De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 16 juni pagina 5

16 juni 1912 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1825 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Eenlgen tijd geleden ia medegedeeld hoe bet landbouwonderwijs voor vrouwen en meif jea zich langzamerhand in België uit breidt en ook in ona land navolging vindt. In bet verslag van den Belgischen Boeren bond over 1911 zien wy thans, dat de vrouwe lijke dorpagenooten zich ook beginnen te vereecigen en reeds in sommige provinciën een onderlinge Boerinnenbond is gevestigd, waarbij de plaatselijke boerinnen gilden all afdeelingen zijn ingedeeld. De beweging bepaalt zich voorshands alleen tot de Viaamscbe provinciën, waar ook de Boerenbond bet sterkste is. De officieele oprichting dagteekent van 5 Juli 1911 en op 31 Dec. waren er reeds 25 plaatselijke gilden met 2274 leden. Da contributie ia gering: aan het hoofdbestuur moet per lid slechts 60 centimes per jaar «orden afgedragen, terwijl elk gilde 'oor eigen werkzaamheden de contributie regelt naar welgevallen. Op dit oogenblik EU het (half) jaarverslag verschijnt, heeft reeds een aanmerkelijke uitbreiding plaats gebad. De boud ge*ft een Vlaanuch Maandblad uit de Boerin", dat aan alle leden kosteloos wordt toegezonden; ieder nnmmer ia 12 a 26 bladlijden groot. Jaarlijks worden door ieder gilde (afdeelint) minstens een viertal algameene verga deringen gebonden, die geregeld bezoont worden door 50 tot 100 leden; somwijlen klimt echter het bezoek tot 200 en 350 aan wezigen. Deze vergaderingen dragen het karakter van gezellige bijeenkomsten, waarin getracht wordt het aangename met het nnttige te vereenigen en t o m wijlen uitdeeling of ver lotingen worden gebonden van voor de hnishonding of de boerderij nuttige voorwerpen en artikelen, zooala bloem- of groentezaden, broedeieren van kippen van bijzondere rasBen enz. Altijd worden er in den loop van den dag verschillende voordrachten gehouden, soms met lichtbeelden, door leeraren en leerareaaen van huishoudscholen en andere onderwij zeressen, waaronder geestelijke zusters, die in België op verschillende plaatsen werkzaatt zjQn aan zuivehcholen voor meisjes; verder niet zelden dcor kapelaans over algemeene onderwerpen of door geneeskundigen over hygiëne en kinderverzorging enz. De meeste dorpsgilden hebben een boekerij, waarvan geregeld gebruik werd gemaakt. In enkele dorpen werden sommige onder werpen In een reeks lessen als cnrins be handeld en een diploma uitgereikt aan de meisjes, die dezen met vrucht hadden ge volgd. De onderstaande staalkaart van voordrach ten, bier en daar alt het verslag opgeteekend, geeft een inzicht omtrent de groote ver scheidenheid van stof. Hoenderfokkerij, inricht»g van hoenderbokken, melk en melkerü, het kalveren der koeien, doelmatige verzorging van het kalf onmiddellijk na de geboorte, enz. Hovenierderü, bewaren van f ruit, inleggen van groenten, stereliseertoestellen, benutten van afgevallen fruit, enz. Algemeene begrippen vu getondheidsleer, ziekenverpleging, klnderdekten, kleeding, verzorging en doelmatige voeding van bet kind, oogziekten, zindelijkheid in illlltmiiim iiiilllnliiiiiii llliiililin minimi umi UIT DB NATUUR ,,.. CDLXXXI. Ia de kolenmijn. III. Bonder, een plattegrond van de mijn en van profleien of verticale doorsneden die naar boringen zijn opgemaakt, zo* het ona niet mogelijk geweest zijn, ona een voorstelling te maken van bet ondergrondsch terrein dat wfl doorliepen, en wij zonden stellig zonder deze kaarten aan bet dwalen zijn geraakt. Want w9 hebben nog een paar uur lang na bet bezoek aan de mijnwerkers in tfctie, waarvan ik n de vorigen keer vertelde -*- de mijn op eigen bontje doorkruist. Zoodra wij in de ateengangen terug waren, WAS ook het benauwde gevoel geweken. De lucht is er frisch, koel zelfs, en men denkt er heeleuaaal niet meer aar, dat men zoo mep onder den grand loopt; ook worden de oogen zoo gewend aan het zwakke licht van de Davy-lampan, dat men op het laatst, althans zoo ging het mij, vergeet dat het er stikdonker is. Ik kon na twee uur de leisteenen in den wand duidelijk van de kool onderscheiden, al waren ze beide zwart; natuurlijk was het kringetje dat men tegelijk overziet heel klein. Op het laatst nadden wy een heel goed idee va a het terrein onzer wandeling, en konden wij al van te voren weten of wij weer spoedig in een kolenlaag zonden komen of niet. Ook zonder kaart'en zonder u zelf te doen afdalen, kan ik n, denk ik, wel een denkbeeld geven van den weg, die men door de kolenlagen volgt. Dat gelukt het best, als ge n een dninlandschap vooratelt, en wel een regelmatig gedeelte, een aantal lange vrijwel evenhooge dninrichels, evenwijdig aan het ?trand, met dalen er tnaschen. Denk n dan deze heuvelrijen, deze lange regelmatige gol ven in het terrein, bedekt met een dunnere of dikkere laag sneeuw of?om de vergelijking niet te ver van de werkelijkheid te brengen liever met een zwarte koollaag van een nieter of anderhalf dik; leg in gedachten op deze zwarte golven een tweede zandlaag, zoodat alle dalen weer zOn opgevuld en ook toppen nog bedekt zijn. Boort ge nu een tunnel door dit denkbeeldig terrein, en wel loodrecht op de lengterichting der golven, dan is het duidelijk dat deze gang achtereenvolgens door wit zand of d oor zwarte kool heen zal gaan, nu eens boven, dan weer onder de kolenlaag; maar dat de doorboorde kolenlaag altoos dun zal ztin in vergelijking met de zandlagen. Ook dit riet ge dadelijk: hoe zachter de glooiing ia van de heuvels of terreinplooien, waarop het dekentje van koolstof ia uitgespreid, des te langer d»urt het, eer iemand, die door den tunnel loopt, nit het zand is en in de bedekkende laag geraakt. Waar nu de tunnel of de steengang, zooala de technische term is, de deken van kool doorboort, daar wordt een zijtnnnel, een kolengang aangelegd; die gaat dus dwars in de kolenlaag en volgt de helling van de heuvels, die immers met kool bedekt zjjn. Meestal worden de gangen een weinig stijgend aangelegd om bet bergvocht gelegenheid te geven naar de schacht af te stroomen. h nip, keuken en stal, enz. De voordeelen van het verenigingsleven, de noodiakelykbeid van algemeene ontwikkeling, de taak en hnishouiing der boerin, de deugden eener huismoeder,boekhouding op de boerderij, enz. Bij deze laatste lessen werden doelmatige icbrjjfboeken' uitgereikt, ingericht op een wijze, dat alles gemakkelijk kon worden op geteekend. Ten slotte kan nog worden vermeld, dat dank zij de doelmatige inrichting van zulk een gildedag, de ambitie der leden tot deel neming in den regel zeer groot was. G. W. B Tutti ML Zaoala 14 jaar geleden nit het batig saldo der Tentoonstelling van Vrouwenarbeid het Bureau voor Vrouwenarbeid voortgekomen is, zoo hoopt men met de gelden, die over zullen blijven van de tentoonstelling De Vrouw in 1813?1913" een coöperatieve Bank voor vrouwen door vrouwen te kunnen stichten, waaraan da behoefte reeds lang gevoeld is en waarmede men in Dnitachland reeds zulke goede resultaten verkregen heeft. Alle mannen en vrouwen, die symphatie voor dit streven hebben, zullen spoedig in de gelegenheid gesteld worden daaraan uiting te geven, als zij de circulaire ontvangen, waarbij om ban moreelen en finantieelen steun sal gevraagd worden. Dat het batig saldo van die vorige ten toonstelling goed besteed is, dat bewijst wel bet elfde jaarverslag van het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid, dat zoo juist Is verschenen. Hoewel de Minister van Landbouw, Nijver heid en Handel de subsidie, die het Bureau reeds vele jaren ontving, in bet jaar 1912 ingetrokken heeft, worde door het Bureau gewoekerd met de beschikbare krachten en kon aan het aantal aanvragen, waarmede (de schriftelijke en mondelinge tezamen genomen) dit jaar het getal 419 beraikt werd, voldaan worden. Deze aanvragers en aanvraagatera kwamen uit de verst uiteen loopende deelen van ona land ze:fs 10 uit het buitenland en nit de meest verschillende maatschap pelijke kringen. Ook in leeftijd, godsdienstige en politieke overtuiging boden zij de grootst mogelqke verscheidenheid. Door niet minder dan 28 vereenig'tngen, instellingen en commies: «n werd de hulp van het Bureau ingeroepen. Behalve deze aanvragen heeft het Bureau ook nog vele werkzaamheden op eigen ini tiatief kunnen tot stand breng n. Zoo werd de lijst van Nederlandeche schrijfsters en hare werken voltooid. Chronologisch geordend wat de gestorven, alphabetisoh wat de nog levende schrijfsters betreft. Deze lijst kan aan het Bureau geconsulteerd worden of in bruikleen worden uitgegeven. Toen de Rotterdamsehe gemeenteraad een salariaregeling in het leven wilde roepen, waarbij *u mannelijke en vrouwelijke onder wijskrachten voor gelijken arbeid ongelijk loon zon gegeven worden en men zich daarbij beriep op bet voorbeeld in bet buitenland, werd door bet Bureau een lijst gepubliceerd van gemeenten in ons eigen land, waar mannelijke en vrouwelijke onderwijskrachten wei gelijkelijk bezoldigd werden. En zoo staat het Bureau ateeda op de bres, om, sterk door ffflIlllllllltllllllMlllllllllllllllll Uit zoo'n kolengang die, «h de laag dik genoeg blijft, een verbazend eind ver vervolgd kan worden, worden weer d warsgangen aangeboord Dese loopen dan wat de hoofdrich ting betreft evenwijdig met den steengang of hoofdtunnel, maar.,., en dit spreekt van zelf voor wie de zaak eveu indenkt.,., deze laatste gangen loopen niet meer horizontaal, maar golven mee met het terrein; wie in zoo'n zij-zijgang, dus steeds door de kolenlaag loopt, daalt af in de dalen en stijgt weer tegen de hellingen op, gaat over een heuveltop en daalt weer een helling af, precies als of ge dwara over de dninrichela naar zee wan delt. Met dit verschil dat ge in de mijn geen blauwe lucht of wolken, maar een dak van lei of zandsteen van een paar honderd meter dikte boven u w hoofd hebtEen paar maal zyn wy zoo'n golvende gang een eindje in geweest, een honderd pas of zoo, verder niet; daar vond ik het weer alles bebalve aange naam ; de hoogte van deze gangen wisselt nog al, en het gaan begint er byionder veel op kruipen te gelijken. Kolen sagen wy er weinig. Want als langs de pijp een meter diep de kolen zijn uitgegraven, wordt de holte allengs weer opgevuld met zand- of leisteen, zoodat alleen de golvende middenpüp overblijft, die voor het afroeren der steenkolen diende. Dit systeem van gangen maakt het mogelijk, dat somtijds een opstijgende zijgang zoo hoog komt, dat daar dicht bij een steengang van een hoogere verdieping loopt; dan wo; dt er een verbinding gegraven; n zoo'n sterk oploopende pijp troffen wüaan, maar wij dnifden er niet door, om reden wij niet precies wisten waar wij nit zonden komen; en in het gedeelte, waar wij dien middag wandelden, troffen wüin het geheel geen mijnwerkers aan, aan wie wij inlichtingen ladden kunnen vragen. Er was nog een andere reden voor ona, om er ons niet in te wagen. In deze verbinlingsgang zag ik namelijk voor het eerst evende planten, natuurlijk zwammen, padde stoelen; dat zijn ook de eenige die er leven kunnen. Zy toch hebben voor hun voeding geen licht noodig, ze kunnen van vergane ilanten leven; de mijnstutten zagen hier mooi rose en wit van de talrijke tranenzwammen die er op groeiden. Ook liepen er over de staande stutten zwarte koorden, ze teekenden een ruit werk op de gladde ontschorschte dennenatammetje. Dat zijn de verharde iwamdraden van een andere paddeitoel, de rhizomorphen, die ook wel op joomstronken te zien zijn, en vaak op oude joomen waarvan een deel van de bast ver oren is gegaan. Waar zooveel zwammen woekeren is het hout niet best meer te veral de statistieken, die in den loop d er j aren verzameld zijn, inlichtingen op alle gebied van vrouwenarbeid te kunnen gever. Men kan zich a bonneeren op de uitgaven van het Bureau, dat jaarlijks eenige belang rijke brochures in het licht geeft en waarvan de prijs 'veelal tnaschen de 25 en 75 ets. beperkt blijft. Lid van het Bureau kan men worden voor de minimum contributie van l gld. per jaar en ik verwijs daarvoor gaarne naar het adres van deze belangrijke inrichting: Jacob van der Doesstraaat 68 te 's-Gravenhage. TH. MANSFELDT?DB WITT HVBERTS. AErlrB^DEI. Huwelijttgift. Niet in alle landen is de ring het onder pand der huwiykstrouw. In een gedeelte van Zuidelijk Rusland ontvangt de vrouw van den man als verlovingsgeschenk een mooie kanten muts, die zij gedurende haar geheele huwe lijksleven alleen by zeer plechtige gelegen heden draagt. Men zegt daar van een meisje dat op trouwen staat: zy is gemutst". De bedoelde muts heeft natuurlijk een geheel eigen model en is tamelijk kostbaar. * * Geldbelegging. Den naam mag ik niet noemen, maar't is housen gebeurd... In Melbourne woonde een jonge dame, die een prachtige stem had, maar niet rijk genoeg was, om in Europa, liefst in Parflp, büde groote zantleerares, Madame Marchesi (thans reeds overleden), te gaan btudeeren. Zy was intnsschen niet alleen muzikaal, maar ook handig, stelde zich in verbinding ?net een groot bankiershnia, en maakte daar de volgende overeenkomst. Het huis zou op haar naam een leening trachten te plaatsen van 12000 gulden, verdeeld in duizend aandeelen van f 12. Na t wee-jarige studie zon zg terngkeereD, een tournee van ruim een maand door Australië maken, en de winst onder de aandeelhouders verdeelen. De avond vórdat de aandee.'en aan de beurs kwamen, gaf zy een concert, waartoe alle geldmannen werden uitgenoodigd. Zij zong en... den volgenden dag waren binnen enkele uren alle aandeelen genomen. De aandeelhouders kre gen na twee jaar hun geld terug met 100 procent winst. *** Snuifje. Een gewoonte of een mode, die sadert gernimen ty'd nagenoeg verdwenen ia, hoewel ze nog bier ea daar in minder gracieneen'' vorm by enkele zeer ouden van dagen voort leeft, is het zoogenaamde anniven. En toch waa dit spelletje in overgrootmoeders jongen tyd sóin de gunst van alles wat schoon en voornaam wag, dat men sich noch de geposeerde dame, die als balmoeder fungeerde op een feest, r.óeh het gracienae jonge meieje, dat uitkwam op haar eerste bal denken kan zonder een fraaie tabatière of snuifdoos waaruit zij met geraffineerde elegance t nsschen vinger en duim een prise" nam. Er was in dien tijd een wedstrijd in de fraaiste snnifdoozen, van goud en van gedreven zilver, van gesneden ivoor, van hoorn met parelmoer ingelegd, en som i met diamanten en paarlen versierd of met kostbaar miniatuurschilderwerk van groote meesterp. De punifdoos was ook een bijzonder geEen eerste blauwtje. (Punch). Mag ik den volgenden dans van n, Mevrouw? Je bent een heel lieve jongen, hoor. Maar zon je niet liever een ander vragen? Maar ik heb ze allemaal al gevraagd. niiitiiiuiiutiiiitinniniiitinttiiitiitiittiiiiiiitiiiiniiiiiiittiiiiiiliitiliiiiiiilitiiiiilliiiiliiiiiiiiititiiiiiiuiiiiiiiiiittiiiiitiiiiiiniitiiiiiiiitiiitiliiinililiinil manier tegen het geestige wipneneje te wry ven, en liefst op zulk een wij ie, dat er zoo min mogelijk van het prikkelende goedje naar binnen kwam, zonder dat de omstanders iets van deze fraude merkten. De moeilijkste opgave was het slot- en knal-effect, dat nu volgde, want er meest n n geproest en geniesd worden zó, dat het aan het geestige meisjes kopje een nieuwe en bizondere bekoring verleende, en dit was geen lichte opgaaf: zonder aangeboren talent bracht men het op dit kritieke moment niet heel ver, en menig nnfje zal het voor haar spiegel hebben moeten instndeeren, aleer ze het tot een dragelijke voorstelling bracht, en in staat was zich het hart der bean-caraliera binnen te snuiven. Dat alles is nu voorby, ia een antiquiteit, een stukje geschiedenis... en zonderling genoeg, de eenige p'aats in de wereld waar de snnifmode nog heden ten dage als mode heerscht, is China, waar tabakanuiven i tot den bon ton van de voorname gezelschappen behoort, en waar men er zelfs een eer in stelt om dwaze fantaisie-prgzen voor bizonder geurige en oude snuif te besteden. In de hofkringen gebruikt men er snuifaoorten, die van vijf tot zes honderd gulden een pond kosten. Zou dat het begin zijn van de Europeesche beschaving in het groote Aziatische Rgk? Dan ia dit begin toch wel bizonder CoiBeeach, en doet verwachten dat de JangsHaartjee vooreerst in de beginselen der moderne beschaving nog wel snuifnensjeft" big ven zullen. AIXBOBA. voorwerp als geschenk, en indien een vorst of een voorname meneer aan den een of ander een byzonder blijk van zyn gunst geven wilde, dan was bet strijk en zet een snuifdoos, die bjj den gunsteling vereerde, en wie veel diensten bewezen had aan vorsten of voorname heeren hield er gewoonlyk een verzameling van tabatières op na. De détaole van deze mode ia geweest, dat het spelletje by sommigen in een hartstocht ontaardde, en afgtootelybe kantjes begon te vertooner. Wanneer we tbans het snuiven nog wel eens zien van oude menecben, die zich niet helder en niet prettig gevoelen, wanneer ze niet een paar sonifdoozen vol per dag door duim en vinger laten gaan, dan vinden we dat vór alles onsmakelijk, en men kwalificeert tbans iemand op een zeer on 'rieudeiyke wijze door hem of haar een oude enofneub" ie noemen. In den gouden tyd der snuif mode evenwel daciit men daar heel andeis over. Het gracieuse en min of meer sentimenteele juffertje wist de gouden snuifdoos in haar fijne blanke handjes tot iets buiten gewoon elegante te maken, en op schitterende wijze te ccqaetteeren door de manier waarop ze met baar fijne vingertjes het gouden dekseltje opende en tegen den bodem klopte. Vervolgens nam ze de fijne zwart e korreltjes op betooverende wijze tnsschen duim en wijsvinger, om ze met een losse vlugge arm beweging, die den fraaien vorm van haar onderarm in de breedgelnbde kanten mouw op buitengewoon voordeelige wijze deed uitkomen, aan den neus te brengen. Dan kwam de kunst om de prise op de fjiekste iMimiiiMMiimliiiMiumiiiMii Het boren van een steengang met electrisch gedreven boormachine. trouwen; waarschijnlijk werd de verbindings gang niet meer gebruikt of was ze verderop ingestort, anders waren er wel maatregelen genomen tegen het vergaan van de stutten. Hoe overmoedig en geneigd tot bet zoeken van een avontuurtje wy ook waren, ook al om niet langs denzelfden weg terug te moeten keeren, we waagden er ons niet in; we bleven op dezelfde verdieping. Aan hei eind was men bezig den steen gang verder te boren. Wy maakten rechtsomkeert, nadat wij het werk een oogenblikje badden gesien. Het was geen tijd, dat ploegen kwamen of keerden, zoodat wy alleen treinen met benzine-locomotieven tegenkwamen, geen mensehen. By de lift in de schacht, waar wij een poosje wachten moesten, tochtte het geweldig. Zoodat wij maar zoo lang in een zijgang kropen, tot het signaal ging. Dezen keer namen we plaats in een bak zonder zij tralies, zoodat wij op een los steik schommelend vloertje in den liftkoker omhoog se loten; dat gaf wel een eenigazina griezelig gevoel; maar het duurde te kort om er last van te krijgen. Boven in de mijn gaven we on «e lampen weer af en namen een heerlijk warm knipbad. Rillend van kon, stoffig en moe, kwamen wij in de badkamer en lekker warm en verfriecht gingen wij er weer uit. Buiten de mijn joeg ona de Faasch-sneeuw om de ooren; de lucht was dus wel be trokken. Maar wat scheen alles helder ver licht, alsof overal electrigche booglampen op gestoken waren. 's Avonds aan den maaltijd, kwam het gesprek natuurlijk op bet werk in de mijnen; over den vooruitgang van de Nederlandscbe industrie in verband met den steenkoolvoorraad in het eigen land, over de toekomst van de Nederlandsche mijn-industrie, die nu al met een drie 4 vierduizend arbeiders werkt, en over de nieuwe staatsmyc, die al aan het bevriezen toe was. Daarover hoorde ik zooveel vertellen, dat ik den volgenden morgen nog eens naar Heerlerheide wandelde, een half uur ten noorden van de atad. Een van de ingenieurs waarmede ik had kennis gemaakt, gaf mij zyn kaartje; doch zonder deze introductie te moeten toonen, liet men mij den boortoren binnen. Onder d»n hoogen bonten koepel was het een geweld van belang. Het was een gehamer en gebeitel, een stampen en stooten dat hooren en zien verging. Ik trof het mooi, dat juist met de groote beitel geboord werd. Drie mannen atonden op een hooge stellage, en hadden, zoo acbeen het, een reusachtig breekijzer tusschen zich dat loodrecht stond te dansen in een ijzeren pijp, die in den grond waa gezet. Daarbij stroomde er voortdurend een dunne kleipap uit de onderste pijp; en langs het stootyzer liep er een kleiaop in, dat nit een pomptnit stroomde. Het stampen van het twintig meter lange ijzer in het boorgat, het E toot en van de machines gaf zoo'n rumoer dat bet niet mogelijk was iets te verstaan, van wat de werklui mij antwoorden .Ik begreep er dan ook niet veel van. Gelukkig heb ik een paar dagen later door mr. Waterschoot van der Gracht die den IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHMIIIIIIIIIIIIII 4den vacantie-cnrana van dan Geografen-bond leidde, de heele zaak hooren uitleggen; toen was net het boorgat klaar dat ik had zien uitdiepen, en het rumoer was zoo gosd als verstomd. Ik kon nu ook het uiteinde van den beitelboor teekenen.die toen niet zichtbaar was. Wij daalden in den wijden mond van de schacht af, waarin later de machines zon den komen te staan. Daaromheen werden een groot aantal diepe gaten geboord, die door het meer dan tweehonderd meter dikte dryfiand tot op het vaste carbonische ge* steente reiken. Als die klaar zijn, wordt er door middel van deze diepe boorgaten een atroom van afkoelende mengsels diep in den grond rond om den mijnschacht heen gevoerd, zoolang tot de heele cylinder van 3 & 4 meter doorsnee, een ysmesea is geworden. En deze vaste massa wordt dan gedeeltel, k met dyna miet behandeld, uit geschept en nitgeboord. Ontzaglijk zyn de kosten van het boren van een schacht met toebehoo-en; als alles klaar if, zyn er al een millioen of vijf, zes aan materiaal en arbeidsloon uitgegeven; en dan duurt het nog wel een jaar, voor de eerste steenkool aan het Ry'k of aan particuieren kan worden afgeleverd. E. HEIMANS. Het ondereind van de beitelboor, die in dienst wordt ge steld als de lepelboor door den lossen grond heen is. De haken bo venaan (O 8.) zyn de ondersnyders,dieden steen al trach ten te breken; de beitel draait voortdurend rond en wordt telkens door een stoomma chine een paar decimeter opge tild; hu valt dan met het ge wicht van al de ijzeren stangen, soms 1000 me ter lang, weer neer. De scher pe beitel is van het hardste staal, zoo groot als een groote spade en zoo dik als een mans hand. Door de gaten loopt voortdurend kleiwateraf.dat door de omslui tende boorbnis met de losgeatampten en vermorzelden steen naar boven wordt gevoerd.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl