Historisch Archief 1877-1940
No. 1825
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Oize TooBeelspelers.
IV.
Teekening van Fitter van der Hem.
4IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHII
Looia de Vries als Abraham Ssrder Lehman
in De Familie Lehman".
llllillllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIII
xm.
Allerhande.
«M medtdeelingen van het
Hitlorite* Qenoottchap te Utrecht, dl. XXXIII.
Amiteidam, Joh. Muller 1912.
Da bjjdragen brengen ona telken jare
^gewaardeerd hiatoriash materiaal, betiy' door
ronnenultiaven, bèta]) door atndiëaoverde
veraahUloadate onderwerpen. WQ bewjjsen
onsen lesen geen ondleoat, naar wjj bop»n,
«et «w overdone van wat deel XXXIII
ona bjaoht. Mr. N. W. Posthumus opent de
ijj. 3$ U de bakende geachiedtehrgver van
?de Lwdaeh* lakennijverheid en geeft ona
tkanq een at*k, dat sich bevindt in het
Ltidaob gemeente-archief en de uitkomsten
bevat fan een ondersoek, door commiMarissen
uit het Bof van Holland 1540?1641
ingeateld, naar den omnug en den aard der
neringen, die binnen een afstand van 600
roeden balten d* atad Leiden weiden uitge
oefend. In dat Jaar 1840 nl, had de stad, na
tal van voorafgaande pogingen, Van de
landarefeering een octrooi verkregen, waarbij
alle poorteraneilng binnen genoemden afstand
werd verboden, en thana moeat worden
ondersccht hoeveel achadetao «telling sty aan
?de te verdreven neringdoenden moeat
nitkeeren. Zü«on het er gaarne voor over
hebben. Want al die bedrij ren buiten de
poorten deden den bmrgera scherpe concur
rentie, terwijl met name de talrijke
biertapperijen aaa burgers en bnitenlni de kroea
valden, sonder de stedelijke accijnzen te
betalen, welke het bedrijf binnen de moren
moeat opbrengen. De uitvoerige enquête ia
leersaam voor ontt kennis van bet toenmalig
klein bedrijf in de 77 gesinnen, waarover
rapport werd uitgebracht, voor den arbeid
van vrouwen en kinderen, voor het leven
?en lot dezer kleine luiden, waarover ook
tmstchen de regele door soo veel te lesen valt.
Onder allerlei trof mjj in no. 64, bh. 65 de
uitdrukking ... Oornelia Jansz. pottebacker,
die in sQn olyebedde l»yt..." beteekent dit:
«aan wien het laatste oliesel was toegediend?"
Bekend ia de groote kindersterfte van vroeger
eenwen: hier is Beatrix Vïoetwyflf oadt
omtrent 68 jairen heeft een zoon levende
van 22 kinderen, die zy gehadt heeft (nos.
53 en 66) Hat rapport brengt ons ook nog
een martelaar, Adriaan, seemmaicker van
der Qoude, die te Haerlem om der aecte
;[van de dooper*] wille gerecht is." (no. 42).
Dr. Henri Obreen geeft ons onuit gegeven
oorkonden nit de 13de eeuw betreffende het
klooster Jernsalem onder Bieielinge op
ZuidBeveland, welkome naoogst voor het in
Zeeland toch niet zoo heel rijke materiaal
der privaatoorkonden" uit die eeuw. Het zijn
schenkingsbrie ren,bevestigingen van vroegere
giften, ook een testament van Elisabeth
Lams, waarin sjj o. a. vermaakt aan Maria
dochter vaa Boude wij n pelliciam conineum"
d. i. een kleed (mnl. pellen) van konynevel
(mnl. coninqo) en een sorcotinm de camelot"
d. i. een w(jd overkleed sonder mouwen
(mnl.sorcote) van kemelshaar(mnl.cameloot)
aardig voorbeeld van verlatjjnscht
middelnederlandach.
De dordtsche archivaris J. L. van Dalen
biedt oia oorkonden en registers betreffende
de atad Dordrecht en hare naaste omgeving
trjdena het grafelijk huis van Holland, 1006
1299, d. w. s. alle reeds in oorkondenboeken
gegevene, benevens alles wat sich nog on
gepubliceerd op het atadaarohief bevond,
eene lijvige verzameling, in dese Bg dragen
van bis. 116 tot 278. Het s|jn slakken, voor
de beoefenaars der atadsgeachledenia van
veel beteekenia hier kan ik er slechts de
aandacht op vestigen. Aardig, dat reeda in
een brief van Allerzielen 1269 de Dordtache
naam Stoop voorkomt (?Aleyde Vranken
Stoopsdochter" No. XXXI, bis. 160). Dat
Dordrecht in 1276 reeds eene stad van
beteekenis was, leert de oorkonde, waarin Aleid,
snater van Willem, Roomach koning en
weduwe van Jan van Avennea aan hare nieuwe
atad bij het buis te Rivier d.i. Schiedam,
rechten en wetten geeft (verg. K. Heeringa,
Beachr. v. Schiedam", 1910, bis. 2) en be
paalt : tt... in vonnlaaen off in recht te
vuyten ofi acepenen twifelden sullen sjj tot
den raedt der acepenen binnen Dordrecht
toeloop hebben..." d. w. s. dier kunnen s|j
in moeielljke rechtzaken om voorlichting
gaan, wijs worden" gelijk het heette
(No. XLI, bis. 167). Merkwaardig is het
charter waarin Fioria V, 11 Dec. 1290 uit
spraak doet in sake den doodslag op den
schepen Claia Oem, No. CXI V, bis. 222 vlgg.
Men siet er nit, wat er voor de verzoening
van snik een moord moest geschieden o. a.
dat men doen sal des Clais maghen
voetvalle met twee hondert mannen wollen ende
baarvote", dw.z. dat de moordenaars met
tweehonderd onderhoorigen in wollen klee
deren en barrevoets een voetval sullen doen
voor de bloedverwanten van den verslagene.
Over eene inrichting van hooger onderwijs
te Renen in de 17de en 18de eeuw, vertelt
dr. R. Jesse, bis 279?306. Goede tijd toen
in menig klein stadje de Latünsche school
een centrum van beschaving en van pret
vormde l Voor onze kennis van het toenmalig
voorbereidend hooger onderwijs is de bijdrage
van veel belang, als aanvulling van wat reeds
bekend is (b.v. voor de Alkmaarsche school
door H. E. van Galder, 1905, voor de Gondsche
door L. A. Kesper, 1897, voor Dordrecht
Schotel, voor Middelburg Voegler, voor Laiden
mijne artikelen in Leidsch jaarboekje" 1904
en 1906, behalve natuurlijk de groote werken
als van Stallaert ea van der Haghen of wat
Moll verhaalt in Kerkg. van Nederl." II, 2,
228?338). Als bjjlage B. geeft dr. Jesse een
Latynech schoolreglement, zooals wy er ook
vele bezitten, maar altijd gaarne meer ont
vangen. Dit is nitvoerig en als voorbeeld van
oude paedagogiek belangrijk, het panache
jongenaleven op school, in huis, bij het spel
iiwiiiniitmimiiiiiiiiiiiitiiiiimiiMiii
y.
De .Vendémiaire", die bjj Cherbonrg met haar geheele bemanning gezonken is.
omvattend, van het hoogste af, gebed en
dankzegging aan God, tot het kleinste toe
t: w. geen sneeuwballen gooien, geen appels
dieven, ja selfa aliia praeaentibua flatnm
ventria emittere cavento"! Ook bier het
voorschrift om in school en thuis en altijd
Latijn téspreken, waarover ik verwijzen
moge naar genoemd artikel in Leidach
jaarb." 1904, bis. 110 de noot.
De bladiijden 311?473 bevatten het dag
boek, hier en daar verkort, van eene reis
door Nederland ia 1762 van Joh. Backmann,
die toen 23 jaar oud was en in 1766
hoogleeraar te Göttingen zou worden in oeconomie
en technologie. P/of. Kernkamp gaf het nit
met waardevolle aanteekeningen. Wij besitten
een aantal dergelijke reisjournalen van vreem
delingen, die in de 18dèeeuw ons land be
zochten, o. a. dat van den Zweed Ferrnerin
1769, in het 31e deel der Bijdragen, ook door
Kernkamp uitgegeven. Wat sjj sien en ver
tellen ia niet altijd juist, maar het blijft
belangrijk te weten wat vreemdelingen bij
ons trof en hoe züer over oordeelden. Natuur
lijk hooren wij vele malen betselfde over
dezelfde menschen en dingen; geen deser
reizigers keert terug van sijne odyaaee, of
hij gedenkt met huivering de ongemanierd
heid van het Hollandser* pnbliek, en hoeveel
maal ik gelesen heb, dat de hernhütterache
winkeliers in Zeist niet lieten afdingen, ben ik
waarlijk vergeten.. Maar wie alles te samen
voegt, krijgt toch tallooze bijzonderheden
over wetenschap en kunst, kerk en school,
maatschappij en hulsgeiin, gebruiken en
seden, die hem voor zijne kennis van veel
waarde zijn. Beckmann heeft vooral de ge
leerden bezocht in de academiesteden, hunne
colleges gehoord, laboratoria en kabinetten
van naturalia gesien, over boeken en hand
schriften gepraat, maar meteen vertelt hij
van hun dagelyksch bedrijf, en zoo aanschou
wen wij de toenmalige professoren figuurlijk
en letterlijk in dat buislijk négligé", waarin
men, volgens de Génestet, het best den christen
kent, maar toch ook veel kleins aan den dag
treedt (b v. van Albinne, blz. 397, de bekende
strijd tnsschen F. Barman en Saxe blz. 422
426, Gerdea, bis. 439). Overigens zoeke hier
ieder wat van zjjoe gading is over onze
grove manieren (448), over eene preek, waarin
de gansche geacoiedenis der atad Antiochië
verteld wordt (338), orer fazanten uit het
Hals ten Bosch aan madame de Fompadour
ten geschenke gezonden (353) over de
GoudBche pypenfibrikage (363 vlgg.), over eene ver
gadering van Lrtdscne vrij metselaren (404),
over onsen boekhandel (337 vlg. en elder»),
over de zee bij Scheveningen, bey deren
erstem Anblick man erschricki" (364), over
het sprookje van onze sindelqkheid (444).
Hoe armer wij isgn aan mémoires en brie ren,
hoe dankbaarder voor berichten, die dat
gebrek eenigssins vergoeden. De vraag, of
prinses Anna hare kinderen zelve heeft ge
zoogd, wordt hier weder eens ontkennend
beantwoord (345). Natuurlijk bezocht Beck
mann ook die masico a te Amsterdam, waar
van alle reizigers verhalen (veel meer dan
ik in mijn Züdeltfk leren in de 18de eeuw"
blz. 74 vlgg. aanstipte), o. a. ook de Fontein,
waarvan een prent voorkwam op de veiling
van Fred. Muller, Mei 1912, No. 1238. Ver
melden wij nog dankbaar.dat prof. Kernkamp
aan zijne uitgave een bladwijzer toevoegde.
Leiden.
L. KNAFPKBT.
Corrigenda. In ona vorig artikel heet
B ar wout Jansz. wel geleerd" lees: wel
geteert" d. L wel bij den drancke".
IflM in ie flooftstai.
Ouypers1 a-cappella-koor.
Dat de beoefening der antieke muziek hier
al jaren lang op 't doode punt staat, ware
reeda voldoende motief tot oprichting van
een nieuw ensemble om uitsluitend oude
kunst te reprodnceeren. Daargelaten dus de
onvolmaaktheden dier beoefening, waarvan
ik er enkele moet bespreken, wijl Hnbert
Cnypera, die een a cappella koor stichtte en
den 2den Juni zy'n eerste concert gaf, eenige
gebruiken overnam van zijne voorgangers en
de traditie", welke pas een goede veertig
jaren telt.
In de eerate plaats het mengsel van stijlen
en 't optreden van solisten. Men praat van
overgangen in de mnziek-geachiedenia en die
vindt men werkelijk tnaachen Monteverdi en
Berlios, hoewel de eerate leefde bij 't begin
der mnsikale renaissance, de tweede in de
negentiende een w; ook tnsschen Notker
(830?912; die het voorrecht heeft by iedere
a-cappella-uit voer Ing geciteerd te wordenl)
en Paleatrina. Doch niet tnsschen Paleatrina
en Monteverdi, tydgenooten; want deze ver
tegenwoordigen twee systemen, twee wereld
beschouwingen, twee psyches, die absoluut
onvereenigbaar tegenover elkaar staan; de
opkomst van de majear-toonsoort, van de
instrumentale muziek, het afsterven van de
scolastische kunst, de langzame wederopbloei
van het natuur-tentiment houden daarmee
verband. Dit wil zeggen dat het de belang
rijkste qaaestie der mnziek-gescaiedenis geldt,
en 't is betreurenswaardig, oat de uitvoerende
kunstenaar, die zich nooit bemoeit met de
psychologie syner kunst, zulke essentieele
tegenstrijdigheden begaat ah de roekelooze
mengeling van die twee vijandige stijlen.
De a-cappella-muaiek werd een geïsoleerd
stuk cultuur, gely'k de meeste middeleenwsche
levensuitingen. Palestrina's biograaph echynt
dit beseft ie hebben: Urn sich in seinen stren
gen Knnstprincipien nicht storen zn lassen,
verschloss er sein Ohr sec ha Jahre lang der
neneren Ktrchenmnsik" schrijft
Frenndenberg in zijne Errinnernngen aas dem Lsben
eines alten Organisten" en het ware misschien
ook de juiste gedragslijn om een
a-cappellakoortje geheel vertrouwd te maken met de
techniek en het sentiment van dien styl. In
ieder geval zijn de werken der antieke mees
ters talryk genoeg om er eenige programma's
mee te vullen; alleen Proske's codices telden
30,000 nummers en decomposities ven Bach,
Pergolese, Binding en Hago Wolf had
Cnypers gemakkelijk vervangen, Het is me
volkomen onbegrijpelijk hoe men in direct
contact met Palestrina en Vit t oria de muziek
kan aan hoor en van Pergolese's Stabat Mater
en zy'n begeleiding op een schralen en
monotonen basso continuo. In een museum zal
men zulk een dwaas amalgama niet meer
toelaten noch dulden.
Ten tweede het tempo, waarin men Palea
trina en de andere meesterg dier school pleegt
mit te voeren. Men vindt dese qnaeatie
be*E.rfEMPS" ROEPT UIT : UftftT OMS ON2E
T>ooUEN BtWEENEN.
MAflR IftflT ONS NIET VER6ETEN,T>ftT WE
ONS opOFf£RIN(iEN MOETEN GETROOS
TEN VOOR '&LftNT>S VËIUbHE)P "
EN^E BOEN HUN BEST.DlE
IE R.F. STftflT BOVEIXrtflW OP HET GE61E
DER (80VÊN2EESCHE")
EN DER. ONÏE.R2eESCHE ONDEIttEEËf
OF ONfcER2EE'éRS IN 'T
ENDE SCHEPEN Z-bN
BEROEMD OM HUN
EN HETAULER.&ROFSTE &EStHUT.
DE &EttflNNlM& BESTART UIT DE ?
MEEST LUCHTHflRTltrE J«NNEN,T>IE
MEN ZICH BENKEN KAN :
COEUR ET SfiNS
HET tMEELE FRftWSCHE VOLK DWEEPT
KftN OOK MET BE MARINE '.
WANNEER
EEN
RE&EERIK(r
DE VLftCr
HflLF-5TOK
6flrtT EEN NIEUWE DEADNOÜ&HT HCT
RUIHE 60P IN, DflN WflPPBREM T>E
VOLUIT.
WANNEER
(N l E-r") TERU&..
VLPI&6EN
WEER HftLf-STOK.
EN 'ZOO VOORT EN 200 VOoRT.ENZ.
HET LE&BR C»)N&\OOR MET HET
6EtMDÊMftRiHE VOL&6E «ET HET
T6N E.N BEKlEUWEN DER
MATROZENTEN EINt>E 2E WflTERVflSTER TE MAKEN
EN OM EEN TOTftflL UIT&TERVEU TE VOOR
KOKEN LOOT T DE RE&EERIN& PRHZEN UIT
VOOR'T LEVEREN V/»N VADERLftMDERTJES
TÖM vAwTrt^T.
llllllltlllllllllllllllllllllMMIIIIIIIIIlllllllllllMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIItlllllllllllllMlllnlIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIHIHHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItMt
sproken in iedere verhandeling over de
menauraal-muiiek, de vroegere notatie, een
der gecompliceerdste, welke ooit bestonden.
Dit schrift verdween (en daarmee 't rythme,
de vrije melodie en het juiete tempo) om in
de herdrukken der laatste eeuw vervangen
te worden door het moderne, dat toevallig,
terwijl zangen en dirigenten niet te veel
muzikaal temperament", onmiddellijke affi
niteit met de mnsiek besitten, rythme,
melodie en tempo nivelleerde tot een serie
logge onveranderlykheden. Zeo kwam Michael
Halier er toe om voor de oude
a-capellakunat een tempo vaat te stellen van <_! =
70?80, volgens de tegenwoordige notenwaarde
een gemoedelijk Larghetto. Men bespeurt
verder dat Palestrina volgens den metronoom
en de accenten der Giecileanen verkilt, ver
start en onaandoenljjk wordt. Doch deze
methode weerspiegelt de richting der tegen
woordige kerkmuziek en of men al wijst op
het karakteristiek der kunst: passie, der
Godsvereering: passie (de heilige Pailippo Neri,
vriend van Palestrica, brak volgens zjjn
biographen, in een aanval van extatische liefde
de vierde en vyfde rib door te heftig
golvenden hartsslagl) het bestaan eener menigte
machteloozen is er mee gemoeid, (dit is ook
de basis van den Brahms-cnltu?) die, zooals
dat immer gaat, iedere reactie weten te smoren.
Tegen zulke verminking eener persooil
kheid (en tekens van den renaissance-tyd)
had Hnbert Cnypers, die daarmee
waarechycl\jk bekend is, den arm ro bunster opmoeten
heffen. Het leek echter alsof hy de conse
quenties van dit beginsel vreesde en ontweek.
Wat hy gaf was tienmaal muzikaler dan men
gewend is, doch het onbeschrijfbare en
geheimzinnige, de twijfellooze zekerheii van
te staan voor eene schoonheid, die neerelaat,
verrukt en betoovert, ontbrak by Palestrina
op menige plaats. Ik wyt dit aan het tempo
dat vooral in Gloria en Credo, de dubbele
snelheid vergde en aan een te eenvormig
bedacht en te begrensd rubato. Maar een
getrouwe toepassing hiervan sou Cuypers
maken tot omwentelaar in den a-cappeLa-aty l,
eene originaliteit welke hy misschien niet
wenacht. Oodertnaachen waagde hy reeda
een aanzienlijke correctie op het
gesanctionneerde ,-J == 70?80 en dese
Palestrinanitvoering (ae heele Missa Brevif) ia de beate
(het zy" hernaald) welke hier gegeven werd.
Cnypers' koor ia samengeateld uit
voortrcffaljjke stemmen, van wie vooral de
teaors prachtig klinken; het acbjjnt me selfa
aanbevelenswaardig alten en sopranen tegen
ban seer weelderig geluid te beschutten door
een vollere bezetting. (De onevenredigheid
viel 't meest op inDiepenbrocks Paaschlied.")
Het Messchaert-staccato, zniver-instrumentaal
en geschikt om sniver-inatrnmentale passages
in nieuwere koorwerken te vergemakkelijken,
ia den dirigent van oude muziek nadrukkelijk
te ontraden; Cnypers maakte er gelukkig
weinig gebruik van. Ik hoop, dat de toon
in 't vervolg worde aangegeven met een
sternvork en niet met een harmonium; dat het
tweede concert plaats vinde in een andere
ruimte dan de Eonde Lntherache kerk, waar
men alty'd last heeft van rinkelende voeten
bankjes, kneraende stoelen, rytuiggeratel,
kille muren, het sombere matglas en bezoeken
die te laat komen. Dat de heer Cnypers ten
slotte een bijzondere activiteit ontwlkkele
met ayn koon j e en sich verzette tegen ieder
soort van mode. De antieke a-cappella-knnst
werd tot heden bijna uitsluitend beoefend
door archivarissen en het is mee? dan tjjd
dat er op dit gebied een sterk kunstenaar
aan 't woord komt. Cnypers gaf ten minste
vooruitzichten, welke me geenszins teleur
stelden.
MATTHIJS VERMEULEN.
Parjjsclie FrofDssoren-sllHonetten.
IL
Da heer Strowski is een nog zeer jong
docent van Sorbonne. Hij is nog'geen pro
fessor, maar voorloopig aangesteld als chai ge
de cours. Hy is lang, mager en blond
en naar zjjn naam aanduidt, waarechynly'k
van Poolse hèafkomst. Hjj schynt door
de jonge dames* seer gewild, want de
vrouwen, die hier zitten te luisteren, zijn
byna -allen, jonge meisjes. Mannen zy'n
er vanjaterlei leeftijd, jonge en oude. Ook
de vertehjtflènde rassen zyn er vertegen
woordigd. 'Ik sag Japaneesen en naast mg
sat een groote, dikke neger.
In een Parysch collegelokaal komen en
gaan de menschen onder de voordracht van
den professor. Deze vervolgt kalmpjea sjja
les sonder sich aan de binnenkomenden of
weggaanden te storen.
Toen ik ?]) Stro waki sat, kwam een ouder