De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 9 juni pagina 7

9 juni 1912 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1824 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. syn manuscript «p, daalt af met plechtigheid Tan don katheder en stapt met den stap van een miliUtiz* uur de deur. Twee toehoorden klappen eren in de handen, twee slagen. Hfl bedankt «iet, neemt er geen notitie van, maar «toer als hy ia 'binnengekomen, gaat hy nit, schynt niemand te aien, rioh storend 4uur niets, bealg nog met en stappend door de gedachten weieldea van Plotinns en Proclns; afwerend do werkelQkheid en de tydeiyke omgeving, Yerdwgnt hy door de deur als naar het rijk Tan zyn droom. De heer Joseph Béiier, de opvolger van ?den grooten Gaston Paris i" van de Franschen de specialiteit voor het Oud Fransen. Niet dat de chansons de geste en de enorme ge dichten der middeleenwen, wegstekende ?cathedralen Tan poëzie, geen geheimen meer voor hem souden hebben : Voor niemand nog schynt er vol licht in dese geheimzinnige schemering, maar hy weet er meer van dan een ander. Zj]n oogen sjjn er eenigiins aan gewend en alsof by bang is Toor de duisternis die daarin nog heerscht, heeft hy iets angstigs in zyn blik. Hy heeft een talrijk gehoor, ik schat het op zestig menschen. Er zyn vele ?oude heeren en naar gissing ook vele leeraren Tan het middelbaar onderwijs en van middel baren leeftyd, die op de eerste banken voor syn katheder ritten en $ vorig noteer en, wat hy «egt. De professor is een met sorg gekleed man tuischen de veertig en vijftig, lang en mager. Hy is zorgvuldig geschoren en draagt alleen een kleinen knevel. Zqn stem is zacht maar dnideiyk. Hy spreekt in welvercorgde volzinnen en citeert sonder een enkele hatelykheid, veel doltsohe taalgeleerden en uitga ven, waarbühy het dnitsch onberispeiyk uitspreekt. Hy lykt een man van fijnen smaak ?en hy zon een dichter kunnen wezen. Hen ?egt dat ayne bewerking van Tristan et Iteult een kunstwerk is Een levendig handgeklap van veel handen vergezelt het slot Tan zfln les en wordt Tan hem beantwoord door een graciense buiging. . Een geheel andere fijuui is CsmüleJnlian, de historicus, de kenner Tan de eerste ge schiedenis van Qallië, de fljne speurhond in bet wond der oergescbiedenis van Frankrijk, ?een tamelijk lange man met volle donker bruine haren en langen donkeren baard, van harmoniachen lichaamsbon w, leer by ziend waerschyniyk, want by ligt met zyn gericht op syn dictaat, terwijl hy spreekt Haar dat alles sonde hem nog niet onderscheiden Tan andere professoren, doch hy heeft iets dat dit wel doet. Hy heeft hart voor zyn vak, hy drukt op syn woorden, hu iwoegt onder ?den last van de belangrijkheid «ij n er voordracht, geen enkel woordje of by eet er er zqn stempel op. Hy gunt zich geen rust, rusteloos rent by door in de landen van het primitieve ?GalliS, langs bergen en rivieren en het sweet «taat op syn voorhoofd. Een gehoor van by de honderd menschen, waaronder veel oude heeren. Ook de dames «qn bqna allen grqs van haren. Curieus dat verschil van toehoor?den by den een en den anderen professor. Zyn college is het aangenaamste van allen, die ik hoorde en toch is voor my de stof ?iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiimiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii ETtNSCHAPPEUJKE LX. Deaet-oormteriiAnzoia. Een paar jaar geleden beschreef ik in deze rubriek de eigenaardige Coon Mountain, die in Arizona gevonden wordt en die vermoe delijk door het inslaan van een meteoor ?(vallende ster) in het aardoppervlak is ont staan. De Groningsche hoogleeraar Dr. M. E. Mulder heeft onlangs naar aanleiding van onderzoekingen over luchtdrukverdeeling, verricht door den ingenieur Albert Eapteyn, «enige beschouwingen gepubliceerd, waarin hy tot een resultaat komt, dat afwijkt van vroegere meeningen over het ontstaan van den eigenaardige»krater. Daar Prof. Mnlder's opvatting een toepassing h van zijn seer aannemelijke theorie over de lotgevallen van vallende sterren, zal ik eerst deze theorie in 't kort nagaan. Terwijl in de meeste boeken vallende sterren en boliden of vnnrkogals zoo be sproken werden, dat men den indruk krijgt met twee werkelijk geheel verschillende ver schijnselen te doen te hebben, is dit in werkelijkheid toch niet het geval. Iedereen kent de vullende iterren als plotseling op tredende, snel verloopende lichtstrepen aan den nachtelyken hemel, in sommige tijden uiterst tabijk en fraai, in andere tijden zeld zamer zoodat wij al lang een stijven nek hebben gekregen eer we de wensen kunnen uiten, die volgens bijgeloof, in vervulling komt als zij samenvalt met een meteoor. De boliden zijn zoo helder dat zij soms het daglicht overstralen, terwijl zij meestal na «en korter of langer baan doorloopen te heb ben met een geweldigen knal uiteen barsten in dnizende stukken, die op den grond neer vallend meestal verstrooid liggen over een uit gerekt ovaal oppervlak van vele tientallen Tierkante kilometers. De knal kan vaiieeren IIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIMMIIIIIIIMMHIHtlllMlllllllllinilllllMIIIIIIIIMIIIIMII niet juist die, welke my boven andere aan trekt. Zijn wetenschap is aangenaam-opdringerig. Hy set se vlak voor den geest van zijn toehoorders. Hy stampt se er in. Hq dwingt n te luisteren. Ieder woord, dat hy zegt, vindt hy belangrijk en hy drukt er soo zeer op, dat by het afdrukt in nw geest en en geheugen. Hq is een gepassioneerde, selfs schijnt hy een chauvinist, wan t alvorens, twee Dnitsche geleerden te citeeren zegt hy: In deze zaken moeten wij ongelukkig ons licht (taan aansteken aan de andere zijde van den Eijn," en hij spreekt de namen der Duitsche llllllllllllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIimiHIIIIIIIIIH van een nauwelijks hoorbaar geluid tot een donderslag, zooals het geval was by een bolide die 1896 boven Madrid ulteensprong, op een hoogte van 23 K.M., en waarvan de knal hoorbaar was in Zuid Frankrijk. Dese boliden verschillen van de vallende sterren alleen in niet-essentieele eigenschappen; een bolide kan op grooter af ttand waargenomen worden als een vallende ster, terwijl een vallende ster van nabij waargenomen, een bolide is. Vermoedelijk zijn de meeste vallende sterren slechts kleine lichamen terwijl de boliden eenlge tonnen kunnen wegen, en soms slechts onvolkomen verbrand op aarde kunnen neer vallen. De samenstelling van al deze hemelzwerverJ loopt uiteen; sommige bestaan heelemaal nit metaal, vooral uit ijser en nikkel, terwijl andere steenachtig *ijn, en ook combinaties van beide voorkomen. Ge woonlijk syn de yzermeteoren het zwaarst. Bewegen deze lichamen zich in de wereld ruimte, bulten onzen dampkring, dan zjjn zy voor ons onzichtbaar, tenzij zq toevallig als zoogenaamde donkere meteoren voor zon of maan passeeren en dan als een zwarte streep op den lichten achtergrond even zichtbaar zijn. Komen zy echter met een vaart van eenige tientallen kilometers per seconde in onsen dampkring dan worden zy sterk ververhit, zoodat zy gloeien gaan en zichtbaar worden. Als oorzaak van dit gloeien wordt gewoonlijk aangenomen, dat de meteoor de lucht voor zich nit sterk in'elkaar drukt en daar het samendrnkken van lucht gepaard gaat met temperatnursverhooging, zooals met een eenvoudige laboratoriumproef te bewijzen is, wordt zooveel hitte ontwikkeld dat de meteoor er deor gaat gloeien. Als oorzaken van het nitelkaarapringen der grootere mete oren neemt men aan het groote temperatuur verschil tnsschen de verhitte bnitenlaag en de minder-verhitte kern, evenals kokend water een glas met dikken bodem doet springen. Verder kan ook het uitzetten der gassen die in een meteoor opgesloten fitten, en het explosieve ontstaan van scheikundige verbindingen als verklaring opgegeven worden. Prof. Mulder meent dat geen van deze verklaringen de juiste kan zyn; bq yzer meteoren is het geleidingsvermogen voor warmte EÓgroot dat de kern en de buitenOp het Concours Hippiqne te Amsterdam, 2 en 3 Juni 1912. iiiiiin umi inmmii 11111 miiimitiiiml u iiiiitiiiitiiiiiiiiMiiiniiiMiiHMi<HuiiniNiHiiiiiiiHiiHiuiuiii««Huuii<iiHiii tIMIIIIIttllllllllllllllttllllltllMlllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllMIIIMI geleerden zoozeer op zijn Fransen nit, dat ik moeite heb, ze te verstaan. Dat is syn revan che. Hq spelt ze nog eens, omdat bq veron derstelt, dat niemand ze verstaat. Hq wil blijkbaar niet de concessie doen hen met Dnitsch accent nit te spreken, maar hy kan het ook niet, waarschijnlijk. Hq is een Franschman in merg en been, een soort harde Anrergnaat evenals zqn held Vercingetorix. Zjjn woord verlevendigt ongemeen en is opwekkend. Ik zie dan ook gaen slapers onder zqn gehoor op de banken. Daaronder zy'n er velen, dia niet eens een zitplaats iiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiimiHiiitiiiiiiiitmiiiiiiiliBlinmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiti laag niet veel in temperatuur sollen ver schillen; bovendien zqn veel qzermeteoren massief, zonder gasopsln,itingen te bevatten, terwijl zy toch springen. Voor de chemische verklaring bestaat ook geen grond. Hy vond een andere, betere verklaring. Wordt een luchtstroom gericht tegen een boloppervlak, dan ontstaat volgens de preeven van Kapteyn aan de voor ai) de hiervan een hooge luchtdruk, die naar de zijden afneemt, totdat de druk op ongereer 40°van het centrum af gelijk is aan de normale lucht druk der omgeving on verder in een luchlverdunning over te gaan die bq 80°zqn maximum bereikt, om zich verminderd voort te zetten over het geheele achtervlak. In fig. l is deze drnkverdeeling aangegeven door gearceerde deelen; wat buiten de bol ligt geeft een luchtverdicbting aan; wat er binnen ligt een luchtverdunning. By a gaat de ver dichting in een verdunning over. De verklaring van dit verschijnsel is zoo te denken, dat de luchtstroom die de voorsyde in het midden treft, naar de zijden afstroomt en de zjjdeelen van het voorvlak als 't ware beschermt tegen den aanstormenden lucht stroom. Is dus een lucht stroom gericht tegen een bolvormig lichaam of, wat op hetzelfde neerkomt: als een bol vormig lichaam zich door de lucht beweegt, dan worden de zqwaartsche deelen niet door den stroom getroffen, maar beschut door de afatroomende lucht. Fig. 2 geeft de richting van een luchtstroom aan, die tegen een bol aankomt. Met een ver nuftig en zeer eenvoudig toestelletje heeft prof. Mulder kunnen aantoonen, dat vrijwel ditzelfde ook het geval is als een luchtstroom tegen een plat lichaam aankomt; de druk is het grootste in het midden, terwijl de lucht naar alle zijden wegstroomt min of meer evenwijdig aan het platte voorvlak. Deze waarnemingen toepassend op een meteoor, vindt prof. Mulder de volgende mogelijkheid: ook by een meteoor, die met groote snelheid in onzen dampkring binnen dringt, zal de luchtsamenpersing en dus ook de daardoor ontstane hitte het grootste zqn in het midden van het voorvlak, onafhan kelijk van het bol- of plat «ijn van dit voor vlak. In zeer korten tijd zal het midden van het voorvlak van de meteoor smelten; deze gesmolten massa wordt door de sterke lucht stroom weggeblazen om als lichtende streep achter te blq ven. Daar de zydelingsche deelen niet zoo sterk verhit worden zal de meteoor komvormig uitgehold worden; gaat deze uitholling zóver dat de overblijvende wand te dun is om weerstand te bieden aan de enorm samengeperste «tassen in de uitholling, dan barst de meteoor als een bom. De mete oor wordt dan verder onzichtbaar doordat Fig. 1. LüCHTDBUKVEBDEELINQ OP EEN BOL, WAABTEGIM IE»LUCHTSTROOM STOOT. De pijlen geven de luehtitroomrichting aan. Het gearceerde ttuk buiten den bol it luchtverdichting, binnen den bol luchtt er dunning. Bij a i»de druk normaal. Zie verder bijgaand artikel. Fig. 2. LüCHTSTBOOM-VEBLOOP TBQJW BN LANOS ?BH BOL-OPPBRVLAK. hebben kunnen machtig worden; het eleetriaeerend woord van den boogleeraar schynt ze te honden op de been in den'eigenlijken zin. Men denke echter niet, dat hy het er op aan zou willen leggen een charmeur te zqn, te spreken in mooie volzinnen. Dat wil bq niet. Hq wil slechts zqn gedachten en ontdekkingen in nw geheugen vast hameren. (Wordt vervolgd.) FRANS ERENS. iiiiiiiiiiiiliiiiiimiliiiiillllllllllllllllllllllllllllilliiillllllimillliiillHllllli de overblijvende stukken koeler zqn; hebben de grootere stukken na de explosie nog vol doende snelheid, dan kunnen zy' hetzelfde spel herhalen wat meermalen waargenomen is. De heftigheid van het verschijnsel zal veel afhangen van den aard der meteoren; ijzermassa's zuilen langer weerstand bieden en met heftiger knal in grooter stukken springen dan steenmeteoren. B j grooter snelheid zal de explosiekracht toenemen; bq kleiner snelheid zal de meteoor zelfs zonder explosie op den grond neer kunnen komen. Prof. Mulder zocht bewijzen voor zijne theorie, door de meteoren te onderzoeken, die in verschillende verzamelingen aanwezig zQn. De oogst van bewijzen was niet groot, daar de toestand niet steeds gunstig was voor onderzoek, maar in Hamburg vond hy de in fig. 3 afgebeelde meteoor, een jjzermeteoor, die eenige honderden kilogrammen weegt en die aan de eene zijde komvormig uitgehold is, en. zoo als schqnt, niet kapotgesprongen. Misschien is dit laatste te wijten aan een draaiing tijdens z(Jn luchtreis; aan den rand (vermoedelijk dus op de plaats van het nieuwe voorvlak, na de draai ing) is een tweede uitholling ontstaan; beide holten zqn duidelijk in de figuur te zien. Ook de ringvormige meteoor, afgebeeld in fig. 4, strookt met de hypo these ; was zjj nl. schqfvormig en kwam zy met de vlakke zqde vooraan in den dampkring, dan smolt het middenstuk door, zoodat zonder explosie een ring neerviel. Da meteoorkrater in Arisona is ook een bewys voor deze hypothese. Het is een ringwal van 1SOO M. middellijn, 33 M. hoog boven de omgeving, terwql de bodem van den krater ongeveer 200 M. dieper ligt dan de rand. De bodem be staat nit tot poeder gestooten zandsteenlagen. Rondom dsn krater liggen talrijke stukken meteoorijzer, meer als op de geheele overige aardoppervlakte; hun gewicht loopt tot 500 Kg. per stuk. Alle hebben dezelfdesamenstelling: 92 pCt. ijzer en 8 pCt. nikkel. In den krater zyn niet veel stukken gevonden, maar wel fy'ne meteoordeeltjes op een diepte van ruim 200 M. onder den kraterbodem. Tot nu toe was de meest aangenomen opvatting dat een groote meteoor, vergezeld door een zwerm kleine meteoren in den bodem sloeg. De groote meteoor maakte den kuil, de zandsteenbodem vergruizend; de zwerm kwam om den kuil te liggen. Een groot bezwaar was echter dat geen enkele waarneming te doen was, die op de aanwezigheid van een geweldig brok meteoorijzer wees; waarom was de zwerm wel overgebleven en het voor naamste blok niet? Prof, Mulder wqst er nu op dat de meteoor-stukken op den grond zóliggen dat de krater het middelpunt is van hun gebied. Dit wqst er op dat het geen zwerm was die op de aarde viel, daar dan de ver spreiding er van een ovaal oppervlak moest vertoonen, zooals elders gevon den is, tengevolge van de aardbewe ging. Hy stelt zich het ontstaan van den krater als volgt voor: een yzernikkel meteoor van groote afmetingen plofte op den grond na eerst op syn reis door den dampkring van voren uitgehold te zqn, maar niet voldoende Cftamart. Dan groet Zjj martiaal en lief de generaals. Dan drukt Zy allerliefst mevrouw Fallières de hand. Nous rentrons il la maison, zeide Zy met een lieven glimlach." (N. R. Ct. 4 Juni). De N. R. Ct... of neen, laten we maar liever niets zeggen. Onze correspondent seint ons: De Koningin, minzaam glimlachend, begint met den prefect te praten. Zjj spreekt luimiiiiiiiitiiiiiiiMtuiidiiiiiiiimHiiiiiiUHHiHHmiiiiiiiiiiiiiiiiHiuiiift om te explodeeren. Met de uitholling naar voren drong de meteoor in den grond tot groote, onbekende diepte. Daar de rotsmassa's in de meteoornitholling drongen, werden de gassen daarin zoodanig gecom primeerd dat de meteoor nu wel explo deerde (geholpen door den schok der bot sing), waarby de stukken naar alle zqden weg vlogen, maar nu niet in een ovaal maar zoeals bq een gewone explosie, in een cirkel. My ontbreekt de ruimte om aan te geven hoeveel details dese hypothese waarschijnlijk maken, maar het is waarschijnlijk dat Prof. Mulder geiyk heeft met te verwachten dat de Stan dard Iron Company, die den berg gekocht heeft in de hoop er groote ijzerschatten nit te halen, leeiyk bedrogen zal uitkomen. P. VAK OLST. FJg. 3. IJZEBHETEeOB. Rechts ie een groote uitholling zichtbaar, Kntl onderaan een kleinere, zuiver ronde holte. De laatste is vermoedelijk na draaiing der meteoor ontstaan. Fig. 4. RINGVORMIGE IJZBRMBROOK. De meteoor via»chijfvormig en kwam met de vlakke zijde vooruit, in den dampkring. Daar door smolt het miêdenituk weg, geen cxplotie. vond plamti en een ring bleef over.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl