De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 30 juni pagina 5

30 juni 1912 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1827 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. (toen De freiw 1813-1913", Nu i»het jaar 1913 het nationaal gevoel van het Nederlandsche volk zich buitenge woon sterk cal «iten, in het besef der groote belangen, betrokken bij de dan plaatsvin dende verkiezingen van leden der StatenGeneraal, bij de «pening van het Vredespaleis te 's-Gravenhage, bij de herdenking der herwinning van ons onaf hankeljjkvolks bestaan voor nn honderd jaren, moeten zeker de Nederlandsche Trouwen niet nalaten om blijk te geven van de warme belangstelling, waarmede. ook sjj «Loeien in het openbare leven van haar volk. Zjj kannen het immers doen in het ftere bewustzijn van te mogen wijzen op eene krachtige zelfontwikkeling, op een belangrijk aandeel, reeds nu, trots tul van nog hinderlijke belemmeringen, ge nomen aan de behartiging der algemeene volksbelangen. Vandaar de oprichting der Yereeniging Tentoonttetting: De Vrouw 1818?1913. Deze vereeniginf wil gedurende den volgenden zomer.nn behalve de zoo even genoemde feiten ook de samenkomt te 's Gravenhage van den Internationalen Vrouwenraad de aandacht van vreemdelingen zeer bijzonder zal vestigen op ons schoone vaderland met zijn belangwekkend volksleven, in den vorm eener Tentoonstelling een beeld geven van wat de Nederlandsche vrouw reeds is en van wat zjj in de naaste toekomst nog hoopt te be reiken. En om den afgelegden weg, begrensd door de twee groote mijlpalen 1813 en 1913, goed te doen uitkomen, is in het' programma opgenomen de inrichting van een Huis 1813", dat de vrouw zal te zien geven in haar toenmalig hnisbedrjjf; terwijl daarnevens een Huis 1913" zal aantoonen, hoe dit huisbedrjjf is vereenvoudigd, voor een groot deel opgezogen als het ware door de industrie, door den georganiseerden arbeid, en dat daartegenover het aandeel der vrouw aan arbeid en bedrijf, aan ambten en beroepen, aan maatschappelijk werk zich zoo ontzaglijk heeft uitgebreid, dat vraagstukken als die van den loonarbeid der vrouw, van vakop leiding en beroepskeuze voor meisjes, om bier slechts een paar punten uit vele te noemen, zijn geworden groote sociale vraagstukken van den dag: vraagstukken, die eerst dan tot eene bevredigende oplossing zullen worden gebracht, als de politieke ontvoogding der vrouw zal z$n verwezenlijkt; waarom dan ook de staatkundige gelijkstelling met den man, in 1813 nog niet eens door de vrouw begeerd, thans, een honderd jaren later, door haar als onmisbaar wordt erkend, en als een gebiedende eisch gesteld. Den tegenstelling van het streven, arbeiden en wenschen van nn en van voor eene eeuw, in beeld gebracht in het Huis 1813" en zijn pendant het Huis 1913", hoopt men nog nader toe te lichten door in afzonderlijke kwaliteiten onder te brengen archivalische gegevens, plaatverzamelingen, statistische tabellen enz. enz.; en kin verband met het .Huis 1813" wil men ook beproeven om te doen zien wat de vrouw toen reeds beteekende bij. arbeid en bedrijf «n op sociaal gebied, in eene reeks van tafereelen uit het leven, niet enkel van de vrouw uit de deftige regentenfamilies, maar ook van de vrouw uit den middenstand en uit de arbeidersklasse, door reconstructie van een maitressen- of naaischooltje, van een winkel, van een kleine nering, van een kraampje. Meer nog dan in onze archieven, aan mlliitiiilllltllliliiiiiiilllllllllliiiiiiiiiiiiiiiiillllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniii UIT DB NATUUR CDLXXXUI. Noord-Drenthe. Verleden jaar om dezen t|jd ben ik met een gezelschap aan het botaniseeren geweest in de buurt van Gieten en Eest in het noorden van Drente. Voor ons Amsterdammers was dat vroeger een streek, die alleen in de vacantie bereik baar was; maar sedert de nieuwste sneltreinverbindingen met het noorden is ook dat puntje van Drente geen afgelegen hoekje meer; omstreeks den langsten dag. houdt men na aftrek van de treinreis nog tijd ge noeg over om de streek te bestndeeren; al is het natnurljjk beter er twee dagen voor te nemen. Wie met den eersten trein reist en na aankomst van den sneltrein te Assen dadelijk een locaaltrein neemt en te Eext uitstapt, staat nog voor elven midden in de heide in de groote wijde eenzaamheid. Van het dorp Eext is b|j het station nog maar heel weinig te zien, alleen een paar huisjes in de verte, en die zijn nog ten deele ver stopt achter de dubbele jonge, of tenminste dunne hoornen langs den rijweg, die dwars over de overigens boomlooze vlakte naar Eext voert. Een tweede laan die den vorigen kruist, voert naar Gieten; en in den rechten hoek, die beide wegen maken, ligt het groote hmnebed. Nn kun je nog zoo'n ijverig plantenvriend z|jn en bepaald op herboriseeren uit, niemand die nog eenige schoolkennis bezit en dus ook een beetje gevoel voor historische zaken heeft, kan een hunnebed zien zonder er op af te gaan, al is het niet voor den eersten keer dat men in de buurt is. W|j natunrlyk ook en daar stonden wy dan allen stil, ook de luidruchtigen van het gezelschap en die waren er by de overigens rustige Belgen zwegen, alleen de steenen spraken. Ze spreken een taal waarvan de meesten van ons wel iets verstaan, de taal der praehistorie, maar ze spreken ook weer niet z 'duidelijk, dat ge er zoo dadelijk alles van af weet. Hunebedden zijn teekenraadsels en zullen dit wel altgd blijven. Dit alleen is zeker wat de herkomst der steenen betreft: het zijn rotsblokken van Zweedsch graniet en porfier, die door het inland-ijs of de groote Skandinavische gietschors naar ons land zijn gebracht. In dit opzicht zijn ze al merkwaardig genoeg. Zulke groote steenblokken of zwerfsteenen zijn in ons land nergens meer te vinden dan.in de hunebedden; behalve dan de drie of vier dolmans of ofiersteenen van De Lage Vnnrsche te Amersfoort, en op Ork. Bij Bnnnm zijnjeerst in de laatste jaren groote zwerfblokken voor den dag gekomen, maar ze halen bij lange niet den omvang van die der hnnebedden-steenen. Even zeker als het vervoer der rotsblokken naar ons land door het ijs uit het Noorden eigenlijk archivalisch onderzoek kan om den weinigen besehikbaren tijd slechts in zeer beperkten zin worden gedacht, zijn mate riaal en modellen daarvoor te vinden in de comtemporaine litteratuur van dien tijd, in de s'pectatoriale geschriften, in de romans vooral. In de allereerste plaats komen daarvoor in aanmerking de romans van A. Loosjes Pz., wiens Suzemna Bronkhorit, gedagt eekend 18061808, is te beschouwen als eene navolging van de Sart Burgerhart en even als deze wil schetsen vaderlandsche" tooneelen uit den tijd van den schrijver. Als letterkundig pro duct is dit werk met dat van Wolff en Deken zeker niet op n* lijn te stellen; de lotge vallen van gnzanna Bronkhorst zijn al te fantastisch, de handeling.ia te gerekt, de briefstijl te langdradig, terwijl de frissche vroolijkheid en fijne humor die den onderen roman zulk eene blijvende aantrekkelijkheid verleenen, geheel ontbreken. Maar voor de kennis van het huiselijk en maatschappelijk leven van dien tijd, den zoogenaamden frantchen tijd, loopende van de komst der Franschen in 1796 tot aan hunne verdrij ving in 18U, biedt het boek een schat van gegevens; en medellen, waarnaar op onze Tentoonstelling kan worden gewerkt, liggen er voor het grijpen. Zoo bijvoorbeeld voor den aanleg van den tuin en de keuze der daarin te plaateen bloemen, de besobjjving in Deel IV, pag. 186 van een bezoek aan eene Haarlemsche bloemisterij, of aan het einde van Deel UI die van een toenmalig sanatorium voor zenuwlijders, dan wel de brieven van Liae Westhuis ter kenschetsing van de positie der dienstmeisjes uit dien tijd. Van groot practisch belang voor onze Tentoonstelling schijnt mij vooral in Deel IV de beschrij ving van den handel in dames-modeartikelen, eene negotie, die toen blijkbaar grootendeels door vrouwen werd gedreven. Als Snzanna Bronkhorst namelijk na eene reeks van avonturen tot haar bestaan wil gaan uitoefenen die bekwaamheden, welke zjj alleen geleerd bad om haar als dame van aanzien tot handgebaar en sieraad te ver strekken," tracht zij door bemiddeling van goede vrienden in betrekking te komen b de weduwe Beukelman, die met hare drie dochters, in de Hamburgerstraat te Utrecht, eenen voornamen modewinkèl houdt. Juffrouw Beokelman wordt ons geschilderd als eene vigilante vrouw, die met haar kraam ook geregeld stond" op de kermissen; dat wil zeggen op de Haagsche, Rotterdamsche en Amsterdamsche kermissen, want zij lag bij hare collega's onder verdenking van «lle andere kermissen voor te gering te honden." Als Snzanna bij haar wil komen, is het juist in het drukst van het seizoen, namelijk de voorbereiding voor de Haagsche kermis, in het begin van Mei. De eerzame weduwe antwoordt daarom aan de deftige Amster damsche koopmansdochter: ik heb be sloten van uw aanbod gebrnik te maken, ofschoon ik er anders zeer tegen op zie om iemand in huis te nemen van eene zodanige familie. Mijne dochters en ik zijn tot diep in den nacht bezig met onzen voor raad tegen de kermissen gereed te krijgen; en de Haagsche kermis, de eerste waarop gewoonlijk een kraam van mij staat, is de brillantste, gelijk Ed. wel bekend zal zijn. Gij zult mij dus veel plaisier doen met ten spoedigste over te komen, liever, zo als men zegt, vandaag als morgen. Over deconditiën zullen wq geen dispuut krijgen. Ik zal n jaarlijks honderd en vijftig guldens buiten den kost enz. geven. Ik denk niet, dat iemand n genereuzer behandelen zal. Eene zaak is er, die mij en mijne dochters geweldig spijt, dat ie, dat Ed. Protestantech is, en wij zijn is geschied, is het verplaatsen der steenen door menschenhanden gebeurd. Ben oogenblik en ait de verte naderend, kan men nog aan toeval, aan ijs of water werking denken, maar zoodra men er voor staat, verdwijnt elke twijfel aan transport door menschen; duidelijk liggen de blokken in twee rijen en al zijn de meeste dekplaten doorgezakt, er liggen er nog een drietal zoo op de andere, dat aan een opeenschniven door het ijs of een toevallig zoo aanvoeren niet gedacht kan worden. Ook is bij dit hunebed nog een portiek of een dwarsgang te onderscheiden, die oorspronkelijk toegang gaf tot den grafkelder. Alles moet eens onder een grooten heuvel geborgen syn geweest, dat is verderop by Eext nog heel goed te zien. De kunst matige heuvel is afgegraven, misschien als bon waarde vervoerd; een groot deel van de steenen ia stuk geklopt, en het puin werd voor het verharden van wegen gebruikt. Veertig jaar geleden was het hunebed van Eext nog bijna dubbel zoo lang als nn. Wie deze waarlijk reusachtige gr af steden, onze Noord-Europeesehepyramid<»n, bouw den, kan niemand -eggen; waarschijnlijk een Keltische volkstam. Maar het is vrij wel zeker door vondsten aangetoond dat deze kelders meermalen maar met ontzaglijk lange tijdruimten tuaschen de malen dienst hebben gedaan. Ook de botanicus vindt nog wel iets op te merken aan deze hunebedden, het zyn voor ons vindplaatsen van bepaalde en zeer zeldzame mossen die wy eerst op de Zweedsche, Znid-Dnitsche of Zwitsersche graniet-koppen kunnen terugvinden. By'zonder merkwaardig zijn dicht bij deze voormalige of nog ten deele aanwezige kunst matige heuvels, een aantal kuilen in den heide grond. Die lijken wel het negatief te zy'n van de heuveltjes, en werden dan ook wel eens be schouwd als kunstmatige verdiepingen van den bodem. Er werd beweerd dat die bedoelde trechtertjes ontstaan zouden zijn door het uitgraven van grond voor de grafheuyels. Maar dit is niet vol te honden; deze kuilen van den Gietensche en Eexter heiden zijn bijna zuiver cirkelrond en haast volkomen trechtervormig, met de grootste diepte 142 meter in het midden. Door de y'styd-kenners worden ze beschouwd als windkuilen, als trechters ontstaan door wervelwinden en zand, op de wijze van de gletscher-molens door wervelend water zijn gevormd Sommige van deze trechters zyn droog. In anderen, vooral in de grootste, staat nog water in het centrum en daar is de kom natuurlijk het diepst. Het midden ziet groen van de waterplanten; die kleur neemt naar den omtrek in helderheid af en wordt gelig. Daar groeit het veenmos in het moeras en daarin liggen bij honderden de mooie roode schijfjes van den Zonnedauw of het Vliegenvangertje. De ronde blaadjes schitteren in de zon met duizenden en duizenden pareltjes. Boomsch. Dat geeft," gaat si) huigmoederlijk voort, somtijds moeilijkheden met de pot als anderszins: maar ik hoop, dat ook dat schikken zal. Indien het Ed. mogelijk is, kom dan Maandag met de middagachuit uit Amsterdam; ik zal zorgen, dat een my'ner dochters aan de schuit is om n af te halen." Snzanna krijgt het nn zeer volhandig. Met ons vijven," schrijft «ij, zijn wij dag en nacht bezig om goederen in gereedheid te brengen voor de Haagsche kermis, die toekomende week zal plaats hebben. De oude juffrouw gaat met hare tweede dochter daarnaartoe en ik zal met de jongste half Mei een reis naar Parijs doen uithoofde van de affaire van mejuffrouw Beukelman. ZQ is eene zeer ijverige vrouw en najjverig op alles wat in het vak van haar negotie valt, en wil vol strekt bij niemand achter staan. Nn heeft zy ontdekt, dat eene zekere Madame dn Maret te Amsterdam beter en vroeger bediend wordt door hare korrespondente te Parijs en meent d«s met of zonder reden, dat zy bedrogen wordt. In 't kort zij is eene vrouw vol plans en ondernemingen en zij heeft müeergisteren met Krisje te kennen gegeven, dat wij met half Mei een springreisje, zo noemt zij het, naar Parijs zullen doen. De was waarlQk ^enigszins verlegen en gaf te kennen, dat wanneer juffr. Benkelman hare dochter wilde doen vertrekken, het mij in mijne betrek king kwalijk zon staan om zwarigheden te maken, dat ik anders tegen eene reis van twee jonge meisjes alleen naar Parijs nog al wat opzag. Hoe kunt gij 'er tegen opzien," zei jnffr. Benkelman, ik was op n w leeftijd al geheel alleen naar Mareeille geweest; en naar Parijs is 't een gesniveerde reis, alsof gy van avond in de Utrechtsche schuit gaat zitten en u naar Amsterdam laat vaaren. Men is hier te lande magtig bang voor reizen, althans de lieden van zekere klasse, en houdt zich weinig aan het oud spreekwoord, dat zegt: dat een vliegende kraai meer vangt dan een fittende." Maar nog eer het komt tot die reis naar de Parysche handelscollega, ook al weder eene vrouw, eene Madame Visqnerot, moet Snzanna invallen voor de te 's Gravenhage plotseling ziek geworden dochter van jnffr. Benkelman. ? Het hoofd gedekt met eene .dicht in de oogen staande dormeuse," waar door zij zich voor hare deftige Haagsche kennissen onherkenbaar hoopt te maken, doet zy dienst in het Voorhout in de modekraam met een plankje, waarop met groote letters Feuee Benkelman geschilderd is." Een plaatje in het oude boek (Deel IV) toont ons het primitieve, luchtige, open gebouwtje, zoo verschillend van onze tegenwoordige luxewitikels, waar de fijne kanten, de kost bare stoffen, de teere ihawlt aan latten ben gelen ten prooi aan stof en vochtigheid. Het biedt,dnnkt my,een uitstekend model om (veilig onder dak natuurlijk) te worden nagebouwd in de Historische Af leelingen dan, niet ankel ter opluistering maar ook ten verkoop te worden gevuld met zorgvuldig gerestaureerd en goed geïmiteerd naaldwerk van dien tyd, waartoe nog een schat van gegevens te vinden is in het Leven van Corntlii en JDavid van Lennep door Mr. Jacob van Lennep, in het werk van Maaskamp met zijne aardige, gekleurde plaatjes, in de oude jaargangen der modejournalen, die er toen reeds waren. Indien Afdeelingsbesturen van Tesselschade" en Arbeid Adelt", Industriescholen, alle knnstnaaldwerksters in het algemeen, dezen winter wilden zorgen voor eenen flinken winkelvoorraad van artikelen als: neus- en halsdoeken, chemiie»brochée», ge borduurde bovenbladen voor hooggehakte tripjes, shawtt, heerlijke (gekloste en ge naaide) kanten voor kornet j es", mutsen, barbes, jabot», kragen, manchetten, wiegniiniiiiiiiiiiiiiiniinimuiiiiiniiiiiiilfllimiiiiiiiimimnimiiiHininnii Op vele er van is een insect gevangen. Kleine mieren en mngjes syn het meestal; maar soms ook grootere dieren, een vlindertje of een smalle libel. Op de lage plaatsen, ook waar geen wind kuilen zijn, ziet de heide frisch groen; al uit de verte gezien, schijnt die heldere kleur ver licht door groote oranjekleurige sterren; dat doen de WoUerlei of Arnicaplanten die nu bloeien. Hun goudgele of donker-oranje bloemen, die op chrysanthen gelijken, staan afzonderlijk of twee aan twee aan de stengels. spreitjes, doopgoed, waaiers (geschilderde), en wat niet al, zoo zonde met het oog op het te verwachten vreemdelingenbczoek by eene goede exploitatie een sterk debiet met tamelijke zekerheid zijn te verwachten. Het züallen belanghebbenden ter ernstige overweging aanbevolen. JOHAKNA W. A. NABÏR. iiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiniMiimirMiiiiin ADLE^DEI. Wit. De zomermode heeft nog geen gelegenheid gehad haar sneeuwen blankheid in volle glorie over de wereld der schoonheid uit te spreiden, want het warme, heldere zomerweer laat nog op zich wachten, en we zien ons helaas maar al te dikwijls genoodzaakt, naar dikke mantels en regencapes te grijpen. Dat is wel heel jammer, want zóvol is niet de weide met witte madelieven, als bij de eeiste warme zomerdagen de promenaden onzer groote steden, zullen zy'n van witte bloe men: bloemen in witte zij, wit mousselien en witte kant... Het is een witte zomer ditmaal in het rijk der mode, en geen andere kleur zal gedurende dit nieuwe seizoen met de kleur der onschuld kunnen wedijveren. De blankste zijde is niet blank genoeg, en indien men guepnre kon vervaardigen van sneeuwkristallen, zon men het zeker gedaan hebben, oa de hoogst mogelijke witheid te bereiken. Witte stroohoeden zullen epidemisch heer senen, en witte rozen en witte struisveeren, en witte dnivenvlengels, zullen er het sieraad van zijn. Zelfs witte kousen en witte schoe nen zal men dragen, schoenen van wit leer, witte zij en wit fluweel... Indien het zonnetje onze straten en stranden en landen nnmaar wat droog wil honden, want witte schoentjes blijven niet gaarne in zwarten modder steken, en als het zódoorgaat zullen we 't hier in ons drassige Nederland tien tinten van den regenboog hoogerop moeten zoeken, en ons kleeden in... ultra-violet. Maar we geven den moed nog niet op en hopen op densneenwzomer,. die zoo heerlijk en frisch en fleurig zon kunnen zyn... *?.*. Lachen. Een exentrieke Schot heeft trachten uit te maken, wie of er meer lachen, de mannen of de vrouwen. Hy is voor deze interessante studie gedurende een geheelen winter naar alle mogelyke blijspelen gegaan, die onder zijn bereik kwamen, en heeft daar op een plaats, waar by den schouwburg goed kon overzien, dames en heeren zitten begluren, en vergelijkingen zitten maken. De slotsom van zijn onderzoek is geweest, dat over het geheel genomen de mannen gemakkelijker tot lachen te krygen zijn, en zich kunnen verkneukelen om een flanwiteit, waar een ander niemendal aan vindt. De vrouwen echter lachen hartelijker en uitbundiger, en beginnen, indien een geestigheid haar treft, drie, vier keer opnieuw. Indien het dus bq' deze statistiek om de hoeveelheid gelach te doen is, zullen de beide geslachten elkander niet heel veel toegeven. « ? Charme. Weet ge, waarmee ge de personen met wie ge in aanraking komt, het meest charmeert?... Door in het gesprek uw eigen persoon zoo min mogelijk op den voorgrond te brengen, zich op de meest voorkomende en ongezochte wijze voor hun belangen te interesseeren en zich belangstellend te toonen voor alles wat tot hun kring van denken en gevoelen be hoort. Men zon dat het altruïsme" in de conversatie kunnen noemen. Men treft deze minimin lulllliiiiiHiiiMiimiiiiiiimimiliiiiiiiiHiiiiiiiiiiiimlimn Tegen den frisechen rand van de dorps weiden, de groenlanden langs de beek, ligt een strook van heesters, hoog struikgewas, dicht ineen gegroeid, dat is ons terrein. Op het droge deel groeit veel dalkrnid, dat aan verdwenen bosch herinnert. Daar schuilen de restanten van een oeroude flora, relicten uit den ijstijd. Voor het grootste gedeelte zyn deze merk waardigheden verdwenen, door verandering van klimaat, door de ontginningen, of door dien zy verdrongen werden door later met de cultuur inge voerde planten. De flora van de vochtige heidegronden der toendra-periode, is nn nog bijna alleen op de bargen te vinden ,indi en daar plateanx gevormd worden met ondoorlaatbaren on dergrond. Dan ont staan de bergmoerassen, zooals die op de Broeken in den Harz. Die her inneren ons door hun flora dadelijk aan ons land. Het Wintergroen en de De Lelie van de Drentsche roggevelden. Veenbes Oxycoccns. LIBERTYs GEÏLLUSTREERDE OPRUIMIMGS CATALOGUS FRANCO OPRUIMING METZ& CO LEUSCHESTRAAT AMSTERDAM MORGEN VOORTZETTIHC HiiiiiiiiiiHiniiiiiiiHiiimimHlliiniiiiliillNllllliriiliiiiimiiitHiilimiiFt wijze van doen aan by alle fijn beschaafde personen, en ze is het a b c van de wel levendheid. Men geloove niet, zich aange naam te zullen maken door voortdurend zelf aan het woord te zijn. Het is een grooter kunst, en het charmeert meer, bij anderen het gesprek op te wekken dan het zelf te voeren. De groote meesters der Fransche conversatie, gelijk b.v. Madame de Staal ver stonden ile kunst, om aan anderen te doen gelooven, dat ze even geestig waren als zij. *** Klavertje-vier. Een grappig en fortuinlijk spelletje met de poëzie van het volksgeloof dreef dezer dagen een Engelsche bloemist, die er in ge slaagd is, om klavertj es- van-vieren te kweeken. Hij bracht deze merkwaardige plantjes in den handel, en had met die noviteit een schitterend succes. Men weet, dat deze merkwaardigheid uit het plantenryk als iets zeldzaams gezocht wordt, en dat het bijge loof er de kracht aan toekent, om geluk te brengen aan haar of hem, die ze vond. En aan den handigen bloemkweeker heeft ze in dit opzicht op schitterende wijze haar Schnldigkeit getan", want hy bracht de plantjes in den handel en verkocht er op de eerste de beste tuinbouw-tentoonstelling niet minder van dan vierduizend stuks, hoe wel hij er den buitensporig hoogen prys voor vroeg van een pond sterling per stuk. En sedert dien tijd bleef hij er wekelijks hon derden verkoopen, want iedereen wilde dezen kleinen talisman uit het plantenryk bezitten. Hy heelt thans aan het geluk-aanbrengend plantje een kapitaal verdiend. * * * Brieven, De Duitsche keizer is niet alleen iemand, die veel spreekt, sommigen beweeren te veel, maar hij is tevens een buitengewoon ijverig schrijver, en het is niet onmogelijk, dat h0 als correspondent de houder is van het wereldrecord. In een jaar schreef hy' niet minder dan zeven duizend particuliere brie ven. Deze vruchtbaarheid in het briefschrij ven is trouwens een echt Duitsche eigenschap, want de internationale Postunie vervoert voor Dnitschland alleen in een rond jaar achtdui zend millioen brieven en stukken, Engeland verzend er drieduizend millioen minder, en Frankrijk komt als derde met slechts de helft. ALLEGBA. iiiliiilimtiiiimitmiM iiHHimiiiiimmifiiiiiitiliiiiiltiiiiiiiiiiiimtiuil Parnassia, de innig mooie veenbea die op minia tuur cyclamens Ujkt, groeien er veel, ook de Andromeda, de prachtige heidebessen-soort met zijn onuitsprekelijk teer gekleurde en fijn gevormde bloembekertjes. Hier in de buurt groeit even als op de Broeken de Kraaiheide en de Zevenster het wonderlijke plantje dat in den regel n bloem draagt uit zeven witte blaadjes bestaande; en dat als een blinkend sterretje tusschen het veenmos en de biezen doorlicht. In de week na Pinksteren bloeit er daar in de roggevelden van Drente nog een plant die in ons land nergens anders in het wild voorkomt, een groote donker-oranje lelie. Niet alleen by" ons is deze lelie een zeld zaamheid. Ook in geheel Noord-Duitschland. Want het is een bergplant en het is wel heel raadselachtig, hoe deze vreemdeling in de esschen komt. Onbekend is de vuurlelie niet. In vele boerentnintjes van binnen- en buitenland treft men hem als sierplant aan, en het ligt voor de hand te gaan onder stellen, dat deze mooie en gezochte sierplant, door een onbekende omstandigheid van elders in een roggeveld is geraakt en zich toen zoo snel heeft vermenigvuldigd dat hy ken stand honden. Maar het is dan wel heel toevallig dat alleen de Drentsche esschen zoo gewillig zijn geweest voor dezen vreemdeling; want elders in ons land groeit de lelie niet in het koren veld; op overeenkomstige kleiige en steenige akkers in de Noord-Dnitsche laagvlakte konrt de vuurlelie daarentegen wel voor. Dit wettigt ongetwijfeld de onderstelling dat deze lelie zich op dilnviale gronden, op blok-leem, dat wil zeggen glaciale klei, ver mengd met gletscherkeien, thuis gevoelt. De voortplanting die geen insecten eischt, al zyn ze welkom, is zoo practisch dat de plant zich snel kan uitbreiden. Er vormen zich namelijk donkere, bijna zwarte bolletjes in de oksels der bladeren en uit elk dezer zwarte bolletjes kan een lelieplant op groeien. ?Ook heb ik eens ergens gelezen, ik weet niet meer waar, ik geloof in Sohns, dat het deze lelie is, waarbij te pas kwam: Aan ziet de leliën des velds, aanziet hoe schoon zij bloeien." Nn een schoon gezicht voor een planten vriend, een verrukkelijk gezicht voor elkeen, is een roggeakker, waarop behalreklaproozen, korenbloem en wikken,ook de vuurlelie groeit. Jammer, doodjammer is het, dat hun aantal afneemt, ondanks die gemakkelijke voortplanting door oksel-bolletjes. De schuld hiervan ligt büde verzamelaars voor col lecties en voor kweekers. Bij manden vol zijn de leliebollen uit de akkers gehaald, saamgeharkt, opgekweekt en naar het buitenland verzonden. E. HHMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl