Historisch Archief 1877-1940
No. 1825
DEAMSTERDAMMEB, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
De Hollandsche eigendunk en platheid,
oppervlakkigheid en wanbegrip indiedettig
jaren, ziedaar wat in Geels opatellen te lezen
staat, maar op een wijze en toon, die den
schrijver karakteriseeren in zijn toch ook
Hollandsehe rustige breedheid van oordeel
en fijnen geest, al schijnen deze eigenschap
pen allerminst die van een begin
negentieode-eenwschen Hollander. Geel was ook niet
van zjjn tyd" en dat is het juist *rat hem
tot ean zoo bijzondere en aantrekkelijke
fignnr maakt.
Tegen de malle opgewondenheid der jon
geren, de dnfie en doffe degelijkheid der
oudere Hollanders van die dagen staat .zjjn
figuur t>ver in scherpe klaarheid van begrip,
met leuken spot en kalme twjjfalsucht. In
een critisch artikel o ver Onderzeek mphantasie
heeft de groote Thorbacke GaeU ironiachen
geest uitstekend gekenschetst met deze
woorden: Eene scherts van het verstand,
niet van het gevoel; komiek, niet humo
ristisch. Zy is den schrijver een werktuig,
op hetwelk h|j accompagneert, afwisselt,
voortleidt of varieert, een werktuig, dat
h|J kunstig bespeelt. Gevoelt men b|j de
scherts van den heer Geel, dat hy zich niet
andera uitdrukken konde, of dat het althans
de eerste uitdrukking is van 't geen h|j ont
waart? Ik twijfel, of de scherts van den heer
Gael, in dien zin, ndif genoemd worden mag.
Zjj ontgaat den schijn, van gezocht te z|jn,
niet alt|jd. Zjj zweeft gaarne in lager streek,
en is, nu en dan, niet meer dan een grap."
Beter kon niet gezegd worden welken geeat
? zich hier uit. Ironie en scepsis, zy waren in
het algemeen van den tijd niet en allerminst
van het toenmalig Holland. Het waa de geest
van de 18e eeuwache Franache beacoaving
die eindelijk ook hier doorbrak en wel, zou
men zeggen, op de aangewezen plaats: in
een professor der classieke philologie. Het
verstandelijk mooie van het classicisme^ het
«venmatigp, rustig smaakvolle had dit ver
nuft aangetrokken als het eigene en wat die
romantische wildheid en vervoering, die hang
naar het leelyke, onharmonische en kolossale
beduidde, h|j begreep het waarlijk niet. Die
jongelui met hun bravour en heftigheid wisten
n;et eens wat z|j met hun leuze bedoelden.
ZJJ hadden de zonderlinge pretentie zich in
direct verband met het goddelijke te
gelooven, dat, door middel van inspiratie, hun den
arbeid, de verdiepte bezinning, het wikken
en wegen der samenstelling onnoodig ma
ken zon.
Geel spotte ermee, kalmpjesenzachzinnig,
en zag met zekere bevreemding op een tyd,
die zij n geluk in het onharmoniscne en zelfs
in het onverstand scheen te zoeken. Of Geel
dan zelf iets beters voor te stellen had? H|j
heeft het geen oegenblik geloofd en had een
zeer bescheiden meening van zijn taak en
letterkundige gaven.
De heer De Vooys vermeldt, dat de jonge
Bakhuizen van den Brink klaagt over de
meer negatieve dan positieve strekking"
van Geels werk. Hy heeft zich vergenoegd
met de beletselen te slechten, die ons b
het voorwaarts streven hinderlijk moesten
zijn en het overige aan onze eigene bespie
geling overgelaten".
Waarop Geel, onder meer, antwoordt:
In n ding z|jn wij het niet eens: hy
(Bakhuizen) verwacht meer van de toekomst
dan ik. Wat mi) betreft, als Hollandsen
schrijver kan ik niet blij ven optreden: inde
kunst kan ik niets leveren, mijne natuur
drijft mij steeds tot het didactische; zoo ik,
door n enkel zaad te strooien, iets mede
toegebracht heb tot ik weet niet wat, dan
ben ik reeds tevreden".
Iets toegebragt heb tot ik weet niet wat...
ziedaar Gaels positiviteit. Meer had hij niet
en wilde h|j niet. Zjjner was het fijn
ondersla aan te maken voor 'n vruchteloos grap
pen makend heer, onderwijl hun schelle be
stellingen, ieder op den haar eigen,
onnavolgbaren toon, naar de keuken schreeuwend,
die door een vierkant luik communicatie
met het buffat had.
Dat buffet was een caronssellige
kleurenstraling van blauw, rood en groen glas, van
karaffen, flesachen en glaien, door de
goedbelichte spiegels langs de kale, berookte
wanden van het, overigens slechts door een
enkel variété-a ffijhe in zy'n pronklooze vaal
heid vervroolykte, lange lokaal, we
rschitterd. Vór het buffet, aan de
keukenluikopening zat, in een rood-fluweelen
leunstoeltje aan de tafel, die op een kleine ver
hooging stond en waarop de bestelde porties
door vlugge handen werden neergezet, fleurig
en frisch in haar kleurige, krakend-zijden
blouse, valsche-edelsteen-spelden in het h
ggekapte, glimmend-zwarte haar, de deftige,
wél-verzorgde, zwaar-doorvoede vrouw van
den baas, 'n beetje als madammeke" in 'n
Vlaamsen ataminet", 'n beetje ook als de
eigenares- caiasière in den met spiegels en
schreeuwende kleuren verlokkend-gesierden
ingang van 'n spel-op-de-kermis. Za zat daar
steeds, deftig-ordinaire matröne, en hield het
oppertoezicht op het bedienend personeel
en het publiek. Een onverstoorbare vriende
lijkheid glansde in haar zwarte oogen en om
henr dikke roode lippan, en hóe de meisjes
ook schreeuwden, aangehitst door ongedul
dige, haastige klanten, hóe ook het neer
zetten en opruimen van boiden en tafelgerei
soms om haar werd tot een helse h gekletter,
hóe zwaar en walgelijk de kooklucht werd,
die van uit het luik op haar toe walmde,
zoodat haar zelf dikwijls de eetlust verging
en hóe dikwijls ze even kuchen moest door den
zich steeds verdichtenden sigarendwalm,
de genoegeiyke glimlach verliet nooit haar
gezicht en.... de waakzaamheid waa niet uit
haar oogen.
In de keuken was haar man de baas, een
kakspak aan, een witte muts schuin op het
glimmende, blond-en-roode slagershoofd, een
morsig voorschoot omhangend zy'n buik.
Afen-toe, als de drukte wat luwde, stak hij zijn
glunderen kop door het gapende gat en
maakte 'n praatje met zijn vrouw of meteen
van de even uitblazende meisjes.
Het rumoerigst waren de Zon- en feest
dagen : de habitués hadden dan dikwijls wat
meer gedronken dan goed voor hen was;
veel Zondags-klantjea kwamen aangeschoten
binnen; opgeschoten jongens met
schreeuwleely'k-opgedirkte meiden bestelden en tier
den hun Zondagalol uit met poenig lawaai;
ieder hield opgewonden gesprekken, ieder
had haast, iedereen rookte, en de juffers,
geholpen door een derde, die op die
bizondere dagen assisteerde, schreeuwden haast
schor naar het kenkenraam; met roode,
zweetende hoofden liepen ze, dr&aïden ze heen
en weer, hun ooren tuitend van't geroep
van: juffrouw, juffrouw!", juffrouw ik zit
scheidend, koel verstand, zich uitend in den
vorm des twijfels, den dialoog, gelyk hy deze
by Piato had leeren waardeeren. Hy' vond
voor zichzelf geen voorkeur, maar wel be
vond hy veler voorkeur dwaas en sprak dit
rustig uit, toch niet met al te groote beslist
heid. Want hy was vór alles een redelijk
man, die het betrekkelijk recht van elke
meening erkende, en nimmer beweerde de
waarheid allean te bezitten. Wijst dit er reeds
niet op, dat zijn gevoel en verbeelding niet
groot, in elk geval aan het verstand onder
geschikt waren? Hu zelf vond dit... redelijk
en niet meer dan gepast. ?
... Ik zon wenschen, zegt hij in het Gesprek
op een Leidschen Buitensingel, dat hy (de
dichter) die verbeelding en dat gevoel in
z|jnen boezem besloten hield, tot dat zy'n
verstand, zyne kunst hem een redelyken vorm
voor den geest bracht."
Voor Gael beteekende deze uitspraak, dat
de kunst vooral verstandelijk en met het
verstand waardeerbaar zou zy'n, gelijk ook
voor hem niet anders mogelijk was>. Wat geen
zin meer had en zich in het vage verloor,
leek hem uit den booze en zoo werd hy voor
veel dwaasheid bewaard en zoo is hem veel
schoons en ontroerends eenwig vreemd ge
bleven in z|jn gematigde, rustige... en be
perkte wereld, waar nooit een wonder gebeurde.
Geel miste het niet, kan men zeggen. Zjjn
redelijke onverschilligheid, zy'n alle over
drijving schuwende aard deden hem niet
naar meer verlangen dan zijn clasaieke studiën
hem geopenbaard en geschonken haddan.
Met die twee maatstaven: zy'n scherp onder
scheidend intellect en z|jn classicistisch
schoonheidsgevoel oordeelde b|j zijn
landgenooten, wier meerdere hy' gemakkelijk waa,
en zag hun laagheid. Maar hij voelde niet
sterk genoeg en was te zeer een wy'e geer om
daaronder te lijden. Toen hij gezegd had,
wat hij meende te moeten zeggen, trok bil
zich uit de openbare critiek terug en liet de
zaken verder gaan als zij wilden.
Zy'n vertrouwen in de geestelijke toekomst
van zy'n land mocht dan niet groot zy'n, da
matheid van zijn leven soms drukkender dan
hy zich zei ven bekende, en alle bezigheid ten
slotte eenerlei... een redelijk en smaakvol
mensch behoorde die dingen schouderopha
lend te verdragen en niet meer dan volstrekt
noodig drukte te maken van een leven,
dat immers was als een kinderlegkaart:
elke morgen stelde het tezamen en eiken a rond
avond gooide het weer doorelkaar.
En wie een zeker aantal malen en dagen
daaraan had medegewerkt, werd eindlijk
eervol van zg'n taak ontheven.
FRANS COBNEN.
De Uitgever van de Witte Miei" verzoekt
aan de Redactie van de Amsterdammer vol
genden brief af f e drukken:
München, den 6 Juni 1912.
Verehrtester Herr Greshotf,
Da ich langere Zeit krank war kan ich
Ihnen leider erst heute für die freundliche
Znsendnng der ersten Nummer Ihrer kleinen
weissen Ameise" meinen herzlichen Dank
aissprechen. Das acheint wirklich eine
entzükende kleine Zeitschrift zu werden. Den
Inhalt kan ich freilich nur insoweit beur
teilen, als mir meine deutache
Sprachkenntnisae das Veisiandnias des Hollandischen
ermö|lichen. Pur die Anastattung aber, Sitz
Drnck, Papier etc, kann ich Ihnen nur mein
Kompliment machen nnd meiner Frende
Auadruck geben, daas mein kleiner Zwiebelfisch
einen so sympathischen hollandischen
Zwilnon al zoo lang I" juffrouw komt m'u
biefatnk nou haast?!" , hun oogea ge
spannen oplettend of geen vent achter het
bruine gordijn, dat voor de gierende, klap
pende deur hing, verdween en 'm poetste
zonder betalen.
Wanneer de drukte eind'ly'k wat was af
gezakt, de lawaaiige gaaten meerendeels ver
dwenen, dan lagen de tafels en de vloer vol
met einaasappelschiilen en stonden overal de
leege bieifiesachen en glazen door-een in
plassen en vlekken; een enkele klant zat,
temidden van 't roezig gepraat, proestend
gelach en vorken-en-mesaen-geklikklak der
anderen, in 'n hoek gedrukt, het hoofd in
de armen, te slapen; 'n jongmensch, in
verteederings-sans-gêae zy'n arm om z'a
zondagsche meisje geslagen, fluisterde:
lonkoogend tot haar onder het smikkelen van de
laatste lepeltjes pudding. Dan verluchtte
mevrouw, aan 'r buffet zittend, wel eens:
hè-hè, die Zondagen zy'n toch tiet alles....",
en ondanks de goede zaken, die ongetwijfeld
werden gemaakt, wierp meneer, paars-rood
van inspanning onder het zuivere wit van
z'n schoone, zondagsche muts, nu-en-dan
door z'n luikje 'n donkeren blik in z'n
veronfatsoenlijkt lokaal. Nee, dan was het op
weeksche dagen toch anders. Natuurlijk wa
ren er dan ook wel eans dronken Int
waar kwam dat niet voor ? meest kellners
die hun vrijen dag doorbrasten, maar toch
nooit zoo'n heidensche drukte. Dan praatten
de luidjes rnatig met elks.-tr, rookten kalm
hun sigaartje na het eten, wilden ook
wel eens een pretje roepen naar de meisjes,
maar ala, wat hinderde dat??Dan zag je vaak,
temidden van 'n troepje kantoormannen met
gesperde oogen en hangende luister-monden,
een verloopen acteur een wichtig gesprek
inleiden; je zag knasaige juffrouwen in on
ophoudelijk verdwaasd kindergebabbel met
den lastigen bedel-hond van 'n gnl-lachenden
tafelbunr, je zag luidjes die eiken dag
kwamen, rustig aten, betaalden en weggingen.
Als een van deze trouwe fatsoenlijke" ha
bitués kende men er, sinds jaren reeds, den
nu al 'n beetje grijjenden gepensionneerden
Ma i-van-de-klok als hy was, kwam hy
iederen dag op hetzelfde nur eten. Bij het
binnenkomen nam hy even zy'n hoed af voor
mevrouw, knikte de meisjes toe, groette
eenige mensehen, vaate klanten van jaren
her reede, als bij. Nadat hy zijn soep had
besteld, haalde hij een krant uit z'n zak en
keek het eeret naar de mutaties en bevor
deringen in het leger, want die interesseer
den hem nog altijd. Dan begon hy', al lezende,
langzaam te eten. Na het eten rookte hij een
sigaar en vertrok. Zoo ging het jaar-in,
jaar-uit, eiken dag, eiken dag weer.
Maar toen hy, op een warmen zomeravond,
een van die avonden wanneer, je weet niet
lingsbruder bekommen h at. In nachsten Hefte
des Zw. das alleidings erst in 3?4 Wochen
heranskommen wird, werden 8ie die erste
karze aber herzliche Begrüssnng finden.
Für Ihre Witte Mier" ein Vivant sequentea
(moge der Ameiaen Spiritus" den
Rheumatismns bürgerlicher Gleichgültigkeit gegen das
B ach wirknngsvoll bekampfen!) nnd für sie
herzliche Giüsae.
Ihr ergebenster,
HANS VON WEBEH.
* *
?
In n ding schijn ik my werkelik ver
gist te hebben: de heer J. Greshofi heeft
der Zwiebelfiach" wél gekend! Blijkbaar
heeft z|jn Noodlot een nieuwe wijze van
ageeren bedacht: hem eerst de vry onschul
dige blaam op te leggen van slechts schijn
bare en niet minder onbewBste navolgerij,
om daarna plotseling te doen uitkomen, dat
deze nósh schynbaar, noch onbewust was l
Het wordt ingewikkeld en al triestiger. Het
spijt my hens, maar ik moet myn misnoegen
tegen des heren J. Greshoffa Noodlot nog
verzwaren.
En, het spijt my alweer oprecht, maar ook
mijn ongunstig oordeel over de Witte Mier"
moet ik onveranderd handhaven. Ondanks
deze Duitse brief. Daze hoffalike Duitse brief.
Die een antwoord schijnt te zy'n op een
zending 1) van de Verehrtester Herr Gres
hofi". Ik zie nl. geen enkele reden voor den
heer Hans von Weber om anders te schrij
ven, dan hy' doet l Waarom zou hy de
hoffelikheid hebben, zy'n in het buitenland gebo
rene Zwillingsbrnder door een ruwe beje
gening af te stoten? Ook al blijkt hy nu wat
krachteloos an bloedarm uitgevallen ? Za ieta
doet men niet als welopgevoed man ! .Men
zegt: Oh ! sehr angenehm!" en in zy'n huis
kamer lacht men even: Netter Kerl, und
ganz unschadlich".
Om uw voortieffelikheidte bewijzen, waarde
witte Mier, is hens iets anders nodig, dan
een Complimenteua schrijven van een Duits
voorganger. Daden, als 't u belieft, eigen werk!
Bahalve betreurenswaardig vind ik nu de
verschijning van de Witte Mier" ook nog
onbegrijpelijk. Daar de heer J. Greshofi der
Zwiebelfijeh" gekend heeft! Ik hond hem
nl. voor een te ontwikkeld man, dan dat ik
hem chauvinisme zon durven toeschrijven:
alleen chauvinisme immers zon kunnen be
weren, dat het beter is, een minderwaardig
nationaal" werk te bezitten over een of
ander, dan een uitmuntend Duits over het
zelfde onderwerp. Zolang er geen Hollands
tijdschrift is, ten minste even goed als der
Zwiebelfiach", blyf ik werkelik deze laatste
verkiezen.
Onbegry'pelik, zei ik...., daar ik een ogen
blik het laaghartige Noodlot vergat l
Saluut, Witte Mier, ik wens n geen succes l
A. M. DE JONG.
1) Briefzending ? Dan zou het wellicht de
moeite lonen, ook dete hier te laten afdruk
ken, waartoe de rampzalige heer J. Greshoff
misschien wel bereid is?
MONTAIGNE-VRIENDEN. Anatole Franco heeft
het presidentschap aanvaardt der nieuw op
gerichte Sociétédes amis de Montaigne, welke
naast de Rabelais-vrienden, goed werk zal
kunnen verrichten voor de kennis dezer
groote 16e eenwers. De JSsiais in de uitgave
van Strowski en de beide deelen van P.Villey
Lts lources et i'Évolution des Eisais mogen veel
hebben opgehelderd, er bluft nog genoeg te
onderzoeken. Zoo b.v. de veel bestreden vraag
over 't auteurschap van den Contr'un; zoo
de vraag welke rol hy' speelde in de gods
dienstoorlogen, in hoever hij een goed burger
noe, geuren van bloemen en hooi en
dampige velden verdwaald zijn geraakt in de
nauwe straten der stad, het restaurant bin
nenstapte en naar zijn gewone plaats wilde
gaan, merkte hij dat er iets was veranderd.
De dikke blonde, bedrijvig-dribbelende juf
frouw, die hem nu al zes jaren,
ayond-aanavond, zijn eten had gebracht, was er niet.
De nieuwe juffrouw kwam op zy'n tafel
toe een kilte sloeg hem op het ly'f; hy
kon de woorden niet uitbrengen om zijn
eten te bestellen. In het smalle, brunette
meisje zag hij zijn Nel terug, zooals zy was
in den tijd dat hy' haar, op zoele zomer
avonden als nu, van den wie kei waa komen
halen om te gaan wandelen. Hy staarde haar
onthutst aan, achterover leunend tegen zijn
stoel. Het meisje lachte om zijn verbaasd
gezicht en zei de:
Wel meneer, vindt u het zoo vreemd ?
Juffrouw Mina is weg en ik ben voor
haar in de plaats!"
Zoo.... juffrouw " waa alles wat hy'
zei; hy had haar niet begrepen : de
stemmeklank zong dadely'k naar zy'n hait, dat bonsde
in een holle borst zooals je hart bonst
by het hooren van een melodie uit h
lvroegere, gelukkige dagen. Machinaal
noemde hij iets. Zy riep het naar het buffet,
hoog, nieuw, 'n beetje schuchter nog.
Hij kon niet eten. Onafgebroken keek hij
naar de bewegingen, het gezicht, het lachen,
de handen van het meisje, die zy'n starre
oogen meetrokken. In alles zag hy' Nel
terug. Hoe ze even het hoofd, als
memoreerend ophief ala ze luisterde en, als ze
begrepen had, de oogen lachend neersloeg;
hoe ze haar linkerhand op de heup zette
by 't 'n beetje wiegende loopen....
Een kreet werd in z'n droge keel geboren.
Hij bedwong zich.
,,'n Wonder.... 'a Wonder...." mompel
de hy' eindelijk voor zich heen.
In dat uur voelde hij met nieuwe, schrij
nende hevigheid het gemis van zy'n vrouw
terug, overzag hij, als met n blik, den
heelen suffen, tragen, doel-loozen gang van
zy'n tegenwoordig leven.
En, weer op zy'n kamer, zat hy' langen tijd
met naar portret h zijn handen Tallooze
kleine herinneringen, zonnige uren, lieve
dagen met Nel doorleefd, herdacht hy dien
avond. Den volgenden dag was hy', voor het
rst, niet met zy'n gedachten bij 't werk op
zijn kantoor.
Maar na dien eersten verby'strenden avond,
werd het uurtje in het restaurant hem een
genot, een behoefte. Den heelen dag door,
onder 't werken in 't grauwe, daglicht-looze
drnkkery°-kantoor, dacht hij met een stille
blijdschap in zich aan den avond, wanneer
hy baar zou zien, die alle heerlijkheid van
dat korte geluk in 't verleden in hem wakker
tóverde. Wanneer hu nu het lokaal binnen
kwam, zochten zijn onrustige oogen dadelijk
het meisje, angstig dat zij misschien wér
was, en ook een goed burgervader, gedurende
de vier jaren dat hy maire van Bordeaux
is geweest.
DB PEIX NATIONAL DE poÉsiB 1912. De jury,
waarin o. a. zitting hadden H. de Régnier,
Maurice Barrèa, Ch. Couyba (in veelbewogen
tijden M. Boukay), M. Donnay, A. Dorchain
en G. Kahn, heeft dezen pry's van 3000 francs
toegekend aan Emile Ripert, leeraar aan het
gymnasium te Marseille en oud-leerling der
Ecole normale supérieure, TOOT z|jn bundel
La terre de»faunen. In dit werk, waarin de
versvorm klassiek is, bezingt hy' de Frovence
van haar oudste tijden als Grieksche kolonie
tot onze dagen. Het vers libre" schijnt bij
de dichters van thans te verdwijnen, na z|jn
goeden invloed voor de bevrijding van het
vers te hebben uitgeoefend.
40 cents per regel.
BOUWT TE NUNSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau DE
", aldaar.
KUNIT BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd-Agent voor Nederland:
J. LEONARD LANG,
114: Stadhouderskade,
AMSTERDAM.
GRANDS VINS DE CHAMPAGNE
Perrier-Jouet
Epernay.
Concessionnaires,
Sauter & Polis, Maastricht.
J. LE MINJE,
Amsterdam.
OUDE GENEVER
merk Nectar".
ft.38 per D literflesch.
WIJNEN, COGNAC etc.
c _V*|*^T IS E!tN POPÜL*1R RUWIC.L
""?«*"? 1X~* VOOR WEINIG GÉtD ,f
AMSTERDAM, . L prnwci IUP ' (.
HOBBEMASTR. 2üR, DCKVhLINlj. >
Verkrijgbaar te Amsterdam by:
AU BON MABCHE
J. G. HERBERMAN, Damrak.
JACOBSON «Sc MANU8, Kalverstraat.
H. MEYER, hofl., Koningsplein.
ADR. SCHAKEL, hofl., Heiligenweg.
SCHADE & OLDENKOTT, Nieuwend|jk.
NED. INDIE:
Heeren Kleeding Mag. M. DE KONING,
Batavia.
Winkel-Mij EIGEN HULP", Batavia.
W. SAVELKOUL, Soerabaja.
Verdere adressen verstrekken wy gaarne.
Iste KLAS
FAM.HOTEL
LUZERN HOTEL EÜROPE
HBBHBmHH^raOBEH Schoonste ligging met prachtige Tuin aan
het Meer. Kamers met Bad en Toilet. Pension vanaf g franc.
Bj) voorkeur door Hollanders bezocht.
Prosp. by den eigenaar R. MATZIG en Intern. Verkeersbur., Amst., Raadhuisstr. 16.
BERNER
OBERLAND.
TUINSTAD a/h 570 M. b/d Z.
THUNEmCËEfi. Centrum voor
prachtige uitstapjes.
Uitstekend ingerichte Hotels met 1500 bedden. KURHAUS. Geïll. Protpectus.
Verkehrsburean Thnn en Intern. Verkeersbnrean Amsterdam, Raadhuisstraat 16, by het Singel.
weg zon zy'n, angstig haar by'^y'n te moeten
missen, dat hem zoet en dierbaar geworden
was.
zy bediende hem eiken avond en mevrouw,
scherp opmerkend alles wat er gebeurde,
verwonderde zich over den stillen,
ondachtigen man, die op eenmaal zoo spraakzaam
was geworden, ja, door zijn voortdurend
praten het meisje soms van haar werk afhield,
die, anders zoo vlug, nu een uur lang, treu
zelend zat te eten, alsof hy' niet wegkomen k on.
Maar hij zag niet de oogen, die, eiken
avond weer, verbaasd naar hem keken, zag
en hoorde niet de heele roezige doening van
het eethuis om hem heen; hij zag alleen het
meisje, haar gezicht als van een oude, oude
bekende, haar oogen, haar bruin, 'n beetje
krullend haar met de licht- glansj es van de
lampen, de smalle witte, biauw-dooraêrde
handen, die de borden op de tafel schoven.
Hy' voelde zich jong worden opnieuw;
gevoelens, gedachten ontwaakten in hem,
die hij dacnt dat afgestorven waren voor
goed, zy'n loop kreeg weer veerkracht, er
kwam ieta van den militair in s {j a zich
rechtende houding en in zyn bewegingen
terug; hy begon weer wat meer zorg te
besteden aan zijn uiterlijk....
En langzaam werd het hem duidelijk, dat
hy verliefd was op het jonge meisje.
Hy' was yerliefii als een jongen: spontaan,
met heel zy'n weien, .zonder bijgedachten of
overleg; geen moment kwam het in hem op
dat zijn ieeftyd hy was een ruime
vy'fen-twintig jaar onder dan zy' een bezwaar
weien kon....
Hij hoopte, dat hij haar eens nader zon
leeren kennen, dat hy een afspraak met haar
zou kunnen maken om, buiten het restaurant,
eens rustig met haar te kunnen praten....
Maar het kwam er niet toe. Als hy er op
zinspeelde, ondei het eten, antwoordde ze
altijd lachend: I k ga nooit uit, hoor meneer,
daar heb ik geen. tyd voor!"
Kom-kom " lachte hy dan, angstig.
Nee, hésch n iet l"?en reeds waa ze w
ggetrippeld naar 'u volgenden klant, ccqttet
bewegend, voelend zy'n volgende oogen.
Lang dacht hu erover na hoe h|j haar zou
kunnen bereiken, haar zon kunnen zeggen
alles wat zy' voor hem was, alles wat hy
voor haar gevoelde.
En eindelijk busloot hij haar een brief te
schryven, waarin hy', uitvoerig, onomwonden,
alles zeggen zou.
En op een avoi.d zette hy zich tot schrijven,
schreef, schreef steeds meer, zeide haar heel
het leed van de vele leege, droevige verloren
jaren, en hoe zij hem il het geluk van het
verleden heerly'K had doen hervoelen, door
haar lieve verschenen alleen.
Aan het slot van dien langen, eerlyken,
naï-aven brief, den brief van een man, niet
gewend aan liefdesgeschiedenissen in zy'n
leven, zeide hy' haar: den volgenden dag,
als altyd, op het gewone uur in Het Gouden
Hart" te zullen komen. Dan zon zy' hem
haar antwoord wel zeggen....
Daar hij haar achternaam niet wist en
h|j niet handig genoeg was daar slim-onop
gemerkt naar te informeeren, schreef hy op
het convert:
Aan Mejuffrouw Emma,
p/a. Restaurant Het Gouden Hart"
On ie-Bloemenmarkt
Alhier.
Den volgenden dag verleefde h|j in n
spanning. En 's morgens vroeg hy zijn
patroon, of hy, om gewichtige redenen, dien
middag vrijaf nemen mocht. Het werd hem
toegestaan. Want hij kon het niet uit
houden, hy kon niet wachten tot ze ren nur
toe; de spanning trilde in zy'n handen,
klopte, in zijn keel, bonsde in zy'n slapen.
Da zon had de stad in feestgloed gezet; als
een jongen, licht-in-'t-hoofd, liep h|j te
fluiten in 't warme licht der zonnige straten.
En om vyf uur, veel vroeger dan de af
spraak was, liep hy al, tévlug, zich,
zennwachtig-lachend, inhoudend by' eiken stap naar
Het Gouden Hart".
Toen hy' de deur opentrok, tè,$ hy, hoorde
hij het antwoord.
Een luid, joelend, gierend gelach klonk
door de vreemd-leege, naakt-dag. lichte zaal,
waar hier en daar slechts enkele menschen,
glimlachend, aangestoken door de luidruch
tige vrooly'kheid aan het buffet, zaten te eten.
Aan een tafeltje by het buffet zat een
chauffeur, een jong man, met gebruind ge
zicht onder de scheef-getrokken auto-pet, een
hand onder de kin, de leer-bekapte beenen
over eikaAr geslagen, tijn brief in de hand.
Achter hem, haar band op z|jn
schouderhet lachende, vreemd-roode hoofd in mee
lezen over hem heengebogen, stond tij.
Mevrouw, achterover in haar stoel, scha
terde met lange lach-gieren, de handen klap
pend van-ik-weet-me-geen-r&id op 'r dikke
dyen.
De dikke kop van den baas, witte muts
achter-over-gestooten op 't hel-blonde haar,
proestte paara-rood in 't zwarte lulk-gat van
de keuken.
De chauffeur las, op een hoogen, hnilerigen
lachtoon, hard-op.
Het had maar een seconde gednnrd. Zij
merkte plots met schrik ay'n binnenkomen,
het gelach verstierf verbaasd.
Maar hy wankelde terug; de deur flapte
achter hem toe.
Buiten bleef hy' staan, geleund tegen de
stoep van het huis naast-an.
Zijn niet-ziende oogen bestaarden de schui
ten met bloemen aan de overzij, die daar
lagen voor den marktdag van morgen, als
een drijvende brniloft-van-kleur in de zon
op het diep-groene glanzige water.