideert durend indestreek
des Kwaads en is het zwarte lam, dat de
geniepige zonden der wereld wegdraagt en
daarvoor ook behoorlijk gesiacht wordt. Het
ia eigenlijk een grief tegen Paul, zoowel als
tegen den^ auteur, d«t hij Marianne in baar
functie van Zuiveraaister der maatschappe
lijke en zedelijke atmosfeer zoo weinig erkent.
Wie een rein ideale wereld propageert, be
hoort ook verstacdiga begrippen omtrent
toncenstelsels te bezitten, en in te zien dat
Mariannes en gymrastiekhalters vaak een
gelijke sociale beteekenis hebben. Of hadden,
eer Pauls gymnastiekmeester die illusie ver
stoorde.
Alles onder het motto, dat liefde en zonde
twee en onvereenigbaar" zyn in Neder
land en wij aldus slechts de keus hebben
tnsschen Eunuchen of Mariannes.
Als bydrage tot de beschavingsgeschiedenis
van Holland in het begin der 20a eeuw
(maar dan ook voornamelijk als zoodanig) zal
men dit jongste werk van den heer Henri van
Booven later zeker groote waarde toekennen.
FRANS COEKEN.
Eenzaam,
Naar AUGUST S
IL
Dit is ten glotte de eenzaamheid : aich in
de ziel zijner eigen ziel inspinnen, zich ver
poppen en op de gedaante ver wisseling
wachten, want die blijft niet uit. Men leeft
van zyn ondervindingen, en telepatisch leef t
men hat leven van anderen. Dood en opstan
ding, een nieuwe opvoeding tot een onbekend
nieuw bestaan. Men heerscht ten slolteover
zijn persoon. My'na gedachten worden niet
door die van een ander gecontroleerd,
niemands verlangens, niemands luimen
beheerschen ze. Nu begint de ziel in de
nieuwverworven vryheid te groeien, en een groote
innerlijke vrede komt over mij, een stille
vreugde en een gevoel van zekerheid en
zelfverantwoording. Denk ik terug aan
de samenleving, die de opvoeding is, dan
kom ik tot het resultaat, dat die samenleving
slechts een gemeenschappelijke school voor
laster was. Uur aan nur onschoone dingen
te moeten zien, is voor hem, die
schoonheidszin heeft, eene marteling, en licht begint
men zichzelf dan voor martelaar te honden.
Opzettelijk de oogen voor ongerechtigheden
sluiten,, kweekt huichelarij. n tengevolge
van dit opzet zich te wennen, eigen inzichten
te onderdrukken, maakt iemand laf. Tenslotte
om des lieven vredes wil een schuld aan
dingen, die men niet bedreven heeft, op zich
nemen, vernedert iemand onmerkbaar, zoo
dat men op een mooien dag bemerkt een
ellendeling te zijn. Nooit een woord van
opvroolyking te hooren, ontneemt iemand
moed en zelfvertrouwen, en de gevolgen van
eens anders schuld op zich te nemen, maakt
iemand razend tegen de medemenschen en
de wereldorde.
En het slimste is, dat men zyn eigen lot
niet beheerscht, voor zoover men den wil
heeft goed te handelen. Wat helpt het, dat
ik tracht goed te zyn, als myn tegenstander
mij met vuil werpt. Ik krijg minstens de
helft der schande, zoo niet de heele, wat
meestal gebeurt. Dit is in de samenleving
de oorzaak, dat men steeds in onzekerheid
leeft; men biedt een grooteren tref kans, be
taalt met zijn eigen persoonlijkheid voor een
ander, is af nankelyk van de luimen van een
vreemde. En zij, die niet de hand onder myn
vest konden steken, toen ik eenzaam was,
die kunnen zoo gemakkelijk met het mes
aan myn hart konten, als ik den ander laat
passeeren en er op straten en markten mee
rondloop.
Wat ik ook in de eenzaamheid gewonnen
heb, is dit, dat ik myn geestelijk dieet zelf
kan vaststellen. Ik betioef in myn huis geen
vijanden aan mijn discti te zien, en zwijgend
te hooren smaden wat ik hoogacht; ik ben
niet gedwongen binnen myn deuren naar
muziek te luisteren die ik verafschuw; ik
behoef geen kranten te zien slingeren met
caricaturen van myzelf en mijne vrienden;
ik ben er van bevrijd boeken te lezen, die
ik veracht, tentoonstellingen te bezoeken,
om schilderyen te bewonderen, die ik af
schuwelijk vind. Met n woord, ik heersch
over myn ziel, in die gevallen namelyk,
waarin men het recht heeft te heerechen,
en ik kan zelf myne sympathieën en anti
pathieën kiezen. Ik ben nooit een tyran
geweest, maar ik heb altijd willen ontloopen
het getyrauniseerd worden, en de tyrannieke
menschen dulden dat niet. Daarentegen ben
ik steeds een tyranuenhater geweest, en dat
vergeven de tyrannen niet.
Steeds heb ik voorwaarts en opwaarts ge
streefd, en daarom tegenover hen die mij
naar beneden wilden halen, een hooger recht
gehad. En daarom ben ik eenzaam geworden.
Het eerste, waartoe men in de eenzaam
heid komt, is de afrekening met zichzelf en
het verleden. Dat is een langdurige arbeid,
en is op zichzelf eene geheele opvoeding in
zelfverloochening. Maar het is de dankbaarste
studie, zichzelf te leeren kennen, als dat
mogelyk is. Wel moet men zich van tijd tot
tyd aan den spiegel toevertrouwen, zoo een,
waarby men zich ook van achteren kan
bezien, om te weten hoe men er op den
rug uitziet.
Tien jaar geleden begon ik met die afre
kening, toen ik met Balzac kennis maakte.
Bij da lectuur van zijn vijftig deelen bemerkte
ik niet, wat in mij omging vór ik haar ten
einde had. Toen had ik my zelf gevonden en
kon de synthese van alle tot nog toe onaf
gedane antithesen van mijn leven opmaken.
Maar doordat ik de menschen met zyn
binocle zag, had ik ook geleerd, het leven
met beide oogen aan te zien, terwyl ik het
vroeger door den monocle slechts met n
oog zag. Ea hy, de groote toovenaar, had
my niet slechts eene zekere resignatie gege
ven, een zich aan het noodlot of de voor
zienigheid overgeven, eene gelatenheid, die
mij met de smart der ergste slagen ver
zoende, maar hy had ook een soort
godsgeloof bij my binnen gesmokkeld, dat ik een
christendom zonder geloofsbelijdenis zou
willen noemen.
Op de wandeling aan Balzacs leidende
hand, door zyn. menscheiyke komedie, waar
ik met vierduizend mensehen kennis maakte
(een Dnitscher heeft ze geteld), was het mij
of ik een ander leven leefde, grooter en
ryker dan mijn eigen, zoodat het mij ten
slotte voorkwam, alsof ik twee
menschenlevens geleefd had. Uit zyne wereld echter
kreeg ik een ander gezichtspunt op mijn
eigene, en na instortingen en crises bleef ik
ten slotte bij een soort verzoening met het
lijden staan, daar ik tegelijkertijd ontdekte hoe
kommer en smart om zoo te zeggen het vuilnis
der ziel verbranden.instincten gevoel verfijnen,
en ook de van het uitgeputte lichaam vrijge
maakte ziel hoogere capaciteiten geven. Sedert
dien nam ik de bittere kelk des levens als
medicijn aan, en beschouwde ik het als myne
plicht elles te verdragen, slechts niet
vernedering en on-vryheidl
Maar tevens maakt de eenzaamheid iemand
ontvankelijker, en waar ik my vroeger door
brutaliteit tegen het leren had gewapend,
werd ik frhsns gevoeliger jegens smarten die
van buiten kwamen, een prooi der invloeden
van buiten, doch niet der slechte. Deze
laatste maakten my echnw en brachten er
my toe my nog meer terne te trekken. En
dan zoek ik afgelegen waudelplaatsen op,
waar ik slechts kleine menscbjea ontmoet,
die mij niet kennen, k heb een byaondere
weg, die ik via dolorosa noem, en die ik
gebruik, als het donkerder dan gewoon .yk
in mij is. Het is de uiterste grens der stad
naar het noorden, die gevormd wordt door
een avenue, die aan den eenen kant met een
rij huizen is bebouwd en aan de andere zyde
aan een bosch grenst. Als ik die avenue afge
gaan ben, tot voorbij de groote nieuwe hui
zen, houden ze langzamerhand op. Heuvel
land heft zich omhoog; een veld met tabak
strekt sich uit; een slager heeft daar zyn
abattoir, op den hoek van een steegje, dat
op de avenue uitkomt. Daar staat een tabaks
pakhuis, dat ik my herinner, van 1859
nog, toen heb ik er in gespeeld. In een hutje,
dat er nu niet ineer is, woonde namelyk een
vrouwtje, dat ala noodhulp hier en daar in
dienst ging, en dat vroeger by myn ouders
kindermeisje geweest was. Voor den schuur
viel haar achtjarige zoon en bezeerde zich.
Wij plachten hierheen te gaan om te vragen
of zy bij de groote schoonmaak met Paschen
en Kerstmis kwam helpen. Overigens ging
ik gaarne langs deze achterstraten naar school
om de Koninginstraat ta vermijden. Hier
waren boomen en bloeiende planten; hier
weidden koeien en kakelden kippen, hier
was het buiten l
En nu verzonk ik jaren teiug in de
berin