De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 9 juni pagina 5

9 juni 1912 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Jïo. 1824 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Tranen. Het tegenwoordig Ministerie zorgt vee beter voor de onmondige, stemmelote vrou wen, dan die ondankbare schepsels eigenlik verdienen. Minister Heemskerk wil er voor waken, dat de vrouwen zich zonden overwerken door tegelijkertijd voor haar huis houden en een beroep te sjouwen en de ondank dier volwassen, van een diploma en eigen werkkring voorziene vrouwen gaat zo ver, dat ze vragen om kiesrecht, ten einde eerst zelf mee te spreken, als de wet haar taak en arbeid gaat voorschrijven of beperken Die mensen verbeelden zich waar l ik, dat zij hele mensen zijn en beter dan Minitter Heemskerk weten, wat zij met haar handen en hersens moeten uitvoeren. Waarlik zo'a ondank grenst aan het ongelooflike. Zinder zich aan uet geschreeuw van die kortzichtige schepsels te storen gaat echter bet vaderlik Ministerie zijn gang. 15 Deeem ber böde begroting voor de post voerde Minister Begont een premie in op het bezit van een groot gezin en van de ministerstafel hoorde men reeds débelof.e, dat dit voorbeeld ook' in andere takken van dienst . stond. gevolgd te worden. Daarop kwam van *de lecatertjjde een voorstel om al vast aan onderwijzers met vele kinderen een hoger salaris toe te kennen dan hnn minder gezegende kollega's, zonder er op te letten, of hun taak op school moeiiiker of de resultaten van hnn onderwijs beter waren. Onze Premier begroette gaarne dit ?ympatieke denkbeeld, Want zo werd im mers de opoffering en toewijding der moe dei van het grote gezin door ruimer in komen enigstins beloond en die zorg voor i de vrouwen bevredigde zyn vaderlik gevoel. EB wat «eggen nu weer die nare, ondank bare vrouwen ? Die zouden willen, dat het looo voor moederschap en hnisbeatier gesteld dat da staat er eenmaal toe kwam deze als diensten der gemeenschap be we ion te beschouwen tiet in de zak van de man, maar in de hare terechtkwam. Wel is er ook ran de kant der mannen reeds gepi o testeer d tegen het geven van deze aal moes aan vaders ? van een talrijk ge dn, om dat men algemeen inziet, dat het belonen van gepresteerde arbeid de arbeider vereert, terwijl de voorgestelde kindertoeslag slechts een saort armenzorg zijn zon. Men moet natuurlik verschil maken tussen het geren van hoger salaris by zegening met kinderen en de kinderaftrek, die by belas ting gebralkelikif", want die vermindering van aanslag is een zeer goed principe. Nu is het opvallend, dat by al de debatten over dit vooratel in de Kamer geen mens er aan schijnt gedacht te hebben, dat het toch de meeder en niet de vader is, die haar leven waagt voor dévermeerdering van het gezin en die haar dagelikse zorg en arbeid ziet toenemen met het aantal kinderen. Let wel, dat er niet ia voorgesteld aan de loons verhoging;, die de vader zon krijgen, enige voorwaarden te verbinden, voorschrijvende hoe bjjj dat meerdere loon besteden moet. Zo iets is in de Nederlandse wetgeving onbekend; alleen bepaalt de wet op het Arbeidskontrakt, dat een gehuwde vrouw, die zelf haar salaris mag beuren, dit moet besteden ten bate van het gezin. Waarom dankt men er niet aan een dergelijke eis aan de man te stellen ? Och, het is de onde geschiedenis: de pelangen van «iet-kiezers vinden weinig gehoor by de wetgever. En dan is er nog een reden te meer voor UIT DB NATUUR. CDLXXX. lp de kolenmijn. II. We moeten nog veel verder, bly'kt het, eer ?wij by de nieuwe kolenposten komen. Hoe dieper wy naar dezen kant den steengang indringen, hoe minder tochtig het blijkbaar wordt en hoe vochtiger tevens. Het gesteente rechts en links van ons is nat en kil; het glinstert, en water glist langs de wanden; het verzamelt zich in een geul . langs de ondergrondsche straat, die wij volgen en stroomt zoo nasr de pompen by de schacht. Tan tijd tot tijd beproeven wij by het licht onzer lampen te onderzoeken of de wamden van den gang uit kolen dan wel uit dood-gesteente bestaat. Meestal bly'kt het harde leisteen of een dondere, koolhondende Echilfersteen te zyn; daarin troffen wy een enkele keer een laag aan met veel fossiele plantenresten en eindelyk ook een dunne, vettig zwarte glimmende kolenlaap. Met behulp van onze hamers klopten wy er een paar brokjes uit. Da donkere figuurtjes er op deden ons bij het flauwe licht van onze mijnlamp al weer vermoeden met foisielen te doen te hebben, en later bij het volle daglicht zou het blijken dat wy goed hadden gezien. Daar, dicht bij onze klopperij kwamen wy op een zijgang, gesloten door een houten deur. Deze ging naar buiten, dus naar den hoofdgang of steengang open; maar het kostte heel wat kracht de beide deuren te openen, zoo veel wind stond er op; de deur achter ons slui ten was overbodig, met een slag van belang sloegen ze achter onze hielen weer dicht. Na liepen wy in een ouden kolengang; mijn metgezel moeit bukken; ik kon nog best overeind loopen; gemakkelijk echter viel er het loopen niet, de bodem was on effen, met kuilen en gaten, en hier en daar een plasje dat half met een laapje zwart slik was gevuld. Ook de dubbele spoorrail, hoe smal het spoor ook was, bemoeilijkte het gaan. Lichten aan den wand, zooals in den steengang, zagen wij hier niet; behalve n vlak bij den ingang, waar een controleerende wachtpost zat. Tegen de zoldering van den gang hingen twee pijpen, n voor lucht toevoer en n die den kabel omvatte, waar aan kolenwagens naar den steengang ge trokken konden worden. In het begin zagen wij in het geheel geen kolen; niets dan brokken grauwen leisteen in den gang; hier was de steenkool al een paar jaar geleden nitgehonwen en de ruimte was weer opgevuld met waardeloos materiaal, uit den steengang afkomstig. By' een d warsgang die niet meer door een deur was afgesloten, hoorden wjj in de verte dof geklap. Daarop gingen wy af. Rechts en links niets dan steenbrokken, nog geen kool; eerst een tien minuten ver deze pijp in, kwamen wy by' de kolen. Hier het uitschrijven van de veelbesproken fokpremie door ons braaf en edelmoedig Ministerie. Het heeft zich geannonceerd als voorstander van zedelikheid en tegelijkertijd als bewerker van het welzyn der arbeiders klasse door sociale wetgeving Nu loopt die laatste niet erg ving van stapel, zoals wij zien bij de bakkerswet en diverse ver zekeringswetten; maar een Ministerie kan toch niet na zijn diensttijd tot de kiezers komen om de gunst en de rekommandatie voor verlenging van zijn mandaat zonder zich te kunnen beroemen op de zege ningen, die het aan het land gebracht heeft tijdens zijn bewind. Welnu, met de sociale wetten heeft men steeds tegenstand gevon den bij die Kamerleden, die de heersende klasse vertegenwoordigden, Hit vreze, dat die zou moeten opdokken, nu kan men niet beter doen dan de nodige zegeningen aan het volk te brengen, die aan niemand ieta kosten, dan aan diegenen, die niet in de Kamer vertegen woordigd zijn, dus aan da vrouwen. Men bestrijdt dus het Nieuwmalthnsianisme, want dat maakt een propaganda, die in de eerste plaats de vrouwen ten goede komt. Men stelt een fokpremie in uitzicht, ook al om een roep van zedelikheid te verwerven, en wie daarbij het gelag betalen, zynalweerde vrouwen. Zo versterkt het Ministerie zijn positie ten koste van wie geen ministerie ten val kunnen brengen. Wel een handige politiek, niet waar? Maar de tijd komt, dat de vrouwen zulke politieke streken doorzien. Haar eis om medezeggingschap klinkt luider en luider. Weldra zal die niet meer te smoren of te lochenen zijn, als alle vrouwen haar inzicht in die dingen tanen en het solidariteitsgevoel haar tot vereniging brengt voor bet behar tigen barer seksebelangen. Gelijke rechten voor mannen en vromwen zullen gelukkiger gezinnen en een beter maatschappij brengen. Bot t., 25 Mei'12. MARTINA G. KRAMERS. Iets orer Watten cates. Hoe menigeen heeft, na een paar mislukte pogingen, het zelfmaken van een cake opge geven en gedecreteerd als: veel te duur en veel te veel kans op mislukken. Onze Engelsche buurvrouwen zijn op dat gebied veel knapper dan wy, doch hun recepten met de vreemde en vaak onvolledige maten brengen ons soms in groote moeilijkheden. Wat de onkosten betreft, wanneer een half pond boter en zes eieren noodig zijn, kan «en waarlijk beter een cake koopen, behalve de overige ingrediënten moet toch ook het vuur en de tijd dien het kost in rekening gebracht worden. Br z|jn echter heel goede recepten waar bakpoeder (iets anders dan zelfryzend bakmeel) voor een deel de eieren vervangt. Dat bakpoeder koopt men per busje in een comestiblesvinke', en is voor langen tijd voldoende. In de meeste gevallen is het struikelblok de oven, die of te heet of te weinig warm is, en in 't eene geval de cake verbrand, in 't andere baar gedeeltelijk ongaar laat, zeodat, wanneer gij doodaf, en met een vuur rood hoofd, bet zelfgebakken product aan nw hnisgenooten proeven laat, gU van hen tot dank de vriendelijke raadgeving krijgt, de cakes voortaan liever van den conflsear te laten komen. Of nw oven heet genoeg ie, knnt gij probeeren door er een stukje wit papier in te leggen, dat in drie 4 vier minuten brnin geschroeid moet zijn. In 't begin moet de ovea het heetst zijn, omdat bij een te lang zaam bakproces de gesmolten boter tustchen de reten van den sprengvorm uit druppelt. In een gewone oven komt de warmte voornamelijk van opzij, en te weinig van onderen. Plaats daar vo u r de cake pi. m. 8 cM. van den bodem op een Dakplaat, en leg onder die bakplaat een doove kool (halve hontskoolbrikei) ia kleine stukjes. By' een oven met goede circulatie behoeft dat niet. Draai den vorm dikwijls, en wanneer de cake van boven bruin is vór de baktjjd verstreken i?, plaats er dm een onde email deksel bovecop. Wat de recepten betreft, zoek er een dat zoo volledig mogelijk ie, een handje rozijnen en een kopje melk, zjjn voor een onervaren bakster vaak struikelblokken, en reken eerst uit wat de onkosten zijn, en of gij voor denzelfden pry's niet evengoed of beter bij den banketbakker terecht knnt. Het recept, dat ik volgen laat, van een eenvoudige smakelijke cake, komt op circa 55 cte., wat een heel matige prys is. Roer 100 gram boter tot room, voeg daarbij 80 gram suiker, 3 even geklopte eidooiers en 3/4 deciliter lauwe melk. Klop de 3 eiwitten flink stijf en roer ze luchtig door het mengsel, voeg er 50 gram rozijnen, 50 gram krenten en 26 gram gesnipperde snkade bjj. Vermeng ten slotte 200 g am banketmeel (prima kwaliteif bloer, met 2 theelepels bakpoeder, en schudt dit door een zeef over de massa, waarna gjj alles fllink (doch niet te lang) dooreenroert. Doe dit deeg in een flink met boter be smeerden spring ^ rm, en bak het in een niet te heeten oven gedurende circa een uur. De cake ia gaar wanneer een dikke breipen er in- en uitgaat zonder dat er deeg aan blijft kleven. Indien gu bij het uit den vorm nemen bemerkt dat de cake van onderen nog niet geheel gaar ia, plaats haar dan nog even zonder vorm, met den onderkant boven in den oven, maar dan er bijblijven, anders verbrandt ze! Ten slotte aan haar die een cake wil bakken nog dezen goeden raad: Doe het niet op eea middag dat de keukenmeid het druk heeft, en begin het het k niet om twee uur, wat neer ge om balf vier een afspraak hebt voor een tea, of voor een wandel!»* met nw aanstaande. J. v. A. K. (Lu»t. Bldtttr.) Liefdeleed. iimiiiiiuimiiiimiiiiiiiiiiiuiiuimiiimimimiMiuiiiiiiiimmummumiiiiiiimiiiimm De Meiiatiuale Lyceniclnl). Van de stichteres dezer Int. vereeniging werd een vorigeu keer gezegd, dat zy de vrouwen, die zich met kunsten en weten schappen bezig houden, wilde pro beeren wat te vereffenen. In deCoarivari thuis hoorend, was deze zin van de schrijfster van het artikel allerminst afkomstig l Zij vroeg herstel, dat wij hierby geven: Wat vereffend moest Worden was het pad" ... Fan Ferre. In de groote stad Ne w-York woont een millionairsdochter, geëngageerd met een millionairazoon, die verblijf houdt in Kansaas-City, een stad. di°vierentwintig honderd kilometer van Neür-York verwijderd liït. En nochtans zegt dit verliefde paar elkander eiken avond met de Innigste on hartelijkste woordjes goeden nacht, want de beide steden zjjn in directe telefonische ver binding. Dit zoete berdersuurtje met die ferne Geliebtb", is nochthans niet voor ieder bereikbaar, want een gesprek van drie minuten kost achttien (tuiden, en verder elke minuut meer vijf gulden. Wanneer dus het millio nairsdochter je goedlachech is, wat voor een millionairsdochter een dood gewoon ver schijnsel zou zijp, vergichelt ze al heel gauw voor een gulden of vijftien.... Niettemin is het merkwaardig, dat de stem op dezen enormen afstand haar timbre en volle kracht behoudt: en de verliefde millionairazoon kan dua nut volle recht dweepen over den vollee, zilveren klank der stem van zyn liefje, dia hem als hemeleche mntiek in de ooren klinkt". « * Om de Wereld. Toen Jules Verne de reeks zijner w nderreizen begon met Een reis om de wereld in tachtig dagen," werd dit maar net even als een mogelijkheid beschouwd, en vele oudjes waren er nog, die er hun schouders over ophaalden. En tbans, een dikke dertig jaar later, zonden deze tachtig dagen reeds voor een malle tijdverspilling gelden, en niest au d verwondert er zich meer over, dat bet tegen woordig in de helft van den tjjd kan. Jan Feiths's boek Een reis om de wereld in veertig dagen" heeft zelfa in ons kalme Nederland geen opzien meer gewekt. Natnnrlys ia het uitstapje onder deze gunstiger omstandigheden ook een massa goedkooper geworden. Phileas Fog besteedde er het totale be drag aan, dat hy°met zijn geweldige wed denschap gewonnen had, en thans zon de geheele reis ongeveer vier en twintig honderd gulden kosten. Wat had Phileas Fog kunne sparen, indien hy een veertig jaar later zijn beroemden tocht begonnen wap. * * * Qeheim on 't succes. Een Engelsen blad heeft een rondvraag gedaan aan verschillende groote tooneelspeelsters en spelers, om te weten te komen, wat naar bun meening de eigenschappen zyn, die den kunstenaar de meeste kans op succes verzekeren. Deze meeningen loopen nogal uiteen. De Engeleche acteur James Welch blq'kt een cynicus te zyn. Hij be weert : , Je komt er 't best met 75 pCt. handels-geest, 20 pCt. goed geluk en 5 pCt. talent.... Reclame is 'C wachtwoord l" Deze uitspraak is min of meer bedenkelijk, en hij maakt daarmee geen compliment aan zi(h*)f. William Mollieon toont zich bij de beantwoording der vraag een fatalist, en zegt, werd de piip zoo laag van zoldering dat ook ik buk ken moest, my'n kameraad was al dubbelgevonwen. Hier werd het ook warmer en drukkend, maar nog niet bepaald benauwd. Eerst vlak by het eind, waar menechen, gehurkt of lig gend, de kolen loshakten, waa het heet en stoffig en mijn slapen begonnen te kloppen; my'n met gezel had het al bard te verantwoor den, hy kreeg rugpijn van het bukken. De mannen voor ons be antwoordden onzen groet met een brommerig aauf"; zij lieten even den hakker rusten, keken ons onver schillig aan en werkten dadelyk weer hard door; waarschijnlijk hielden zij OBS voor opzichtera of con troleurs. Een paar jongens met glinsterende oogen, akelig wit in de zwartbestoven gezichten, gooiden en schepten de losgeslagen Drokken in een wagentje, dat tot vlak by het eind van de gang was geduwd. Wy stonden blijkbaar in den weg, het aanknoopen van een praatje gelukte niet, mieechien waren het vreemdelingen, Poler, Ras sen of Hongaren, geen Hol landers of Duitschers. Aan de zwarte gesichtan, dik van het stof en zweet waren ze niet te determineeren; misschien ook be geerden ze geen conversatie met anderen lan lotgenooten; het was stukwerk dat ze ;e verrichten hadden en oponthoud kostte hun geld, of althans tijd in den grond, dien ze natuurlijk liever boven den grond doorbrachten. Of het de enerveerende invloed van ver moeienis, hitte en stof was, of de aanwezigleid van vreemde gaesen in de lucht of alleen maar het gezicht op dit droevige del f werk, weet ik niet, maar ik voelde mij op dit moment niet op mijn gemak en ik verbeeldde mjj dat my'n lamp niet goed meer >randde. Glück anf!" Gauf l" klonk het terug. fan omen kant waa het ditmaal iets meer dan een woord en een klank. Wij maakten 'echtsomkeert, dubbelgevoawen. half gaand lalf kruipend trokken wy den dwarsgang weer uit, die op de meeste plaatsen niet meer dan een meter hoog was, en diep onder den indruk van het treurig ambacht dat hier uitgeoefend wordt, kropen wij wy'gend achter elkaar voort. O zeker, voor de mijnwerkers was het ge woonte, sleur werk; ze redeneeren er niet Aan het eind van een kolenpoet. veel meer bij, en stellig denken zy er niet zoo over als wy, die er opeens voorgezet worden; het is ook niet de zwaarte, het vuile en ongezonde van het werk zelf, dat mil trof; ik weet het wel: er is veel zwaarder, vuiler en ongezonder werk, dat boven den grond door menschen verricht wordt. Het was evenwel ds ar by die zwarte blankemenschen aan het eind van den kolengang toch nog wat anders dat my hinderde. Het leek my iets geweldig eenzaams, ieta engs als in een graf, dat opgesloten-zyn ver weg van helder licht en friasche lucht. Al heeft het maar n venster, dan is het somberste, akeligste, beoanwdste vertrek nog een paradijs by dat gat, dat zwarte, blinde eind daar in den diepen grond. I ad en men zonder licht kon werken, zon het niet zoo angstig zyn. AU ik mijnwerker moest zyn, zon ik menigmaal mijn licht bedekken. Uit een fabriefcsvenster, al is het drie hoog, kan je springen by gevaar, kan je lucht kry'gen by brand of rook; hier is geen vooruit, Alleen een terug. Ea als nu hat gevaar eena niet van voren, maar van de achterzijde komt I De loonen zyn hier betrekkelijk hoog; zooals men my vertelde. Voor de beste werklieden drie d vier gulden per dag van acht werkuren; dat scbijnt veel voor een arbeid die alleen iets, al is het wat veel, van de rug- en armspieren vergt. Maar als ook het hoofd werkt en denkt by het werk en over het werk, dan is het, dunkt my, schrikkelijk weinig. Zie, daar heb je weer diezelfde steenlaag, waaruit wij zooeven fossiel- en planten resten klopten ; je krijgt er al gauw kyk op. Onze oogen zyn al heelemaal afgestemd op het zwakke lamplicht. Hier zyn dikke lagen saamgeperst, je ziet de gleuven van de paardestaarten nog in den stam. Hoe rreemd is toch de wereldgang. Lang voor er menschen op aarde bestonden, geen enkel zoogdier trouwens, geen vogels, zelfs nog geen reptielen, ook geen bloemplanten, geen naald- of loofboomen, alleen cryptogamen en zaadvarens, onberekenbaar lang, maar in elk geval ctellig en zeker vele millioenen jaren geleden, groeiden deze reusachtige paardestaarten in het volle zon licht; ze stonden aan de hen relachtige deltalanden langa de rivieren en in de dalen aan den voet van sinds lang verdwenen hooge bergen. Geweldig groote wonden van boomvarens, zaad varens, van ecbubbenboomen, uitgestrekte moerassen met boomhooge paardestaarten groeiden eenwen aan eeuwen voort; de plandat het succes doorgaans afhangt van vaine", van een enkele goede gelegenheid om op den voorgrond te komen: acteurs worden gewoonlijk in n avond beroemd. Ernstiger spreekt Herman Verin, die vertelt dat de beate eigenschap voor tooaeelartiesten zelfvergeten" ie. Men moet", beweert hij, op het tooneel volstrekt niet; bezig lyn met zq'n eigen persoonlijkheid, want op de planken ia mea een ander en voor deze persoon buiten ons moet men leven en denken." Niet minder gewichtig laat zich Lewis Waller uit. Naar zijn meening zijn het ijver en energie, die den tooneelspeler 't beste helpen op zyn weg tot succes, en Seymonr Hicks is het met die eoliede meening roerend eens. Een geheel ander standpunt nemen sommige actrices in, die van de negatie der eigen persoonlijkheid niets willen weten, en deze zelfs zeer hoog houden. Miss Wie ni f red E m mei y verklaart ronduit, dat niets op het tooneel meer aantrekkings kracht nitoefenent dan persoonlijke charme. Hiermee bedoelt zij niet alleen de charme der lichamelijke schoonheid, maar ook die fijnere geestelijke bekoring, die uitgaat van de ontwikkelde beschaafde, diepvoelende vionw. Geen eigenscnap ter wereld is meer geschikt, om te overreden en mee te sleepen dan dit persoonlijk magnetisme", waartegen niets en niemand bestand is.... Ik wil intnsschen geen dezer uitspraken absoluut onderschrijven. Zouden de heeren en dames allen niet een beetje gelijk hebben ? Elektrisch. Ik zag dezer dagen de afbeelding vaneen nieuwe bijdrage tot de Electrische keuken", een machine om gevogelte te plukken. Ze bestaat uit een koker, waarin zich een zeer snel draaiende electrische ventilator bevindt, die zulk een uiterst sterke strooming van lucht veroorzaakt, dat alle vedertjes als 't ware van de tot den braadpan veroordeelde kippetjea of eendjes worden weggezogen. Men doet het diertje in den keker, brengt den machinerie in beweging en na drie minuten komt het er schoon uit. Kan 't gemakkelijker t ALLKGKA. ten leefden en stierven en zonken weg in den veengrond en als na millenniën de bodem lang zaam zoo diep was gezonken, dat de zee uit het noorden of zuiden, uit het oosten of westen v oor uit kwam d ringen en»an het vaste land een strandmeer of stillen inham kon maken, dan bezonken weer eenwen aan eenwen?klei en zand in de rustige ondiepe zee en legden zich in lagen op de voormalige bossehen. En weer steeg de bodem en trok langzaam de zee een eindje terug. En weer groeiden er bossehen op de nu drooggelegde zeeklei; de warmte die niet eens tropisch behoeft geweest te zyn, de vereche grond met den rykdom aan bodemzouten, aan kali, phospborns vooral, pas uit het hooggebergte aangevoerd, ze deden samen spoedig weer een anelgroeiend plantenmassa ontstaan. Nog eens en nog eens, hier en daar in WestEnropa tot honderd malen toe wisselden zoo land en water, bossehen en zeeboezems; en telkens in de landperiode vormde zich een meer of minder dikke veenlaag, die weer afgesloten werd van de lucht door een laag bezinksel uit de daarop volgende zee periode. De bovenlaag drukt de onderlaag langzaam in elkaar, en werd tot steen geperst door de later komende lagen. Door de geweldige drukking en de hitte ont weken de gassen uit het veen, de verko ling of inkoling ging by de onderste lagen zoo ver dat zij tot bijna zuivere haast gasviije koolstof, tot anthraciet werden, de jongere be vatten in den regel nog veel meer gassen. Zoo lagen, als dunne laagjes stroop op de stapels dikke boterhammen, de resten van d steenkoolbosschen vlak en evenwijdig tusechen de bezonken klei- en leemlagen, en ze ver hardden tot steenkool tusschen horizotale leisteen-lagen. Toen k wam na lange rust in het tegenwoor dig Europa op het eind van dien ondenkbaar langen steenkooltijd weer een periode in de aardgeschiedenis, welke zich kenmerkt door sterke beweging in de aardgchora. Uit het zuid-oosten vooral kwam een druk opzetten, die hier in West- en Mid den-Eni opa de vlakke lagen steenkool en leisteen opplooiden als een stapel dekens, waartegen van een kant wordt geduwd. De oorzaak moet gelegen hebben in een verschui ving in de diepte of een plaatselijke inkrim ping van de aarde op geringer diepte. Door dezen druk ontstonden plooigebergte n; in de dalen en op de ruggen dezer bergplooien lagen boven elkaar de lagen steenkool en lei steen. En zoo liggen ze, althans de diepere ge deeltelijk nog; al zyn hier en daar vooral in ons land heel wat breuken en scheuren ont staan in de dekenmassa. Van een enkele heb ik n al verteld, die van de Heerlerheide is wel een van de bekendste en voor ons van de belangrijkste. E. HEIMA>S.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl