De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 16 juni pagina 1

16 juni 1912 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1825 DE AMSTERDAMMER A°. WEEKBLAD VOOR NEDEKLAND Ctod-er reaacti©-van. Mr. SI. IF. L. jBjiinmer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). ' ^Abonnement per 3 maanden ? 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indië per jaar, by vooruitbetaling, mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.l2'/2 Zondag 16 Juni, Advertentiën van l?5 regels ? 1.25, elke regel meer. ..... ?0.25 Advertentiën op de finantieele- eti kunstpagina per regel . . . . 0.30 Reclames per regel 0.40 INHOUD: VAN VEERE EN VAN NABIJ: Lohman, de spelbederver, door Z. Z. Kroniek. De Llgnori en De Tijd, II, door X. FEUILLETON: Het gouden Hart", door Michel Mok. KUNST EN LETTEREN: Esne Juiy. Jacob Geel, Onderzoek en phantaaie, Gesprek op den Drachenfela, Het Prosa, beoordeeld door Frans Coenen. INGEZONDEN. BERICHTEN. VROU WENRUBRIEK : Een Beerinnenbond, door dr. G. W. B. Tutti Frntti, door N. Manafeldt-de Witt Htiberts. ALLERLEI, door Allegra. UIT DE NATUUR, door E. HeimanB. De Dam met af b.. Vaderlandsche historie, XIII, door prof. dr. L. Knappert. Muziek in de Hoofdstad, door Matthjjs Vermeulen. Parjjsche Professorensilhonetten, door Frans Erens. CHARIVARI. FINANCIEELE EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. 8. Gustaaf Cohen, door G. Hoe ik de Koningin sa?. INGEZONDEN. DAM8PEL. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN. Lohman, de spelbederver. Da heer Lohman, lid van de regeeringsmeerderheid, en als zoodanig geroepen, naar zijn eigen getuigenis, om minister Talma te steunen, ook waar deze princi pieel verkeerde wetsontwerpen te ver dedigen heeft, kan zich beroemen, van den uiterst kostbaren nationalen tijd een week te hebben verspeeld. Is het opzet of ongeluk? Het is lo«ter ongeluk. Het is een ongeluk, voortkomend uit de valsche ver houding, waarin de legeeringsmeerderheid is geplaatst. Het is een gevolg van den leugen, door den heer Talma in zijn vór-ministerieelen tijd, in kommissie, ook van den heer Lohman, dat is waar, onder de goedgelpovige kiezers gekolporteerd, dat de aristokraten en de demokratan van de rechterzijde, dank zij het christelijk beginsel, samen de hervor mingen zouden tot stand brengen waar naar de zwoegende massa verlangt. Laten wij toch elkander niets wijs maken. De heer Talma zelf weet beter dan wie ook, dat naar zijn ziektever zekering, en ook naar zijn invaliditeits verzekering, de massa niet verlangt. Vór de verkiezingen van 1909 heeft zij het uitdrukkelijk verklaard. De massa verlangt naar ataatspensioneering. Op het gebied der sociale verzekering is haar wil zoo weinig bepaald, dat een referendum de zonderlingste verrassingen zou kunnen opleveren. Het eenige wat zij met steeds sterker aandrang eischt, is een staats pensioen. De minister zelf is overtuigd, dat zijn verzekeringsontwerp het laatste is-, dat kans van slagen heeft. Nog twee verkiezingen, luidde vór 1909 zijn pro fetie, en het is met de ouderdomsverzekering gedaan, aan het staatspensioen zal geen tegenhouden meer zijn. Dat de massa verlangt naar het ziekteverzekeringsontwerp van minister Talma, gelooft nauwelijks de heer Talma zelf. Beide hoofdstukken van de sociale verzekering zijn wetsontwerpen, voort komende uit den kring der hervormings gezinde politici, die overtuigd zijn, dat voor den arbeider iets moet worden ge daan. Het antwoord echter op de vraag wat er gedaan moet worden, hebben zij niet gehaald bij de arbeiders zelf, maar in hun boekenkast en op internationale kongressen van sociale hervormers. Minister Talma heeft de ontwerpen waaronder hij zijn naam zette, boyendien in het kleed van zijn anti-revolutionaire, christelijk-sociale, levensbeschouwing willen steken, en daarmee heeft hij ze nog wat vreemder gemaakt dan zij er anders zouden hebben uitgezien. Dat kleed had, als het koalitie-beginsel op waarheid berustte, mannen al3 Lohman en Van Idsinga moeten verleiden, ook de wetsontwerpen zelf te aanvaarden. Het bleek, integendeel, voor de aristo kraten slechts een ergernis te meer over de produkten der christen-demokiatie. Staatssocialisme en middeneeuw, toornde de heer Van Idsinga: een ziekelij k terug verlangen naar het verleden, samengevlochten met ziekelijke toekomstfantasiën; en het eenig-ware beginsel, dat van de groote Fransche revolutie, waarop heel onze moderne Staat is gegrondvest, ge negeerd! Da heer Van Idsinga had onwedersprekelijk gel&jk, en de heer Lohman met hem; deze ontwerpen stonden niet op historischen bodem, als de historie ophoudt büde Pransche revolutie, bij de onbestreden heerschappij van den derden stand. Da minster had da ge schiedenis verder kunnen doortrekken. Tot het heden bijvoorbeeld. Hij had kunnen betoogen, dat na de groote revolutie de vierde stand tot politiek besef is gekomen, dat zijn macht groeiende is in Staat en Maatschappij, en dat de derde stand, om zijn overmacht te be houden, concessies moet doen, niet alleen toeziende voogd, maar zorgende vader moet zijn. Hij is zoo ver gegaan als hu kon, de heer Talma. Hij heeft nadrukke lijk erop gewezen, dat de Staat zijn eigen bestaan bedreigt, als hij toestanden beschermt, die het rechtsbesef onder mijnen. De heeren wilden hem niet be grijpen en zetten boomen op over het rechtsbesef, en de minister liet na, te demonstreeren, dat het rechtsbesef van den heer Van Idsinga iets anders is dan net rechtsbesef van een schoenmaker uit Waalwijk, of een wever uit Goirle, al stoelen beiden op denzelfden wortel des geloofs. "Was hij daarop ingegaan, hij zou tot beschouwingen zijn gekomen, waarbij de koalitie zoowel als zijn koste lijke wetsontwerpen aan den spot van tijdgenoot en nazaat zouden zijn prijs gegeven. "Wij bleven dus rondtasten in vage woordenwolken, en uit die wolken traden de handelende figuren uit de meest ver rassende gebaren in het licht. Lohman, de aristocraat, Lohman, de koalitie-vorst, heeft verleden jaar, toen hij de vraag moest beantwoorden of een ziekteverzekering, die niet zorgt voor doktershulp, goed ia, den strijd tusschen de zwei Seelen in seiner Brust" pogen te verzoenen in de boutade: zoo'n ziekte verzekering is slecht, maar bij den Hemel, ik verklaar plechtig dat zij goed is, want ik stem toch tegen den heelen rommel. Dit was leelijke politiek, niet gericht op het belang der volksgezondheid, alleen dienstig als conscientie-stopper voor Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman. Da staatsman Lohman kon zelfs berekenen, dat een aldus met behulp van zij n stem verminkte ziekteverzekering, met behulp van andere stemmen dan de zijne zou worden ingelijfd in de verzameling der Neflerlandsche wetten. En vrede is het door die daad in zijn boezem niet geworden. De worsteling tusschen den aristocraat en den koalitievorst is opnieuw begonnen, toen de wets ontwerpen in openbare behandeling kwamen. In dien tusschentijd schijnt de sociale kwestie, althans de materieele kant ervan, dezen staatsman weinig te hebben ver ontrust. Toen half April het rapport van zijn naamgenoot over het stelsel-Lloyd George van regeeringswege aan het Nederlandsche volk werd aangeboden, was dit stelsel voor den heer Lohman nieuw. Met een merkwaardige naïeviteit bekende hij het aan de Kamer. Hij heeft niet, toen onza groote kranten over de indiening, de behandeling, den strijd o f er het stelsel, uitvoerige berichten brachten, gezorgd, dat hij op de hoogte k wam. Legde hij die dingen terzijde met zekeren wrevel, omdat het ook weer van die filantropische plannen eener radikale regeering waren ? Eerst toen het regeeringsrapport kwam, ging hij studeeren, en na zes weken tij ds was hij zoo ver, dat hij een stel amendementen kon indienen, die een voor Nederland geadopteerd stelsel-Lloyd George moesten voorstellen; een stelsel echter waarvoor Lloyd George vermoe delijk hooghartig den neus zou ophalen. Het was een belichaming van het beginsel: partikulier initiatief hoofdzaak, overheids zorg aanvulling. Maar voor een algemeene arbeiders ziekteverzekering geeft dat beginsel niet genoeg. Da heer Lohman moest ook den verzekeringsdwang aanvaarden, en de aristokraat moest er rekening mee houden, dat hij in navolging van Lloyd George de ziekenkassen niet gaf in de handen der werkgevers, maar in die der arbeiders. Zoo zag de aristokraat rilch genoopt, een uitgebreid regeeringstoezicht in te stellen, in navolging van Talma. Hij maakte 80 verzekeringsinspekties, in plaats van 80 Raden van Arbeid; en wie is verbaasd, dat de aristokraat, de regent, staande voor de keuze aan wie hij de eigenlijke zeggingsschap zou geven, aan de regeeringsinspektie of aan do werklieden, het eerste koos, en aan de arbeiders slechts een schijn en een bespotting van zelfbestuur liet? Hun voornaamste bazigheid zou zijn het uit schiften van kameraden met sleepende ziekten en in gevaarlijke bedrijven, uit hun bijzondere kas, en het toewijzen van die slechte risiko's aan de openbare kas, die om deconfiture te voorkomen, de bevoegdheid kreeg om ten behoeve van een gezond financiewezen, de premies te verhoogen, de uitkaeringen te ver lagen, of van haar leden een hoofdelijken omslag te heffen. Met dit stelsel kwam de heer Lohman Vrijdag voor de Kamer. Was het ge goten geweest in helderen vorm, op het eerste gezicht begrijpelijk, het is de vraag, of zelfs de handteekening van dezen grootmachtige het een zoo eer biedige bejegening had kunnen verzekeren als het geval was, nu bet in abracadabrateekens was gesteld, en met slechts weinige, voor een deel nog misleidende zinsneden toegelicht. Maar pp het etiket stond; hier: het partikulier initiatief voorop; daar: volledig zelfbestuur voor de arbeiders. In veler gemoed rees de hoop, dat de heer Lohman een bruik baar middel bood, om van de door niemand gewenschte wetsontwerpen van den minister af te komen. Wel heeft ieder, die even nadacht, begrepen, dat aanvaarding van dit stelsel, op dit oogenblik, of de Invaliditeitsver zekering, of de Ziekteverzekering, f de Tariefwet, of meer dan een van deze drie, verschoof tot na de verkiezingen van 1913. Miar voor de oppositie kon dit geen schrikbeeld zijn, en bij den heer Lohman moet in de geestdrift over zijn vondst, het nieuwe, dat zelfs op een 75-jarige nog een machtige bekoring blijkt te oefenen, de aristokraat den koalitie-man tot zwijgen hebben gebracht. Neen, dit was geen opzet. Dit was niet de daad van een politieken slimmeling, of listeling, die met de zorgvuldig verborgen gedachte: een krijgsman wint genoeg, al wint hij niet dan tijd, of: van uitstel komt afstel, willens ea wetens door een truc het stelsel-Talma van de baan schoof. Het was een on geluk, te wijten aan den koalitie-leugen, aan de lang-gepreekte harmonie van be langen, gestemd op het_ christelijk be ginsel. Voor den koalitif-leugen is de heer Lohman verantwoordelijk; maar minister Talma is het met hem, en als beiden in de afgeloopen week elkander hebben gespreken, en hooge woorden gekregen, dan hebben zij naar alle waar schijnlijkheid elkander gram de invektieven van verstokten konservatief, en verwenschten staatssocialist naar het hoofd gegooid. Da indiening dezer amendementen was in wezen niet anders dan een stormloop van het konservatisme op het stelselTalma. Hun warme ontvangst dankten zij voor een groot deel aan den algemeenen tegenzin in het gekunsteld systeem van den minister; voor een deel ook aan politieke oppositie. Tegen een ernstig afdeelingsonderzoek zullen zij niet bestand blijken. Na een week van nadenken nam bij den heer Lohman de koalitievorst de overhand. In volle oprechtheid zou hrj het zeggen, maar het was tevens bittere ironie: als lid van de rechterzijde steun ik deregeeriog. Maar, wanneer men hem wijst op de kostelijke week, die door zijn toedoen verloren is gegaan, wanneer later blijkt, dat het verlies van deze week, en de ontstemming, aan allen kant door de amendementen-historie veroorzaakt, noodlottig zijn geworden voor het sociale werk van de regeering, wanneer Kuyper de mislukking van Raden- en Ziektewet eenmaal schuift op zijn schouders, dan zal hij niet op het goed recht van zijn konservatisme zich kumnen beroepen, en tegenover het gevaarlijke staatssocialisme, dat leeft in de rechterzijde, al wat be houdend denkt in het land in het geweer kunnen roepen. Wil hij dan geen belijdenis van schuld doen bij den grooten demagoog, bij zijn ouden, taaien vijand, dan blijft er voor den spelbederver maar n weg open: Ga in een klooster! Z. Z. KRONIEK. UlT IJK Ol'DE DOOt!. Aan een vriendelijk initiatief danken wij de ontvangst van de Kamper Courant, waarin een hoofdartikel voorkomt over de alwederom trage manier waarop het officieele Nederland aan Frankrijk zijn deel neming te kennen gaf over de Vend miaireramp... Vreemd inderdaad, dat zelfs na het verfrisschend bad van de Parijsche feesten, de Nederlandsehe ambtelijke geest even duf is gebleven. Nu heeft in den treure de groote dag bladpers, op alle tonen van haar luit, jaren lang de klacht doen hooren, dat men toch wat vlugger, wat kwieker, wat minder op zijn beproefd elf en dertigst de ambtelijke gevoelens tot uiting mocht brengen. Het ergerde, dat als alle naties reeds dagen lang hun gelukwensch of hun condoleance gezonden hadden, de Hoilandsche nacht schuit (wacht eens even, daar heb je ons nog) achteraan te zien komen! 't Hielp allemaal niet s. Nu gaan de provin ciale bladen zich ermee bemoeien. Ze trek ken den Haag aan de ooren. Men ia in het kleine Kampen vlugger en Franscher" dan in het pan toffelechui velende of-fi-ci-eel-e Den Haag. Wij dachten, dat het telegram, vorig jaar aan Fallières gestuurd bij de ontzettende ramp van de Liberté", het telegram dat, dagen te laat komend, begon Terugkeerende van de manoeuvres verneem ik..." wij dachten, dat de herinnering aan de gevoelens, die dat telegram in heel Nederland gewekt had, eenig ontwaken tengevolge zou hebben gehad in de betrok ken ambtelijke kringen, eenig besef, dat men geen ambtelijke berichten" behoort af te wachten als de heele wereld van .een ontroerende gebeurtenis vol is. Of, als dit dan niet zoo is, wel dan moet men de bekende brullende Nederlandscbe leeuw maar meteen door een brullende slak vervangen; en de ambtelijke ambtenaren van de ambtelijke berichten ridderen met een heel erg mooie ambtelijke ridderorde waarop zulk een hardlooper afgebeeld is. De Liguori en De Tp. il. Thans het tweede punt: de eed met mentale restrictie etc. Aldus de Tijd: Voor degenen, die zich wellicht aan dat geschrijf geërgerd hebben, volgmhier een paar door Paus Innocentius XI veroor deelde stellingen, waaruit het gevoelen der Kerk ten duidelijkste blijkt: (Let wel deze stellingen zijn veroordeeld; het tegenover gestelde (de contradictoria) is dus waar) De 26ste luidt: Als iemand of alleen, of in tegenwoordigheid van anderen, 't zij ondervraagd, of uit eigen beweging, of uit jokkernij, of om welke reden ook, zweert iets niet gedaan te hebben, ivat hij wel gedaan heeft, erbij verstaande iets anders, dat hij niet gedaan hfeft, of denkend aan een anderen iveg dan dien, waarop hij het deed, ef op een of ander bijvoegsel, dat waar is, deze liegt niet en is niet meineedig. (Wij herhalen het: deze stelling is veroordeeld.) De 27ste luidt: Een billijke reden om dubbelzinnigheden (uitdrukkingen met tivee beteekenissen) te gebruiken is er zoo dikwijls, als het welzijn des lichaams of de bescherming van eer of bezit dit noodig of nuttig maakt, of voor elke deugdzame handeling, zoodat het ver bergen der waarheid op dat oogenblik nuttig en wenschelijk is. (Ook dit is veroordeeld). Dat zijn officieele verklaringen, waar aan wij, en ieder Katholiek, ons te houden Jiebben en die niets anders zijn dan be vestigingen van het woord des Heeren: uut ja" zij ja" en uw neen" zij neen." En of de groote H. Alphonsus een vriend der eenvoudige waarheid was ? Hij heeft de wereld verlaten ui isprieater en kloos terling geworden, omdat hij als jeugdig advocaat te goeder trouw eene dwaling had verdedigd. Dat gaf hem een walg van de wereld. Een katholieke vriend kwam met deze zinsneden van de Tijd" in eenigszins op gewonden toestand bij me, en wilde, dat ik aanstonds bekennen zou, voorbarig en onrechtvaardig tegen het Eoomsche blad te zijn opgetreden. Ik kon slechts twee dingen doen, zeide hij: bewijzen, dat deze stellingen niet veroordeeld waren (en dat achtte hij onmogelijk) of mijne bewering terugnemen, dat in een door alle pausen der vorige eeuw aanbevolen theologische moraal, de restrictie mentalis etc. zou te vinden zijn. Ik wilde eerst mij wat van de zaak af maken en antwoordde, dat hij als leek de tegenstelling veel te scherp stelde; er zijn gevallen, waar geldt: tertium datur; il y a des accommodements avec Ie eiel, enz. Toen hij echter niet tevreden bleek te zijn en op uitlegging aandrong, vroeg ik, of hu wist. wanneer die stellingen waren afge kondigd. Hij: Welzeker, in het laatst van de 17e eeuw. Ik: Zeer juist, Innocentius XI heeft door de Congr. der Inquisitie op den 2en Maart 1679 65 stellingen laten veroordeelen, waar toe de twee geciteerde behooren. Je weet ook, wat aan dit decreet voorafgegaan is. Pascals Lettres Provinciales", waarvan de laatste -4 Maart 1657 gedateerd is, hadden een enorme beweging tegen de heerschende Jezuïetenmoraal veroorzaakt. De namen van Lessius, Escobar, Caramuel, Sanchez e.a. welke heeren trouwens door den veel later geboren (18e eeuwschen) Jezu etenleerling de Liguori kalmweg weer doorloopend worden geciteerd, waren verbonden aan leeringen, die zoo stootend en weerzin wekkend waren, dat een storm van protesten naar Home opsteeg. Men wenschte de ver oordeeling van een stel meeningen, waarvoor de Jezuïeten en de Recollecten (Francis canen) verantwoordelijk werden gesteld. De Jansenisten" Arnauld en Nieole hadden, gesteund door de bisschoppen van Arras en St. Pons in 1677 een stel van 80 laxe (jegens misdaden al te toegefelijke) thesen ter veroordeeling willen opzenden naar Rome, hetgeen verhinderd is door Lodewijk XIV, wiens moderatorde befaamde Jezuïet R. Père La Chaise was. Nu was Innocentius XI een bewonderaar van Arnauld 1) (in een brief noemt hy' hem: ter venerabilia dominus) en in een brief van den 28en Juli kreeg de Fransche koning voor zijne be moeiing een uitbrander. Ondertusschen stuurde de universiteit van Leuven vier professoren als afgevaar digden naar Rome, ter denunciatie van een groot getal laxe moraal-stellingen. Daarna volgde de veroordeeling, die door de Tijd ia aangehaald. Een hoofdzaak ia, dat Innocentius XI als Jansenist aangeschreven stond (o.a. bij den Jezuïet La Chaise en door andere ordensgenooten openlijk aldus genoemd). Bij het proces, dat voorafging aan zijne heiligverklaring is o.a. de opmerking van den adyocatus diaboli, dat deze paus zoo weinig tegen het Jansenisme heeft gedaan, dan ook eigenlijk niet wederlegd. En by de Jezuïeten blijft hu meteen zwarte kool in de historie geboekt. Hij: Genoeg, waarde vriend, dat mag alles waar zijn, maar als je daarmede wilt zeggen, dat de veroordeelde stellingen daar om voor een ieder, die kijkt door de oogen van den heiligen leerling der Jezuïeten", zoo als je je uitdrukt, ook maar iets minder verwerpelijk zijn, dan heb je het mis. Het door Innocentius XI uitgelokte en geratifieerde decreet der Inquisitie hebben wüallen als onfeilbaar te beschouwen. Ik: Volmaakt juist, en zie hier: je vindt de stellingen, die de Tijd citeert, dan ook bij Aertnys onder n. 527 van het derde boek, en bij 8. A. de Liguori onder n. 152 van het vierde, afgedrukt. Hij'(nel me in de rede): En hoe waagde je het dan, te beweren, dat onze priesters, voor wie Aertnys en de Liguori sinds hun jongensjaren dagelijksche kost zijn, ons men tale restrictie's en wat dies meer zij, zouden durven aan te bevelen? Ik: Ik merk wel, dat je een leek zytin deze heilige dingen. Ik sla hier voor je op: de Liguori lib IV, n. 154 (dus een paar pagina's verder:) Beus aut testis, a Judice non legitime interrogatus potest jurare, se nescire crimen, quod rever a, scit; subintelligendo, nescire crimen, DE QUO LEGITIME POSSIT INQUIRI, vel nescire AD DEPONENDDM, d.i. De beschuldigde, of de getuige, die door den rechter op onrechtmatige wijze wordt ondervraagd (bijv. in een proces tegen een geestelijke, denk aan het jongste motu preprio) mag zweren, dat hij niets weet van d« misdaad, waarvan hij in werkelijkheid wel afweet, mits erbij denkende: WAAROVER IK OP RECHT MATIGE WIJZE ZOU KUNHEN ONDERVRAAGD WORDEN, of dat hij niets weet, DAT nu ZOU MOETEN GETUIGEN. Dezelfde raad wordt door Aertnys ge geven, in precies dezelfde woorden (III, n. 528 3") waarbij Je nog 't volgende ziet: Idem dicendum.... si ipsi constet crimen culpa caruisse, vel si crimen fuerit omnino occultum d.i. De getuige mag onder eede getuigen, dat hij niets van de misdaad weet, wanneer het VOOR HEM vaststaat, dat er geen (moreele) schuld bij in 't spel is geweest, en TSDIE^ DE MISDAAD GEHEEL EN AL GEHEIM GE BLEVEN IS. Hij: Ik moet bekennen, dat ik er van sta te kijken. Maar hoe verklaar je die flagrante tegenstrijdigheid ? Ik: Je bent zoo groen ala gras. Maar ik zal je een blik geven in de alleraanbiddelijkste diepzinnigheden van Busenbaum en zijn glorieyollen geleerden commentator de Liguori. Zie eens hier: Innocentius XI's veroordeeling r twee genoemde stellin gen was eigenlijk gericht tegen de directio intentionis (het willekeurig bepalen der be doeling), en dit zijn toepassingen van de restrictio mentalis. Sanchez had gezegd, dat men mocht zweren, dat men iets niet had gedaan, wat men eigenlijk wel had verricht, mits men er bij dacht: voor mijn geboorte, of hedenmorgen, want het kwam er volgens hem en andere auteurs maar op aan, wat men er mee bedoelde] Daartegen is de veroordeeling van Stelling 26 gericht. Je begrijpt echter dat al die geleerde Jezuïeten zich niet op den duur kondan neerleggen bij een het gezag hunner orde zoo sloopende beslissing, nog wel uitgelokt door de verfoeilijke mede dingers van Port-Royal. Echter, een paus (al is hu Jansenist) blijft een paus. Zij konden dus hunne stellingen op den duur alleen doordrijven door een bijzonder pro cédé, door nl.: ? lo. een nog hoogere autoriteit aan te halen 2o. eene distinctie in te voeren 3o. eene txceptie op te werpen. Wie ia de eenige autoriteit boven den Paus, die zij konden aanhalen voor de men tale restrictie? Hij: Maar goede Hemel, je... wilt toch niet zeggen, dat de Liguori zich beroept op Jezus Christus voor het geestelijk voor behoud ? Ik: "Wel natuurlijk l Leea maar: Aertnys III, n. 527, II, 4°. Christus heeft van eene restrictio 'mentalis gebruik gemaakt, gelijk blijkt uit Joh. II, 19: Breekt dezen tempel af, en in drie dagen zal ik hem oprichten; evenzoo Joh. VII, 8: Ik ga nog niet op tot 1) De secretarie van Z. H., Favoriti defi nieerde den Jansenist" in genere als: vir eximiae pietatia et virtutis, inimicug Jeanltarnm".

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl