Historisch Archief 1877-1940
No. 1825
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
een niet bepaald vriendelijke, in elk geval
terughoudende en wantrouwige stemming.
' Na ijjn terugkomst drong hy als resultaat
van zyn reis op de noodzakelijkheid van
krijgstoerustingen aan, om Italië meer
beteekenis te geven en het in staat te stellen
aan zjjn eischen bij voorkomende
gelegenheid meer kracht bq te zetten.
Blijkbaar begonnen da diplomatieke leiders
van Italië meer moed te krijgen. De diplo
matie", zeide de minister-prejident Depretis,
Ia begonnen ona te leeren kennen, ons ge
rechtigheid te laten wedervaren en open
hartig met ons te onderhandelen. Langen
tijd waren wij gameniweerders ter wille van
de eenheid van ons vaderland, als liberale
afgevaardigden verwierven wij dealgemeene
achting, thans zal men leeren op welke
waarde wij als staatslieden moeten worden
gesteld."
De onderhandelingen door Criapi te Berlijn
begonnen, zijn echter toenmaals door da
regeering van Italië niet verder voortgezet.
Dégunstige gelegenheid tot een bondge
nootschap met Duitscbland bleef onbenut.
Onder minister-president Cairoli, die
franschgezind was en het irredentisme aan
moedigde, werd de verstandhouding met
Oostenrijk nog minder gunstig. Ook de poging
van Engeland, om voor de gemeenschappe
lijke belangen In de Middellandsohe Zee
Italië te winnen, werd afgeweien.
Dientengevolge bleef Italië op het congres
te Berljjn volkomen geïsoleerd en moest het
jredoogen, dat Oostenrijk werd gemachtigd
Bosnië te bezetten, waartegenover Frankrijk
heimelijk toestemming verkreeg tot het be
zetten van Tunis, waarop de Italianen reeds
lang hadden gespeculeerd, terwijl Engeland
zich te voren reeds van Cyprus had verze
kerd. .
De bezetting van Tunis door de Fransche
troepen was slechts een kwestie van tijd. In
April 1881 begon de opmarsch en in October
d. a. v. werd de hoofdstad Tunis in bezit
genomen.
Dit maakte in Italië een verpletterenden
indruk; Cairoli moest aftreden en eindelijk
besloot men weder tot toenadering bij
Duitschland.
Bismarck verklaarde echter, dat de weg
naar Berlijn over Weenen mqest gaan, en
eerst nadat men tot overeenstemming was
gekomen met Oostenrijk, waarbij afgezien
van Bosnië het behoud van het status
qno in 'c Oosten als grondslag gold, werd
Italië in het Dnitsch-Oostenrijksch verbond
opgenomen.
Op 30 Mei 1882 werd het eerste drievoudig
verbond onderteekend, dat echter voorloopig
nog geen voordeelen opleverde en eerst toen
Grispi minister werd, het karakter van een
oprechten vriendenbond verkreeg.
' Eerst na den dood van Depretis (einde
Jttli 1887) bereikte Crispi het doelwit van
ifln brandende eerzucht. Hij werd
ministerpresident en tevens de leider der
buitenlandsche politiek.
Spoedig bleken de gevolgen uit de her
nieuwing van het drievoudig verbond;
nauwere betrekkingen tot Duitschland en
verscherping van de gespannen verhouding
tnsschen Frankrijk en Italië.
"'Uit verschillende omstandigheden bleek
déontstemming van Frankrijk tegenover
Buitschland's bondgenoot Italië, o. a. uit den
tot-strjjd van 1886 en van Frankrijk'* zijde
werd den Italiaanschen onderhandelaars te
verstaan gegeven, dat zoolang Italië deel
uitmaakte van het drievoudig verbond
geen handelsverdrag met Frankrijk zou tot
stand komen.
14/6 '12. (Wordt vervolgd.) v. D. 8.
Dr, Mm (Men.
Dr. Gnstave Cohen, voorgedragen als gewoon
hoogleeraar in de Fransche taal en letterkunde
te Amsterdam, is van Belgischen oorsprong.
Hu studeerde in België en Frankrijk en werd
o. a. docteur en droit, licentie a-lettres en
doctenr en philologie romane.
Zijn Hütoire de la mite en scène dan»Ie
thédtre religieux franyaüdu moyen age is een
buitengewoon belangrijk werk, waarin hu,
uitstekend gedocumenteerd en vol critischen
geest, de vruchten van de lectuur van hon
derden manuscripten en gedrukte stukken
uiteenzet. Hjj ruimt o. a. voor goed op de
oude theorie van hen die meenden, dat in
het mlddeleenwBch theater vijf of zes ver
diepingen boven elkaar geplaatst waren en
bewijst, dat de decors naast elkander stonden,
met uitzondering van het paradijs,*) dat, op
palen gebouwd, boven alles uitstak en waar
heen Jezus, de engelen en de heiligen zich
begaven door middel van 't vliegwerk la
volerie." Kort na de verschijning kwam van
dit werk een Dnitsche, vermeerderde en ver
beterde, uitga re, [die een even groot succes
had als de oorspronkelijke.
Gedurende vier jaar was de heer Cohen
lector voor Fransen aan de Universiteit te
Leipzig en keerde naar Parijs terug. Daar
hield hij zich verder met de studie bezigen
verving soms Abel Lefranc aan het College
de France. Hij publiceerde o. a., naast andere
rapporten en studies, een interessante studie
over Le Parier beige (congres international
te Luik 1905). Zijn laatste publicatie, Rabelai
«t 2e thédlre, geeft een uiteenzetting van de
verhouding van Rabelaistotdetooneeistukken
van zijn tijd: hoe hij speelde in de klacht
van La femme mute (de stomme vrouir),
oedert door Anatole France herschapen, en
hoe h« waarschijnlijk in een stuk van kar
dinaal Du Bellay deel had. Hu wijst ook op
de vele aan kluchten of mirakelspelen ont
leende passages en hoe Rabalais' werk soms
een aaneenschakeling is van zuivere drama
tische dialogen. Al mag de heer Guatave
Cohen zich veel met de studie der Middel
eenwen hebben bezig gehouden, men ver
wacht dat zijn langdurige ondervinding te
Leipzig hem een uitstekend opleider zal
doen zijn voor hen, die voor de middelbare
akte atndeeren; de gedachten, uiteengezat in
een referaat voor het Congres international
de professnrs de langnes vivantes (Parijs 1909),
is daarvoor een waarborg.
*) Dit heeft vór Gnstave Cohen hier te
lande reeds Dr. Endepols gedaan in zijn
werk over het tooneel en de tooneelinrichting
in de Middeleenwen, verduidelijkt door vele
illustraties. Bovendien zijn Dr. J. Worp,
Prof. G. Kalff en Prof. Jan te Winkel in de
beschouwing van het Middeleeuwsch tooneel
daarin niet achtergebleven. BED.
Boe ik de Koningin zag.
De Parqsche Correspondent van De telegraaf
schreef in het Nr. van Zondag j.l.:
Z;o is dan dit bezoek der Koningin, oor
spronkelijk door haar-zelf misschien bedoeld
ik zeg: misschien als een simpele
contra-visite, een verplichte beleefdheid, een
corvée," waar z$ nu eenmaal niet van f kon,
geworden tot een over-en-weersche uiting van
sympathie tusschen Nederland en Frankrijk,
passende repliek op president Fallières' be
zoek aan Amsterdam en Den Haag, toen de
yzige Hollanders 48 uur lang warm waren en
de hartstochtelijke Franschen verrasten door
zooveel niet verwachten gloed.
Pary's, het Parijsche volk, de Parysche at
mosfeer, de natuurlijke gratie der Franschen
hebben de Koningin ontdooid en haar ont
roering uitte zich in een charme, in een
beminnelijkheid, die iederén verrukte, en
menigeen verwonderde, vooral onder de Ne
derlanders hier.
ik zag de Koningin voor het eerst voor
het eerst in mijn leven bij het binnen
rijden, verleden Zaterdagmiddag, aan het
ministerie van Bnitenlandsche Zaken, aan
den Qaai d'Oraay. Zjj leek mij een
slechtgehumenrde, stugge vrouw, met oudsche trek
ken, die plichtmatig knikte, zonder zelfs de
inspanning van een gedwongen glimlach, als
er zeer sporadisch dien rsten dag l
Viye la reine l" geroepen werd. Ealliè/es,
n£&it haar trok een gezicht van: Ik wou.
dat u maar eens vriendelijk keek, mevrouw!'
Maar zeggen deed hij het niet, vanwege het
protocol.
Enkele uren later, in de Opera" gedu
rende het ballet van la Roussalka".
In de presidentieele van avond konink
lijke loge zitten, van rechts naar links:
de president, de Koningin, Prins Hendrik,
mevrouw Faillières. Een uitdrukking van
volslagen absent mindednes" ligt in de
starre, vermoeide trekken der Koningin, die,
in de twintig minuten, dat ik, welwillend
onzydig, haar observeer, gén andere bewe
ging maakt dan deze, die ik charmant vind:
zij bukt zich, vlug en met een lieven lach,
om het bonqnet op te rapen, dat mevrouw
Faillièrea op een gegeven oogenblik liet
vallen. En ik ben conqnis", geheel en al,
door dit ne, spontane gebaar: de Koningin,
die protocol en etiquette vergetend, een
vriendelijkheid bewijst aan een oude dame.
Mijn kinderhand is gauw gevuld en ik eisch
niet vél van de exalted ladies and gentle
men, die, onderóns gezegd, niet slechter
regeeren dan de demokratzige koningen der
Republiek.
Zondagmiddag, drie uur, in den Temple
de 'iOratoire, zooveel als de Kathedraal, de
hoofdkerk van het Fransche protestantisme,
en w£r dan ook, was het
oorspronkel k e program uitgevoerd, de Koningin
's morgens de godsdienstoefening zou hebben
bijgewoond. Maar de secten-concurrentie, de.
naijver tuesche»1/1 vroom, 3/1 vroom en
1/2 vroom kwam ook bij deze gelegenheid
tot haar recht, en zoo was de Koningin aan
het niet zniver-in- de-leersche Oratoire ont
futselde naar de Egliae du Siint-Esprit in
de rne Roquépine getroond.
Hier, in het O/atoire, komt de Koningin
alleen om een krans neer te leggen op het
voetstuk van het standbeeld van Coligny.
De kerk is vrij teeg als de Koningin, even
over drieën, het gebouw binnen komt. Daar
zijn alleen een vijftigtal genoodigden, predi
kanten en kerkeraadsleden, eneenige journa
listen. Zonder andere plichtplegingen dit
bezoek is natuurlijk onofficieel wordt de
Koningin, gevolgd door Prins Hendrik, naar
de consistoriekamer geleid, waar zy, met
groote, krachtige pennetrekken haar naam:
Wil hel mine, onder een oorkonde, haar bezoek
vermeldend, schrijft. Daar zit karakter in
deze scriptnur.
Da Koningin legt de pen neer, die weer
opgenomen wordt door den Prins. Want ook
hij moet de oorkonde teekenen. Maar hij weet
wiiar noch hoe, en vraagt, halfluid, aan de
Koningin, die al heengaat: Wo maas ich
zeichnen? Neben? linten?" De Koningin,
ongeduldig, wijst met autoritair gebaar nder
haar handteekening, den vingertop p het
papier slaand: Hierl" De Prins, een ietsje
verbouwereerd, vraagtnog: Auf Hollaadisch?"
Aaf Frantö.'iech, selbst verstandlich!"
antwoordt, geïrriteerd, de Koningin, en de
Prins schrijft:
Henri, Prince des Payg-Bas, Dnc de
Mecklembonrg",...
Door een laag poortje gaat nu de stoet, de
Koningin, door een der predikanten geleid,
voorop, naar het kleine, smalle plaatsje aan
de rne de Bivoli, waar het marmeren stand
beeld van de Coligny tegen den kerkmuur
is aangebracht.
Twee weinig-galante predikanten houden
hier, onder onafgebroken, obsedant oog-ver
draaien, elk een taaie, eindelooze redevoe
ring, door de Koningin staiinde aangehoord.
Zij schenken de zichtbaar vermoeide vrouw
geen woord.
Hoe anders klinken, hoeveel opièchter,
want fanatiek, de enkele woorden door
de Koningin gesproken, geschreeuwd zou ik
zeggen, waa daar met haar aangenaam or
gaan, geschreeuwd om het gejoel van het
volk buiten het hek te overstemmen bij
het neerleggen van den lauwerkrans:
Gaspard de Coligny, amiral de France,
grand champion de la sainte cauae de Dien,
aïeul de la maison d'Orange-Nassan, je d
poee au pied de ta etatne mes hnmbles
hommages".
Minder dan wit ook, denk ik, voel ik,
protestantsch. En ik houd niet, o, hélemaal
niet, van dien Coligny, die mér Protestant
dan FranEchman was. Maar de Koningin
was groot, en ontroerde mij in haar geloof,
dat ik niet deel, toen zij, zich in wdarheid
nederig" gevoelend, haar humbles hom
mages" richtte tot Gaspard de Coligny ,,de(n)
groote(n) strijder voor de heilige zaak Gods".
Onder de strakke regenlucht, op het terras
te Versailles en by den rijtoer door het
statige park met de ruischende fonteinen,
treft mij de serene, rustige uitdrukking van
het gelaat der Koningin. Zij past büdit kader
en dit kader bij haar. Maar als ik haar, een
kwartier later, een oogenblik voor het ver
trek van den Koninklijke trein, weerzie in
haar wagon, in de omlijsting van een
portierraam, dan is deze glans van geluk al weer
vergleden en staat weer de koude, afwezige
blik in het stugge, verdrietige masker.
In den geest der jonge vrouw is de her
innering aan het toover-leven dezer drie
dagen: de onvergelijkelijke intocht binnen
Parus; de smaakvolle somptuositeit van haar
logies aan den qnai d'Orsay; de toejuichingen
der honderd-duizenden; de joie de vivre",
die zij hier heeft- ingeademd en die, & son
corps défendant, haar puritanisme herhaal
delijk overweldigde; het grootsche schouw
spel van Satory; het nobele Versailles
Versailles aux Fantömes" dat alles is al
weer vervaagd, uitgewischt. Wat haar wicht,
voor aity'd, waarheen zij al weer op wég is,
dat is de grauwe, looden verveling van een
bekrompen bigot, vreugdeloos hof, dat is het
Loo, Den Haag, Dobbin.de j aarlijksche exhi
bitie te Amsterdam met kerk-gang, Artis en
audiëntie, dat is de zoo zeldzaam-mogelijke
aanraking met haar volk....
De Koningin is een arme vrouw....
.Daar snerpt een fluitje het sein van ver
trekken. De Koningin ontwaakt uit haar
mijmering en zegt met groote beminnelijk
heid en een waarlijk lieven lach tot den
president der Republiek en mevrouw
Falliêres: Monsieur Ie Président, Madame, je
vons remercie encore de tontes les amabilitéa
qua vous avez eues pour moi et j'espère ne
vous avoir pas trop fatignés pendant ces
trois jours." Waarop de president, galant,
joviaal en nprotocolair antwoordt: Dn tont,
Madame, nous avons tétrop henreux de
vous voir parmi nous."
De Koninklijke trein komt in beweging.
Bon voyage, Madame," groet, met een
lichte'buiging en een handgebaar, de oude
heer. Au revoir" groet, lachend, de Koningin
terug.
Ik heb de Koningin k gegroet en haar,
sotto voce maar gehoord héft zij het
toegeroapen, uit den grond van mijn hart:
Madame, je vons soubaite de la joie l"...
(Naar aanleiding van dit stuk, van hetwelk
wij door een, voor ons noodzakelijke ver
korting, het karakter niet hebben veranderd,
zegt het dagblad Het Volk over den heer
Alexander Cohen, den schrijver ervan: Deze anar
chist" is over de Koningin in de wolken."
Hij kwispelstaart al even waardig als het
gewilligste verslaggevertje van het kleinste
provincieblaadje.' Deze even dwaze als grove
aanval komt in het juiste licht: eigenlijk
alleen reeds door lezing van de correspon
dentie zelve, bovendien nog door de weten
schap, dat de Telegraaf, Cohens meeningen
respecteerend, een bizonderen correspondent
naar Parijs gezonden had, zoodat men te
Amsterdam met het beste humeur van de
wereld niets niemendal van den gewonen
correspondent verwachtte, en 3<>. en ten
overvloede door het feit, dat te spreken
van kwispelstaarten" en gewilligheid" in
verband met Alezander Cohen, alleen in
staat is de menschen, die hem kennen, in
een homerisch gelach te doen losbarsten.
RED.)
Een mierzoet gevraagd,
Geachte Eedactie! '?
Beleefd verzoek ik het -navolgende in uw
blad op te nemen, waarvoor ik u büvoor
baat dank zeg.
Met de grootste belangstelling, bijna met
ontsteltenis, heb ik kennis genomen' van
hetgeen in uw blad omtrent de leerstellingen
van den H. Alphonsus de Liguori werd mede
gedeeld. Tevergeefs zocht ik in De Tijdn&ta
een ernstige tegenspraak daarvan. In haar
nummer 19682, dd. 30 Mei j i., maakt de
Radactie zich min of meer van de zaak af
op een wijze welke een belangstellend lezer
niet bevredigt en noemt zij alleen een paar
immoreele leerstellingen op, als door Paus
Innocentins XI, lang vór Liguori leefde en
arbeidde, veroordeeld en verworpen, en over
die van hemzelf wordt gezwegen.
Wat daarvan te denken?
Is De Tijd zelf met de zaak verlegen of
vindt zi) 'c niet de moeite waard deze te
weerspreken, als zijnde de gewone grove
laster, waaraan de Katholieke Kerk zoo dik
wijls blootgesteld is?
Ik ben geneigd het laatste te denken, want
ale Katholiek kan ik zoo maar niet onmid
dellijk aannemen, dat een R. K. kerkleeraar
er zulke principes op nahield en dat deze
door de Kerk op de Seminaria worden ge
leerd en toegepast.
Misschien, geachte Redactie, misschien is
het met deze zaak net eender gesteld als
met de Talmoed! Daarin komen ook passages
voor, die als leerstellingen zeer immoreel en
wreed zyn en die een Israëliet gehaat en
veracht zouden maken als zij toegepast zan
den worden l
Maar men past ze niet toe, men vindt ze
slecht en verouderd en spreekt er daarom
ook nooit over. En zoo zal het hier ook
wel zijn, ik als kind heb op de catechismus
nooit zulke slechte dingen gehoord, steeds
heb ik er goede lessen ontvangen en ik ge
loof dat de R. K. geestelijken in ons land
over 't algemeen brave, rechtschapen men
schen zijn, veel te fatsoenlijk, om dergelijke
leerstellingen als van dien heilige ooit te
willen onderwijzen of toepassen!
Ik ben er ook volstrekt niet bang voor
dat een nader onderzoek der zaak iets ten
nadeele der R. K. kerk zon opleveren, ja,
ik ga nog verder, ik etel voor dat er een
commissie worde gevormd van eerlijke en
ontwikkelde mannen van verschillende rich
ting, waarin ook een paar R. K. geestelijken
moeten zitting nemen om eens grondig te
onderzoeken of de voerstelling die uw mede
werker gaf juist is.
Het rapport dier commissie zal dan in dit
blad worden bekend gemaakt, waartegen de
geachte Redactie wel geen bezwaar zal heb
ben*). Dat alleen is in staat om de twijfel
en ongerustheid weg te nemen, welke nu
onder de talrijke R. K. lezers van uw blad
wel moeten ontstaan zy'n, naar aanleiding
der mededeelingen van uwen medewerker
en het zwijgen van De Tijd.
Zjj die sympathie met dit voorstel hebben,
noodig ik uit hun naam en adres aan mij
*) Geen het minste bezwaar. Maar de
inzender make zich geen illusies over de
waarschijnlijkheid der samenstelling vaneen
zoodanige Commissie l Intusschen behoeft het
zeker niet gezegd, dat iedere deskundige weer
legging der stukken van onzen medewerker
gelijke gastvrijheid genieten zal als die stuk
ken zelve. Het verwondert velen, uit het
aangevallen kamp geen stem te hooren. Ook
De Tijd zwijgt. RED.
Teekening van Ton van Tolt.
CHKISTIAAN X VAN DENEMARKEN.
op te geven, ten einde zoo spoedig mogelijk
tot vorming eener commissie van onderzoek
over te gaan.
In afwachting verblijf ik,
Hoogachtend,
Uw d w.
Cn. BRANDS DOUGLAS.
Hilversum, 3 Juni 1912.
Mooi ?an Tijttiften.
De Beweging, Juni '12: Albert Verwey.
Vereeniging van Kunstenaars. Prof. Is,
P. de Vooys, De Beroepskeuze voor het
Arbeiderskind. Burgemeester en Bouw
meester. Dr. C. G. N. de Vocya, Spelling
hervorming langs aaarchistiese of langs
organisatoriese weg. H. P. B er l age Nz.,
Amerikaansche Reisherinneringen, enz.
Vragen van den Dag, afl. 6: Mr. dr. A.
Heringa, Internationalisme en Vredesbewe
ging. Dr. H. Blink, Palaestica in 't Ver
leden en Heden. Fred. Oudschanz Dentz,
In het voetspoor der Vaderen. Nederland in
Berbice, Easequibo en Demerara, enz.
De Nieuwe Tijd, Ne. 6: Dr. W. van
Ravestey'n Jr., De engelsche mijnwerkerstakingen
(slot). H. Roland Holst. De Nieuwe Schoon
heid. H. Spiekman, Da landarbeiders en
het ontwerp-Talma. David J. Wijnkoop,
Lassalle'a revolutionaira daad. Dr. Th. van
der Waerdeu, Vakonderwijs en ontscholing.enz.
Levenskracht, No. 6: Oproep. Heeft de
Rain-Lsvenbeweging voor een verbeterde
huwelikswetgeving te ijveren en welke begin
selen moeten daarbij leiden? (slof), enz.
Het Theosophisch Pad. Kath. Tingley, De
Adel van 's menschen roeping. H. P,
Blavatsky, Handwyzers langs 't T>ad.
Kenneth Morris, Theosophie in de Legenden van
Wales, III. William Q. Judge, Goede en
kwade kansen in het Leven, enz.
A
J3'
a'
9e Jaargang. 16 Juni 1912.
Redacteur: J. DE HAAS,
Graaf Florisstraat 15'', Amsterdam.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreflende aan bovenstaand adres te richten.
ONZE CURSUS.
Het volgende voorbeeld komt in het kader
van dat der vorige week. Ook nu weer een
gewonnen stand waarin de winfit voor het
bord te zien is, indien men maar let op de
zwarte schyf, die slechts 2 ruiten tot haar
beschikking heeft. Laten wij den stand maar
eens op het bord zetten.
Wit 2 schijven op
27 en 36 en een dam
op 5.
Zwart l schijf op 44.
(Zie diagram.)
Men ziet al dadelijk
dat de beide witte
schijven een uitmun
tenden stand innemen,
ten einde zwart,
zoo*"? dra deze op 50 dam
zon willen nemen, te vangen, door den witten
dam op 28 te plaatser*. De zwarte dam moet
dan 2 slaan tot 3 en is gevangen. Hieruit
vloeit voort, dat wit geen der beide schy ven
mag opepalen. Wit aan den zet, speelt dus
een willekenrigen zet met den dam. Be
ha ve op ruit 32 mag de dam op iedere ruit
van de lyn 5 tot 46 gaan. Waarom is veld
32 verboden terrein ? Wij spelen eens 5-46.
Om genoemde redenen mag zwart niet op
50 gaan. HU gaat dus op 49, waarna wit
met 46-32 antwoordt. Stond nu de witte dam
op 32, op het oogenblik, dat zwart op 49
ging, dan was wit tot 36 31 gedwongen en
het spel was remise. Nu pas gaat wit op 32,
waarna zwart vluchten moet op een der
ruiten 44, 40 of 35. Wit plaatst dan zyn
dam op de lya die door den zwarten dam
bebeerscht wordt, waardoor deze dam en
schijf slaat en wit gewonnen heeft.
Dit is een voorbeeld aan de practyk ont
leend. Ik zag het eens in de partij toepassen.
Het volgende voorbeeld is een Coup de
Turc" van eigenaardige constructie. Daar
dezen slag goed bestudeerd dient te worden,
geven wy nog al veel voorbeelden.
In een damtJjdBchrift voor de sterkeren gaf
men wel een tiental voorbeelden van dezen
moeilyken slag.
Zwart 4 schijven op
9, 12, 17, 19 en een
dam op 40.
Wit 6 schijven op
28, 29, 32, 33, 37, 43.
(Zie diagram).
Zpoals steeds in der
gelijke voorbeelden het
geval is, ging de zwarte
dam op roof uit. Heel
onvoorzichtig, zonder het terrein van den
vijand te hebben verkend.
Daar liggen voetangels en klemmen. Zwart
valt in een hinderlaag. Zie maar l
In plaats van te verliezen, gaat wit als
volgt winnen. 28-22 I Nu kan zwart met zyn
schyf 3 schijven slaan tot 48, als ook met
zyn dam op verschillende wijzen vier schijven.
Maar we hebben geleerd dat meerslag voor
gaat en dus moet zwart 5 schijven slaan
als volgt, over 18, 31, 48, 39, 28.
Zwart moet nu op 28 blijven staan en
neemt daarna de schijven 29, 22, 37, 43, 33
van het bord waarna wit met schijf 32 den
dam benevens 2 zwarte schijven slaat en
wint.
De rooftocht bekwam zwart dus al heel
slecht. In N.-H. zeggen de dammers Vragen
is gevaarlijk".
VAN ALL SS WAT.
Uit het besproken boekje geven wüten
slotte nog twee zeer mooie winstzetten.
ZWAET.
WIT.
Wit's laatste zet was 27-21, waarop zwart
als volgt wint:
Wit. Zwart.
1. 27-21 23-28
2. 33:24 moet 3 schijven slaan.
2. 14-20
3. 21:12 20:49
Een slag van aardige constructie.
Het volgende voorbeeld is meer fantasie,
daar de stand niet zoo natuurlijk is. De slag
echter is heel origineel.
ZWART.
WIT.
Zwart's laatste zet is 10-13. Een grove
blunder. Hy had gemakkelijk kunnen winnen
door 23-28 en 17:25. Ook door 23-28, 21:41,
12:21, zwart 16:36.
Nu wint wit door :
Wit. Zwart.
1. 31-26 15:24
2. 32-28 17:24
3. 26:8
Wel een leuke slag wending van den dam.