Historisch Archief 1877-1940
No. 1827
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
(toen
De freiw 1813-1913",
Nu i»het jaar 1913 het nationaal gevoel
van het Nederlandsche volk zich buitenge
woon sterk cal «iten, in het besef der groote
belangen, betrokken bij de dan plaatsvin
dende verkiezingen van leden der
StatenGeneraal, bij de «pening van het
Vredespaleis te 's-Gravenhage, bij de herdenking
der herwinning van ons onaf hankeljjkvolks
bestaan voor nn honderd jaren, moeten zeker
de Nederlandsche Trouwen niet nalaten om
blijk te geven van de warme belangstelling,
waarmede. ook sjj «Loeien in het openbare
leven van haar volk. Zjj kannen het immers
doen in het ftere bewustzijn van te mogen
wijzen op eene krachtige zelfontwikkeling,
op een belangrijk aandeel, reeds nu, trots
tul van nog hinderlijke belemmeringen, ge
nomen aan de behartiging der algemeene
volksbelangen.
Vandaar de oprichting der Yereeniging
Tentoonttetting: De Vrouw 1818?1913. Deze
vereeniginf wil gedurende den volgenden
zomer.nn behalve de zoo even genoemde feiten
ook de samenkomt te 's Gravenhage van den
Internationalen Vrouwenraad de aandacht
van vreemdelingen zeer bijzonder zal
vestigen op ons schoone vaderland met zijn
belangwekkend volksleven, in den vorm eener
Tentoonstelling een beeld geven van wat de
Nederlandsche vrouw reeds is en van wat
zjj in de naaste toekomst nog hoopt te be
reiken. En om den afgelegden weg, begrensd
door de twee groote mijlpalen 1813 en 1913,
goed te doen uitkomen, is in het' programma
opgenomen de inrichting van een Huis 1813",
dat de vrouw zal te zien geven in haar
toenmalig hnisbedrjjf; terwijl daarnevens een
Huis 1913" zal aantoonen, hoe dit
huisbedrjjf is vereenvoudigd, voor een groot deel
opgezogen als het ware door de industrie,
door den georganiseerden arbeid, en dat
daartegenover het aandeel der vrouw aan
arbeid en bedrijf, aan ambten en beroepen,
aan maatschappelijk werk zich zoo ontzaglijk
heeft uitgebreid, dat vraagstukken als die
van den loonarbeid der vrouw, van vakop
leiding en beroepskeuze voor meisjes, om
bier slechts een paar punten uit vele te
noemen, zijn geworden groote sociale
vraagstukken van den dag: vraagstukken,
die eerst dan tot eene bevredigende oplossing
zullen worden gebracht, als de politieke
ontvoogding der vrouw zal z$n verwezenlijkt;
waarom dan ook de staatkundige gelijkstelling
met den man, in 1813 nog niet eens door
de vrouw begeerd, thans, een honderd jaren
later, door haar als onmisbaar wordt erkend,
en als een gebiedende eisch gesteld.
Den tegenstelling van het streven, arbeiden
en wenschen van nn en van voor eene eeuw,
in beeld gebracht in het Huis 1813" en zijn
pendant het Huis 1913", hoopt men nog
nader toe te lichten door in afzonderlijke
kwaliteiten onder te brengen archivalische
gegevens, plaatverzamelingen, statistische
tabellen enz. enz.; en kin verband met het
.Huis 1813" wil men ook beproeven om te
doen zien wat de vrouw toen reeds beteekende
bij. arbeid en bedrijf «n op sociaal gebied,
in eene reeks van tafereelen uit het leven,
niet enkel van de vrouw uit de deftige
regentenfamilies, maar ook van de vrouw uit
den middenstand en uit de arbeidersklasse,
door reconstructie van een maitressen- of
naaischooltje, van een winkel, van een kleine
nering, van een kraampje.
Meer nog dan in onze archieven, aan
mlliitiiilllltllliliiiiiiilllllllllliiiiiiiiiiiiiiiiillllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniii
UIT DB NATUUR
CDLXXXUI. Noord-Drenthe.
Verleden jaar om dezen t|jd ben ik met
een gezelschap aan het botaniseeren geweest
in de buurt van Gieten en Eest in het
noorden van Drente.
Voor ons Amsterdammers was dat vroeger
een streek, die alleen in de vacantie bereik
baar was; maar sedert de nieuwste
sneltreinverbindingen met het noorden is ook dat
puntje van Drente geen afgelegen hoekje
meer; omstreeks den langsten dag. houdt
men na aftrek van de treinreis nog tijd ge
noeg over om de streek te bestndeeren; al is
het natnurljjk beter er twee dagen voor te
nemen. Wie met den eersten trein reist en
na aankomst van den sneltrein te Assen
dadelijk een locaaltrein neemt en te Eext
uitstapt, staat nog voor elven midden in de
heide in de groote wijde eenzaamheid. Van
het dorp Eext is b|j het station nog maar
heel weinig te zien, alleen een paar huisjes
in de verte, en die zijn nog ten deele ver
stopt achter de dubbele jonge, of tenminste
dunne hoornen langs den rijweg, die dwars
over de overigens boomlooze vlakte naar
Eext voert. Een tweede laan die den vorigen
kruist, voert naar Gieten; en in den rechten
hoek, die beide wegen maken, ligt het groote
hmnebed.
Nn kun je nog zoo'n ijverig plantenvriend
z|jn en bepaald op herboriseeren uit, niemand
die nog eenige schoolkennis bezit en dus ook
een beetje gevoel voor historische zaken heeft,
kan een hunnebed zien zonder er op af te
gaan, al is het niet voor den eersten keer dat
men in de buurt is.
W|j natunrlyk ook en daar stonden wy
dan allen stil, ook de luidruchtigen van het
gezelschap en die waren er by de overigens
rustige Belgen zwegen, alleen de steenen
spraken.
Ze spreken een taal waarvan de meesten
van ons wel iets verstaan, de taal der
praehistorie, maar ze spreken ook weer niet z
'duidelijk, dat ge er zoo dadelijk alles van
af weet. Hunebedden zijn teekenraadsels en
zullen dit wel altgd blijven.
Dit alleen is zeker wat de herkomst der
steenen betreft: het zijn rotsblokken van
Zweedsch graniet en porfier, die door het
inland-ijs of de groote Skandinavische
gietschors naar ons land zijn gebracht. In dit
opzicht zijn ze al merkwaardig genoeg. Zulke
groote steenblokken of zwerfsteenen zijn in
ons land nergens meer te vinden dan.in de
hunebedden; behalve dan de drie of vier
dolmans of ofiersteenen van De Lage
Vnnrsche te Amersfoort, en op Ork.
Bij Bnnnm zijnjeerst in de laatste jaren groote
zwerfblokken voor den dag gekomen, maar
ze halen bij lange niet den omvang van die
der hnnebedden-steenen.
Even zeker als het vervoer der rotsblokken
naar ons land door het ijs uit het Noorden
eigenlijk archivalisch onderzoek kan om den
weinigen besehikbaren tijd slechts in zeer
beperkten zin worden gedacht, zijn mate
riaal en modellen daarvoor te vinden in de
comtemporaine litteratuur van dien tijd, in
de s'pectatoriale geschriften, in de romans
vooral.
In de allereerste plaats komen daarvoor
in aanmerking de romans van A. Loosjes Pz.,
wiens Suzemna Bronkhorit, gedagt eekend
18061808, is te beschouwen als eene navolging
van de Sart Burgerhart en even als deze wil
schetsen vaderlandsche" tooneelen uit den
tijd van den schrijver. Als letterkundig pro
duct is dit werk met dat van Wolff en Deken
zeker niet op n* lijn te stellen; de lotge
vallen van gnzanna Bronkhorst zijn al te
fantastisch, de handeling.ia te gerekt, de
briefstijl te langdradig, terwijl de frissche
vroolijkheid en fijne humor die den onderen
roman zulk eene blijvende aantrekkelijkheid
verleenen, geheel ontbreken. Maar voor de
kennis van het huiselijk en maatschappelijk
leven van dien tijd, den zoogenaamden
frantchen tijd, loopende van de komst der
Franschen in 1796 tot aan hunne verdrij
ving in 18U, biedt het boek een schat van
gegevens; en medellen, waarnaar op onze
Tentoonstelling kan worden gewerkt, liggen
er voor het grijpen.
Zoo bijvoorbeeld voor den aanleg van den
tuin en de keuze der daarin te plaateen
bloemen, de besobjjving in Deel IV, pag. 186
van een bezoek aan eene Haarlemsche
bloemisterij, of aan het einde van Deel UI
die van een toenmalig sanatorium voor
zenuwlijders, dan wel de brieven van Liae
Westhuis ter kenschetsing van de positie
der dienstmeisjes uit dien tijd. Van groot
practisch belang voor onze Tentoonstelling
schijnt mij vooral in Deel IV de beschrij
ving van den handel in dames-modeartikelen,
eene negotie, die toen blijkbaar grootendeels
door vrouwen werd gedreven.
Als Snzanna Bronkhorst namelijk na eene
reeks van avonturen tot haar bestaan wil
gaan uitoefenen die bekwaamheden, welke
zjj alleen geleerd bad om haar als dame van
aanzien tot handgebaar en sieraad te ver
strekken," tracht zij door bemiddeling van
goede vrienden in betrekking te komen b
de weduwe Beukelman, die met hare drie
dochters, in de Hamburgerstraat te Utrecht,
eenen voornamen modewinkèl houdt.
Juffrouw Beokelman wordt ons geschilderd
als eene vigilante vrouw, die met haar kraam
ook geregeld stond" op de kermissen; dat
wil zeggen op de Haagsche, Rotterdamsche
en Amsterdamsche kermissen, want zij lag
bij hare collega's onder verdenking van «lle
andere kermissen voor te gering te honden."
Als Snzanna bij haar wil komen, is het
juist in het drukst van het seizoen, namelijk
de voorbereiding voor de Haagsche kermis,
in het begin van Mei. De eerzame weduwe
antwoordt daarom aan de deftige Amster
damsche koopmansdochter: ik heb be
sloten van uw aanbod gebrnik te maken,
ofschoon ik er anders zeer tegen op zie
om iemand in huis te nemen van eene
zodanige familie. Mijne dochters en ik zijn
tot diep in den nacht bezig met onzen voor
raad tegen de kermissen gereed te krijgen;
en de Haagsche kermis, de eerste waarop
gewoonlijk een kraam van mij staat, is de
brillantste, gelijk Ed. wel bekend zal zijn.
Gij zult mij dus veel plaisier doen met ten
spoedigste over te komen, liever, zo als men
zegt, vandaag als morgen. Over deconditiën
zullen wq geen dispuut krijgen. Ik zal n
jaarlijks honderd en vijftig guldens buiten
den kost enz. geven. Ik denk niet, dat iemand
n genereuzer behandelen zal. Eene zaak is
er, die mij en mijne dochters geweldig spijt,
dat ie, dat Ed. Protestantech is, en wij zijn
is geschied, is het verplaatsen der steenen
door menschenhanden gebeurd.
Ben oogenblik en ait de verte naderend,
kan men nog aan toeval, aan ijs of water
werking denken, maar zoodra men er voor
staat, verdwijnt elke twijfel aan transport
door menschen; duidelijk liggen de blokken
in twee rijen en al zijn de meeste dekplaten
doorgezakt, er liggen er nog een drietal zoo
op de andere, dat aan een opeenschniven
door het ijs of een toevallig zoo aanvoeren
niet gedacht kan worden. Ook is bij dit
hunebed nog een portiek of een dwarsgang
te onderscheiden, die oorspronkelijk toegang
gaf tot den grafkelder.
Alles moet eens onder een grooten heuvel
geborgen syn geweest, dat is verderop
by Eext nog heel goed te zien. De kunst
matige heuvel is afgegraven, misschien als
bon waarde vervoerd; een groot deel van de
steenen ia stuk geklopt, en het puin werd
voor het verharden van wegen gebruikt.
Veertig jaar geleden was het hunebed van
Eext nog bijna dubbel zoo lang als nn.
Wie deze waarlijk reusachtige gr af steden,
onze Noord-Europeesehepyramid<»n, bouw
den, kan niemand -eggen; waarschijnlijk een
Keltische volkstam. Maar het is vrij wel
zeker door vondsten aangetoond dat deze
kelders meermalen maar met ontzaglijk
lange tijdruimten tuaschen de malen
dienst hebben gedaan.
Ook de botanicus vindt nog wel iets
op te merken aan deze hunebedden, het
zyn voor ons vindplaatsen van bepaalde
en zeer zeldzame mossen die wy eerst op
de Zweedsche, Znid-Dnitsche of
Zwitsersche graniet-koppen kunnen terugvinden.
By'zonder merkwaardig zijn dicht bij deze
voormalige of nog ten deele aanwezige kunst
matige heuvels, een aantal kuilen in den heide
grond. Die lijken wel het negatief te zy'n van
de heuveltjes, en werden dan ook wel eens be
schouwd als kunstmatige verdiepingen van den
bodem. Er werd beweerd dat die bedoelde
trechtertjes ontstaan zouden zijn door het
uitgraven van grond voor de grafheuyels.
Maar dit is niet vol te honden; deze kuilen
van den Gietensche en Eexter heiden zijn
bijna zuiver cirkelrond en haast volkomen
trechtervormig, met de grootste diepte 142
meter in het midden. Door de y'styd-kenners
worden ze beschouwd als windkuilen, als
trechters ontstaan door wervelwinden en
zand, op de wijze van de gletscher-molens
door wervelend water zijn gevormd
Sommige van deze trechters zyn droog.
In anderen, vooral in de grootste, staat nog
water in het centrum en daar is de kom
natuurlijk het diepst. Het midden ziet groen
van de waterplanten; die kleur neemt naar
den omtrek in helderheid af en wordt gelig.
Daar groeit het veenmos in het moeras en
daarin liggen bij honderden de mooie roode
schijfjes van den Zonnedauw of het
Vliegenvangertje. De ronde blaadjes schitteren in de
zon met duizenden en duizenden pareltjes.
Boomsch. Dat geeft," gaat si) huigmoederlijk
voort, somtijds moeilijkheden met de pot
als anderszins: maar ik hoop, dat ook dat
schikken zal. Indien het Ed. mogelijk is,
kom dan Maandag met de middagachuit uit
Amsterdam; ik zal zorgen, dat een my'ner
dochters aan de schuit is om n af te halen."
Snzanna krijgt het nn zeer volhandig. Met
ons vijven," schrijft «ij, zijn wij dag en nacht
bezig om goederen in gereedheid te brengen
voor de Haagsche kermis, die toekomende
week zal plaats hebben. De oude juffrouw
gaat met hare tweede dochter daarnaartoe
en ik zal met de jongste half Mei een reis
naar Parijs doen uithoofde van de affaire
van mejuffrouw Beukelman. ZQ is eene zeer
ijverige vrouw en najjverig op alles wat in
het vak van haar negotie valt, en wil vol
strekt bij niemand achter staan. Nn heeft zy
ontdekt, dat eene zekere Madame dn Maret
te Amsterdam beter en vroeger bediend
wordt door hare korrespondente te Parijs en
meent d«s met of zonder reden, dat zy bedrogen
wordt. In 't kort zij is eene vrouw vol plans
en ondernemingen en zij heeft müeergisteren
met Krisje te kennen gegeven, dat wij met
half Mei een springreisje, zo noemt zij het,
naar Parijs zullen doen. De was waarlQk
^enigszins verlegen en gaf te kennen, dat
wanneer juffr. Benkelman hare dochter wilde
doen vertrekken, het mij in mijne betrek
king kwalijk zon staan om zwarigheden te
maken, dat ik anders tegen eene reis van
twee jonge meisjes alleen naar Parijs nog al
wat opzag. Hoe kunt gij 'er tegen opzien,"
zei jnffr. Benkelman, ik was op n w leeftijd
al geheel alleen naar Mareeille geweest;
en naar Parijs is 't een gesniveerde reis,
alsof gy van avond in de Utrechtsche schuit
gaat zitten en u naar Amsterdam laat vaaren.
Men is hier te lande magtig bang voor
reizen, althans de lieden van zekere klasse,
en houdt zich weinig aan het oud
spreekwoord, dat zegt: dat een vliegende kraai meer
vangt dan een fittende."
Maar nog eer het komt tot die reis naar
de Parysche handelscollega, ook al weder
eene vrouw, eene Madame Visqnerot, moet
Snzanna invallen voor de te 's Gravenhage
plotseling ziek geworden dochter van jnffr.
Benkelman. ? Het hoofd gedekt met eene
.dicht in de oogen staande dormeuse," waar
door zij zich voor hare deftige Haagsche
kennissen onherkenbaar hoopt te maken,
doet zy dienst in het Voorhout in de
modekraam met een plankje, waarop met groote
letters Feuee Benkelman geschilderd is."
Een plaatje in het oude boek (Deel IV) toont
ons het primitieve, luchtige, open gebouwtje,
zoo verschillend van onze tegenwoordige
luxewitikels, waar de fijne kanten, de kost
bare stoffen, de teere ihawlt aan latten ben
gelen ten prooi aan stof en vochtigheid. Het
biedt,dnnkt my,een uitstekend model om (veilig
onder dak natuurlijk) te worden nagebouwd in
de Historische Af leelingen dan, niet ankel ter
opluistering maar ook ten verkoop te worden
gevuld met zorgvuldig gerestaureerd en goed
geïmiteerd naaldwerk van dien tyd, waartoe
nog een schat van gegevens te vinden is in
het Leven van Corntlii en JDavid van Lennep
door Mr. Jacob van Lennep, in het werk
van Maaskamp met zijne aardige, gekleurde
plaatjes, in de oude jaargangen der
modejournalen, die er toen reeds waren.
Indien Afdeelingsbesturen van
Tesselschade" en Arbeid Adelt", Industriescholen,
alle knnstnaaldwerksters in het algemeen,
dezen winter wilden zorgen voor eenen
flinken winkelvoorraad van artikelen als:
neus- en halsdoeken, chemiie»brochée», ge
borduurde bovenbladen voor hooggehakte
tripjes, shawtt, heerlijke (gekloste en ge
naaide) kanten voor kornet j es", mutsen,
barbes, jabot», kragen, manchetten,
wiegniiniiiiiiiiiiiiiiniinimuiiiiiniiiiiiilfllimiiiiiiiimimnimiiiHininnii
Op vele er van is een insect gevangen.
Kleine mieren en mngjes syn het meestal;
maar soms ook grootere dieren, een vlindertje
of een smalle libel.
Op de lage plaatsen, ook waar geen wind
kuilen zijn, ziet de heide frisch groen; al uit de
verte gezien, schijnt die heldere kleur ver
licht door groote oranjekleurige sterren; dat
doen de WoUerlei of Arnicaplanten die nu
bloeien. Hun goudgele of donker-oranje
bloemen, die op chrysanthen gelijken, staan
afzonderlijk of twee aan twee aan de stengels.
spreitjes, doopgoed, waaiers (geschilderde),
en wat niet al, zoo zonde met het oog op
het te verwachten vreemdelingenbczoek
by eene goede exploitatie een sterk debiet
met tamelijke zekerheid zijn te verwachten.
Het züallen belanghebbenden ter ernstige
overweging aanbevolen.
JOHAKNA W. A. NABÏR.
iiiiiiiiiiiiiimimiiiiiiiiiiiniMiimirMiiiiin
ADLE^DEI.
Wit.
De zomermode heeft nog geen gelegenheid
gehad haar sneeuwen blankheid in volle
glorie over de wereld der schoonheid uit te
spreiden, want het warme, heldere zomerweer
laat nog op zich wachten, en we zien ons
helaas maar al te dikwijls genoodzaakt, naar
dikke mantels en regencapes te grijpen. Dat
is wel heel jammer, want zóvol is niet de
weide met witte madelieven, als bij de eeiste
warme zomerdagen de promenaden onzer
groote steden, zullen zy'n van witte bloe
men: bloemen in witte zij, wit mousselien
en witte kant...
Het is een witte zomer ditmaal in het rijk
der mode, en geen andere kleur zal gedurende
dit nieuwe seizoen met de kleur der onschuld
kunnen wedijveren. De blankste zijde is niet
blank genoeg, en indien men guepnre
kon vervaardigen van sneeuwkristallen, zon
men het zeker gedaan hebben, oa de hoogst
mogelijke witheid te bereiken.
Witte stroohoeden zullen epidemisch heer
senen, en witte rozen en witte struisveeren,
en witte dnivenvlengels, zullen er het sieraad
van zijn. Zelfs witte kousen en witte schoe
nen zal men dragen, schoenen van wit leer,
witte zij en wit fluweel... Indien het zonnetje
onze straten en stranden en landen nnmaar
wat droog wil honden, want witte schoentjes
blijven niet gaarne in zwarten modder steken,
en als het zódoorgaat zullen we 't hier in
ons drassige Nederland tien tinten van den
regenboog hoogerop moeten zoeken, en ons
kleeden in... ultra-violet. Maar we geven den
moed nog niet op en hopen op
densneenwzomer,. die zoo heerlijk en frisch en fleurig
zon kunnen zyn...
*?.*.
Lachen.
Een exentrieke Schot heeft trachten uit
te maken, wie of er meer lachen, de mannen
of de vrouwen. Hy is voor deze interessante
studie gedurende een geheelen winter naar
alle mogelyke blijspelen gegaan, die onder
zijn bereik kwamen, en heeft daar op een
plaats, waar by den schouwburg goed kon
overzien, dames en heeren zitten begluren,
en vergelijkingen zitten maken. De slotsom
van zijn onderzoek is geweest, dat over het
geheel genomen de mannen gemakkelijker
tot lachen te krygen zijn, en zich kunnen
verkneukelen om een flanwiteit, waar een
ander niemendal aan vindt. De vrouwen
echter lachen hartelijker en uitbundiger, en
beginnen, indien een geestigheid haar treft,
drie, vier keer opnieuw. Indien het dus bq'
deze statistiek om de hoeveelheid gelach te
doen is, zullen de beide geslachten elkander
niet heel veel toegeven.
« ?
Charme.
Weet ge, waarmee ge de personen met wie
ge in aanraking komt, het meest charmeert?...
Door in het gesprek uw eigen persoon zoo
min mogelijk op den voorgrond te brengen,
zich op de meest voorkomende en ongezochte
wijze voor hun belangen te interesseeren en
zich belangstellend te toonen voor alles wat
tot hun kring van denken en gevoelen be
hoort. Men zon dat het altruïsme" in de
conversatie kunnen noemen. Men treft deze
minimin lulllliiiiiHiiiMiimiiiiiiimimiliiiiiiiiHiiiiiiiiiiiimlimn
Tegen den frisechen rand van de dorps
weiden, de groenlanden langs de beek, ligt
een strook van heesters, hoog struikgewas,
dicht ineen gegroeid, dat is ons terrein. Op
het droge deel groeit veel dalkrnid, dat aan
verdwenen bosch herinnert. Daar schuilen
de restanten van een oeroude flora, relicten
uit den ijstijd.
Voor het grootste gedeelte zyn deze merk
waardigheden verdwenen, door verandering
van klimaat, door de ontginningen, of door
dien zy verdrongen werden door later met
de cultuur inge
voerde planten.
De flora van de
vochtige
heidegronden der
toendra-periode, is nn
nog bijna alleen
op de bargen te
vinden ,indi en daar
plateanx gevormd
worden met
ondoorlaatbaren on
dergrond. Dan ont
staan de
bergmoerassen, zooals die
op de Broeken in
den Harz. Die her
inneren ons door
hun flora dadelijk
aan ons land. Het
Wintergroen en de
De Lelie van de Drentsche roggevelden.
Veenbes Oxycoccns.
LIBERTYs
GEÏLLUSTREERDE
OPRUIMIMGS
CATALOGUS
FRANCO
OPRUIMING
METZ& CO
LEUSCHESTRAAT
AMSTERDAM
MORGEN
VOORTZETTIHC
HiiiiiiiiiiHiniiiiiiiHiiimimHlliiniiiiliillNllllliriiliiiiimiiitHiilimiiFt
wijze van doen aan by alle fijn beschaafde
personen, en ze is het a b c van de wel
levendheid. Men geloove niet, zich aange
naam te zullen maken door voortdurend
zelf aan het woord te zijn. Het is een grooter
kunst, en het charmeert meer, bij anderen
het gesprek op te wekken dan het zelf te
voeren. De groote meesters der Fransche
conversatie, gelijk b.v. Madame de Staal ver
stonden ile kunst, om aan anderen te doen
gelooven, dat ze even geestig waren als zij.
***
Klavertje-vier.
Een grappig en fortuinlijk spelletje met
de poëzie van het volksgeloof dreef dezer
dagen een Engelsche bloemist, die er in ge
slaagd is, om klavertj es- van-vieren te kweeken.
Hij bracht deze merkwaardige plantjes in
den handel, en had met die noviteit een
schitterend succes. Men weet, dat deze
merkwaardigheid uit het plantenryk als iets
zeldzaams gezocht wordt, en dat het bijge
loof er de kracht aan toekent, om geluk te
brengen aan haar of hem, die ze vond. En
aan den handigen bloemkweeker heeft ze
in dit opzicht op schitterende wijze haar
Schnldigkeit getan", want hy bracht de
plantjes in den handel en verkocht er op
de eerste de beste tuinbouw-tentoonstelling
niet minder van dan vierduizend stuks, hoe
wel hij er den buitensporig hoogen prys voor
vroeg van een pond sterling per stuk. En
sedert dien tijd bleef hij er wekelijks hon
derden verkoopen, want iedereen wilde dezen
kleinen talisman uit het plantenryk bezitten.
Hy heelt thans aan het geluk-aanbrengend
plantje een kapitaal verdiend.
* *
*
Brieven,
De Duitsche keizer is niet alleen iemand,
die veel spreekt, sommigen beweeren te veel,
maar hij is tevens een buitengewoon ijverig
schrijver, en het is niet onmogelijk, dat h0
als correspondent de houder is van het
wereldrecord. In een jaar schreef hy' niet
minder dan zeven duizend particuliere brie
ven. Deze vruchtbaarheid in het briefschrij
ven is trouwens een echt Duitsche eigenschap,
want de internationale Postunie vervoert voor
Dnitschland alleen in een rond jaar achtdui
zend millioen brieven en stukken, Engeland
verzend er drieduizend millioen minder, en
Frankrijk komt als derde met slechts de helft.
ALLEGBA.
iiiliiilimtiiiimitmiM
iiHHimiiiiimmifiiiiiitiliiiiiltiiiiiiiiiiiimtiuil
Parnassia, de innig mooie veenbea die op minia
tuur cyclamens Ujkt, groeien er veel, ook de
Andromeda, de prachtige heidebessen-soort
met zijn onuitsprekelijk teer gekleurde en
fijn gevormde bloembekertjes. Hier in de
buurt groeit even als op de Broeken de
Kraaiheide en de Zevenster het wonderlijke
plantje dat in den regel n bloem draagt
uit zeven witte blaadjes bestaande; en dat
als een blinkend sterretje tusschen het
veenmos en de biezen doorlicht.
In de week na Pinksteren bloeit er daar
in de roggevelden van Drente nog een plant
die in ons land nergens anders in het wild
voorkomt, een groote donker-oranje lelie.
Niet alleen by" ons is deze lelie een zeld
zaamheid. Ook in geheel Noord-Duitschland.
Want het is een bergplant en het is wel
heel raadselachtig, hoe deze vreemdeling in
de esschen komt. Onbekend is de vuurlelie
niet. In vele boerentnintjes van binnen- en
buitenland treft men hem als sierplant aan,
en het ligt voor de hand te gaan onder
stellen, dat deze mooie en gezochte sierplant,
door een onbekende omstandigheid van elders
in een roggeveld is geraakt en zich toen
zoo snel heeft vermenigvuldigd dat hy ken
stand honden.
Maar het is dan wel heel toevallig dat
alleen de Drentsche esschen zoo gewillig zijn
geweest voor dezen vreemdeling; want elders
in ons land groeit de lelie niet in het koren
veld; op overeenkomstige kleiige en steenige
akkers in de Noord-Dnitsche laagvlakte konrt
de vuurlelie daarentegen wel voor.
Dit wettigt ongetwijfeld de onderstelling
dat deze lelie zich op dilnviale gronden, op
blok-leem, dat wil zeggen glaciale klei, ver
mengd met gletscherkeien, thuis gevoelt. De
voortplanting die geen insecten eischt, al
zyn ze welkom, is zoo practisch dat de
plant zich snel kan uitbreiden. Er vormen
zich namelijk donkere, bijna zwarte bolletjes
in de oksels der bladeren en uit elk dezer
zwarte bolletjes kan een lelieplant op
groeien.
?Ook heb ik eens ergens gelezen, ik weet
niet meer waar, ik geloof in Sohns, dat het
deze lelie is, waarbij te pas kwam: Aan
ziet de leliën des velds, aanziet hoe schoon
zij bloeien."
Nn een schoon gezicht voor een planten
vriend, een verrukkelijk gezicht voor elkeen,
is een roggeakker, waarop behalreklaproozen,
korenbloem en wikken,ook de vuurlelie groeit.
Jammer, doodjammer is het, dat hun
aantal afneemt, ondanks die gemakkelijke
voortplanting door oksel-bolletjes. De schuld
hiervan ligt büde verzamelaars voor col
lecties en voor kweekers. Bij manden vol
zijn de leliebollen uit de akkers gehaald,
saamgeharkt, opgekweekt en naar het
buitenland verzonden.
E. HHMANS.