De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 16 juni pagina 11

16 juni 1912 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 1825 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 11 een niet bepaald vriendelijke, in elk geval terughoudende en wantrouwige stemming. ' Na ijjn terugkomst drong hy als resultaat van zyn reis op de noodzakelijkheid van krijgstoerustingen aan, om Italië meer beteekenis te geven en het in staat te stellen aan zjjn eischen bij voorkomende gelegenheid meer kracht bq te zetten. Blijkbaar begonnen da diplomatieke leiders van Italië meer moed te krijgen. De diplo matie", zeide de minister-prejident Depretis, Ia begonnen ona te leeren kennen, ons ge rechtigheid te laten wedervaren en open hartig met ons te onderhandelen. Langen tijd waren wij gameniweerders ter wille van de eenheid van ons vaderland, als liberale afgevaardigden verwierven wij dealgemeene achting, thans zal men leeren op welke waarde wij als staatslieden moeten worden gesteld." De onderhandelingen door Criapi te Berlijn begonnen, zijn echter toenmaals door da regeering van Italië niet verder voortgezet. Dégunstige gelegenheid tot een bondge nootschap met Duitscbland bleef onbenut. Onder minister-president Cairoli, die franschgezind was en het irredentisme aan moedigde, werd de verstandhouding met Oostenrijk nog minder gunstig. Ook de poging van Engeland, om voor de gemeenschappe lijke belangen In de Middellandsohe Zee Italië te winnen, werd afgeweien. Dientengevolge bleef Italië op het congres te Berljjn volkomen geïsoleerd en moest het jredoogen, dat Oostenrijk werd gemachtigd Bosnië te bezetten, waartegenover Frankrijk heimelijk toestemming verkreeg tot het be zetten van Tunis, waarop de Italianen reeds lang hadden gespeculeerd, terwijl Engeland zich te voren reeds van Cyprus had verze kerd. . De bezetting van Tunis door de Fransche troepen was slechts een kwestie van tijd. In April 1881 begon de opmarsch en in October d. a. v. werd de hoofdstad Tunis in bezit genomen. Dit maakte in Italië een verpletterenden indruk; Cairoli moest aftreden en eindelijk besloot men weder tot toenadering bij Duitschland. Bismarck verklaarde echter, dat de weg naar Berlijn over Weenen mqest gaan, en eerst nadat men tot overeenstemming was gekomen met Oostenrijk, waarbij afgezien van Bosnië het behoud van het status qno in 'c Oosten als grondslag gold, werd Italië in het Dnitsch-Oostenrijksch verbond opgenomen. Op 30 Mei 1882 werd het eerste drievoudig verbond onderteekend, dat echter voorloopig nog geen voordeelen opleverde en eerst toen Grispi minister werd, het karakter van een oprechten vriendenbond verkreeg. ' Eerst na den dood van Depretis (einde Jttli 1887) bereikte Crispi het doelwit van ifln brandende eerzucht. Hij werd ministerpresident en tevens de leider der buitenlandsche politiek. Spoedig bleken de gevolgen uit de her nieuwing van het drievoudig verbond; nauwere betrekkingen tot Duitschland en verscherping van de gespannen verhouding tnsschen Frankrijk en Italië. "'Uit verschillende omstandigheden bleek déontstemming van Frankrijk tegenover Buitschland's bondgenoot Italië, o. a. uit den tot-strjjd van 1886 en van Frankrijk'* zijde werd den Italiaanschen onderhandelaars te verstaan gegeven, dat zoolang Italië deel uitmaakte van het drievoudig verbond geen handelsverdrag met Frankrijk zou tot stand komen. 14/6 '12. (Wordt vervolgd.) v. D. 8. Dr, Mm (Men. Dr. Gnstave Cohen, voorgedragen als gewoon hoogleeraar in de Fransche taal en letterkunde te Amsterdam, is van Belgischen oorsprong. Hu studeerde in België en Frankrijk en werd o. a. docteur en droit, licentie a-lettres en doctenr en philologie romane. Zijn Hütoire de la mite en scène dan»Ie thédtre religieux franyaüdu moyen age is een buitengewoon belangrijk werk, waarin hu, uitstekend gedocumenteerd en vol critischen geest, de vruchten van de lectuur van hon derden manuscripten en gedrukte stukken uiteenzet. Hjj ruimt o. a. voor goed op de oude theorie van hen die meenden, dat in het mlddeleenwBch theater vijf of zes ver diepingen boven elkaar geplaatst waren en bewijst, dat de decors naast elkander stonden, met uitzondering van het paradijs,*) dat, op palen gebouwd, boven alles uitstak en waar heen Jezus, de engelen en de heiligen zich begaven door middel van 't vliegwerk la volerie." Kort na de verschijning kwam van dit werk een Dnitsche, vermeerderde en ver beterde, uitga re, [die een even groot succes had als de oorspronkelijke. Gedurende vier jaar was de heer Cohen lector voor Fransen aan de Universiteit te Leipzig en keerde naar Parijs terug. Daar hield hij zich verder met de studie bezigen verving soms Abel Lefranc aan het College de France. Hij publiceerde o. a., naast andere rapporten en studies, een interessante studie over Le Parier beige (congres international te Luik 1905). Zijn laatste publicatie, Rabelai «t 2e thédlre, geeft een uiteenzetting van de verhouding van Rabelaistotdetooneeistukken van zijn tijd: hoe hij speelde in de klacht van La femme mute (de stomme vrouir), oedert door Anatole France herschapen, en hoe h« waarschijnlijk in een stuk van kar dinaal Du Bellay deel had. Hu wijst ook op de vele aan kluchten of mirakelspelen ont leende passages en hoe Rabalais' werk soms een aaneenschakeling is van zuivere drama tische dialogen. Al mag de heer Guatave Cohen zich veel met de studie der Middel eenwen hebben bezig gehouden, men ver wacht dat zijn langdurige ondervinding te Leipzig hem een uitstekend opleider zal doen zijn voor hen, die voor de middelbare akte atndeeren; de gedachten, uiteengezat in een referaat voor het Congres international de professnrs de langnes vivantes (Parijs 1909), is daarvoor een waarborg. *) Dit heeft vór Gnstave Cohen hier te lande reeds Dr. Endepols gedaan in zijn werk over het tooneel en de tooneelinrichting in de Middeleenwen, verduidelijkt door vele illustraties. Bovendien zijn Dr. J. Worp, Prof. G. Kalff en Prof. Jan te Winkel in de beschouwing van het Middeleeuwsch tooneel daarin niet achtergebleven. BED. Boe ik de Koningin zag. De Parqsche Correspondent van De telegraaf schreef in het Nr. van Zondag j.l.: Z;o is dan dit bezoek der Koningin, oor spronkelijk door haar-zelf misschien bedoeld ik zeg: misschien als een simpele contra-visite, een verplichte beleefdheid, een corvée," waar z$ nu eenmaal niet van f kon, geworden tot een over-en-weersche uiting van sympathie tusschen Nederland en Frankrijk, passende repliek op president Fallières' be zoek aan Amsterdam en Den Haag, toen de yzige Hollanders 48 uur lang warm waren en de hartstochtelijke Franschen verrasten door zooveel niet verwachten gloed. Pary's, het Parijsche volk, de Parysche at mosfeer, de natuurlijke gratie der Franschen hebben de Koningin ontdooid en haar ont roering uitte zich in een charme, in een beminnelijkheid, die iederén verrukte, en menigeen verwonderde, vooral onder de Ne derlanders hier. ik zag de Koningin voor het eerst voor het eerst in mijn leven bij het binnen rijden, verleden Zaterdagmiddag, aan het ministerie van Bnitenlandsche Zaken, aan den Qaai d'Oraay. Zjj leek mij een slechtgehumenrde, stugge vrouw, met oudsche trek ken, die plichtmatig knikte, zonder zelfs de inspanning van een gedwongen glimlach, als er zeer sporadisch dien rsten dag l Viye la reine l" geroepen werd. Ealliè/es, n£&it haar trok een gezicht van: Ik wou. dat u maar eens vriendelijk keek, mevrouw!' Maar zeggen deed hij het niet, vanwege het protocol. Enkele uren later, in de Opera" gedu rende het ballet van la Roussalka". In de presidentieele van avond konink lijke loge zitten, van rechts naar links: de president, de Koningin, Prins Hendrik, mevrouw Faillières. Een uitdrukking van volslagen absent mindednes" ligt in de starre, vermoeide trekken der Koningin, die, in de twintig minuten, dat ik, welwillend onzydig, haar observeer, gén andere bewe ging maakt dan deze, die ik charmant vind: zij bukt zich, vlug en met een lieven lach, om het bonqnet op te rapen, dat mevrouw Faillièrea op een gegeven oogenblik liet vallen. En ik ben conqnis", geheel en al, door dit ne, spontane gebaar: de Koningin, die protocol en etiquette vergetend, een vriendelijkheid bewijst aan een oude dame. Mijn kinderhand is gauw gevuld en ik eisch niet vél van de exalted ladies and gentle men, die, onderóns gezegd, niet slechter regeeren dan de demokratzige koningen der Republiek. Zondagmiddag, drie uur, in den Temple de 'iOratoire, zooveel als de Kathedraal, de hoofdkerk van het Fransche protestantisme, en w£r dan ook, was het oorspronkel k e program uitgevoerd, de Koningin 's morgens de godsdienstoefening zou hebben bijgewoond. Maar de secten-concurrentie, de. naijver tuesche»1/1 vroom, 3/1 vroom en 1/2 vroom kwam ook bij deze gelegenheid tot haar recht, en zoo was de Koningin aan het niet zniver-in- de-leersche Oratoire ont futselde naar de Egliae du Siint-Esprit in de rne Roquépine getroond. Hier, in het O/atoire, komt de Koningin alleen om een krans neer te leggen op het voetstuk van het standbeeld van Coligny. De kerk is vrij teeg als de Koningin, even over drieën, het gebouw binnen komt. Daar zijn alleen een vijftigtal genoodigden, predi kanten en kerkeraadsleden, eneenige journa listen. Zonder andere plichtplegingen dit bezoek is natuurlijk onofficieel wordt de Koningin, gevolgd door Prins Hendrik, naar de consistoriekamer geleid, waar zy, met groote, krachtige pennetrekken haar naam: Wil hel mine, onder een oorkonde, haar bezoek vermeldend, schrijft. Daar zit karakter in deze scriptnur. Da Koningin legt de pen neer, die weer opgenomen wordt door den Prins. Want ook hij moet de oorkonde teekenen. Maar hij weet wiiar noch hoe, en vraagt, halfluid, aan de Koningin, die al heengaat: Wo maas ich zeichnen? Neben? linten?" De Koningin, ongeduldig, wijst met autoritair gebaar nder haar handteekening, den vingertop p het papier slaand: Hierl" De Prins, een ietsje verbouwereerd, vraagtnog: Auf Hollaadisch?" Aaf Frantö.'iech, selbst verstandlich!" antwoordt, geïrriteerd, de Koningin, en de Prins schrijft: Henri, Prince des Payg-Bas, Dnc de Mecklembonrg",... Door een laag poortje gaat nu de stoet, de Koningin, door een der predikanten geleid, voorop, naar het kleine, smalle plaatsje aan de rne de Bivoli, waar het marmeren stand beeld van de Coligny tegen den kerkmuur is aangebracht. Twee weinig-galante predikanten houden hier, onder onafgebroken, obsedant oog-ver draaien, elk een taaie, eindelooze redevoe ring, door de Koningin staiinde aangehoord. Zij schenken de zichtbaar vermoeide vrouw geen woord. Hoe anders klinken, hoeveel opièchter, want fanatiek, de enkele woorden door de Koningin gesproken, geschreeuwd zou ik zeggen, waa daar met haar aangenaam or gaan, geschreeuwd om het gejoel van het volk buiten het hek te overstemmen bij het neerleggen van den lauwerkrans: Gaspard de Coligny, amiral de France, grand champion de la sainte cauae de Dien, aïeul de la maison d'Orange-Nassan, je d poee au pied de ta etatne mes hnmbles hommages". Minder dan wit ook, denk ik, voel ik, protestantsch. En ik houd niet, o, hélemaal niet, van dien Coligny, die mér Protestant dan FranEchman was. Maar de Koningin was groot, en ontroerde mij in haar geloof, dat ik niet deel, toen zij, zich in wdarheid nederig" gevoelend, haar humbles hom mages" richtte tot Gaspard de Coligny ,,de(n) groote(n) strijder voor de heilige zaak Gods". Onder de strakke regenlucht, op het terras te Versailles en by den rijtoer door het statige park met de ruischende fonteinen, treft mij de serene, rustige uitdrukking van het gelaat der Koningin. Zij past büdit kader en dit kader bij haar. Maar als ik haar, een kwartier later, een oogenblik voor het ver trek van den Koninklijke trein, weerzie in haar wagon, in de omlijsting van een portierraam, dan is deze glans van geluk al weer vergleden en staat weer de koude, afwezige blik in het stugge, verdrietige masker. In den geest der jonge vrouw is de her innering aan het toover-leven dezer drie dagen: de onvergelijkelijke intocht binnen Parus; de smaakvolle somptuositeit van haar logies aan den qnai d'Orsay; de toejuichingen der honderd-duizenden; de joie de vivre", die zij hier heeft- ingeademd en die, & son corps défendant, haar puritanisme herhaal delijk overweldigde; het grootsche schouw spel van Satory; het nobele Versailles Versailles aux Fantömes" dat alles is al weer vervaagd, uitgewischt. Wat haar wicht, voor aity'd, waarheen zij al weer op wég is, dat is de grauwe, looden verveling van een bekrompen bigot, vreugdeloos hof, dat is het Loo, Den Haag, Dobbin.de j aarlijksche exhi bitie te Amsterdam met kerk-gang, Artis en audiëntie, dat is de zoo zeldzaam-mogelijke aanraking met haar volk.... De Koningin is een arme vrouw.... .Daar snerpt een fluitje het sein van ver trekken. De Koningin ontwaakt uit haar mijmering en zegt met groote beminnelijk heid en een waarlijk lieven lach tot den president der Republiek en mevrouw Falliêres: Monsieur Ie Président, Madame, je vons remercie encore de tontes les amabilitéa qua vous avez eues pour moi et j'espère ne vous avoir pas trop fatignés pendant ces trois jours." Waarop de president, galant, joviaal en nprotocolair antwoordt: Dn tont, Madame, nous avons tétrop henreux de vous voir parmi nous." De Koninklijke trein komt in beweging. Bon voyage, Madame," groet, met een lichte'buiging en een handgebaar, de oude heer. Au revoir" groet, lachend, de Koningin terug. Ik heb de Koningin k gegroet en haar, sotto voce maar gehoord héft zij het toegeroapen, uit den grond van mijn hart: Madame, je vons soubaite de la joie l"... (Naar aanleiding van dit stuk, van hetwelk wij door een, voor ons noodzakelijke ver korting, het karakter niet hebben veranderd, zegt het dagblad Het Volk over den heer Alexander Cohen, den schrijver ervan: Deze anar chist" is over de Koningin in de wolken." Hij kwispelstaart al even waardig als het gewilligste verslaggevertje van het kleinste provincieblaadje.' Deze even dwaze als grove aanval komt in het juiste licht: eigenlijk alleen reeds door lezing van de correspon dentie zelve, bovendien nog door de weten schap, dat de Telegraaf, Cohens meeningen respecteerend, een bizonderen correspondent naar Parijs gezonden had, zoodat men te Amsterdam met het beste humeur van de wereld niets niemendal van den gewonen correspondent verwachtte, en 3<>. en ten overvloede door het feit, dat te spreken van kwispelstaarten" en gewilligheid" in verband met Alezander Cohen, alleen in staat is de menschen, die hem kennen, in een homerisch gelach te doen losbarsten. RED.) Een mierzoet gevraagd, Geachte Eedactie! '? Beleefd verzoek ik het -navolgende in uw blad op te nemen, waarvoor ik u büvoor baat dank zeg. Met de grootste belangstelling, bijna met ontsteltenis, heb ik kennis genomen' van hetgeen in uw blad omtrent de leerstellingen van den H. Alphonsus de Liguori werd mede gedeeld. Tevergeefs zocht ik in De Tijdn&ta een ernstige tegenspraak daarvan. In haar nummer 19682, dd. 30 Mei j i., maakt de Radactie zich min of meer van de zaak af op een wijze welke een belangstellend lezer niet bevredigt en noemt zij alleen een paar immoreele leerstellingen op, als door Paus Innocentins XI, lang vór Liguori leefde en arbeidde, veroordeeld en verworpen, en over die van hemzelf wordt gezwegen. Wat daarvan te denken? Is De Tijd zelf met de zaak verlegen of vindt zi) 'c niet de moeite waard deze te weerspreken, als zijnde de gewone grove laster, waaraan de Katholieke Kerk zoo dik wijls blootgesteld is? Ik ben geneigd het laatste te denken, want ale Katholiek kan ik zoo maar niet onmid dellijk aannemen, dat een R. K. kerkleeraar er zulke principes op nahield en dat deze door de Kerk op de Seminaria worden ge leerd en toegepast. Misschien, geachte Redactie, misschien is het met deze zaak net eender gesteld als met de Talmoed! Daarin komen ook passages voor, die als leerstellingen zeer immoreel en wreed zyn en die een Israëliet gehaat en veracht zouden maken als zij toegepast zan den worden l Maar men past ze niet toe, men vindt ze slecht en verouderd en spreekt er daarom ook nooit over. En zoo zal het hier ook wel zijn, ik als kind heb op de catechismus nooit zulke slechte dingen gehoord, steeds heb ik er goede lessen ontvangen en ik ge loof dat de R. K. geestelijken in ons land over 't algemeen brave, rechtschapen men schen zijn, veel te fatsoenlijk, om dergelijke leerstellingen als van dien heilige ooit te willen onderwijzen of toepassen! Ik ben er ook volstrekt niet bang voor dat een nader onderzoek der zaak iets ten nadeele der R. K. kerk zon opleveren, ja, ik ga nog verder, ik etel voor dat er een commissie worde gevormd van eerlijke en ontwikkelde mannen van verschillende rich ting, waarin ook een paar R. K. geestelijken moeten zitting nemen om eens grondig te onderzoeken of de voerstelling die uw mede werker gaf juist is. Het rapport dier commissie zal dan in dit blad worden bekend gemaakt, waartegen de geachte Redactie wel geen bezwaar zal heb ben*). Dat alleen is in staat om de twijfel en ongerustheid weg te nemen, welke nu onder de talrijke R. K. lezers van uw blad wel moeten ontstaan zy'n, naar aanleiding der mededeelingen van uwen medewerker en het zwijgen van De Tijd. Zjj die sympathie met dit voorstel hebben, noodig ik uit hun naam en adres aan mij *) Geen het minste bezwaar. Maar de inzender make zich geen illusies over de waarschijnlijkheid der samenstelling vaneen zoodanige Commissie l Intusschen behoeft het zeker niet gezegd, dat iedere deskundige weer legging der stukken van onzen medewerker gelijke gastvrijheid genieten zal als die stuk ken zelve. Het verwondert velen, uit het aangevallen kamp geen stem te hooren. Ook De Tijd zwijgt. RED. Teekening van Ton van Tolt. CHKISTIAAN X VAN DENEMARKEN. op te geven, ten einde zoo spoedig mogelijk tot vorming eener commissie van onderzoek over te gaan. In afwachting verblijf ik, Hoogachtend, Uw d w. Cn. BRANDS DOUGLAS. Hilversum, 3 Juni 1912. Mooi ?an Tijttiften. De Beweging, Juni '12: Albert Verwey. Vereeniging van Kunstenaars. Prof. Is, P. de Vooys, De Beroepskeuze voor het Arbeiderskind. Burgemeester en Bouw meester. Dr. C. G. N. de Vocya, Spelling hervorming langs aaarchistiese of langs organisatoriese weg. H. P. B er l age Nz., Amerikaansche Reisherinneringen, enz. Vragen van den Dag, afl. 6: Mr. dr. A. Heringa, Internationalisme en Vredesbewe ging. Dr. H. Blink, Palaestica in 't Ver leden en Heden. Fred. Oudschanz Dentz, In het voetspoor der Vaderen. Nederland in Berbice, Easequibo en Demerara, enz. De Nieuwe Tijd, Ne. 6: Dr. W. van Ravestey'n Jr., De engelsche mijnwerkerstakingen (slot). H. Roland Holst. De Nieuwe Schoon heid. H. Spiekman, Da landarbeiders en het ontwerp-Talma. David J. Wijnkoop, Lassalle'a revolutionaira daad. Dr. Th. van der Waerdeu, Vakonderwijs en ontscholing.enz. Levenskracht, No. 6: Oproep. Heeft de Rain-Lsvenbeweging voor een verbeterde huwelikswetgeving te ijveren en welke begin selen moeten daarbij leiden? (slof), enz. Het Theosophisch Pad. Kath. Tingley, De Adel van 's menschen roeping. H. P, Blavatsky, Handwyzers langs 't T>ad. Kenneth Morris, Theosophie in de Legenden van Wales, III. William Q. Judge, Goede en kwade kansen in het Leven, enz. A J3' a' 9e Jaargang. 16 Juni 1912. Redacteur: J. DE HAAS, Graaf Florisstraat 15'', Amsterdam. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreflende aan bovenstaand adres te richten. ONZE CURSUS. Het volgende voorbeeld komt in het kader van dat der vorige week. Ook nu weer een gewonnen stand waarin de winfit voor het bord te zien is, indien men maar let op de zwarte schyf, die slechts 2 ruiten tot haar beschikking heeft. Laten wij den stand maar eens op het bord zetten. Wit 2 schijven op 27 en 36 en een dam op 5. Zwart l schijf op 44. (Zie diagram.) Men ziet al dadelijk dat de beide witte schijven een uitmun tenden stand innemen, ten einde zwart, zoo*"? dra deze op 50 dam zon willen nemen, te vangen, door den witten dam op 28 te plaatser*. De zwarte dam moet dan 2 slaan tot 3 en is gevangen. Hieruit vloeit voort, dat wit geen der beide schy ven mag opepalen. Wit aan den zet, speelt dus een willekenrigen zet met den dam. Be ha ve op ruit 32 mag de dam op iedere ruit van de lyn 5 tot 46 gaan. Waarom is veld 32 verboden terrein ? Wij spelen eens 5-46. Om genoemde redenen mag zwart niet op 50 gaan. HU gaat dus op 49, waarna wit met 46-32 antwoordt. Stond nu de witte dam op 32, op het oogenblik, dat zwart op 49 ging, dan was wit tot 36 31 gedwongen en het spel was remise. Nu pas gaat wit op 32, waarna zwart vluchten moet op een der ruiten 44, 40 of 35. Wit plaatst dan zyn dam op de lya die door den zwarten dam bebeerscht wordt, waardoor deze dam en schijf slaat en wit gewonnen heeft. Dit is een voorbeeld aan de practyk ont leend. Ik zag het eens in de partij toepassen. Het volgende voorbeeld is een Coup de Turc" van eigenaardige constructie. Daar dezen slag goed bestudeerd dient te worden, geven wy nog al veel voorbeelden. In een damtJjdBchrift voor de sterkeren gaf men wel een tiental voorbeelden van dezen moeilyken slag. Zwart 4 schijven op 9, 12, 17, 19 en een dam op 40. Wit 6 schijven op 28, 29, 32, 33, 37, 43. (Zie diagram). Zpoals steeds in der gelijke voorbeelden het geval is, ging de zwarte dam op roof uit. Heel onvoorzichtig, zonder het terrein van den vijand te hebben verkend. Daar liggen voetangels en klemmen. Zwart valt in een hinderlaag. Zie maar l In plaats van te verliezen, gaat wit als volgt winnen. 28-22 I Nu kan zwart met zyn schyf 3 schijven slaan tot 48, als ook met zyn dam op verschillende wijzen vier schijven. Maar we hebben geleerd dat meerslag voor gaat en dus moet zwart 5 schijven slaan als volgt, over 18, 31, 48, 39, 28. Zwart moet nu op 28 blijven staan en neemt daarna de schijven 29, 22, 37, 43, 33 van het bord waarna wit met schijf 32 den dam benevens 2 zwarte schijven slaat en wint. De rooftocht bekwam zwart dus al heel slecht. In N.-H. zeggen de dammers Vragen is gevaarlijk". VAN ALL SS WAT. Uit het besproken boekje geven wüten slotte nog twee zeer mooie winstzetten. ZWAET. WIT. Wit's laatste zet was 27-21, waarop zwart als volgt wint: Wit. Zwart. 1. 27-21 23-28 2. 33:24 moet 3 schijven slaan. 2. 14-20 3. 21:12 20:49 Een slag van aardige constructie. Het volgende voorbeeld is meer fantasie, daar de stand niet zoo natuurlijk is. De slag echter is heel origineel. ZWART. WIT. Zwart's laatste zet is 10-13. Een grove blunder. Hy had gemakkelijk kunnen winnen door 23-28 en 17:25. Ook door 23-28, 21:41, 12:21, zwart 16:36. Nu wint wit door : Wit. Zwart. 1. 31-26 15:24 2. 32-28 17:24 3. 26:8 Wel een leuke slag wending van den dam.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl