De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 16 juni pagina 3

16 juni 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1825 DEAMSTERDAMMEB, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. De Hollandsche eigendunk en platheid, oppervlakkigheid en wanbegrip indiedettig jaren, ziedaar wat in Geels opatellen te lezen staat, maar op een wijze en toon, die den schrijver karakteriseeren in zijn toch ook Hollandsehe rustige breedheid van oordeel en fijnen geest, al schijnen deze eigenschap pen allerminst die van een begin negentieode-eenwschen Hollander. Geel was ook niet van zjjn tyd" en dat is het juist *rat hem tot ean zoo bijzondere en aantrekkelijke fignnr maakt. Tegen de malle opgewondenheid der jon geren, de dnfie en doffe degelijkheid der oudere Hollanders van die dagen staat .zjjn figuur t>ver in scherpe klaarheid van begrip, met leuken spot en kalme twjjfalsucht. In een critisch artikel o ver Onderzeek mphantasie heeft de groote Thorbacke GaeU ironiachen geest uitstekend gekenschetst met deze woorden: Eene scherts van het verstand, niet van het gevoel; komiek, niet humo ristisch. Zy is den schrijver een werktuig, op hetwelk h|j accompagneert, afwisselt, voortleidt of varieert, een werktuig, dat h|J kunstig bespeelt. Gevoelt men b|j de scherts van den heer Geel, dat hy zich niet andera uitdrukken konde, of dat het althans de eerste uitdrukking is van 't geen h|j ont waart? Ik twijfel, of de scherts van den heer Gael, in dien zin, ndif genoemd worden mag. Zjj ontgaat den schijn, van gezocht te z|jn, niet alt|jd. Zjj zweeft gaarne in lager streek, en is, nu en dan, niet meer dan een grap." Beter kon niet gezegd worden welken geeat ? zich hier uit. Ironie en scepsis, zy waren in het algemeen van den tijd niet en allerminst van het toenmalig Holland. Het waa de geest van de 18e eeuwache Franache beacoaving die eindelijk ook hier doorbrak en wel, zou men zeggen, op de aangewezen plaats: in een professor der classieke philologie. Het verstandelijk mooie van het classicisme^ het «venmatigp, rustig smaakvolle had dit ver nuft aangetrokken als het eigene en wat die romantische wildheid en vervoering, die hang naar het leelyke, onharmonische en kolossale beduidde, h|j begreep het waarlijk niet. Die jongelui met hun bravour en heftigheid wisten n;et eens wat z|j met hun leuze bedoelden. ZJJ hadden de zonderlinge pretentie zich in direct verband met het goddelijke te gelooven, dat, door middel van inspiratie, hun den arbeid, de verdiepte bezinning, het wikken en wegen der samenstelling onnoodig ma ken zon. Geel spotte ermee, kalmpjesenzachzinnig, en zag met zekere bevreemding op een tyd, die zij n geluk in het onharmoniscne en zelfs in het onverstand scheen te zoeken. Of Geel dan zelf iets beters voor te stellen had? H|j heeft het geen oegenblik geloofd en had een zeer bescheiden meening van zijn taak en letterkundige gaven. De heer De Vooys vermeldt, dat de jonge Bakhuizen van den Brink klaagt over de meer negatieve dan positieve strekking" van Geels werk. Hy heeft zich vergenoegd met de beletselen te slechten, die ons b het voorwaarts streven hinderlijk moesten zijn en het overige aan onze eigene bespie geling overgelaten". Waarop Geel, onder meer, antwoordt: In n ding z|jn wij het niet eens: hy (Bakhuizen) verwacht meer van de toekomst dan ik. Wat mi) betreft, als Hollandsen schrijver kan ik niet blij ven optreden: inde kunst kan ik niets leveren, mijne natuur drijft mij steeds tot het didactische; zoo ik, door n enkel zaad te strooien, iets mede toegebracht heb tot ik weet niet wat, dan ben ik reeds tevreden". Iets toegebragt heb tot ik weet niet wat... ziedaar Gaels positiviteit. Meer had hij niet en wilde h|j niet. Zjjner was het fijn ondersla aan te maken voor 'n vruchteloos grap pen makend heer, onderwijl hun schelle be stellingen, ieder op den haar eigen, onnavolgbaren toon, naar de keuken schreeuwend, die door een vierkant luik communicatie met het buffat had. Dat buffet was een caronssellige kleurenstraling van blauw, rood en groen glas, van karaffen, flesachen en glaien, door de goedbelichte spiegels langs de kale, berookte wanden van het, overigens slechts door een enkel variété-a ffijhe in zy'n pronklooze vaal heid vervroolykte, lange lokaal, we rschitterd. Vór het buffet, aan de keukenluikopening zat, in een rood-fluweelen leunstoeltje aan de tafel, die op een kleine ver hooging stond en waarop de bestelde porties door vlugge handen werden neergezet, fleurig en frisch in haar kleurige, krakend-zijden blouse, valsche-edelsteen-spelden in het h ggekapte, glimmend-zwarte haar, de deftige, wél-verzorgde, zwaar-doorvoede vrouw van den baas, 'n beetje als madammeke" in 'n Vlaamsen ataminet", 'n beetje ook als de eigenares- caiasière in den met spiegels en schreeuwende kleuren verlokkend-gesierden ingang van 'n spel-op-de-kermis. Za zat daar steeds, deftig-ordinaire matröne, en hield het oppertoezicht op het bedienend personeel en het publiek. Een onverstoorbare vriende lijkheid glansde in haar zwarte oogen en om henr dikke roode lippan, en hóe de meisjes ook schreeuwden, aangehitst door ongedul dige, haastige klanten, hóe ook het neer zetten en opruimen van boiden en tafelgerei soms om haar werd tot een helse h gekletter, hóe zwaar en walgelijk de kooklucht werd, die van uit het luik op haar toe walmde, zoodat haar zelf dikwijls de eetlust verging en hóe dikwijls ze even kuchen moest door den zich steeds verdichtenden sigarendwalm, de genoegeiyke glimlach verliet nooit haar gezicht en.... de waakzaamheid waa niet uit haar oogen. In de keuken was haar man de baas, een kakspak aan, een witte muts schuin op het glimmende, blond-en-roode slagershoofd, een morsig voorschoot omhangend zy'n buik. Afen-toe, als de drukte wat luwde, stak hij zijn glunderen kop door het gapende gat en maakte 'n praatje met zijn vrouw of meteen van de even uitblazende meisjes. Het rumoerigst waren de Zon- en feest dagen : de habitués hadden dan dikwijls wat meer gedronken dan goed voor hen was; veel Zondags-klantjea kwamen aangeschoten binnen; opgeschoten jongens met schreeuwleely'k-opgedirkte meiden bestelden en tier den hun Zondagalol uit met poenig lawaai; ieder hield opgewonden gesprekken, ieder had haast, iedereen rookte, en de juffers, geholpen door een derde, die op die bizondere dagen assisteerde, schreeuwden haast schor naar het kenkenraam; met roode, zweetende hoofden liepen ze, dr&aïden ze heen en weer, hun ooren tuitend van't geroep van: juffrouw, juffrouw!", juffrouw ik zit scheidend, koel verstand, zich uitend in den vorm des twijfels, den dialoog, gelyk hy deze by Piato had leeren waardeeren. Hy' vond voor zichzelf geen voorkeur, maar wel be vond hy veler voorkeur dwaas en sprak dit rustig uit, toch niet met al te groote beslist heid. Want hy was vór alles een redelijk man, die het betrekkelijk recht van elke meening erkende, en nimmer beweerde de waarheid allean te bezitten. Wijst dit er reeds niet op, dat zijn gevoel en verbeelding niet groot, in elk geval aan het verstand onder geschikt waren? Hu zelf vond dit... redelijk en niet meer dan gepast. ? ... Ik zon wenschen, zegt hij in het Gesprek op een Leidschen Buitensingel, dat hy (de dichter) die verbeelding en dat gevoel in z|jnen boezem besloten hield, tot dat zy'n verstand, zyne kunst hem een redelyken vorm voor den geest bracht." Voor Gael beteekende deze uitspraak, dat de kunst vooral verstandelijk en met het verstand waardeerbaar zou zy'n, gelijk ook voor hem niet anders mogelijk was>. Wat geen zin meer had en zich in het vage verloor, leek hem uit den booze en zoo werd hy voor veel dwaasheid bewaard en zoo is hem veel schoons en ontroerends eenwig vreemd ge bleven in z|jn gematigde, rustige... en be perkte wereld, waar nooit een wonder gebeurde. Geel miste het niet, kan men zeggen. Zjjn redelijke onverschilligheid, zy'n alle over drijving schuwende aard deden hem niet naar meer verlangen dan zijn clasaieke studiën hem geopenbaard en geschonken haddan. Met die twee maatstaven: zy'n scherp onder scheidend intellect en z|jn classicistisch schoonheidsgevoel oordeelde b|j zijn landgenooten, wier meerdere hy' gemakkelijk waa, en zag hun laagheid. Maar hij voelde niet sterk genoeg en was te zeer een wy'e geer om daaronder te lijden. Toen hij gezegd had, wat hij meende te moeten zeggen, trok bil zich uit de openbare critiek terug en liet de zaken verder gaan als zij wilden. Zy'n vertrouwen in de geestelijke toekomst van zy'n land mocht dan niet groot zy'n, da matheid van zijn leven soms drukkender dan hy zich zei ven bekende, en alle bezigheid ten slotte eenerlei... een redelijk en smaakvol mensch behoorde die dingen schouderopha lend te verdragen en niet meer dan volstrekt noodig drukte te maken van een leven, dat immers was als een kinderlegkaart: elke morgen stelde het tezamen en eiken a rond avond gooide het weer doorelkaar. En wie een zeker aantal malen en dagen daaraan had medegewerkt, werd eindlijk eervol van zg'n taak ontheven. FRANS COBNEN. De Uitgever van de Witte Miei" verzoekt aan de Redactie van de Amsterdammer vol genden brief af f e drukken: München, den 6 Juni 1912. Verehrtester Herr Greshotf, Da ich langere Zeit krank war kan ich Ihnen leider erst heute für die freundliche Znsendnng der ersten Nummer Ihrer kleinen weissen Ameise" meinen herzlichen Dank aissprechen. Das acheint wirklich eine entzükende kleine Zeitschrift zu werden. Den Inhalt kan ich freilich nur insoweit beur teilen, als mir meine deutache Sprachkenntnisae das Veisiandnias des Hollandischen ermö|lichen. Pur die Anastattung aber, Sitz Drnck, Papier etc, kann ich Ihnen nur mein Kompliment machen nnd meiner Frende Auadruck geben, daas mein kleiner Zwiebelfisch einen so sympathischen hollandischen Zwilnon al zoo lang I" juffrouw komt m'u biefatnk nou haast?!" , hun oogea ge spannen oplettend of geen vent achter het bruine gordijn, dat voor de gierende, klap pende deur hing, verdween en 'm poetste zonder betalen. Wanneer de drukte eind'ly'k wat was af gezakt, de lawaaiige gaaten meerendeels ver dwenen, dan lagen de tafels en de vloer vol met einaasappelschiilen en stonden overal de leege bieifiesachen en glazen door-een in plassen en vlekken; een enkele klant zat, temidden van 't roezig gepraat, proestend gelach en vorken-en-mesaen-geklikklak der anderen, in 'n hoek gedrukt, het hoofd in de armen, te slapen; 'n jongmensch, in verteederings-sans-gêae zy'n arm om z'a zondagsche meisje geslagen, fluisterde: lonkoogend tot haar onder het smikkelen van de laatste lepeltjes pudding. Dan verluchtte mevrouw, aan 'r buffet zittend, wel eens: hè-hè, die Zondagen zy'n toch tiet alles....", en ondanks de goede zaken, die ongetwijfeld werden gemaakt, wierp meneer, paars-rood van inspanning onder het zuivere wit van z'n schoone, zondagsche muts, nu-en-dan door z'n luikje 'n donkeren blik in z'n veronfatsoenlijkt lokaal. Nee, dan was het op weeksche dagen toch anders. Natuurlijk wa ren er dan ook wel eans dronken Int waar kwam dat niet voor ? meest kellners die hun vrijen dag doorbrasten, maar toch nooit zoo'n heidensche drukte. Dan praatten de luidjes rnatig met elks.-tr, rookten kalm hun sigaartje na het eten, wilden ook wel eens een pretje roepen naar de meisjes, maar ala, wat hinderde dat??Dan zag je vaak, temidden van 'n troepje kantoormannen met gesperde oogen en hangende luister-monden, een verloopen acteur een wichtig gesprek inleiden; je zag knasaige juffrouwen in on ophoudelijk verdwaasd kindergebabbel met den lastigen bedel-hond van 'n gnl-lachenden tafelbunr, je zag luidjes die eiken dag kwamen, rustig aten, betaalden en weggingen. Als een van deze trouwe fatsoenlijke" ha bitués kende men er, sinds jaren reeds, den nu al 'n beetje grijjenden gepensionneerden Ma i-van-de-klok als hy was, kwam hy iederen dag op hetzelfde nur eten. Bij het binnenkomen nam hy even zy'n hoed af voor mevrouw, knikte de meisjes toe, groette eenige mensehen, vaate klanten van jaren her reede, als bij. Nadat hy zijn soep had besteld, haalde hij een krant uit z'n zak en keek het eeret naar de mutaties en bevor deringen in het leger, want die interesseer den hem nog altijd. Dan begon hy', al lezende, langzaam te eten. Na het eten rookte hij een sigaar en vertrok. Zoo ging het jaar-in, jaar-uit, eiken dag, eiken dag weer. Maar toen hy, op een warmen zomeravond, een van die avonden wanneer, je weet niet lingsbruder bekommen h at. In nachsten Hefte des Zw. das alleidings erst in 3?4 Wochen heranskommen wird, werden 8ie die erste karze aber herzliche Begrüssnng finden. Für Ihre Witte Mier" ein Vivant sequentea (moge der Ameiaen Spiritus" den Rheumatismns bürgerlicher Gleichgültigkeit gegen das B ach wirknngsvoll bekampfen!) nnd für sie herzliche Giüsae. Ihr ergebenster, HANS VON WEBEH. * * ? In n ding schijn ik my werkelik ver gist te hebben: de heer J. Greshofi heeft der Zwiebelfiach" wél gekend! Blijkbaar heeft z|jn Noodlot een nieuwe wijze van ageeren bedacht: hem eerst de vry onschul dige blaam op te leggen van slechts schijn bare en niet minder onbewBste navolgerij, om daarna plotseling te doen uitkomen, dat deze nósh schynbaar, noch onbewust was l Het wordt ingewikkeld en al triestiger. Het spijt my hens, maar ik moet myn misnoegen tegen des heren J. Greshoffa Noodlot nog verzwaren. En, het spijt my alweer oprecht, maar ook mijn ongunstig oordeel over de Witte Mier" moet ik onveranderd handhaven. Ondanks deze Duitse brief. Daze hoffalike Duitse brief. Die een antwoord schijnt te zy'n op een zending 1) van de Verehrtester Herr Gres hofi". Ik zie nl. geen enkele reden voor den heer Hans von Weber om anders te schrij ven, dan hy' doet l Waarom zou hy de hoffelikheid hebben, zy'n in het buitenland gebo rene Zwillingsbrnder door een ruwe beje gening af te stoten? Ook al blijkt hy nu wat krachteloos an bloedarm uitgevallen ? Za ieta doet men niet als welopgevoed man ! .Men zegt: Oh ! sehr angenehm!" en in zy'n huis kamer lacht men even: Netter Kerl, und ganz unschadlich". Om uw voortieffelikheidte bewijzen, waarde witte Mier, is hens iets anders nodig, dan een Complimenteua schrijven van een Duits voorganger. Daden, als 't u belieft, eigen werk! Bahalve betreurenswaardig vind ik nu de verschijning van de Witte Mier" ook nog onbegrijpelijk. Daar de heer J. Greshofi der Zwiebelfijeh" gekend heeft! Ik hond hem nl. voor een te ontwikkeld man, dan dat ik hem chauvinisme zon durven toeschrijven: alleen chauvinisme immers zon kunnen be weren, dat het beter is, een minderwaardig nationaal" werk te bezitten over een of ander, dan een uitmuntend Duits over het zelfde onderwerp. Zolang er geen Hollands tijdschrift is, ten minste even goed als der Zwiebelfiach", blyf ik werkelik deze laatste verkiezen. Onbegry'pelik, zei ik...., daar ik een ogen blik het laaghartige Noodlot vergat l Saluut, Witte Mier, ik wens n geen succes l A. M. DE JONG. 1) Briefzending ? Dan zou het wellicht de moeite lonen, ook dete hier te laten afdruk ken, waartoe de rampzalige heer J. Greshoff misschien wel bereid is? MONTAIGNE-VRIENDEN. Anatole Franco heeft het presidentschap aanvaardt der nieuw op gerichte Sociétédes amis de Montaigne, welke naast de Rabelais-vrienden, goed werk zal kunnen verrichten voor de kennis dezer groote 16e eenwers. De JSsiais in de uitgave van Strowski en de beide deelen van P.Villey Lts lources et i'Évolution des Eisais mogen veel hebben opgehelderd, er bluft nog genoeg te onderzoeken. Zoo b.v. de veel bestreden vraag over 't auteurschap van den Contr'un; zoo de vraag welke rol hy' speelde in de gods dienstoorlogen, in hoever hij een goed burger noe, geuren van bloemen en hooi en dampige velden verdwaald zijn geraakt in de nauwe straten der stad, het restaurant bin nenstapte en naar zijn gewone plaats wilde gaan, merkte hij dat er iets was veranderd. De dikke blonde, bedrijvig-dribbelende juf frouw, die hem nu al zes jaren, ayond-aanavond, zijn eten had gebracht, was er niet. De nieuwe juffrouw kwam op zy'n tafel toe een kilte sloeg hem op het ly'f; hy kon de woorden niet uitbrengen om zijn eten te bestellen. In het smalle, brunette meisje zag hij zijn Nel terug, zooals zy was in den tijd dat hy' haar, op zoele zomer avonden als nu, van den wie kei waa komen halen om te gaan wandelen. Hy staarde haar onthutst aan, achterover leunend tegen zijn stoel. Het meisje lachte om zijn verbaasd gezicht en zei de: Wel meneer, vindt u het zoo vreemd ? Juffrouw Mina is weg en ik ben voor haar in de plaats!" Zoo.... juffrouw " waa alles wat hy' zei; hy had haar niet begrepen : de stemmeklank zong dadely'k naar zy'n hait, dat bonsde in een holle borst zooals je hart bonst by het hooren van een melodie uit h lvroegere, gelukkige dagen. Machinaal noemde hij iets. Zy riep het naar het buffet, hoog, nieuw, 'n beetje schuchter nog. Hij kon niet eten. Onafgebroken keek hij naar de bewegingen, het gezicht, het lachen, de handen van het meisje, die zy'n starre oogen meetrokken. In alles zag hy' Nel terug. Hoe ze even het hoofd, als memoreerend ophief ala ze luisterde en, als ze begrepen had, de oogen lachend neersloeg; hoe ze haar linkerhand op de heup zette by 't 'n beetje wiegende loopen.... Een kreet werd in z'n droge keel geboren. Hij bedwong zich. ,,'n Wonder.... 'a Wonder...." mompel de hy' eindelijk voor zich heen. In dat uur voelde hij met nieuwe, schrij nende hevigheid het gemis van zy'n vrouw terug, overzag hij, als met n blik, den heelen suffen, tragen, doel-loozen gang van zy'n tegenwoordig leven. En, weer op zy'n kamer, zat hy' langen tijd met naar portret h zijn handen Tallooze kleine herinneringen, zonnige uren, lieve dagen met Nel doorleefd, herdacht hy dien avond. Den volgenden dag was hy', voor het rst, niet met zy'n gedachten bij 't werk op zijn kantoor. Maar na dien eersten verby'strenden avond, werd het uurtje in het restaurant hem een genot, een behoefte. Den heelen dag door, onder 't werken in 't grauwe, daglicht-looze drnkkery°-kantoor, dacht hij met een stille blijdschap in zich aan den avond, wanneer hy baar zou zien, die alle heerlijkheid van dat korte geluk in 't verleden in hem wakker tóverde. Wanneer hu nu het lokaal binnen kwam, zochten zijn onrustige oogen dadelijk het meisje, angstig dat zij misschien wér was, en ook een goed burgervader, gedurende de vier jaren dat hy maire van Bordeaux is geweest. DB PEIX NATIONAL DE poÉsiB 1912. De jury, waarin o. a. zitting hadden H. de Régnier, Maurice Barrèa, Ch. Couyba (in veelbewogen tijden M. Boukay), M. Donnay, A. Dorchain en G. Kahn, heeft dezen pry's van 3000 francs toegekend aan Emile Ripert, leeraar aan het gymnasium te Marseille en oud-leerling der Ecole normale supérieure, TOOT z|jn bundel La terre de»faunen. In dit werk, waarin de versvorm klassiek is, bezingt hy' de Frovence van haar oudste tijden als Grieksche kolonie tot onze dagen. Het vers libre" schijnt bij de dichters van thans te verdwijnen, na z|jn goeden invloed voor de bevrijding van het vers te hebben uitgeoefend. 40 cents per regel. BOUWT TE NUNSPEET. Inlichtingen bij het bouwbureau DE ", aldaar. KUNIT BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland: J. LEONARD LANG, 114: Stadhouderskade, AMSTERDAM. GRANDS VINS DE CHAMPAGNE Perrier-Jouet Epernay. Concessionnaires, Sauter & Polis, Maastricht. J. LE MINJE, Amsterdam. OUDE GENEVER merk Nectar". ft.38 per D literflesch. WIJNEN, COGNAC etc. c _V*|*^T IS E!tN POPÜL*1R RUWIC.L ""?«*"? 1X~* VOOR WEINIG GÉtD ,f AMSTERDAM, . L prnwci IUP ' (. HOBBEMASTR. 2üR, DCKVhLINlj. > Verkrijgbaar te Amsterdam by: AU BON MABCHE J. G. HERBERMAN, Damrak. JACOBSON «Sc MANU8, Kalverstraat. H. MEYER, hofl., Koningsplein. ADR. SCHAKEL, hofl., Heiligenweg. SCHADE & OLDENKOTT, Nieuwend|jk. NED. INDIE: Heeren Kleeding Mag. M. DE KONING, Batavia. Winkel-Mij EIGEN HULP", Batavia. W. SAVELKOUL, Soerabaja. Verdere adressen verstrekken wy gaarne. Iste KLAS FAM.HOTEL LUZERN HOTEL EÜROPE HBBHBmHH^raOBEH Schoonste ligging met prachtige Tuin aan het Meer. Kamers met Bad en Toilet. Pension vanaf g franc. Bj) voorkeur door Hollanders bezocht. Prosp. by den eigenaar R. MATZIG en Intern. Verkeersbur., Amst., Raadhuisstr. 16. BERNER OBERLAND. TUINSTAD a/h 570 M. b/d Z. THUNEmCËEfi. Centrum voor prachtige uitstapjes. Uitstekend ingerichte Hotels met 1500 bedden. KURHAUS. Geïll. Protpectus. Verkehrsburean Thnn en Intern. Verkeersbnrean Amsterdam, Raadhuisstraat 16, by het Singel. weg zon zy'n, angstig haar by'^y'n te moeten missen, dat hem zoet en dierbaar geworden was. zy bediende hem eiken avond en mevrouw, scherp opmerkend alles wat er gebeurde, verwonderde zich over den stillen, ondachtigen man, die op eenmaal zoo spraakzaam was geworden, ja, door zijn voortdurend praten het meisje soms van haar werk afhield, die, anders zoo vlug, nu een uur lang, treu zelend zat te eten, alsof hy' niet wegkomen k on. Maar hij zag niet de oogen, die, eiken avond weer, verbaasd naar hem keken, zag en hoorde niet de heele roezige doening van het eethuis om hem heen; hij zag alleen het meisje, haar gezicht als van een oude, oude bekende, haar oogen, haar bruin, 'n beetje krullend haar met de licht- glansj es van de lampen, de smalle witte, biauw-dooraêrde handen, die de borden op de tafel schoven. Hy' voelde zich jong worden opnieuw; gevoelens, gedachten ontwaakten in hem, die hij dacnt dat afgestorven waren voor goed, zy'n loop kreeg weer veerkracht, er kwam ieta van den militair in s {j a zich rechtende houding en in zyn bewegingen terug; hy begon weer wat meer zorg te besteden aan zijn uiterlijk.... En langzaam werd het hem duidelijk, dat hy verliefd was op het jonge meisje. Hy' was yerliefii als een jongen: spontaan, met heel zy'n weien, .zonder bijgedachten of overleg; geen moment kwam het in hem op dat zijn ieeftyd hy was een ruime vy'fen-twintig jaar onder dan zy' een bezwaar weien kon.... Hij hoopte, dat hij haar eens nader zon leeren kennen, dat hy een afspraak met haar zou kunnen maken om, buiten het restaurant, eens rustig met haar te kunnen praten.... Maar het kwam er niet toe. Als hy er op zinspeelde, ondei het eten, antwoordde ze altijd lachend: I k ga nooit uit, hoor meneer, daar heb ik geen. tyd voor!" Kom-kom " lachte hy dan, angstig. Nee, hésch n iet l"?en reeds waa ze w ggetrippeld naar 'u volgenden klant, ccqttet bewegend, voelend zy'n volgende oogen. Lang dacht hu erover na hoe h|j haar zou kunnen bereiken, haar zon kunnen zeggen alles wat zy' voor hem was, alles wat hy voor haar gevoelde. En eindelijk busloot hij haar een brief te schryven, waarin hy', uitvoerig, onomwonden, alles zeggen zou. En op een avoi.d zette hy zich tot schrijven, schreef, schreef steeds meer, zeide haar heel het leed van de vele leege, droevige verloren jaren, en hoe zij hem il het geluk van het verleden heerly'K had doen hervoelen, door haar lieve verschenen alleen. Aan het slot van dien langen, eerlyken, naï-aven brief, den brief van een man, niet gewend aan liefdesgeschiedenissen in zy'n leven, zeide hy' haar: den volgenden dag, als altyd, op het gewone uur in Het Gouden Hart" te zullen komen. Dan zon zy' hem haar antwoord wel zeggen.... Daar hij haar achternaam niet wist en h|j niet handig genoeg was daar slim-onop gemerkt naar te informeeren, schreef hy op het convert: Aan Mejuffrouw Emma, p/a. Restaurant Het Gouden Hart" On ie-Bloemenmarkt Alhier. Den volgenden dag verleefde h|j in n spanning. En 's morgens vroeg hy zijn patroon, of hy, om gewichtige redenen, dien middag vrijaf nemen mocht. Het werd hem toegestaan. Want hij kon het niet uit houden, hy kon niet wachten tot ze ren nur toe; de spanning trilde in zy'n handen, klopte, in zijn keel, bonsde in zy'n slapen. Da zon had de stad in feestgloed gezet; als een jongen, licht-in-'t-hoofd, liep h|j te fluiten in 't warme licht der zonnige straten. En om vyf uur, veel vroeger dan de af spraak was, liep hy al, tévlug, zich, zennwachtig-lachend, inhoudend by' eiken stap naar Het Gouden Hart". Toen hy' de deur opentrok, tè,$ hy, hoorde hij het antwoord. Een luid, joelend, gierend gelach klonk door de vreemd-leege, naakt-dag. lichte zaal, waar hier en daar slechts enkele menschen, glimlachend, aangestoken door de luidruch tige vrooly'kheid aan het buffet, zaten te eten. Aan een tafeltje by het buffet zat een chauffeur, een jong man, met gebruind ge zicht onder de scheef-getrokken auto-pet, een hand onder de kin, de leer-bekapte beenen over eikaAr geslagen, tijn brief in de hand. Achter hem, haar band op z|jn schouderhet lachende, vreemd-roode hoofd in mee lezen over hem heengebogen, stond tij. Mevrouw, achterover in haar stoel, scha terde met lange lach-gieren, de handen klap pend van-ik-weet-me-geen-r&id op 'r dikke dyen. De dikke kop van den baas, witte muts achter-over-gestooten op 't hel-blonde haar, proestte paara-rood in 't zwarte lulk-gat van de keuken. De chauffeur las, op een hoogen, hnilerigen lachtoon, hard-op. Het had maar een seconde gednnrd. Zij merkte plots met schrik ay'n binnenkomen, het gelach verstierf verbaasd. Maar hy wankelde terug; de deur flapte achter hem toe. Buiten bleef hy' staan, geleund tegen de stoep van het huis naast-an. Zijn niet-ziende oogen bestaarden de schui ten met bloemen aan de overzij, die daar lagen voor den marktdag van morgen, als een drijvende brniloft-van-kleur in de zon op het diep-groene glanzige water.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl