Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTE E DAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1826
werk op sommige plekken ie leeg aandoet,
of dat er b.v. een rand OM is waarin noch
kleur noch lijn levendmakende kracht heef t.
Toch is het werk, ook naar wat ik er van
in Frankrijk zag, persoonlek; het vertoont
een Weien en bet heeft kracht genoeg om
dat Weien te formuleeren. Het werk is niet
oppervlakkig. Chahine is dat wel. Niet altijd,
eer zelden, raakt deie geprezen virtuoos aan
' andere dingen, dan waaraan deze virtuozen
raken. Het is mjjn doel niet hiermee op zjjn
vaardigheid af te geven. Integendeel. Het is
mjjn wensen dat in de Hollanders van nu
meer vaardigheid opvnre dan wat aj daaraan
een tijdlang bezeten hebben. Het is te
gsmakljjk herkenbaar geworden dat een aantal,
zonder knnstenaarsvermogen, zich gevoelig
noemt, om zijne onhandigheden belangrijk
te maken. Boven dat getal staat Chahine ver,
maar hij verwierf zich toch tot zijn schee,
dia vlugheid van hand, die luchtigheid van
observatie en in de waarneming die, gevat
modelleert, maar die nooit synthetisch weer
geeft, of ongekende zijden met scherpe stout
moedigheid stng vertoont. Be overige
Franschen zal ik in dit kort overzicht onbesproken
laten.
Van de Dnitschers noodt Liebermann tot
een bespreking, Ge bespeurt ook hier, in zijne
serieën etsen, dat noch het werk der Hol
landers noch dat der Franschen hem onbe
kend ie. HU, die als schilder naar het Ex
pressieve, het dadelijk zich mededeelende
?oekt, moet van uit zjjn wezen dit ook vin
den in de etsen. Hfl vindt het er. Hu vindt
er tevens het behagen in den licht vlaag, maar
hij geeft dien liohtylaag nog niet, als drager
van een groote, rijke, of woeste, gemoeds
stemming; het gaat bij Liebermann (die een
goed geschilderd portret op de tentoonstelling
heeft) in de wit en zwart werken meer om
het objectieve spel der beschuttingen, van
het licht in het dag-nnr. Sommige der etsen
xjjn daarin niet zonder adem noch zonder
bekoorlijkheid voor een Dnitscher. De hand
is voor iemand van zijn ras soms eer lucht,
' en de etsen zijn van een werkwijze, die ik
in se gaarne vind; geestige griffelarijen. Met
Zorn zoudt ge het werk van Liebermann in
ijjn Impressionisme verwant kunnen noemen.
Terwijl Bracqnemond volvoerden vorm zoekt
en ,soms haast T wil gaan styleereu, zijn n
Liebermann en Zorn beide zoekers naar dat,
wat aan de haptische vormen knabbelt, of ze
ontsluiert. Bracquemond is meer sculpturaal,
?jjn Liebermann en Zorn meer schilderlrjk?
Theoretisch wel? Zorn is tegenover Lieber
mann geiden met minder luchtigheid soms,
. soms met dieper beslistheid. Maar wat hen
ook verder scheidt, toch doen beide als
coekers uit een zelfde periode sterk aan;
beide zijn impressionisten, en het tegen
deel «ijn beide van de kunstenaars der
grootste perioden,wier droom zich, op moeilijk
nit te drukken wijze, ontwikkelt van uit
vormen, eenvoudig, bepaald, groot gegeven,
en met den adem in zich van stormen en
winden nit woestijnen, door wier waaien de
eenzaamheid als een luiden fluittoon klinkt...
Baertsoen heeft hier twee goede etsen,
maar Brangwyn en Pennell zijn de twee
die ik nog bespreken wil in dit stuk.
Pennell is de etser der groote steden, en
ook van de huizen in Amerika, die tot torens
werden, en aan wier voet, en basis, diepe
holen gegraven worden voor nieuwe fun
deering van moren. Pennell zoekt het
phenomenale dezer verschijningen te benaderen
van vit een wezen dat door desen tijd en
door Whistler's invloed geschakeerd is. Hu
tracht dat phenomenale vit te drukken im
een wolkenspel vol warreling (dat niets
heeft van het witte opvlammen der hemels
vu Znleaga) en tracht het tijdelijke weer
te geven in een manier, in het sparen van
het wit hier en daar waarin hjj naar de
gratie zoekt van Whistler's luchtige
etsjsinuaties ? De compositie van zijn werk
is een weinig gevarieerde, evenals het heele
wesen dit is. En Brangwyn 7 Brangwyn is
zeker een der belangrijke etsers van dezen
tijd. HU drukt het stoffelijke van de dingen
zwaar uit. Een brug staat, een schip weegt,
een stelling is vol gewicht. Het is een eigen
schap van zekere grootheid. Het
daimonÏBche" is belangrijker van Brangwyn dan
van Pennell. Penaell is niet meer dan een
vaardig en snel cansenr, zoo ge se ala sprekers
wondt denken; het werk van Brangwya,
zoo ge hem als etser ziet, heeft zwijgende
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIMIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIMMIIIIIIIHMIIIIIIIIIIIIII
Een fiirtgerMe m een inzietoiierwijzeres
DOOR
CHRISTINE HOEKSTRA.
I.
't Was winter en Zondagmorgen. In de
kamer heerste lauwe, verslappende, weeë
warmte, een slaapkamerwarmte. Een
blinkend-zwart fornuisje brandde, uit het be
slapen bed zoolde de warmte op en uit de
grote badkuip, midden in de kamer staande
en vol heet, gebruikt waswater, stegen
warme dampen op, vermengd met de reuk
van sterk-geparfumeerde zeep.
Op de toilettafel stond een glazen schaal,
gevuld met viooltjes van zoet-welriekende
geur, benevens een bonbondoos en een pakje
cigaretten. Een half leeg poederdoosje stond
open op de wastafel, daar naast lagen enige
verwelkte winterrozen.
Een rose avondjapon, achteloos op een
stoel gegooid, enige bladen muziek, ge
havende romans, fijn linnengoed, verspreid
op de stoelen en het bed liggend,
zilverpapier, vulsel en een leeg chokolade doosje,
op de grond gevallen, voltooiden de artis
tieke wanorde van de kamer.
Ineen gedoken in een rnststoel en gehuld
in een warme mantel, zat de muziekonder
wijzeres van Boomsburg, Miss Starton, en
kield achteloos een boek in de hand.
Enid Starton was klein en gezet; ze had
een eigenaardig, saffraan-kleurig gezicht,
de uitdrukking van haar gelaat was bits,
haar stem scherp en haar gang plomp.
Jaren lang was ze een inwoonster van het
grote Londen geweest en nu gaf ze
pianoen zang-les in een klein dorp, waar ze het
leven van een plant, een kasbloem leidde.
Op Miss Starton's gezicht, waarin heur
grote, zwarte, scherpe ogen onophoudelik
heen en weer schoten als twee spitse pijlen,
lag een ontevreden trek: zéliet haar boek
op haar knieën vallen, geeuwde
Verveeld en loom stond ze daarna op,
bet boek viel van haar schoot neer op de
stilten in zich, waari.it de diepere meeningen
der mensohen geboren kunnen worden. Er
is zeker hier en daar een leegte in te
vinden. Niet altijd zgn de groote platen
die hij durft beginnen, everal even gelukkig
geëindigd, maar Brangwyn is een voornaam
etser van figuren, die hun werk doen en tot
rhythmische geheelen worden, en van stads
gezichten, waarin de voorwerpen, die hij er
in ziet, meer beteekenis verkrijgen en van
blijvender belangrijkheid worden dan ie
wellicht als zaak bevatten. Brangwy* is een
spiegel die grootsch kaatst. Er is in zijn
etsen soms iets heroïsch.
PLASSCHAERT.
Drukfouten in Wit en Zwart I op de
Vierjaarlyksche: eerste kolom regel 3, lees
voor en w; tweede kolom regel 23, de moeiten
der karakteriseeringen.
In het stuk over de Moor, Nijland, en
Bakels lees regel l: Karakteriseering. Is
en regel 5 voor het eind van het artikel
lees in plaats van heeft hu: heeft.
Léji Dien,
de dichter vmn het Schopenhaueriaawch
Pettimüme.
In de buurt van Montmartre is stil en
eenzaam Léon Dierx gestorven. HU was een
van de laatsten, zoo niet de laatste, der
Parnassiens, die inLeconte de Lisle hun erkend opper
hoofd hadden. Men had in dien tijd nog
scholen, terwijl deze vereenigingen van
dichters of schrijvers op den huldigen dag
er niet meer in slagen tot vestiging of een
heid te komen. Passage Choisenl woonde de
uitgever Lemerre en het was daar, dat
een paar maal in de week tnsschen vijf en
zes uur de dichters van den Parnaete samen
kwamen, waarbij Leconte de Lisle als een
ware Zeus, langzaam en vol majesteit, met
opgeheven hoofd gewoonlijk zijn intrede
deed. Oek Léon Dierx, alhoewel hy veel
jonger was, voegde zich dikwijls bij het
uitgelezen gezelschap. Later, na den dood
van zijn meester, eopieerde hij hem gaarne
in zijn doen en laten, in zijne manier van
zijn. Toch heeft zijn roem niet verder mogen
reiken dan tot aan de grenzen van den kring
van dichters, waartoe hy behoorde. Zg'n lot
is eenigszins eigenaardig geweest, in zooverre
als hij sinds bijna veertig jaren een onder de
dichters zeer bekende van naam is geweest
en sinds die veertig jaren die grens niet heef t
overschreden. In het begin der tachtiger
jaren werd hij altijd met anderen genoemd
en altijd met een zekeren eerbied. Daarbij is
het gebleven, tot in 1901 hij door zijne collega's
als prins der Fransche poëten werd benoemd.
Vór dien tijd was het namelijk Mallarm
geweest. Het was meer omdat er geen andere,
meer respectabele was, dan om zijne eigen
lijke verdiensten dat hij werd gekozen. En
toch Bjjn zijne gedichten niet zonder werke
lijk emotie. Die zit er zelf* meer in, dan in
de ijskoude beeldengalerij van zijn meester.
Hij was een zachtere dan deze, en de ram
pen van Frankrijk in 1870 trilden na met
zacht-sonberen weemoed in Les Parolee
d'tm ««wtcu. Zoo nam hij soms deel aan de
publieke zaak. En toen Léon Cladel fulmi
neerde, dat men het graf van Bandelaire op
het kerkhof Montparnassa verwaarloosde, ant
woordde Léon Dierx: Laissez les os i la
terre, oubliez ce qai n'est que pouasière et que
pl&tras et ne faites vos devotions a ces morts
qu'oüils sont revêtns d'immortalité: dans
votre bibliothèque, sous la forme imp
rissable dn livre. Lisez-les: c'est les honorer."
Zijn complete werken zijn vervat in twee
deelen, waarvan voornamelijk het gedeelte:
Let Lèvret cloies tot het beste kan gerekend
worden.
Vreemdsoortig is zijn lot geweest in zoo
verre, dat een zoo obscuur dichter, als hij
altijd was, een man van zoo weinig lawaaiend
talent, het tot de benoeming van eersten poëet
van Frankrijk heeft kunnen brengen. Hij had
dit misschien daaraan te danken, dat zijne
verzen nooit van middelmatig gehalte zijn,
maar altijd zich verheffen tot eene zekere
hoogte. Zg dringen niet diep door, maai
bewegen de ziel als een koele bries op war
men avond den gladden waterspiegel van
een grooten vijver. Zg bewegen de ziel als
de klanken van de avondklok het vredige
landschap, zooals hij het heeft bezongen in
een zeer zuiver doorleefd gedicht.
linmiiiiiMitiiiiMiimiiiiiiiMiiiiHiimiiiHiiimii
vloer, met een harde smak, die haar
schrikken deed.
Oh, what a horrid noise", zei de
muziekonderwijzeres, met een nerveuse samen
trekking van haar gezicht en bedekte haar
oren even met haar handen.
Ze geeuwde nog eens, keek de kamer
rond en ging toen naar de toilettafel. Ze
rook even aan de viooltjes, nam een bon
bon en strekte de hand uit naar een
cigarette, stak hem aan en deed een paar
trekjes. Al gauw trok ze een ontevreden
gezicht en gooide het ding op de vloer.
Miss Starton rekte zich eens uit, keek
naar buiten en mompelde, What shall I
do today? Sunday is such a dull day. I
suppose I kad botter go to the library".
Terwijl ze bezig was haar hoed op te
zetten en haar bont om te doen, begon de
baby van haar kostvrouw onbedaarlik te
huilen.
Nijdig vertrok de muziekonderwijzeres
haar gezicht en bromde, How that brat
screamsl"
Op de stoep ontmoette ze haar kostbaas,
die, om warm te worden, met de pijp in
de mond en de handen op de rug, ijverig
heen en weer stapte in de heldere zonne
schijn.
Net koud, vanmorre, nè, Miss Starton,"
zei Max Smit met een fijne glimlach om
de mond.
I beg your pardon," vroeg de Engelse,
de wenkbrauwen optrekkend.
Dat dit vanmorre koud is," herhaalde de
Afrikaner.
I am sure I don't understand yon," her
nam Miss Starton, keerde haar kostbaas de
rug toe en liep naar de bibliotheek.
In de boekerij bevonden zich o. m. enige
jonge heren, die gekheid maakten met twee
aardige meisjes.
De mnziekonderwijzeres begaf zich naar
de boekenkast, waar enige hollandse boeken,
verdwaald geraakt onder de engelse, haar
opmerkzaamheid onaangenaam troffen:
Hm, Dutch. Of coursel What a waste of
money."
Na lang zoeken onder de engelse boeken,
nam ze eindelik maar een op goed geluk af.
Ze wilde er in gaan lezen, maar 't beviel
haar niet langer in de bibliotheek met de
De volgende strophen nit Le Fantóme
mogen eenig idee geven van zijne manier:
On voit errer nne vapenr
En tes beanx yenx de fllle d'Eve
Lointaine on proche comme nu róve,
Comme un reflet donx et trompenr.
Une vapenr en tes yenx nage,
A la snrface on tont an fond,
Comme nne pale et cfaère image
En qui mon coeur entier se fond.
Mon coeur' mon a me et ma eervolle
Et tons mes sens vaparisés,
Sons mille clats d'astres brisés,
Dans tes yeux piongent avec alle.
Een kwart eeuw geleden werd Dierx vaak
geciteerd, maar dan altijd in gezelschap van
de namen van Léon Valade en Albertj Merat.
Zelden of nooit allén. Hij was toen al half
obscuur en noch in de enquête van Huret,
noch in den Journal van Goncourt komt hy
voor. Men heeft nooit veel notitie van hem
genomen. Daarom was zijne keuze tot Prince
des poe tes frangais dubbel curieus.
F. EBENS.
der
X.
De, thans vijftien of zestien jaar oude,
letterkundige loopbaan van Bene de Clercq
zal eene gelukkige en eene blijde mogen
worden genoemd; en het verschijnen van een
herdruk der Gedichten", naast zijn nieuw
bundeltje uit de Diepten" (beide in de
Roo-Bozen Serie", Amsterdam. S. L. van
Looy, 1911) geven mij het geluk en de blijheid,
er hier te kunnen van getuigen. Ik weet dat
sommigen er eenigszins om smalen zullen, dat
ik voor dit werk een oogenblik deze bizondere
aandacht en waardeering vraag; ik weet dat
anderen er mij zullen om prijzen. Maar 't eene
als het andere, misprijzen of lof, kan mjj
nogal koel laten, waar ik op ander standpunt
kan staan dan dezen die Renéde Clercq min
der achten, evengoed als ik hem om andere
reden hoog hef dan genen die er een apostel
der toekomst-poezie, een zanger van het
nieuwe geluid" in voorvoelen.
Want aan dezen die beweren, dat, bij de
Clercq, alles of schier alles niet dan uiter
lijkheid en schoone schijn is, kan ik wel
antwoorden den dichter lang en goed genoeg
te kennen om te weten wat hg zooal inhoudt;
en den anderen, die hem huldigen als een
inleider eener nieuwere, meer
maatschappelijk-algemeene poëzie, zon het mij niet
moeilijk vallen aan te toonen, dat hy niet
minder individueel is in zijne bedoeling en
uitdrukking, dan menig andere, die helaas
door ingewikkelder afstamming en cultuur
niet zoo eenvoudig en onmiddellijk bevat
telijk is, en dat Renéde Clercq in deiedns
even ver staat van, bv., Adama van
Scheltema, die, misschien wel, bedoelt tot het
volk te gaan, als van Bontens, die zich daar
aan weinig gelegen laat, naar ik meen te
mogen denken.
HIk ben van den boer," zong de Clercq.
Ik heb hem ook van den boer zien komen. Wij
waren beiden toen student te Gent, en leerden
de Germaansche philologie. lederen ochtend
kwam hu van huis gereisd, daar vér nit het
vlakke West-Vlaanderen; iederen ochtend
kwam hij te laat. En toen de prof hem vroeg
waarom hy zoo laat kwam, dan vond Clercq
zeer ingewikkelde redenen; maar mij ver
klaarde hu het in mijn oor: Daar steeg
prachtig een leeuwerik op; daardoor heb ik
natuurlijk mijn trein gemist l"
Hy was toen pas nit het college, waar
de gróote dichters waren: Bilderdyk en
Ladeganck. Clercq, die een gehoorzaam leer
ling was, hoewel een geboren dichter, schreef
verzen als Bllderdgk en als Ledeganck. Even
later werd hij ongehoorzaam: niettegenstaande
verbod las hu Pol de Mont en Helene Swaith.
En hu maakte verzen alp Pol de Mont en
Helene S wart h. Hu was reeds aan de uni
versiteit, toen bij ernstig nadere kennis
maakte met Geaelle, waar hij vroeger wel wat
minder bewonderde: deze was immers nit
dezelfde streek, en zoo eenvoudig!.... Wy'
gingen hem echter wat beter lezen, en
Clercq voelde eindelijk zich-zelf, n zich
zelf, ontbotten. Hij ging bloeien naar den
eigen West-Vlaamschen aard. Eerst niet zoo
MiitiiiiiiiiMmii
flirtende paartjes er in, die haar, al wilde
ze 't zich zelf niet bekennen, een gevoel
van heimwee gaven. In haar haast om weg
te komen, vergat ze haar boek op de tafel
in de boekerij en liep het veld in, snel
voortstappend over het vale, dorre gras.
Miss Starton zou niet precies hebben
kunnen zeggen waarover haar gedachten,
gedurende de eerste minuten van haar
wandeling, liepen.
In vaag gedwarrel volgden beelden uit
haar kindsheid en jeugd en van haar ge
boorteplaats, elkander op; maar n voor
stelling toch was scherper belijnd dan de
andere, de voorstelling namelik van een
slanke, blonde jonge-man, en dat beeld drong
eindelik de andere geheel op de achter
grond en overheerste enige tyd alle andere
indrukken.
Enid Starton zag haar vroegere verloofde
in gedachten voor zich, iedere trek van zijn
gezicht, elke eigenaardige en onwillekeurige
beweging van zijn ogen, zijn gelaat en zijn
handen zag zij. Harold was zijn naam ge
weest : hoe had ze als jong meisje niet met
die naam gedweept; hij paste zo bij zijn
voorkomen en zijn aard, meende zij, en
altijd weer had de jonge advokaat haar
herinnerd aan het beeld, dat zij van Ha
rold, the Saxon", zoals hij in haar oud
geschiedenisboek beschreven was, gevormd
had, en haar fantasie had het blond en
krullend haar van beur Harold ook af doen
stromen langs zijn schouders, had de figuur
van haar verloofde kracht en lenigheid bij
gezet, tot het de kloek een schone gestalten
leek van de wettige opvolger van Edward
the Confessor"; haar verliefde verbeelding
had de vrolike wetgeleerde al de typerende
karaktertrekken van een held toegeschre
ven
Dat was het gelukkigste tijdperk van
haar leven geweest en nu was het de droefste
herinnering.
Toen Harold uit haar leven gegaan was,
kwam Miss Starton's slecht humeur met
verdubbelde kracht weer boven, terwijl haar
vroegere zwartgalligheid veranderde in
hatelike spot met alles en iedereen.
Later had ze og dikwels flirt-periodes
gehad met heren, die haar bitsheid
vermakelik en haar cyniese kyk op de wereld
heel oorspronkelijk, al kan bij hem nooit
spraak geweest ion van rechtstreeksche
Gezelle-navolging. Maar langzamerhand ontlook
de eigen natunrvisie, uitgedrukt in het eigene,
vrije vers, zonder de Gazelliaansche
strofegebondenheid. En kort daarop klonk zijn eigen
wezen, rythmisch-vrank en van zeer persoon
lijk-tonende plastiek, nit in de Ambachtsliede
ren, waar reeds door woelde het sociale
medelijden, van dezen zoon nit zeer nederige
ouden, wiens drang naar, haast physisehe,
actie hem tot een partijganger der
christenedemocraten had gemaakt:
Roef, roef!
rep been en arm!
Roef, roef!
ons volk is arm!
Myn vader heeft gezwingeld;
Zy'n hand met bloed gesingeld.
Roef, roef!
De zwingel draait zoo droef."
En uitdrukkelijker:
Vlegels of, en vlugge,
Plof!
Kromt uw nek en rngge,
Plof!
Niets voor 't huis en al voor 't hof I
Vlegelt dol en dof."
Leidt er niet nit af dat Clercq er een be
wust omwentelaar, laat staan een bedreven
politicus, of zelfs maar een overtuigd partij
man om geworden was: er huisde alleen in hem,
naast vele andere gevoelens, dat zijner getemde
en weinig verduldige nederigheid, en hij was
te gezond om ze willig te dragen, al dacht
hij er nochtans niet bewust aan ze af te
schudden.... Wat hem troiwens te dien tijde
meer bezig hield dan vlijtig sociaal
propagandeeren, hetgeen hij dan ook hoofdzakelijk
deed vanwege de lange ritten in jolig gezel
schap van 't eene dorp naar 't andere, waar
het uit flappen van geestdriftige redevoeringen
vooral veel opgewondenheid en dorst tot ge
volg had, wat toen hoofdzakelijk de kom
mer zijner dagen was: vrijen. Want hu was
zeer verliefd, al gebeurde het hem, naar den
aard der minnaars, het tegendeel te beweren;
en het bracht wér een nieuwen toon in
zijne poëzie:
Het avondt nit al de wolken,
Het land is al n rust.
O die nu op zy'n dorpel
zyn eigen vrouwtje kust!
O die nu met zijn kindren
Het brood der armoe breekt,
En vaderlijk-eenvoudig
De taal der liefde spreekt!
Mijn hert is zonder liefde.
Mijn hemel zonder ster!
Het avondt nit al de wolken,
Nabij en ver."
Deze innigheid van beter bewust
zieleleven had hem tot een stemmingsdichter
gemaakt. Waar hij verder nog natuar-dichter
zon blijven, zal hu het niet langer meer
bloot-objectief zijn. Die perceptie van de
stemming, die hem de liefde zou schenken, ver
ruimde zyne menschelykheid. Hij lei ze onder
meer bloot in twee uitvoerige verhalende
gedichten nit dien tijd: De Vlassehaard" en
Terwe". Het meer sociale element in zijn
dichterwezen was echter hierbij niet gedoofd;
het zon even later fel opblaken, toen hij, te
Gent tot leeraar M. O. benoemd, omgang
vond in kringen, waar zijn phyaieke nood
naar strijd aangewakkerd, opgepord, aange
blazen werd, niet echter ten dienste eener eigen
lijke politieke partij, maar veel meer ten bate
der Vlaamsche Beweging ocder haar (Eco
nomisch verschijnen. Vroeger had Clercq
dagbladartikels geschreven, in proza natuur
lijk, vlijmend en striemend voor de anderen,
voor hem hoofdzakelijk jool en leute, uiting
van een te vol aan leven en aan
beeldenwealde, pcë:ie minder van een propagandist,
dan van iemand die zy'n overtollige krachten
evengoed aan propaganda kan vergooien als aan
iets anders. En terwijl de dichter
denhnisely'ken kring in roerende liederen bezingt
want hij is intnsschen getrouwd en vader
geworden flapt hij thans artikels-in-ver
zen uit: improvisaties bijna,
gelegenheidsdichtjes zooals Goethe het bedoelt, maar
waar een groote keurigheid inde natuurlijke
uitdrukking en de bondigheid van een vorm
die, zelf niet ongedwongen, wijl aange
kweekte strengheid gekozen, daarom geen
vrije lenigheid uitsluit, een ruggesteun en
en de mensen pikant vonden. Enige tijd
boeide zij zo'n vluchtige bewonderaar dan
door haar soms originele zetten en scherpe
opmerkingen en haar eksentrisiteit, totdat
haar stekelige grappen voor hem oudbakken
en gezocht werden en haar haviksnatuur
hem tegenstond.
En na ied're flirtation" werd de piano
onderwijzeres meer verbitterd en voelde ze
de leegte in haar aart groter worden, werd
haar onbestemd heimwee naar iets
onbereikbaars, iets, dat zij voor zich zelf nooit
wilde noemen, namelik naar een levens
lange vriend en metgezel en een eigen en
gezellig tehuis, sterker.
Toen Miss Starton eindelik van haar een
zame wandeling door het veld terug kwam,
was het al drie uur, en het middagmaal
reeds lang afgelopen.
Mrs. Smit had het eten van de muziek
onderwijzeres in de oven gezet; maar de
opgewarmde kost smaakte de Engelse, die
in een slecht humeur was, dat niet verbe
terd werd, nu ze alleen eten moest, slecht.
Hm," bromde Miss Starton, terwijl ze
haar mondhoeken scherp samentrok toen ze
een weinig van de soep en groenten ge
bruikt had en, hatelik, tegen haar
kostjuffrouw, die op dit ogenblik met het des
sert binnenkwam: I'm enjoying my dinner
very much. Of course, being baked hard in
the oven, improves those splendid eatibles
immensely."
Al gauw was Miss Starton opgestaan en
had zich naar haar kamer begeven, waar
ze naar het boek, dat ze uit de bibliotheek
genomen had, zocht; maar na lang zoeken
bedacht ze, dat ze het zeker in de boekerij
vergeten had. Ontstemd had ze zich ten
laatste op haar bed gelegd en geprobeerd,
deze keer zonder lezen, de slaap te vatten.
't Was tevergeefs geweest en ze had zich
te lusteloos gevoeld om nog eens weer naar
de bibliotheek te stappen en haar boek
daar te gaan zoeken.
In haar gemakkelike dekstoel had ze
geen rust.
Dan maar een brief proberen te schrijven
naar Engeland. Dat wilde ook niet lukken.
Goede hemel, wat moest ze toch doen?
Was de middag maar voorbij!
Ze vond bet ten slotte nog een uitkomst
eene definitieve zeggingswaarde aan geven,
gelijk de overtuiging die aan het eenvou
digste woord verleenen kan. En dit worden
de, in Vlaanderen zeer opgemerkte, in Hol
land minder-gesmaakte Toortsen": voor ons
echte strydzangen van een geheel volk ; voor
de Noord-Nederlanders, die Clercq droomden
als den zanger eeier ruimere gemeenschap,
beperking van wat zg dachten een opzettelijke,
en geenszins eene van nature noodzakelijke
houding te zijn.
En aldus verliep, in hare drievoudige, en
toch zoo eenvoudige eenheid, Renéde
Clercq's gelukkige en blijde loopbaan: die
van den literator naast die van den mensen,
zonder leugen, in volledige harmonie. Een
treurige gebeurtenis kwam echter den mensen
knakken, en bracht kentering in de vreugde
volle werkzaamheid van den dichter: zyne
vrouw stierf....
Voor iemand die het leven botviert, zonder
achterdocht noch kommer, gelijk de krach
tige en blijde Renéde Clercq dat placht
te doen, moet zulk ongeluk vreeslyker zgn
geweest dan voor ieder ander, die geleefd
heeft uit eigen neigingen in zorg en in
pyn. Die nieuwe toestand in zijn bestaan,
moet hem verbijstering hebben gegeven.
Die verbijstering, dat onklare, het nogal on
gewone van een nieuw huwelijk met de zuster
der eerste, zoo innig-vereerde vrouw: het
gaf aanleiding tot het boekje: Uit de Diep
ten," een bundeltje dat eveneens onklaar is,
wijl niet bezonken en niet geheel beheerscht,
dat nit de vorige boeken geschakeld ligt,
en dat wij minder genieten kunnen, ook
vanwege een niet zoo zuiveren, vaak
aarzelenden vorm, dan die vroegere andere,
de klare, hoe dan ook minder-diepe boekjes.
Wij voelen er de zelf-ver wondering in:
't Geluchte rust; de molen ook.
Heel ver een schouw gelijk een spook.
Draait de aarde? Neen, airs stond de rook
Zoo stil niet.
Nog stiller staat mijn hart en moe
Van wat ik doe en niet en doe.
De dag moet naar den avond toe,
En wil niet."
Wij lijden er de, voor zijne natuur ver
schrikkelijke, gedwongen-berustende schrij
ning der pijn mé:
Nacht is zacht gelijk een vrouw.
Nacht is rust, beraad, berouw.
Nacht vereffent alle schuld
Waar de dag zich mee verguldt.
Och, het stralen ben ik moe.
Zijg, o duister, naar me toe;
Dat ik eenzaam vroo mag *yn
In de omarming van de pijn."
En wij worden het ook gewaar, het haast
troebele, ook, naar wij gevoelen, voor hem
niet zoo heel natuurlijke, in dat tweede
huwelijk....
Maar wij weten wat een levenskrachtige
Clercq is; welk een, dan toch altijd geluk
kig en blij, oerwezen. En het verwondert
dan ook niet dat zyn zang al gauw weer
klinkt:
Scheen ik bijwijlen troosteloos bitter
Daar ik, vereenzaamd in lijden en rouw,
Zachtjes pijn zingen tot klagen verkleinde
Wonden in groei met rotsen omheinde;
Dagen van machtig zongeschitter,
Hemelen blauwer, wolken witter,
Liefde, geloof in myn kunst en my'n vrouw,
Leven, thans houd ik n hoog tot het einde!"
Men neme mij niet kwalijk, dat ik deze
schets van Renéde Clercq's dichterswezen,
voethoudend met zy'n menschenbestaan, niet
vermocht dan in wat al te ruwe houwen
voor n nit een wond van bloeiende verzen
nit te hakken; waar trouwens terughouding
voor kiesche toestanden, evengoed als ge
brek aan plaats, my belett'en dieper op mijn
onderwerp in te gaan. Het kwam hier
trouwens op niets anders aan, dan er n de
wezenlijkheid van aan te toonen, en er op
te wijzen, dat de poësie van Clercq al even
grondig, en al even individueel als van een
ander mag worden geacht. En misschien
ben ik hierin genoeg geslaagd, om aan som
migen een beter inzicht te geven in het werk
van m\jn zeer gewaardeerd, mijn oud-bevriend
landgenoot.
KABEL VAN DE WOESTIJNE.
toen Mr. en Mrs. Smit haar Heten uitnodigen
tee met hen te komen drinken in de warme,
gezellige eetkamer, en ze had heel genadig
tegen Sannie, een aardig klein meisje en
't oudste dochtertje van haar kostjuffrouw
gezegd, Well, yes, I dpn't mind! It will at
least help to pass the time a little."
II.
Klokslag zeven bevond de piano-onder
wijzeres zich die avond aan tafel. Enige
minuten later en daar klonken zware regel
matige stappen in de gang en weldra trad
Mr. George Mc Wall, kapitein van de
tranivaalse politie, de eetkamer binnen, en
nam, na Miss Starton vriendelik gegroet te
hebben, aan tafel plaats. Zijn hoge, brede
en forse gestalte maakte bij zijn inkomen,
zoals altijd de grootste indruk en miste ook
deze keer zijn uitwerking op de snel ont
vlammende Engelse niet. De nieuw-aange
komene had een pracht van een lichaam
en een knap gezicht, waarin de grijze ogen
goedhartig, kalm en toch doordringend
rondkeken: een ideaal toonbeeld van kracht.
Niet lang daarna kwamen de twee overige
kostgangers aan tafel, een onderwijzer en
een boekhouder. Miss Starton was spoedig
op_ haar stokpaardje en begon al gauw de
minderwaardigheid van de man" te hekelen.
Dat onderwerp had zij altijd bij de hand
in tegenwoordigheid van heren, op wie zij
indruk wilde maken. Ofschoon zij al enige
malen eerder met verachting over
dejnannen gesproken en de getrouwde vrouwen,
die het juk der slavernij moesten torsen,
beklaagd had, kon zij niet nalaten, in een
aanval van koketterie en bitsheid beide, er
van avond nogmaals op terug te komen.
Wat is er HOU voor bezonders in een
man, een eenvoudig man-mens! En toch
geven zoveel vrouwen alles prijs: hun
persoonlikheid en vrijheid om toch maar met
zo'n wezen getrouwd te kunnen zijn en
beschouwen ze een huwelik als het ideaal
van hun wensen, als het hoofddoel van hun
bestaan".
Och ja, die mannen zijn nietswaardige
wezens, 't mag een groot wonder heten,
dat zoveel vrouwen zich nog verwaardigen
om met zulke schepsels te trouwen, om