De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 21 juli pagina 6

21 juli 1912 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

'6 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Nó,1830 Da Salon van Grader op de Sshana te A ma ter Jam. De vertooning van Ganoveva" in de Ooievair". De Ojievaar" op de Joden Breestraat te Amsterdam, nadat het gebouw omstreeks 1870 niet meer tot schouw burg of danszaal diende. Hoe oud-Amsterdam uitging. L Wat al huizen, wat al buurten, grach ten, straten en pleinen te Amsterdam bewaren heugenis aan het verleden! Zelfs namen leven er in andere buurt voort van instellingen, die met de oude verwantschap hebben of er uit zijn voort gekomen. De naam Schouwburg Frascati" van G. Prot en Zoon ia de Plantage, b.r. door hem ontleend aan het Frascati" in de Nes, is aan het ei»de der achttiende eeuw gegeven aan een Italiaansch koffijhuis, dat spoedig een soort mnziekherberg, een muziek- en danszaal, weer later kome die en muziekzaal werd, vervolgens ver kooplokaal en bijeenkomst der Nutsleden en eindelijk bezichtigings- en verkoop lokaal van tabak. In het Frasoati in de Nes hebben Amsterdammers, nu met grijze haren, in hun jeugd de dolste pret gehad op de gemaskerde bals, en er met kermis genoten van de gezelligheid en de metamorfoses. De oude en later ook de jonge Prot tooverden met de kermisdagen de zaal nu eens tot grotwerk, dan tot een deel van Venetië of iets anders en de muziek van soms meer dan een orkest hield bjj de bezoekers de vrooljjkheid «r in. Jan Eduard Stumpff heeft er goede muziek ten gehoore gebracht; de door hem, daar opgewekte liefde voor de muziek deed nem net aanwezen geven aan den mooien Parktuin met het Con certgebouw op den achtergrond, waarin de Echoonste concerten zijn gegeven en ?alle beroemdheden op muzikaal gebied zich hebben doen hooren. In het Frascati" in da Nes, waar zoo veel pret geweest is, waar men zulk een goede muziek gehoord heeft, waar Multatuli's Vorstenschool" voor het eerst, in bijwezen van den auteur, te Amster dam gespeeld is, ging het in den aan vang der 19e eeuw echter stemmiger toe. In 1836 bezocht een Engelsohman, Mac Gregor, gelogeerd in Het Wapen van Rusland" op den Klovenieraburgwal, dat behalve tot hotel ook tot komedie ?gediend en waar Mr. Izaac da Costa zijne treffelijke bijbellezingen gehouden heeft, ook Frascati. Hoe stemmig het er tijdens zijn bezoek toeging, leest men in zjjne beschrijving, waarin hij zich zelf «prekende invoert. Zoodra de knecht van het Wapen van Amsterdam" ons den theeapparatus tebracht had, merkte hij op, dat het Zon dagavond was en dat da commissionnair ons den weg zoude wijzen, indien wij naar Frascati" wilden gaan. Ik herin nerde mij oogenblikkelijk deafgrijzelijke nel, welke men mij te Parijs onder dien naam had laten bezichtigen; verkwis ting ellende uitspattingen van allerlei aard een gruwzaam drama ?HiHiiiHiiiiinMiimiiiuHniiiiiiiMMiiiiiiHiimiMitniiiiiiimimiiiiiimiim AiiaMc tust in het RjjM&iiEraptitofe Tentoonttelling van Japansche kleuren drukken, Mei tot 15 August u ?. 5e serie. Tijdgenootén en letrlingen van Ulamaro. . In mjjn laatste artikel heb ik Utamaro als den eersten van eene rij geprononceerde individualisten genoemd. Uit de thans ten toongestelde collectie van tjjdgenooten, mede dingeis ten deele, en leerlingen, blijkt hoe kenmerkende eigenschappen die eerst individaeele afwijkingen leken, eigenaardigheden van een nienwen stijl schijnen te zyn, waar van bahalve Utamaro ook nog anderen de vertegenwoordigers «jjn die zooals Yeühi, geenszins als zijn leerlingen kannen worden aangemerkt. De ietwat preclenae schoonheid, die afwijkt van de klassieke evenwichtigheid vanden voorafgeganen stijl .waarvan Kiyonaga een der zuiverste vertegenwoordigers was, scheen in dezen tijd bjj het kunstminnend publiek bjj voorkeur geliefd te zyn en von Seidlitz verhaalt, in zijn bekend werk over de Japansche houtsneden, hoe Yeishi ont moedigd door de voorkeur die betoond werd aan de prenten van Utamaro, die dit preciense het sterkst geeft, zich van de prentkunst afwendde en zich van 1805?1815 gekeel tot de schilderkunst heeft bepaald. Ons moet deze terngzetting van Yeishi niet geheel gemotiveerd toeschijnen, immers vinden wjj bjj hem de fraaie eigenschappen van den nieuwen stijl in gelijke kracht, ter wijl wjj bq hem de excessen, waartoe Uta maro somtijds is gekomen, missen. Teneinde dit oordeel te motiveeren is het noodzakelijk ons even te binnen te brengen welke de meest in het oog springende eigen schappen *ün die eenerzjjds Kiyonaga en anderiijda Utamaro kenmerken voorzooverre w|j daze in de tentoongesteld9 collecties die .slechts een klein deel van het geheele werk dezer meesters uitmaken konden waarnemen. De grootste bekoring bjj K'yonaga is door zelfmoord geëindigd rees eensklaps voor mijne verbeelding op, en dat alles, dacht ik, is ook in het Calvinistische Holland te zien P P Neen", zeide ik, daartoe heb ik geen lust; maar zijn de Schouwburgen open P" De knecht zette groote oogen op. Neen mijnheer" er wordt hier op Zon dagavond nooit gespeeld, somtijds staat de Regeering een concert toe, maar het vindt geen bijval, elk gaat naar Fr «cati." Wat, naar een dobbel-, of speelzaal?" Neen, mijnheer! neen, naar eene zaal, waarin men rookt, en thee, limonade, of punch drinkt, zeer fatzoenlijke lieden gaan er heen, het is eene heerlijke zaal, en niet verre van hier, het gezicht zal u verrukken, mijnheer!'' Uit nieuwsgierigheid drong mijn vrouw er op aan, dat ik zoude gaan zien wat er te zien viel. Begeleid door mijnheer den commis sionnair vertrok ik, en den eersten hoek den besten omslaande, brachten ons weinige schreden in een grojt gebouw, welks braede ingang mij de poort des verderfs herinnerde. Wjj traden binnen, de ODtzachelijke deuren openden hare vleugelen" en ontsloten ons ean ruime hal, van welker witte zoldering, door vier grootsche marmeren zuilen ge schraagd, acht prachtige kroonen afhin gen, door wier talrijke lampen het in elke andere kamer ter wereld zoo licht zoude zijn geweest als op den vollen middag. Aan de eene zijde was eene orcheatra" opgehangen, in welk een troep van ongeveer twaalf muzikanten zat; daartegenover aanschouwde men een reusachtig buffet, overladen met flasschen, kruiken en glazen, de eerste waren met onderscheidene likeuren ge vuld. Op den grond stonden tallooze kleine tafelen, aan de meeste van welke twee pirsonem war.n gezeten, bijna altij i van elke kunne an, en wanneer men naar de kleeding mag oordeelen, waren al die lieden genteel en fashionable." Elke heer had een pijp in zijn mond en eenigen geestrijken drank voor zich staan, elke dame hare thee of koffie. Of het schoone geslacht, eenigen weiriekenden geur, van onder hare voe ten opstijgende, trachtte op te vangen, weet ik niet; maar het zat volkomen onbeweeglijk. Mijnheer de commissiojiair zeide, dat er geene dame was, die niet een stoof had. Aldus, dacht ik, bestaat al de zonde van het Amsterdamsche Frascati, in plaats der speel woede en duivelen drift van het Parijsche, uit een menigte der fat soenlijkst gekleede lieden hier vergaderd, niet om te spelen, niet om tot en met elkander te spreken want er werd niuwlijks een woord gewisseld, niet om de muziek te hooren want de troep speelde zeld3U, en wanneer zij het al deed, scheen toch niemand er acht op te slaan; neen, neen, zij komen bijeen, de mannen om uit hunne pijpen te lurken, hunnen drank te lepperen en de kamer vol rooks te blazen, da dames o n turfreuk, stilte en thee te genieten." Frascati zou spoedig anders worden en reeds met de kermis van 1841 behooren tot de grootste aantrekkelijkheid der kermisgasten, waar, op de stille ea defdge" dagen, als Vrijdag, ook baworers en bawooasters der Keizers- en HeTergrachten kwamen. Met kermis werden de stijve Amster dammers en hunne vrouwen los. Zij gingen dan naar plaatsen, waar zij in gewone tijden niet gaarne gezien zoud?n worden. Als zij uit een spel of komedie kwamen, togen zij naar Toontje in de Nes" ter plaatse waar thans de ach terkant is van het kunst verkoopgebouw der oude firma Ho DS en Co. Daar aten ze bij voorkeur paling of biefstuk, en zagen naar het dansen. Want gedanst werd er, en ook waren er gemaskerde bah. Bij een bezcnk aan Toontje bleef het niet, de heenn en dames gingen overal een kijkje nemen, zelf a in de danszaal: Dj Pjjl" in de Pjjlsteag en in Da Fontein" op de Nieuwmarkt. Uiterlijk was daar alles even netjes en correct, de jonge dames in het empire-costuum gedroegen zich behoorlijk, dansten be scheiden, kortom, men scheen er in fat soenlijk gezelschap. Een ingewijde wist wist wel beter. Een vermaard Duitech geleerde, Jo'iann Beckmann, welke in Het danshnis de Fontein" op de Nienwmarkt. 1762 ons land bezocht, geef t in het dag boek zijner reis, uitgegeven door het Utr. Historisch Genootschap en toegelicht door prof. Kernkamp, een juister begrip. De geleerde heer, die aan vele geleerden en allerlei instellingen tijdens zijn verblijf te Amsterdam een bezoek bracht, verliet de stad niet zonder een kijkje" van het nachtleven te hebben genomen. Naïef begint hij zijn verhaal en noemt terstond het kind bij den naam: Dan Abend vor meiner Abreiseboth si o ti eine Gesellschaft an, mit mir in offantliche Bordelle zu gehn, die man hier wegen der Musik zum Tanzen Spielhauser nennet. Wer ein solcher Bordall aalegen will, bezahlt dafür an den Magistrat 500 fl. Ein solcher Wirt balt thaüs die ma ichen selber, theils sind es alte Weiber, die sie halten und die dem Wirtha jeden Abend ein gewisser bez hlen, dasz sie ihre schandliche Wahre auf seinem Saaie ausbiethen dörfea. De geleerde heer belandt het eerst in Da Funtein" op de Nieuwmarkt tegen over de Oude Waag, nu het Archief gebouw; hij bestelt er een flesch wijn en geeft zijn oogen de kost. Hij ziet er wel 40 meisjes, gekleed in prac .t en heer lijkheid. Op een jammerlijke muziek, dansten zij zedig met malkanderen, om dat zij het niet wagen mogen vreemden te vragen een dansja met haar te do 3». Miar.... tegen middernacht zijn er altijd wel eenige heeren z>o vriendelijk om met da meisjes een danej a te wagen. Da heeren zijn dan wel zoo goed om wat het meisje verteerd heeft te betalen. Een moedig meisje kwam den geiserden heer in zijne studiën ter hulp. Zij zweefde in haar mooi amazone-kostuum met gouden rand naar hem toe, en sprak hen in ve'e talen toe want zij sprak Duitsch, Fransch, Engelsch en Italiaanschj Zoodra zij merkte dat hij Duitscher wa*, opende zich haar hart. Zij toch was ook Duitsche en uit Bielefeld. Neen," zei ien de andere meisjes, dat is zoo D^et' ZÜkomt uit het Hannoyersche." Korrr'sch is wat de ge leerde heer, die op den grens is om de kat in 't donker te knijpen, verder ver telt. Es ist genug diesen saubern Gas ten ein Paar Worte geantwortet zu haben, so wissen sie e*ne 8C^on Geld ab zu D thigen. Es wer den ei n e m so gleich Confitüren, Gurken, Austern, U.B.W. zu kaufen angebothen, da sie deun mit artiger manir sich die behalve in de prachtige rijke en toch rustige k'enrgeving met het voorname lakzwart gelegen in de verhouding zijner gracieuse en toch niet overslanke figuren, de vriendelijke ronde gezichten (net de byna rechte neuzen) die goed geproportioneerd staan op de in kalm rythme voortschnivende lichamen. Zijn figuren hebben grootere realiteit dan de vroegere, werden door hem ook vaak in de atmo:faer van een interieur ef landschap gazet waardoor zij minder abstract aandoen dan de meest op neutralen effen achtergrond geteekende fi zuren der roergangers, terwijl toe1! de geheele prent bij uitstek decoratief biüft en nooit tot naturalisme afdaalt. Utamaro daarentegen geeft aan de figuren zijner courtisanes eene slankheid die somi de evenmaat *) overschrijdt. Groote voorkeur vertoont bij voor langwerpige gezichten met lange, ietwat gebogen neuzen, terwijl de kinlijn meest door hem zoover wordt door getrokken dat de hals dun en somtijds slap wordt. Da statige trotschheid waarmede de vrouwen voortschreden wordt vaak overmoedig uit dagend vooral het gebaar, Waarmede da buik naar voren welft, is somtijds overdreven en daardoor afstootend. Yeishi nu staat tnsschen deze beiden in. Da prachtige prent no. 45 met de frisse ae harmonieuse kleuren op den mooien geelbrninen achtergrond, geeft het gelaatstyje van Utamaro, zelfs de bijna te slanke hals (kinlynl), maar de proporties van het lichaam zgn volgens den stijl van K yonaga. Verge.ijken wij verdar bqr. de teer fraaie kop van prent 79 met de gelijksoortige van Utatna o het lezende meieja no. 32 van de vorige tentoonstelling dan zonden wij op het eerste gericht beiden aan denzelf Jen meester toeschrijven. Bij xanwkenriger toezien echter bespeuren *) No. 25 van de vorige tentoonstelling, de aan een draak ofl arende knielende vrouw was een voorbeeld van de spichtige dnnheid waartoe Utamaro'a figuren somtijds vervallen, een blijk van precieuse decadentie. wij, dat de kop van Utamaro wederom meer naar de hoogte is opgebouwd. Ook no. 48 staat tnsschen beide stijlen, terwyl no. 47, 49 en 60 zeer aan Kiyonaga herinneren. Ook 59b vertoont sterk dit type en wie op deze eigenaardige overeen komsten let, zal bq meerdere prenten deze opmerkingen kunnen maken een bezig heid, die echter voor het aesthetisch genieten der prenten niet bevorderlijk is. Wanneer wij de prenten dus weder be schouwen als karstwerken op gichtelveo, zonder ons af te vragen, bij welke groep z\j moeten worden ingedeeld en welk etiket z(j ?behooren te dragen, dan valt ons op be halve He reeds even aangeduide prachtige serie BOB. 45, 46, 47 en 49 : het buiten gewoon fraai gecomponeerde xo. 59. Deze is waarschijnlijk een deel van een grootere prent, maar ook als fragment is zij buiten gewoon van teekeniog en groepeering. Piaat no. 52 geeft in subtiel bewegingaryihme twee dames in dan wind met prach tig wuivende gewaden het gebaar waar mede de eene haar hoed vast hondt ii subliem. P.aat 51 jammer genoeg ge riekt geeft een poëtisch zomeravond tafereeltje in de Yoshiwara een interieur mat prach tigen blik op de rivier. Bawonderenswaard van compositie zijn de hashira kakushi drukken van zijn hand smalle hooge prenten bestemd om tegen de stijlen van het huis op te hangen. Telkens twee personen zyn meestal op dit smalle vlak boven (=: meestal achter) elkan der geplaatst zoodanig, dat de koppen intnkt blijven maar het grootste deel van het lichaam is weggesneden zonder dat men ooit het gevoel krijgt een fragment van een grooter eeheel voor zich te hebben. NOS. 6 L, 62 en 63 zijn in dit verband te roemen. Een van Yeishi's zeer goede leerlingen is Yeisho, wiens prent no. 64 met da courtisane in schitterend geborduurde zwarte kimono met groenen strik de aandacht trekt. Ook 66, 67 en 68 zijn aardige prenten van desen meester. 70?77 zijn zeer goed gecomponeerde hashira kaknshi, waarbij vooral 75 en 76 fija van teekening en kleur zijn. Yeitui, een andere leerling van Yeishi is met de mooie prent 78 vertegenwoordigd; ook 79 is fraai van Feiri en Rekiien Yeiri, eveneens leerlingen van Yeiehi zijn eenige go<«ie prenten. Kikuma.ro na 1796 zich Tsukimaro noemend, een leerling van Utamaro is met een twaalftal, onderling zeer verschillende prenten vertegenwoordigd. NOS. 7 en 9 van dezen meester zijn har monieus van teekening en kleur alleen is het rose op no. 7 vreemd aangebracht. Het landrchapje op no. 12 hoewel wat grof met de wandelacde dames en den daasenden knaap is toch wel aardig. De in de portefeuille m.i. ietwat ten on rechte verbannen, Surimono 12c is zeer krachtig en toch fijn geteekend en zeer rijk gekleurd, maar toch niet te bont Andere leerlingen van Utamaro: Hidemaro ea 8hikvma.ro zjjn door ve-schillende prent en vertegenwoordigd terwijl 'an Rytkoku, dte, hoewel geen leerling van Utamaro, toch in denzelfden stijl werkte, no. 25 met eene in zwart, rose en groen gehulde courtisane een mooie prent is. No. 80 met het mooie groepje van Shüo herinnert weer aan Kiyonaga. No. 34 en 35 met voorstellingen uit het beroemde drama van vasallentmnw, de C ihingnra (af de geschiedenis der 47 roninp) zijn aardige prentjes hoewel n iet f r. ai van kleur. No. 37 is ean aardig zwart-wit-landachapje; 38 een mooie hashira kakashi en zoo ook no. 40. De hashira kaknshi no. 41 van Sekij is vermoedelijk links te veel afgesneden; de kop beneden is daardoor beschadigd en boven dien is de tekst boven daardoor geheel tegen den rand aan geschoven. Bij het eene venster zijn weer zwart e a wit boekjes geëxposeerd, ten deele uit de hand geklenrd. Jammer dat de aardig geteekende landErlaubnisz aus zu bitten wissen, davon neb men zu dörfan, wofür man gut bezahlen musz. Sie nöihigen hernach einen zu sich in ihr Logis, wo sie zwar pro nocte wenig, abèr desto mehr für Wein und dergl. nehmen. Wehe dem, die sich besudelt!" Da geleerde heer laat het niet bij deze waarschuwing. Als hij van de waarden dezer musicps" spreekt en kin derlijk opmerkt, dat zij niet voor fatsoen lijk worden gehouden, maar vet l geld verdienen, raadt hij ieder aan de meis jes bij het dansen niet te hinderen, oder sonst M iquerien zeigen," want de waarden hebben bedienden op wiens sterke vuisten zij zich kunnen verlaten! De geleerde heer had bet voorrecht op zijn nachtelijk ontdekkingsreis]9 in verboden land hier en daar landslui aan te treffen. Eerst het Hannorersche meisje, later een waard, Duitscher als hij. Eet was een gewezen Luthereehe predikant. Hij trachtte Latijn met hem te spreken, do ".h de waard schaimde zich en zweeg als een mof. De geleerde heer merkt ook nog op, dat het niet geraden is het de meisjes lastig te maken, te meer, daar zij op haar beurt het ook den bezoekers niet doen, want zoodra iemand zich over haar te be klagen mocht hebben, zouden zij zonder pardon en zonder nader onderzoek de stad moeten verlaten. Daarom heeft men in deze musicos" geen vrees dat men bestolen wordt, zooals elders wel het geval is. De onderzoeker wilde alles zien. Hij waagde zich zelfs in den toen gevaarlijkeu Duvelshoek met het beruchte logement: .Het verrotte Kamisojlija". De geleerde heer besluit zijn bezoek aan verboden plaatsen in de gauwig heid had hij een bezoek gebracht aan: De Fontein, de Hooge School, de Bremer Bierton" met wijze opm-rkingen, o.a. dat de meisjes iederen morgen door daartoe aangewezen chirurgen naar hare gezondheid wordt gevraagd. Eene andere opmerking is niet in den haak. Drie maal ia de week mogen volgens den geleerden heer de meis jes ihre Schandthaten treiben", maar niet de laatste week van iedere maand, omdat dan bij de Gereformeerden het avondmaal wordt gehouden. Ietwat TartufFe-achtig eindigt de schrij ver : Wie meer over alles weten wil, leze LePutanisme d'Amsterdam". Ik heb dit alles willen opmerken, omdat men ia andere landen er over spreekt en er enkelen zijn die alle groote steden zulk* openbare bordeelen aanbevolen hebben. Mij heeft iutusschen mijne nieuws gierigheid 3 florijnen (10 gulden thans) gekost". J. H. Rössiir*. ii ui i mum i imiitiiiiiiiiii u iiinniniii schapjes van Shunchosii Ta,kehara Nobtuhige C 1?4 (1786) a DO grof zijn gekleurd dat het vermoeden voor de hand ligt dat latere be zitters dit wandaasme hebben gepleegd. Waaneer we daarbij vergelijken F. het boef ja vau Minko (1784)?verschiller de soorten van handwerkslieden ia kleuren afgebeald", dan zien wij hoe anders en hoefijn da«rti«t zelf, eveneens uit de hand, de kleuren heeft aangebracht. Van Kawamura, Mins'tiu zijn de honderd gezichten op deu Foji", mooie zwart-en witdrnkken. Suzuki Pinsho (schildernaam: Gnncho vlinderzwertn") heeft een geestig en forse Q geteekend zwart-wit boelij». Ka'sugawa thumho'i portretten van hondwd dichters zijn mooi van expressie. Ten slotte moeten nog de geestige, vlotte teekeningen van Sando Kyoden (1762?181<) worden vermeld. De beide wandccharmen van Itaya Keittku Sum'yoihi Hirotaka 1794?1864, tbeboorend« tot de Somiyoshi schooi een tak der oude Tosa-scaool zijn meer van ethnographieeh dan van artistiek belang. Ten slotte moet ik even mededeelen, dat door mij in m\jn vorige bespreking by de correctie een Lapaus cilami over het hoofd is ge den de toen besproken wandschermem waren natuurlijk met Oo»l-Inditchen inkt geteekend. T. B. BOOMDA. E. J. Tan f isseliügli & CL (Di Haa& Polctrf). G. W. Dytielh'tf. Er is in sommig werk van deien schilder dat nienve, waarop ik lang hoopte, waar raar ik dikwijls zocht, en wat ik soms meende nooit er in te zullen vinden. Dyaselhof was ree is lang een vaardig technicus, een getrouw en zorg-vol werker. Nadat hij, eenigsains japaniseerend, uitgemunt had in het aqnareileeren van waterdieren, en vloeiend verwen vereetigde met praal, zette hij, na een tuaschenperiode, zich tot

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl