De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 14 juli pagina 5

14 juli 1912 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1829 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR N K D E R L A N D. LI B E RTY LCnSCncSTRAAT AMSTERDAM TAPYTEN VERLAAGDE PRYZEN OPRUIMING TDtti Fratti. In het verslag van de commissie tot Grond wetsherziening staat te lezen: In het algemeen bleken de aanhangers van vrouwenkiesrecht van meening dat f alleen die vrouwen tot het kiesrecht eijn te roepen, die DAADWERKELIJK blijk geven het ttembiljct te btgeeien, f de invoering en uit breiding van vrouwenkiesrecht geleidelijk behoort te geschieden." (Carsiveering van mij N. M-d. W. H.) Daadwirkelijk blijken^ geven doen dit de 13000 leden der Vereeniging voor Vrouwen kiesrecht. 6000 Uden van den Bond van Vrouwen kiesrecht, de 113000 vronwen diehet petitionnement der 8.D.A.P. voor algemeen mannen»en wettwen-kiesrecht hebben geteekend, en de r«im 7000, die een dergelijk petition nement van den Vrijzinnig-Demccratiechen Bond hebben geteekeud. Begon de Regeering maar vast met het kiesrecht aan die vronwen te geven, hoe gamw zonden de lauwen warm loopen en zich aansluiten, om daardoor ook van daa4werktlijkkeid blijk te geven I Maar werden ooit de neuzen geteld van de mannen die om uitbreiding van kiesrecht Tragen ? Kwam dan niet veel meer het recht en het belang van zulk een groep in aan merking? Het alle waardeering voor die leden, in wier nota's een warm pleidooi vór het vrouwenkiesrecht gebonden wordt, is er toch iets dat bevreemding wekt en wel, de leeftijdgrens, die men bij de vrouwen hooger wil stellen dan bij de mannen. Dit wordt aldus gemotiveerd: De vrouw heeft dan al den tijd zich voor te bereiden voor znlk een moeilijke taak. Hoe rjjmt ziek dat nn met den leeftijdgrens die er aan het huwelijk gesteld wordt, waar een me ije reeds op haar 16e jaar en een man eerst op tij n 18e jaar hu ven maz. Het huwelijk is toch iets van veel meer gewicht; dit is toch niet alleen een vraag van pbysieke gesteldheid. Men acht de vrouw reeds op baar Ida UIT DB NATUUR. CDLXXXLV. By den Helder. Op een van de warme avonden met prach tige luchten, vol onweerswolken, waaraan deze zomer zoo rijk is, kwam ik in den Helder aan en liep meteen door naar het Hoofd. Daar voor de open vensters van het hó:el kon ik nog net een uurtje zilten en met mijn kyker over de haven en de keerdam heen de wnlpen, strandloopers en scholeksters zien pikken in de klei die met de eb een kilo meter ver droog was gekomen. Links ligt het fort de Harssens, even buiten het hoofd, als een hoog eiland voor de haven ingang; het teek ent zich met zijn koapels en bijgebouwen scherp tegen de lucht en het water af, en het bederft het vergezicht van hier volstrekt niet. Integendeel zijn gebogen lijnen breken de rechte streepen van de ha vendammen. Juist komt de boot van het eiland Texel, de Ada, binnen en legt b£het Hoofd aan, vlak over het hotel. Ze brengt heel wat passagiers en vracatgoed mee; dat geef t een bedrijvigheid van belang. Rechts in de haven ligt een mijnenlegger; een groote boot, wat plomp van vorm, tusecben de beide masten een netwerk van koperdraad of er straks geïllumineerd moest worden; bet zijn de draden en antennen voor de draadlooze telegrafie. Verderop aan het Nieuwe "iep weer een paar oorlogsvaartnigen, een onderzeeër, klein, slank als een giek en een moe derscbip, breed en plat, dat de afgeschoten torpedo's moet opyisschen, daarnaast de Kortenaer, het groote grijze pantserschip; de rest in de verte ver nevelt al in de scaemering. Na het overz'cht van boven af nog een wandeling voor een kijkje gelijkvloers. Den Helder staat bij de natnurvrienden niet best aangeschreven, het heet dat er niets bijzon ders groeit en weinig belangwekkends te zien valt op het gebied van de levende natuur. Maar dat viel me toch erg mee, misschien doordat ik zoo weinig verwachting had. Linksom naar den noordzeekant loopt de zware zeewering, een hellende kaai muur van groote keien en flinke zwerf blokken opgebouwd, daartnsschen zitten bruine zee wieren vast en op de afbellende dammetjes die loodrecht op de kade in het water uitloopen, komen ook de minder gewone wier soorten voor, veterwier en roodalgen en het eikbladig wier en ook zeegras groeit er welig.Mosselen. alikrniken, krabbel j es kruipen er tusschen rond. ? Aan de bo 'enzjjde zien de dammen groen wier en aan de overzijde tnsschen schnttingplanken jaar in staat die levenskense te doen, maar om het kiesbiljet te hanteeren, zou zij zelfs onder dan 26 jaar moeten zijn l Ook hare aansprakelijkheid in zake de overtreding van Art. 245 Wetboek van Straf recht, begint reeds op haar 16e jaar. Dit is een mannenlogica, waar het vrouwelijk gevoel niet bij kan. Door het comitéPlan 1913," dat op zich genomen heeft reclame te maken voor alles wat er in dat j u bel jaar zal plaats vinden, zijn ontelbare reclame-plaatjes in alle moge lijke talen, over heel de wereld verspreid. Een hupscb Zeeuwtje, die dit plaatje aan trekkelijk moet maken, wuift den volkeren aller landen een welkom toe. (In Zeeland zal een tentoonstelling van Pro vinciale kleederdrachten gehouden worden). Maar wanneer nn alle hupache Zeenwtjes eens een Petitionnement inzonden bij de regee ring, om in 1913 k onafhankelijk verklaard te worden, dan zon men haar zeker niet aan trekkelijk vinden, en verwijzen naar de rubriek, waar zij wettelijk tehuis behooren, te weten by de kinderen, idioten en misdadigers. Onlangs werd in een verslag van de Staten vergadering in Suriname met waardeering vermeld, dat de vronw van den Gouverneur de geheele zitting had bijgewoond en met groote belangstelling gevolgd had. Jawel, zoo als decoratief element wordt de vronw wel gewaardeerd. Net als bij toasten honneur aiue dames!/ Maar als deie zelfde Gonvernenrsvrouw om medezeggingsschap vroeg in die Statenvergadering... dan werd zij verwezen naar de rubriek zie hier boven! N. MAKSFELDT?EB WITT HUBBBTS. Eme moimie Trouw, Het is bekend, hoe het ongeschreven doch niettemin tot in het oneindige gewijzigde wetboek der mode het menschdom en met name het vrouwelijk deel daarvan eene meer dan tirannieke dwingelandij oplegt en hoe zelfs de meest verstandige, de minst eischende vrouw zich aan de grillen der heerschende mode onderwerpt, louter en alleen omdat de kleermaker of naaister decreteert dat het op de wallen ziet alles groen en wit van bloeiend lepelblad. Dit is de plant die indertijd gebruikt werd tegen echenrbuik, de gevaarlijke ziekte op langdurige zeereizen; sedert het algemeen gebruik van verduurzaamde levensmiddelen alias blikjes-voer is de plant als remedie overbodig geworden, want de ziekte komt haast niet meer voor; de plant misschien des te meer. Mij dunkt de menschen hier zonden iets moeten missen als het lepelblad-planten zelf nu ook eens plotseling verdween van het hoofd en de dammen. Die groen met witte dptjes ze maken er ieta moois van en boven dien moeten ze de zeelui wel sympatiek zijn; ook zy immers, hoe teer ze lijken, trotseeren kilheid en koude zeelucht; ook het lepelblad moet een gehard wezen zijn net als de visBchers, dat het hier zoo goed leven kan op depnnt van Holland, open en bloot, onder het blazen van den Noord- Wester en Noord-Ooster, bij storm gesauseld door bet spattend zeewater, by droogte en stilte gebakken in de zon op gloeiend heete keisteenen. De kugtlichten worden al opgestoken of ze komen nu eerst goed nit. Heel in de verte aan de Noorder horizon is nog even Texel te zien als een vlekje op een opalen kleed, Aandoenlijk mooi is op dit oogenblik de zee, er flikkert iets geheimzinnigs als een ver lichting nit de diepte, onder het nauwlyks rimpelend oppervlak. Toch is er altijd stroom in het Marsdiep, dat blijkt uit het zachte klotsen van de golfjes tegen de botters die klaar liggen voor de ane j o visvangst. Enkele maken zich gereed om er van nacht nog op nit te gaan, want er is zooeve»een schuit met goede vangst thuis gekomen, er trekt bepaald visch op de Haak g. Het wordt te donker om verder door te loopen naar de forten in Huisdninen, ik moet terug, maar 's morgens in de vroegte ben ik al weer voor 't ontbijt op den dijk. Een haastige drukte heerscht er langs de kade; de zon sehittert op de ronde keien, die nog nat zy'n van den vloed. Hier en daar ligt schuim dat het licht terngkaatst in alle kleuren van den regenboog. Er is van nacht heel wat ansjovis gevangen; alles wordt door opkoopers overgeladen in de karren, en de visEchers maken de netten al weer gereed om weer op vangst te gaan. Een schuit komt binnen, zwaar geladen niet met ansjovis, maar met geep, die lange dunne visch met zy'n net zoo langen en dunnen bek; overal bekend door zijn groene graat. Een tweede is vol met makreel, dat is een veel mooier visch, glanzend als gepoetst nikkel, met staalblauwe dwarsvlammen en streepen. zus of zoo zijn moet, dat dit of dat niet meer gedragen wordt, enz. Docb eene tyrannie, waarbij de eigen wil de onafhankelijkheid van zelfs de meest verstandige, de meest belderdenkende vrouw onderdrukt en aan banden gelegd wordt, zooals by de tegenwoor dige blouse-mode, geloof ik niet dat zich dikwijls heeft voorgedaan. Geen vrouw is tegenwoordig in staat zich zelf aan te kleeden. Zoodra nl. het toilet zoover gevorderd is dat de bloiue aan de beurt komt, is de behulpzame hand van een modemensch noodig. Het meest en duidelijk komt dit natuurlijk nit all men op reis is, met zijne anders zoo weinig ansprnchsvolle" en op toiletgebied in den regel zoo eenvoudige vrouw. Dit begint al 's morgens! Beproef niet u we kamer te verlaten voordat uwe ka mergenoote gekleed is; ze zoo anders zelve die kamer niet kunnen verlaten, omdat de blouse, van achter sluitende, niet dicht gemaakt zon kunnen worden, tenzij het kamermeieje zon moeten worden ontboden, hetwelk om meer dere redenen niet altijd gewenscht of mogelijk is. Vaarwel das de wandeling vór het ontbijt! 's Middags, vór het aan tafel gaan, zich verfrieichende, wordt allicht als eenige wijzi ging in het tafel- en avondtoilet, eene andere blouse aangetrokken. Wees dus weer op uw post, o trouwe echtgenoot! en blijf daar tot het gewraakte oogenblik der blousesluiting is aangebroken; vaarwel alweer een heerlijk namiddag-uurlje! En nn, die sluiting zelf l Ik begin met aan te nemen dat alles be hoorlijk in orde is, dat ge b.v. niet te doen hebt met losjes verborgen in of tnsschen de onderlaag, met plat gedrukte baken en dergeliJke.Haken en oogen of lussen zijn niet meer voldoende; er moeten ook knippen dichtgedrvkt, knoopen in knoopsgaten worden ge bracht en dit alles soms om beurten of op onberekenbare gronden met willekeurige wijzigingen in volgorde aangebracht. Ge vangt aan met een haak in een lusje te brengen, vervolgt Benige malen op dezelfde wijze, zfjt dan tot eene knipperiqde genaderd en moogt u nu gelukkig achten, 100 ge niet verkeerd btgonnen ay't b.v. door een haak in een lager gelegen Ins te slaan; in dit ge val kunt ge weer van voren af beginnen en zoo uw tocht langs het ganse hèrnggebied voortzet ten: haak,knip, knoop; haak, knip, knoop; enz. enz. enz. Ik spreek nu niet eens van dezelfde kunstbewerking, ofschoon minder vaardigheid vereisckend, in tegenovergestelden zin, die ten minste twee maal daags by het ontkleeden weer moet plaats vinden. Men meene niet dat alleen een persoonlijke grief van den schrijver dezer regelen, reden voor deze verzuchting is. Want, overtuigd dat uwe vrouwelijke reisgenoot iemand is, die zich in bet gewone leven onder alle omstandigheden zeer goed weet te helpen, acht ge n nit liefde tot haar en uit mede gevoel voor de baar door de mode opgelegde hnlpbehoavendheid verplicht, dit deel uwer taak als reisgenoot, zonder morren te ver vullen. Maar waarop ik wil neerkomen en welke les ik gaarne nit het bovenstaande getrokken wilde zien, wensch ik met weinige woorden hier aan te geven. Eene vrouw die de noodige zelfstandigheid mist, om zich aan dergelijke onzinnige mode grillen, als de hier geschetste, te onttrekken, eene vrouw die haar onaf hankelykh'id zoo zeer prijs geeft, dat zy, om zich behoorlijk te kunnen aan- en nitkleeden, steeds de hulp van een ander noodig heeft, zulk eene vronw mist de eerste eigenschappen, noodig, om haar een standpunt te doen innemen, wat velen harer heden ten dage en terecht opeischen, n.l. dat de vrouw het recht heeft in tal van omstandigheden de gelijke van dea man te zijn. Eene verstandige vronw, die, op reis ey'nde, om zich te kunnen aan- en nitkleeden steeds aangewezen is op de hulp van haar echt genoot, moet, dankt me, zelve het gevoel hebben, dat ze toch eigenlijk geen recht iiiiiiniiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiniiiiMiiiiiiiiiiii heeft zich de evenknie van den man te noemen, aangezien geen man het in zijn hoofd zal krijgen, zich dusdanig te verlagen, dat hij zich door de mode zou laten voerschrijven zijne onafhankelijkheid in znlke mate prijs te geven. Zoolang dus de vronw zich aan deze en dergelijke nukken en grillen der mode, zij het oek noode, onderwerpt, zoolang zal zelfs de haar meest welgezinde man niet kunnen medewerken om haar in het volle genot harer rechten te «tellen en zal de wondeplek blijven bestaan, die de reeks der argu menten, voo* positie- en lotsverbeteringea aangevoerd, in belangrijke mate af breuk doet. Zelfstandigheid en onafhankelijkheid toch zijn eerste vereischten voor maatschappelijk optreden. EEN MA». *** De man heeft de Mode niet eens noodig om zich totaal afhankelijk te voelen. Ik help mijn man bij de knoopjes van zijn boord. Ik moet hem redden uit de vol maaktste hulpeloosheid als hij naar een bruiloft moet of naar een begrafenis. In het materieele is er geen afhankelijker wezen, geen bekla genswaardiger hals dan een man! VKOUWELIJKI COBBXOTOB. ADIrEÏ^BBI. Ansichten". De heerachende mode der prentbriefkaarten heeft een nieuwe en verrassende drukte in het post ver keer gebracht: dit wilt ge zeker gaarne op gezag geloovep. Maar het zal toch waarschijnlijk uw stoutste verwachtingen overtreffen, indien .ik n hier eenige cijfers laat zien, die geput zyn nit de nieuwste poststatieken. Duitschland staat ook hier boven aan, en verzendt, om een rond getal te noemen, jaarlijks anderhalf milliard briefkaarten, dan volgt Japan, dat zoo graag met de moderne uiterlijke Enropeesche beschaving meedoet, met acht honderd vier en negentig millioen, vervolgens Groot-Bri.tacje met acht honderd vijf en veertig millioen. foor de andere lan den zijn de cüfrrs belangrijk lager. Oosten rijk verzendt 432 millioen, Rusland 290 mil lioen; Italië 137 millioen, Hongarije 113 millioeo. Frankrijk is buitengewoon in de min derheid met slechts dertien millioen. * * Een buitengewoon boek. Als schrijfster van het, onder dit opaehrift in ons weekblad van 28 April aangekondigde werk Behind the night light, wordt nu opgegeven de vierjarige Johanna Mande, dochter vanden engelse hen tooneelspeler Charles Mande. Hare verhaaltjes zijn door haar in levendige en dichterlijke" zinnen, aai haar vaderenmoeder op allerlei nren van den dag verteld, Het kind wordt beschreven als in het geheel niet vroeg rijp, maar a's een gezonde, vroplyke kleine meid, die niet kan lezen of schrijven. Men heeft opgemerkt dat de kleine Johanna, sinds zij kan praten, blijkbaar in contact is met een talrijk gezelschap, met wezens, wier doen en laten zij beschrijft en met wie zij spreekt. Die beschrijvingen zijn geen onsamenhangende visioenen, maar steeds deselfde en zijn meer dere malen verhaald. Het boek zal zeker de aandacht van psychologen trekken. In 't bad. In een der Fransche zeebadplaatsen be hoort het tegenwoordig tot de groote aan trekkelijkheden, om in badcostuum en op een zwemgordel drijvend, in de kalme zee te dfjenneeren met een drijvend tafeltje voor zich, waarop allerhande heerlijkheden zijn uitgesta'd... Dit is trouwens niet geheel nienw. Ik zag het reeds meerdere jaren ge leden in het mineraalwater-bad te L cheles-Bains (Lenkerbad) aan den-voet van den Gemmi. Het is bjj deze badknur onvermijdelijk, dat De Harsens bij Nieuwediep. Alles gaat visschen, komt met visch terug of is al aan het visschen, het lukt wel of al de kinderen, voor ze naar school gaan, nog eerst even moeten visschen ; met hengels of schepnet of sleepnet in de hand staan ze zy aan zjj onder aan de keienkade; anderen zitten in bootjes aan den kant Met de totebel te visechen; meisjes en heel kleine kinderen zoeken wat tusschen de steenen en het wier; alikrniken denk ik, of krabben en mosselen. Of dat risschen allemaal gebeurt om den broode of ten minste om straks de visch te eten? Ik geloof het niet, het waren niet alleen de kinderen der armen die er stonden, l&gen of zaten te visschen. Dat zag je wel aan de kleeding. Het lijkt mij meer een liefhebberij of beter gezegd een hartstocht toe; want wie zelf niet vieehte, stond er toch met groote aandacht bij te kijken. Nu kan ik het ook niet over mij verkrijgen door te loopen, als ik zie visschen met een totebel. Voor de hengelsport heb ik geen geduld genoeg; ik zon geen vu f minuten stil kunnen staan of zitten en op mijn dobber turen. Maar zoo'n totebel dat is heel wat anders; ik geloof dat ik mij hier met een totebel ook wel een dag zou kunnen bezig houden, niet om de visch, maar om het visschen; want alles ging, na inspectie, het water weer in. Dat omhoog halen nit de onzichtbare diepte met de kana op niets of iets, mis schien wel veel, en mogelijk wat bijzonders, dat heeft iets van de bekoring van een openlijke loterij, die immers ook altijd menschen trekt al is het maar een koekverloting op de kermis. Lang<aam zakt het vierkante, tusschen de hoepels uitgespannen net weg in de diepte; stil staan de omstanders groot en klein, zwijgend staren zy naar de plek waar het onzichtbare vangtnig zich moet bevinden, daar draait de visscher de kink om, de as van de kaapstander knarst en rolt er en wikkelt het touw van de totebel op. Eerst komen luchtblaacj«s of gasbellen boren, dan de kruising, de vier hoepelp, hierop volgen de rier hoeken van het net en eindelijk, onder gespannen verwachting een springende spar telende flikkerende massa. Dan gaan de ton gen los.TJitroepen over de massa, schatting van bet aatital of het gewicht: dan den naam van een niet verwachte vischsoort, Alla toeschou wers lijken deskard gen; de tevreden visscher mompelt iete tegen zijn kameraad en helper en de viech spartelt nu op den hoop al half doode soortgenooten ouder in de schuit meestal bot of schar. Dat ia het leelijke van die belangstelling; er ontbreekt gevoel aan, een schijntje gevoel voor de levens, die daar bij duizenden tegelijk vernield w orden ,door honderden menschen,die het lang niet allen als kost winning doen. Ik zou niet graag mijn msening hieromtrent gezegd hebben tot de vele schoolkinderen,welke dicht om een kameraad been stonden, die mat een splinternieuwe totebel werkte; het toestel werd met een windas van den wal in de haven neer gelaten en opgebaald.jDat was blijkbaar liefhebbery-werk;maar ik geloof dat allen mij voor niet(Lutt. Blatter.) PANTOFFBLDIBETJES. Ja, Ja, waaide kollega, met de vrouwen is het een kruis. Men moet er maar eens goed op inslaan en zijn meening zeggen. Hm, hm, wat J k nog zeggen won hm hm hm mooi weertje vandaag, hè? mm u iiiiiiiiimiiiii u IIHIII iimiui iiiinii 4e patiënten gedurende twee & drie «nr in 't water blijven, en om gedurende dit lange bad de verveling op de vlucht te jagen, drijven zij op een stoel met een taf eitje voor zich, zoodat ze kunnen lezen, een partijtje whist of domino spelen, of wel zich te goed doen aan vruchten of gebak. Men zon op deze manier een thénageant" kunnen orga niseer en. Snel. By brieven, die in 't Turkenland verzonden worden, ia een expres-bestelling" volstrekt geen overbodige luxe, want 't lot van som mige dier epistels in 't Tarksche keizerrjjk is somtijds rampspoedig. In Jnli 1834 werd door een kloosterling te Mont-Athas een brief gepost aan een dame te Corfa, en deze brief werd in November 1907 besteld aan... den kleinzoon der adressante, 't Stnk was dus gedurende drie en zeventig jaar onderweg geweest. Ook een record... maar negatief! * « Dansen. In een kleine Amerik&ansche stad, die in een mijndistrict gelegen is, heeft men een van de zonderlingste belastingen uitgevonden, waaraan ik ooit hoorde. Men moet daar namelijk een acte" koopen, niet om te mogen visechen of jagen, maar om te mogen... dansen. En dit grapje ia nog tamelijk duur ook: het kost een dollar per jaar. ALLKQBA. goed-wijs zouden hebben aangezien als ik het had afgekeurd. Iets gevoelen voor de visechen als levende wezens; iets anders er bij denken dan het genot van het visschen l 't Zou wat te veel gevergd zijn en al te sentimenteel schijnen, in een stad waar zoo velen leven van de vischvangat. En visschen heeten nu eenmaal geen gevoel te hebben, die mag je langzaam naast je laten stikken; ja let er even weinig op als op een steenbrok of een stnk hont, dat in de zon ligt. Zoo'n wandeling langs de npordpnnt en de forten naar Huisdninen zon ik wel iederen morgen willen doen; ook hier waren men schen aan het visschen, ze haalden jniit de netten in en de buit was even rijk als b v; de totebellen. De duinen zelfs bij Huisduinen lijken my wel wat droog toe en tot stuiven geneigd, misschien al weer het gevolg van wateronttrekking ten behoeve van de water leiding; toch is de plantengroei er nog niet zoo heel gering, het aantal soorten is vrij groot, maar de individuen zijn niet sterk in aantal. By de terngwandeling naar de haven en mijn ontbijt, keek ik nitteraard nog al eens in het water en nu trof mij een blauwrood figuurtje dat zich nog al diep ouder water voortbewoog, eerst had ik er geen gedachte op dat het een levend wezen zou zijn, het was ook zoo regelmatig vierhoekig; maar toen het dingetje opeens tot bij de opper vlakte steeg, was het onmiddellijk kenbaar als een kwal. De groote doorschijnende klok met de afhangende zoomen en armen, zwom met rukken voort, daalde en steeg weer ; en nu er eens de aandacht op was gericht, zag ik overal in de haven tot vlak bij de schoeiingen van die prachtige dieren; ze duiken onder schuiten door, wijken uit voor meerpalen en loeispanen en toch worden ze blijkbaar meegesleurd door den stroom die nit de Noordzee komt, en door de open haven gaat; als levende glaaen klokken waarin vijf bloemen bloeien die niets anders zijn dan geslachtsorganen van het dier, zweven deze mooie Aurelia's bij honderden, groote en kleinere, door het niet overal even heldere water en steeds verder gaat het naar het Oosten. Tot bij het Zcölogsiech station volg ik den kwallenstroom die met den vloed inkomt; daar bij het station staat iemand aan het water die er een enkele van binnen haalt, waarschijnlijk als studiemateriaal voor de biologen die er een poosje komen studeeren. Over dat station moet ik het later nog eens hebben. E. HBIHANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl