Historisch Archief 1877-1940
No. 1824
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
syn manuscript «p, daalt af met plechtigheid
Tan don katheder en stapt met den stap van
een miliUtiz* uur de deur. Twee toehoorden
klappen eren in de handen, twee slagen.
Hfl bedankt «iet, neemt er geen notitie van,
maar «toer als hy ia 'binnengekomen, gaat
hy nit, schynt niemand te aien, rioh storend
4uur niets, bealg nog met en stappend door
de gedachten weieldea van Plotinns en Proclns;
afwerend do werkelQkheid en de tydeiyke
omgeving, Yerdwgnt hy door de deur als
naar het rijk Tan zyn droom.
De heer Joseph Béiier, de opvolger van
?den grooten Gaston Paris i" van de Franschen
de specialiteit voor het Oud Fransen. Niet
dat de chansons de geste en de enorme ge
dichten der middeleenwen, wegstekende
?cathedralen Tan poëzie, geen geheimen meer
voor hem souden hebben : Voor niemand nog
schynt er vol licht in dese geheimzinnige
schemering, maar hy weet er meer van dan
een ander. Zj]n oogen sjjn er eenigiins aan
gewend en alsof by bang is Toor de duisternis
die daarin nog heerscht, heeft hy iets angstigs
in zyn blik. Hy heeft een talrijk gehoor, ik
schat het op zestig menschen. Er zyn vele
?oude heeren en naar gissing ook vele leeraren
Tan het middelbaar onderwijs en van middel
baren leeftyd, die op de eerste banken voor
syn katheder ritten en $ vorig noteer en, wat
hy «egt. De professor is een met sorg gekleed
man tuischen de veertig en vijftig, lang en
mager. Hy is zorgvuldig geschoren en draagt
alleen een kleinen knevel. Zqn stem is zacht
maar dnideiyk. Hy spreekt in welvercorgde
volzinnen en citeert sonder een enkele
hatelykheid, veel doltsohe taalgeleerden en uitga
ven, waarbühy het dnitsch onberispeiyk
uitspreekt. Hy lykt een man van fijnen smaak
?en hy zon een dichter kunnen wezen. Hen
?egt dat ayne bewerking van Tristan et Iteult
een kunstwerk is Een levendig handgeklap
van veel handen vergezelt het slot Tan zfln
les en wordt Tan hem beantwoord door een
graciense buiging.
. Een geheel andere fijuui is CsmüleJnlian,
de historicus, de kenner Tan de eerste ge
schiedenis van Qallië, de fljne speurhond in
bet wond der oergescbiedenis van Frankrijk,
?een tamelijk lange man met volle donker
bruine haren en langen donkeren baard, van
harmoniachen lichaamsbon w, leer by ziend
waerschyniyk, want by ligt met zyn gericht
op syn dictaat, terwijl hy spreekt Haar dat
alles sonde hem nog niet onderscheiden Tan
andere professoren, doch hy heeft iets dat
dit wel doet. Hy heeft hart voor zyn vak,
hy drukt op syn woorden, hu iwoegt onder
?den last van de belangrijkheid «ij n er voordracht,
geen enkel woordje of by eet er er zqn
stempel op. Hy gunt zich geen rust, rusteloos
rent by door in de landen van het primitieve
?GalliS, langs bergen en rivieren en het sweet
«taat op syn voorhoofd. Een gehoor van by
de honderd menschen, waaronder veel oude
heeren. Ook de dames «qn bqna allen grqs
van haren. Curieus dat verschil van
toehoor?den by den een en den anderen professor.
Zyn college is het aangenaamste van allen,
die ik hoorde en toch is voor my de stof
?iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiimiiiiiiittiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
ETtNSCHAPPEUJKE
LX.
Deaet-oormteriiAnzoia.
Een paar jaar geleden beschreef ik in deze
rubriek de eigenaardige Coon Mountain, die
in Arizona gevonden wordt en die vermoe
delijk door het inslaan van een meteoor
?(vallende ster) in het aardoppervlak is ont
staan. De Groningsche hoogleeraar Dr. M.
E. Mulder heeft onlangs naar aanleiding van
onderzoekingen over luchtdrukverdeeling,
verricht door den ingenieur Albert Eapteyn,
«enige beschouwingen gepubliceerd, waarin
hy tot een resultaat komt, dat afwijkt van
vroegere meeningen over het ontstaan van
den eigenaardige»krater. Daar Prof. Mnlder's
opvatting een toepassing h van zijn seer
aannemelijke theorie over de lotgevallen van
vallende sterren, zal ik eerst deze theorie
in 't kort nagaan.
Terwijl in de meeste boeken vallende
sterren en boliden of vnnrkogals zoo be
sproken werden, dat men den indruk krijgt
met twee werkelijk geheel verschillende ver
schijnselen te doen te hebben, is dit in
werkelijkheid toch niet het geval. Iedereen
kent de vullende iterren als plotseling op
tredende, snel verloopende lichtstrepen aan
den nachtelyken hemel, in sommige tijden
uiterst tabijk en fraai, in andere tijden zeld
zamer zoodat wij al lang een stijven nek
hebben gekregen eer we de wensen kunnen
uiten, die volgens bijgeloof, in vervulling
komt als zij samenvalt met een meteoor.
De boliden zijn zoo helder dat zij soms het
daglicht overstralen, terwijl zij meestal na
«en korter of langer baan doorloopen te heb
ben met een geweldigen knal uiteen barsten
in dnizende stukken, die op den grond neer
vallend meestal verstrooid liggen over een uit
gerekt ovaal oppervlak van vele tientallen
Tierkante kilometers. De knal kan vaiieeren
IIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIMMIIIIIIIMMHIHtlllMlllllllllinilllllMIIIIIIIIMIIIIMII
niet juist die, welke my boven andere aan
trekt. Zijn wetenschap is
aangenaam-opdringerig. Hy set se vlak voor den geest van
zijn toehoorders. Hy stampt se er in. Hq
dwingt n te luisteren. Ieder woord, dat hy
zegt, vindt hy belangrijk en hy drukt er soo
zeer op, dat by het afdrukt in nw geest en
en geheugen. Hq is een gepassioneerde, selfs
schijnt hy een chauvinist, wan t alvorens, twee
Dnitsche geleerden te citeeren zegt hy: In
deze zaken moeten wij ongelukkig ons licht
(taan aansteken aan de andere zijde van den
Eijn," en hij spreekt de namen der Duitsche
llllllllllllllllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIimiHIIIIIIIIIH
van een nauwelijks hoorbaar geluid tot een
donderslag, zooals het geval was by een bolide
die 1896 boven Madrid ulteensprong, op een
hoogte van 23 K.M., en waarvan de knal
hoorbaar was in Zuid Frankrijk. Dese boliden
verschillen van de vallende sterren alleen
in niet-essentieele eigenschappen; een bolide
kan op grooter af ttand waargenomen worden
als een vallende ster, terwijl een vallende
ster van nabij waargenomen, een bolide is.
Vermoedelijk zijn de meeste vallende sterren
slechts kleine lichamen terwijl de boliden
eenlge tonnen kunnen wegen, en soms slechts
onvolkomen verbrand op aarde kunnen neer
vallen. De samenstelling van al deze
hemelzwerverJ loopt uiteen; sommige bestaan
heelemaal nit metaal, vooral uit ijser en
nikkel, terwijl andere steenachtig *ijn, en
ook combinaties van beide voorkomen. Ge
woonlijk syn de yzermeteoren het zwaarst.
Bewegen deze lichamen zich in de wereld
ruimte, bulten onzen dampkring, dan zjjn zy
voor ons onzichtbaar, tenzij zq toevallig als
zoogenaamde donkere meteoren voor zon of
maan passeeren en dan als een zwarte streep
op den lichten achtergrond even zichtbaar
zijn. Komen zy echter met een vaart van
eenige tientallen kilometers per seconde in
onsen dampkring dan worden zy sterk
ververhit, zoodat zy gloeien gaan en zichtbaar
worden. Als oorzaak van dit gloeien wordt
gewoonlijk aangenomen, dat de meteoor de
lucht voor zich nit sterk in'elkaar drukt en
daar het samendrnkken van lucht gepaard
gaat met temperatnursverhooging, zooals met
een eenvoudige laboratoriumproef te bewijzen
is, wordt zooveel hitte ontwikkeld dat de
meteoor er deor gaat gloeien. Als oorzaken
van het nitelkaarapringen der grootere mete
oren neemt men aan het groote temperatuur
verschil tnsschen de verhitte bnitenlaag en
de minder-verhitte kern, evenals kokend
water een glas met dikken bodem doet
springen. Verder kan ook het uitzetten der
gassen die in een meteoor opgesloten fitten,
en het explosieve ontstaan van scheikundige
verbindingen als verklaring opgegeven worden.
Prof. Mulder meent dat geen van deze
verklaringen de juiste kan zyn; bq yzer
meteoren is het geleidingsvermogen voor
warmte EÓgroot dat de kern en de
buitenOp het Concours Hippiqne te Amsterdam, 2 en 3 Juni 1912.
iiiiiin umi inmmii 11111 miiimitiiiml u iiiiitiiiitiiiiiiiiMiiiniiiMiiHMi<HuiiniNiHiiiiiiiHiiHiuiuiii««Huuii<iiHiii
tIMIIIIIttllllllllllllllttllllltllMlllllllllllllllllllltlllllllllllllllllllllMIIIMI
geleerden zoozeer op zijn Fransen nit, dat ik
moeite heb, ze te verstaan. Dat is syn revan
che. Hq spelt ze nog eens, omdat bq veron
derstelt, dat niemand ze verstaat. Hq wil
blijkbaar niet de concessie doen hen met
Dnitsch accent nit te spreken, maar hy kan
het ook niet, waarschijnlijk. Hq is een
Franschman in merg en been, een soort harde
Anrergnaat evenals zqn held Vercingetorix.
Zjjn woord verlevendigt ongemeen en is
opwekkend. Ik zie dan ook gaen slapers
onder zqn gehoor op de banken. Daaronder
zy'n er velen, dia niet eens een zitplaats
iiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiimiHiiitiiiiiiiitmiiiiiiiliBlinmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiti
laag niet veel in temperatuur sollen ver
schillen; bovendien zqn veel qzermeteoren
massief, zonder gasopsln,itingen te bevatten,
terwijl zy toch springen. Voor de chemische
verklaring bestaat ook geen grond. Hy vond
een andere, betere verklaring.
Wordt een luchtstroom gericht tegen een
boloppervlak, dan ontstaat volgens de preeven
van Kapteyn aan de voor ai) de hiervan een
hooge luchtdruk, die naar de zijden afneemt,
totdat de druk op ongereer 40°van het
centrum af gelijk is aan de normale lucht
druk der omgeving on verder in een
luchlverdunning over te gaan die bq 80°zqn
maximum bereikt, om zich verminderd voort
te zetten over het geheele achtervlak. In
fig. l is deze drnkverdeeling aangegeven door
gearceerde deelen; wat buiten de bol ligt
geeft een luchtverdicbting aan; wat er binnen
ligt een luchtverdunning. By a gaat de ver
dichting in een verdunning over.
De verklaring van dit verschijnsel is zoo te
denken, dat de luchtstroom die de voorsyde
in het midden treft, naar de zijden afstroomt
en de zjjdeelen van het voorvlak als 't ware
beschermt tegen den aanstormenden lucht
stroom. Is dus een lucht stroom gericht tegen
een bolvormig lichaam of, wat op hetzelfde
neerkomt: als een bol vormig lichaam zich door
de lucht beweegt, dan worden de zqwaartsche
deelen niet door den stroom getroffen, maar
beschut door de afatroomende lucht. Fig. 2
geeft de richting van een luchtstroom aan,
die tegen een bol aankomt. Met een ver
nuftig en zeer eenvoudig toestelletje heeft
prof. Mulder kunnen aantoonen, dat vrijwel
ditzelfde ook het geval is als een luchtstroom
tegen een plat lichaam aankomt; de druk
is het grootste in het midden, terwijl de
lucht naar alle zijden wegstroomt min of
meer evenwijdig aan het platte voorvlak.
Deze waarnemingen toepassend op een
meteoor, vindt prof. Mulder de volgende
mogelijkheid: ook by een meteoor, die met
groote snelheid in onzen dampkring binnen
dringt, zal de luchtsamenpersing en dus ook
de daardoor ontstane hitte het grootste zqn
in het midden van het voorvlak, onafhan
kelijk van het bol- of plat «ijn van dit voor
vlak. In zeer korten tijd zal het midden van
het voorvlak van de meteoor smelten; deze
gesmolten massa wordt door de sterke lucht
stroom weggeblazen om als lichtende streep
achter te blq ven. Daar de zydelingsche deelen
niet zoo sterk verhit worden zal de meteoor
komvormig uitgehold worden; gaat deze
uitholling zóver dat de overblijvende wand
te dun is om weerstand te bieden aan de
enorm samengeperste «tassen in de uitholling,
dan barst de meteoor als een bom. De mete
oor wordt dan verder onzichtbaar doordat
Fig. 1. LüCHTDBUKVEBDEELINQ OP EEN BOL, WAABTEGIM IE»LUCHTSTROOM STOOT.
De pijlen geven de luehtitroomrichting aan. Het gearceerde ttuk buiten den bol it
luchtverdichting, binnen den bol luchtt er dunning. Bij a i»de druk normaal. Zie
verder bijgaand artikel.
Fig. 2.
LüCHTSTBOOM-VEBLOOP TBQJW BN LANOS
?BH BOL-OPPBRVLAK.
hebben kunnen machtig worden; het
eleetriaeerend woord van den boogleeraar schynt
ze te honden op de been in den'eigenlijken
zin. Men denke echter niet, dat hy het er
op aan zou willen leggen een charmeur te
zqn, te spreken in mooie volzinnen. Dat wil
bq niet. Hq wil slechts zqn gedachten en
ontdekkingen in nw geheugen vast hameren.
(Wordt vervolgd.)
FRANS ERENS.
iiiiiiiiiiiiliiiiiimiliiiiillllllllllllllllllllllllllllilliiillllllimillliiillHllllli
de overblijvende stukken koeler zqn; hebben
de grootere stukken na de explosie nog vol
doende snelheid, dan kunnen zy' hetzelfde
spel herhalen wat meermalen waargenomen
is. De heftigheid van het verschijnsel zal
veel afhangen van den aard der meteoren;
ijzermassa's zuilen langer weerstand bieden
en met heftiger knal in grooter stukken
springen dan steenmeteoren. B j grooter
snelheid zal de explosiekracht toenemen; bq
kleiner snelheid zal de meteoor zelfs zonder
explosie op den grond neer kunnen komen.
Prof. Mulder zocht bewijzen voor zijne
theorie, door de meteoren te onderzoeken,
die in verschillende verzamelingen aanwezig
zQn. De oogst van bewijzen was niet groot,
daar de toestand niet steeds gunstig was
voor onderzoek, maar in Hamburg vond hy de
in fig. 3 afgebeelde meteoor, een jjzermeteoor,
die eenige honderden kilogrammen weegt
en die aan de eene zijde komvormig uitgehold
is, en. zoo als schqnt, niet kapotgesprongen.
Misschien is dit laatste te wijten aan
een draaiing tijdens z(Jn luchtreis; aan
den rand (vermoedelijk dus op de plaats
van het nieuwe voorvlak, na de draai
ing) is een tweede uitholling ontstaan;
beide holten zqn duidelijk in de figuur
te zien. Ook de ringvormige meteoor,
afgebeeld in fig. 4, strookt met de hypo
these ; was zjj nl. schqfvormig en kwam
zy met de vlakke zqde vooraan in den
dampkring, dan smolt het middenstuk
door, zoodat zonder explosie een ring
neerviel.
Da meteoorkrater in Arisona is ook
een bewys voor deze hypothese. Het is
een ringwal van 1SOO M. middellijn, 33 M.
hoog boven de omgeving, terwql de
bodem van den krater ongeveer 200 M.
dieper ligt dan de rand. De bodem be
staat nit tot poeder gestooten
zandsteenlagen. Rondom dsn krater liggen
talrijke stukken meteoorijzer, meer als
op de geheele overige aardoppervlakte;
hun gewicht loopt tot 500 Kg. per stuk.
Alle hebben dezelfdesamenstelling: 92
pCt. ijzer en 8 pCt. nikkel. In den
krater zyn niet veel stukken gevonden,
maar wel fy'ne meteoordeeltjes op een
diepte van ruim 200 M. onder den
kraterbodem. Tot nu toe was de meest
aangenomen opvatting dat een groote
meteoor, vergezeld door een zwerm
kleine meteoren in den bodem sloeg. De
groote meteoor maakte den kuil, de
zandsteenbodem vergruizend; de zwerm
kwam om den kuil te liggen. Een groot
bezwaar was echter dat geen enkele
waarneming te doen was, die op de
aanwezigheid van een geweldig brok
meteoorijzer wees; waarom was de
zwerm wel overgebleven en het voor
naamste blok niet? Prof, Mulder wqst
er nu op dat de meteoor-stukken op
den grond zóliggen dat de krater
het middelpunt is van hun gebied. Dit
wqst er op dat het geen zwerm was
die op de aarde viel, daar dan de ver
spreiding er van een ovaal oppervlak
moest vertoonen, zooals elders gevon
den is, tengevolge van de aardbewe
ging. Hy stelt zich het ontstaan van
den krater als volgt voor: een
yzernikkel meteoor van groote afmetingen
plofte op den grond na eerst op syn
reis door den dampkring van voren
uitgehold te zqn, maar niet voldoende
Cftamart.
Dan groet Zjj martiaal en lief de
generaals. Dan drukt Zy allerliefst
mevrouw Fallières de hand. Nous
rentrons il la maison, zeide Zy met een
lieven glimlach." (N. R. Ct. 4 Juni).
De N. R. Ct... of neen, laten we maar
liever niets zeggen.
Onze correspondent seint ons: De
Koningin, minzaam glimlachend, begint
met den prefect te praten. Zjj spreekt
luimiiiiiiiitiiiiiiiMtuiidiiiiiiiimHiiiiiiUHHiHHmiiiiiiiiiiiiiiiiHiuiiift
om te explodeeren. Met de uitholling naar
voren drong de meteoor in den grond tot
groote, onbekende diepte. Daar de
rotsmassa's in de meteoornitholling drongen,
werden de gassen daarin zoodanig gecom
primeerd dat de meteoor nu wel explo
deerde (geholpen door den schok der bot
sing), waarby de stukken naar alle zqden weg
vlogen, maar nu niet in een ovaal maar zoeals
bq een gewone explosie, in een cirkel. My
ontbreekt de ruimte om aan te geven hoeveel
details dese hypothese waarschijnlijk maken,
maar het is waarschijnlijk dat Prof. Mulder
geiyk heeft met te verwachten dat de Stan
dard Iron Company, die den berg gekocht
heeft in de hoop er groote ijzerschatten nit
te halen, leeiyk bedrogen zal uitkomen.
P. VAK OLST.
FJg. 3. IJZEBHETEeOB.
Rechts ie een groote uitholling zichtbaar, Kntl
onderaan een kleinere, zuiver ronde holte. De
laatste is vermoedelijk na draaiing der meteoor
ontstaan.
Fig. 4. RINGVORMIGE IJZBRMBROOK.
De meteoor via»chijfvormig en kwam met de
vlakke zijde vooruit, in den dampkring. Daar
door smolt het miêdenituk weg, geen cxplotie.
vond plamti en een ring bleef over.