De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 28 juli pagina 10

28 juli 1912 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

P'. 10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1831 Van d»Polder»naar de Bergen, door M. MOBXSCO. uitgave van de Nederl. Baisvereeniging. Dit boekje is 'n specimen van bizonder goede journalistiek. Niet van het door den styliit-van-huis-nit met zwier en gemakkeIjjkheid beoefend impresaionisme, iqaar van het gemoedeijjk-beschouwende, haast betoogende reisverhaal. Geen literatuur om school te maken, maar wel om een uitstekend idee te geven, hoe er met onze taal, op bescheiden voet, iets valt te bereiken, dat prettig en bovenal voornaam aandoet. Doch nog om om iets anders schijnt mij de uitgave van dit werkje vermeldenswaard. Er ligt een idee aan ten grondslag, even origineel voor ons land, als practisch voor een zaak, die critiek durft doorstaan. De Ked. Seisvereeniging, welke met een groot gezelschap buitenlandache reizen maakt, op 't «og een soort van coöperatieve Cookof Lissone- onderneming dus, had den moed, en zooals blijkt den goeden inval, om tot deelneming aan een toeht naar Zwitserland uit te noodigen den schrijver van dit boekje, hoewel zjj wist, dat hjj een vooroordeel tegen reinn-en-club had. Ik had niet moeten ?eggen: hoewel. Juist daarom heeft zij dien journalist nitgenoodigd. De Ned. Beisvereeniging voelde zich sterk genoeg om te trachten, dezen niet te versmaden tegenstan der te bekeeren. In het Woord vooraf" gehipt de voorzitter der vereeniging: Ik had zoo'n vermoeden, op waarneming gegrond, dat ik in hem soa vinden den scherpen beoordeelaar, die van zijn standpunt met eenigen spot ons werk zou bezien... zoolang hjj het niet kende; die zonder mededoogen zoa geeselen, waar hjj meende verkeerdheden te ontdekken, maar ook eerlek zon beoordeeiep, waar goed te keuren viel. Zógroot was mjjn vertrouwen in de kracht van ons ideaal en de juistheid van ons bev ginsel, dat ik de K. B. V. en hare wijze van feestvieren durfde blootstellen aan de kritiek van iemand, door zijn beroep eenigszins ver wend, gewoon te verschenen op grootere en kostbaarder feesten dan wjj ter eerevanons eerste lustrum gaven, dikwijls verplicht te reiien in de eerste klasse, te wonen in eerste-ranghotels, aan te zitten aan duurbe taalde gastmalen', in n woord iemand, die alle eigenschappen moest bezitten, om van onze manier van reizen afkeerig te zijn". En dat de heer Moresco-het kudde-reizen niet bijster vriendelijk geiind was, blijkt wel uit zijn aanhef: Zon ik deelnemen aaa den tocht van een reisgezelschap ? Ik m\j laten rondleiden als een kalf aan een tonwT Ik genieten, wat een ander zegt dat ik genieten moet? Ik in plaats van te reizen, gereisd worden f" Het is voor de Ned. Beisvereeniging on tegenzeggelijk van belang, dat zjj een proseliet gemaakt heeft, doch voor ons is, als bljj-stemmend verschijnsel, vooral van belang, dat zij het verslag van den journalist uitgaf in extenso, zonder verkorting of invoeging, terwijl hu nog al eens, fijntjes eigenaardige, echt-Hollandsehe kleinburgerljjkheden aan de kaak stelt. Vaar waren juffrouwen," zegt hjj, daar Waren juffrouwen, die van het oogenblik, waarop de trein zich in beweging zette, tot ver over de grenzen van het vaderland praatten, praatten, praatten... Over hun kinderen, over hun buren, over kookrecepten, over sterfgevallen, ongelukken en ziekten, over prjjzen van levensmiddelen... Is n hier wel meer geweest?" Hier? Nooit van myn leven, ik was nooit bulten Holland." Dan moet u toch eens uit het raam kijken." Het was nota bene tnsschen Kleef en Keulen l" Dat is raak, niet waar? Doch mjj behaagt, meer nog dan het geeselen van typischHollandache eigendommeljjkheden, het fair play" van de Ned. Beisvereeniging, om rond uit deze en andere tekortkomingen te erken nen. Dat is geheel in afwijking van onze hedendaagsche zeden, waarin het erkennen van eigener voortrelfeljjkheden -langzamer hand een bescheiden deugd wordt. Dit frissche, vlot-geschreven boekje mag door de Ned. Beisvereeniging wel hoog op prijs gesteld worden, als zijnde de meest onverdachte reclame voor haar werken en streven. HESSEL JONGSIIA. De indirecte oorzaat Tan ie He-ramp, Met genoegen las ik de artikelen over de Titanic-ramp in de Amsterdammer" van 28 April. Niet zoozeer, omdat ik geheel accoord ga met hetgeen die stukken behelzen, maar omdat het blijkt dat de Bedactie v/d. Amsterdammer" hare kolommen beschik baar stelt voor dergelijke artikelen, waarin iets meer daneene oppervlakkige beschouwing van de ramp gegeven wordt. Hieruit durf ik te besluiten, dat de Bedactie een meer dan oppervlakkig belang stelt in de Zeevaart" en de Zeeman ter koopvaardij". Volgens mijne meening wordt door de schrijvers dier artikelen de indirecte oorzaak dezer groote ramp op de verkeerde plaats gezocht. Vraagt men mij: wie is de schuldige, dan Inidt mjjn antwoord: niet de kapitein van het schip, niet de reederjj of maat schappij, maar de ware schuldigen zijn het Publiek en de Pers, welke als krankzinnigen juichen en geestdriften, wanneer een recordreis weer eens met een paar nren verbeterd wordt, welke om strijd de Directie eener Stoomvaartmaatschappjj bewierooken en ver heerlijken, wanneer zij weer een grooter en sneller schip in de vaart brengt, zonder bjj al die geestdrift zich een oogenblik de vraag te stellen: is het practisch mogelijk, om in geval van rampen, zooals met de Titanic, maatregelen te kunnen nemen tot het be houd van alle opvarenden. Wanneer men als practisch zeeman de verslagen volgt van het onderzoek, gehouden in Engeland en in Amerika naar aanleiding dier ramp, wordt men onpasselijk van het kinderachtige gezeur en geklets, waarmede de bespotteljjkste kleinigheden opgerakeld en uitgeplozen worden; er is b.v. onderzocht of kapitein Smith in evening dress" of in uniform" was tijdens de ramp; wat de officieren elkander gezegd hebben bij het overgeven der wacht; of het zeewater benoodigd tot het opnemen der temperatuur opgeslagen werd met een zeildoekschen puts of met een ijzeren emmer enz. enz. Al deze beuzelarijen dienen m. i. tot niets, zoolang niet de vraag opgelost Is: kan een schip, zooals de Titanic, voldoende reddingmiddelen aan board hebben tot redding van allen. De flnantieele zijde dezer kwestie kunnen we gerust bniten beschouwing laten; een 20 of Otal booten mér of minder zal op de bouwsom van een schip, zooals de Titanic, geen merkbare invloed moeten uitoefenen, de vraag is: bestaat er op zulk een schip de gelegenheid tot het plaatsen van vol doende reddingsmiddelen, en dan moet het antwoord luiden: neen, dat is beslist tech nisch onmogelijk en zal ik dit trachten te bewijzen. Ean behoorlijk uitgeruste reddingboei kan behalve haar inventaris mei eenige kans op veiligheid + 40 menschen bevatten. Men heeft dan een boot van ongeveer de volgende afmetingen 8,5 M. X 2,2 M. X l M. Maakt men de booten grooter, dan worden ze te onhandig en te zwaar, om spoedig en snel over boord te worden gezet. Het volle aantal passagiers, dat de Titanic kon overbrengen, was 3500, de volledige bemanning 946 kop pen. Men heeft dus noodig om alle op varenden te kunnen redden, 110 behoorlijk onder davits geplaatste reddingbooten en wel aan iedere zijde van het schip, wil men in alle gevallen va a rampen eenige zekerheid hebben, de booten overboord te kunnen zetten en te water te vieren. Zooals ik boven aan haalde, is de lengte van elke boot 8,5 M.; rekent men na nog 1,5 M. ruimte benoodigd tusschen twee booten om ze te kunnen be handelen, dan vereiechen die 110 booten eene lengte van 1100 meter. De Titanic was lang 883 voet of pi. m. 280 meter. Gesteld, dat men de booten plaatsen kan over ongeveer K van de lengte van het schip, hetgeen we gerust als een maximum mogen aannemen, dan zon men de reddingbooten aan iedere zjjde van het schip minstens vijf hoog moeten plaatsen, om elk een geschikte plaats te geven. Zeer gaarne zag ik het te water laten der sloepen van af het vijfde sloependek. Wie meent, dat deze beschouwing overdreven is gelieve eene andere, goed gemotiveerde lezing te geven; de cijfers liegen niet. Alleen be hoorlijk onder davits aan de zijden van het schip geplaatste reddingbooten geven eenige kans op redding en veiligheid; alle ander gepeuter, zooals het plaatsen van sloepen naast elkander, patentreddingvlotten e. d. zjjn lapmiddelen en voldoen misschien uitstekend op het Y, of in de Maas, wanneer eene staatsof andere commissie die rommel komt inspecteeren onder het genot van een glas cham pagne en het spelen van de muziek, maar een ervaren zeeman weet, dat al die hulp middelen in geval van nood niet de minste zekerheid tot redding aanbieden, en het van de tien keeren acht maal niet doenlijk zal zjjn, ze overboord te krijgen. Nu nog eens toegevende, dat men die 110 r eddingbooteu aan weerszjjdenkan en wil plaatsen, dat op alle dekken de ruimte en het comfort werden opgeoffaid aan eene behoorlijke plaatsing der booten en davits, dan rest nog de moeieljjkheid, behoorlijk geoefende lieden te vinden om het commando over die 110 sloepen op zich te nemen. Werkelijk met het sport menschen, wat we tegenwoordig, dank zjj de stoomvaart, grootendeels aan boord hebben, geloof ik niet, dat er onder die be manning van de Titanic, groot 940 man, 30 zonden gevonden worden in staat een sloep te commandeeren in open zee. De rest Is geen zeeman, maar werkman op zee, wat een renzenonderscheid is. Stokers, tremmers. bedienden etc. oefenen in de sloepen I zal men mjj tegenwerpen; gaat gerust uw gang Heeren van Staats- en andere commisaiën, a kunt evengoed trachten een troep polder jongens vioolspelen te leeren; er varen in de laatste jaren zelfs onder de officieren ver scheidene, die, dank ijj de machinale opleiding op de groote passagiersstoomers, nanweljjks een riem kunnen hanteeren, laat staan in een ruwe zee een boot besturen, Wie dwingt nu de Stoomvaartmaatschappjjen tot den'bonw der hnidige renienschepen, gepaard met een 22 mijlsvaart, en tot het overbrengen van een 3000 tal passagiers gelijktijdig? Niemand anders dan het Publiek. Publiek wil snelle overtochten, hoe sneller hoe liever, publiek wil alle mogelijk denk bare comfort en luxe aan boord hebben; beide eischen veroorzaken den bouw dier groote schepen, en tevens, dat de exploitatie kosten dier schepen enorm hoog worden. Men bedenke eens de reusachtige kolenrekeninp, elke reis ingediend, om die 20 & 22 my Is vaart te behouden, de ontzettend groote bemanning tot dat doel vereischt, het aantal bedienden voor zoo'n SOOOtal passagiers noodig enz. enz., al deze kosten kunnen niet anders goed gemaakt worden dan door het overbrengen van zooveel moge lijk passagiers; voor lading blijft op dat soort schepen betrekkelijk weinig ruimte over, en men kan toch niet verwachten, dat eene Stoomvaartmaatscbappühet karakter draagt van een filantropische onderneming. Als het publiek zich tevreden stelde met een 10 , 12 mij Is vaart en niet allerlei over bodige luxe aan boord wenschte, dan zon een schip met + 300 passagiers kunnen rendeeren, voeg hierbij + 60 man equipage hetgeen vol doende is voor net overbrengen van een derge lijk schip, dan zonden voor die 360 opvaren den voldoende goed geplaatste reddingbooten en onder de bemanning een voldoend aan tal zeelieden geschikt tot het commandeeren dier booten gevonden kunnen worden. Ik laat in deze beschouwingen nog bniten reke ning de meerdere veiligheid die een 10 a 12 mjjls vaart ons geeft. De posterijen der verschillende rijken konden dan onderling een paar kleine snelstoomers laten varen, uitsluitend ingericht tot het vervoer van mail, met de strenge bepaling, dat daar onder geen voorwendsel passagiers mede vervoerd mochten worden. Men kan daartoe bezigen eenige stoomers type torpedojager, die met eene betrekkelijk kleine bemanning snelle overtochten zouden kunnen maken. De directe oorzaken van de Titanic-ramp wensch ik hier niet te bespreken; een vak blad lijkt me daartoe beter aangewezen; enkel dit: zoolang er schepen varen, zoolang zoolang znllen er schepen blijven vergaan, en dat er jjs dreef ter plaatse, wist de kapitein van de Titanic evengoed als een acrobaat weet, dat hy zjjn nek wel eens kan breken met zijne kunststnkken, beiden wagen om hun broodje die kans. Ook hierin zou verandering komen, wan neer het publiek zich tevreden stelde met een matige vaart, en niet jammerde over een paar nren of dagen vertraging op eene reis. EEN KAPITEIN. (Daar de inzender een kapitein is van de groote vaart, die tijdens de Titanic-ramp ver van Nederland zich bevond, komt dit schrijven wat achteraan. Ten opzichte van het daarin betoogde bepalen wjj ons tot de opmerking, dat geen onzer inzenders, en ook wjj niet, de verantwoordelijkheid van zeerampen heb ben geladen geheel en al op reederij of kapitein. De wensch van het publiek is zeker een oeconomische factor van primaire bateekenl». Het zoo goed als teugellooze concurrentie-stelsel, waaronder wjj leven, is de groote oorzaak. Maar het begrip schuld" zal men toch steeds alleen kunnen hechten aan de gedragingen of nalatigheden van hen, die de directe verantwoordelijkheid dragen en wisten wat ze deden). BED. Zonder M. Een inwoner van Haarlem zond onder staand stuk ter plaatsing aan de redactie van het Haarkmtch Dagblad, die hem in een hoofdartikel tot onderwerp gekozen had van hare beschouwingen. De redactie wenschte het alleen op te nemen, indien de schrijver zijn schrjjfkanst den De Vries en Te Winkelschen hoed opzette, waarvoor de zelf blootshoofds loopende man bedankte. Bij ons onderdak verzoekend voor zjjn .antwoord", bewijzen wühem gaarne gastvrijheid. Men moet her vormers te vriend honden. EBD. Mijnheer de Redacteur! Doordat ik bjjna nooit kranten lees, hoorde ik nu pas van uw hoofdartikel van verleden Donderdag, waarin u tekeer gaat tegen het blootshoofds lopen, inplaats van dankbatr te Z\JD, dat het n voldoende stof opleverde voor twee kolommen. 't Is anders zwaar op de hand hoor, echt hollands; n gaat direkt de zaak verstandig beredeneren, bekijken van n, twee, drie kanten, haalt een medicus derby, Napoleon + de hele geschiedenis van vór Christus, de Arabieren en weet ik wat al niet meer; een beweging noemt n het ook, ik wist zelf nog niet, dat 't al zo ver gekomen was, maar als 't allemaal waar is, wat n er van vertelt, en dat ze 't in navolging van mij doen, non dan ben ik bljj, dat n me de ogen geopend hebt voor de beweging, want ik dacht, dat ik eigelijk de enige was, die 't idioot vond om ondanks dat 't je hindert, toch altijd maar een hoed of pet op te hebben, ik heb althans nooit propaganda gemaakt, 't liet me om zo te zeggen koud, of 'n ander 't onnodig warm op z'n bol had. Weet u wat ik in deze beweging zie, als 't dan met alle geweld 'a beweging moet zijn? zoiets als 'n fris regenbnitje op 'n snikhete dag; ik had 't van onze jongens en meisjes niet gedacht, dat- ze henselik nog jong waren; ze doen zo deftig tegenwoordig, maar dit is er dan zeker de reaktie van, en dan heeft 't niet zoveel kwaad gedaan. Het zal ze nu eindelik eens beginnen te ver velen, dat nageaap van de ouderen, en dat alles maar moeten doen omdat pa en ma 't ook doen, dat aannemen op gezag van dingen, die ieder voor zich zelf heeft uit te maken; vindt n dat geen leuke beweging? ik wel. Natnurlik, dat er gehoond wordt van de kant van de mensen, die gewoon zjjn de kat uit de boom te kijken (wat ook weer echt hollands is), maar diezelfde mensen zonen immers de eersten zjjn om iemand met 'n hoed op te honen, als toevallig de grote massa er geen droeg, want 't allerbe langrijkste voor 'n mens uit de grotemensenmaatschappij schijnt toch maar altijd te zijn: 't oordeel van z'n medemersen over z'n doen en laten. De jongeren schijnen dat nu niet meer zoo allerbelangrijkst te vinden, ze schijnen er eindelik genoeg van te krijgen, van al die vormelikheden, die hun opgedrongen worden. Onze moeders mochten van onze grootmoeders nietschaatsenrijen, en al wonen ze 't nog zo graag, 't mocht niet, want... 't gaf geen pas, of 't hoorde niet, of men dee zoo. iets niet als 'n fatsoenlik meisje; en tien jaar gelejen mocht 'n meisje niet alleen met 'n jongen over straat lopen, dat hebben de jongeren er toch ook uit moeten krijgen, anders was 't nog net als toen. Da bizondere gedachte is: wat heb ik aan 'n hoed? hij hindert me, weg er meel; de grondgedachte is; er zijn 'n boel dingen, die ons leven onnodig lastig maker, zonder dat er iemand anders pok maar in 'c minst door gebaat wordt, er zjjn immers zoveel formali teiten, die we sllesn voor eikaars plezier doen, t ei wül we er geen van twee 't minste plezier van hebben; dan zjjn er nog veel dingen, die we, ieder op de man af gevraagd, allemaal idioot vinden, en waarom zullen we nu dergelike dingen blijven doen? 't Spreekt van zelf, dat zoiets van de jongeren uit moet gaan, omdat die eerder kans hebben de dingen te zien zonder het floers van traditie en gewoonte, dat de ouderen nu eenmaal nitteraard voor ogen zit. 't Spreekt ook van zelf, dat ze zullen zeggen: onzin", want zo is 't altijd geweest, maar even van zelf spre kend is 't, dat de jongeren er zich niet aan zullen storen, tenzjj de weelde van 'n beetje zelfstandig optrejen te sterk voor hun jonge benen blijkt, en ze berouwvol over hun stout heid weer zoet op 't door de ouderen plat getreden paadje gaan wandelen. De bezwaren, die u aanbrengt in uw artikel, zijn nogal goeig; ten eerste heeft de dokter, die uw raadsman was, zelf ook altijd met 'n hoed op gelopen, en heeft zjjn oordeel in dit geval dus niks geen bizondere waarde, ten twede zijn leraren, die hoofdontbloting als eerbiedsbewjjs van hun leerlingen eisen, fossielen en kunnen dus buiten beschouwing blijven, ten derde wordt 't tijd, dat jongens en meisjes, die elkaar kennen, eens wat amikaler groeten, dan dat stjjve doppen, ten vierde stel ik u voor, om het voor beeld van de Arabieren, die toch ook wel weten wat ze doen, als ze hun hoofd be schutten tegen de gloeiende zonnestralen door 'n doek, te vervangen door het voor beeld van de Eskimo's die toch ook wel weten wat ze doen, als ze hun lichaam be schutten tegen de ijskoude wind, door zich te wikkelen in zeehondenvellen, want dat heeft er even weinig mee te maken. Neen, met redeneren is het dragen van iets op je hoofd in ons landje, waar we zoo weinig last hebben van buitengewone kou of hitte, niet goed ie praten; ik zal trouwens de laatste zjjn, om het blootshoofds lopen onder alle omstandigheden aan iedereen aan te raden, 't zon bijv. gekkenwerk zijn er nu in deze hitte mee te beginnen en zelfa geloof ik, dat de meesten, die er in koeler weer al aan gewend zijn, er nu nog niet tegen ionen kunnen, maar ieder moet natunrlik voor zich zelf weten, waar voor hem de grens is tussen gemak en bravoure. Als de mensen mij vragen: waarom loopt a eigelik altijd zonder iets op «w hoofd?", antwoord ik altijd maar met 'n tegenvraag: waarom loopt a eigelik altijd met iets op uw hoofd?" want dan weten se f niks te ant woorden, f ze komen met leuterpraatjes aan als: we hebben 't altijd gedaan, en onze oaers ook, en we zjjn er niet zieker em ge worden, waarom zonen we das veranderen?" non in beide gevallen heb ik 'n goeie dag, dat begrjjpt u... Laten we 'n geval stellen: 't is zacht weer, 't heeft pas geregend, stof is er dus niet, de soa is alleen maar lekker, steekt in geen geval.en nou zon ik wel eens willen weter>,?aat n in 'n dergelik geval met 'n hoed op Hit? en zo ja waarom? U kunt natunrlik zeggen: dat gaat je niet an," maar dat Ik dit als mogelikheid stel, is op zich zelf al'n inslnutle, ik meen dat dan ook helemaal niet ernstig. Volgens de laatste statistieken hebben de Amerikaansche treinen in het jaar dat 30 Juni 1911 eindigt, bijna 10,000 menschen gedood en ruim 70.000 menschen gewond. Alhoewel ruim 5000 van beiden gedood of gewond werden, doordat zjj zich op verboden terrein bevonden, zijn de andere 5QOO dooden en 65,000 gewonden dan toch wel als zuivere slachtoffers te beschouwen. Menige veldslag" is met kleiner getallen beroemd geworden. v. O. Diesel-motoren ap nierzeeliooteii. Het Amerikaansche gouvernement heeft o.a. twee onderzeebooten op stapel staan, die de eerste booten zjjn van. deze soort, die van Dieselmotoren zullen worden voorzien. Boven dien kry'gen zjj een soort opvouwbare mast, die 10 meter boven het dek kan uitsteken en gebruikt kan worden voor draadlooze telegrafie. v. O. Vliep. Behartigingswaard voor alle menschen zijn de volgende woorden van Prof. Nutall, die na het onderzoek van vliegen tot de vol gende conclusie komt: men moet go ad in het oog honden dat een vlieg een betrek kelijk flinke besmetting kan geven aan elk voedsel waar zjj op gaat zitten, na zich eerst gevoed te hebben met de faeces van lijders aan typhue, diarrhoe, e. d. Niet alleen is de vlieg besmet op zjjn lichaamswand, maar haar darm is ook gevuld niet een geconcentreerde besmettingntof die onverteerd kan afgelegd worden op ons voedsel. Dus: de faeces van een vlieg kunnen een grooter hoeveelheid besmettingstof bevatten dan bijv. een beetje besmet water. Wat beimettende kracht aangaat kunnen de faeces van n vlieg in bepaalde omstandigheden opwegen tegen emmers vol besmet water of melk." Zooals met weet voert men in 't buiten land ware verdelgingsoorlogen tegen de vliegen. v. O. 9e Jaargang. 28 Juli 1912. Bedactenr: J. DE HAAS, Graaf Florisstraat 15', Amsterdam. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. Wjj vervolgen de voorbeelden van 3 dammen tegen l, waarin zooals wij reeds zeiden de samenwerking der 3 dammen de voornaamste rol speelt. Thans gaan wjj een heel mooi doch meer ingewikkeld voorbeeld behandelen. Wanneer gij de bespreking van dit spel goed volgt dan zult gij er veel pleizier in hebben. ...?.- Stand. JI a i m m a i m c m m op Wit 3 dammen 35, 40, 45. Zwart l dam op 11. (Zie diagram.) Gij zult bemerken dat ook nu weer de 2 witte dammen op de tric-trac-ljjnen ge plaatst zijn, de lijnen die door wit worden beheerscht en waar het spel zich afspeelt. Wüstellen ons alweer de vraag: hoe geven wjj zwart het meest gedwongen spel." Het eigenaardige is nu dat wit op tweeërlei manieren kan winnen. Om het leerzame karakter zullen wübeide winstgangen be handelen. I. Wit speelt 36 2, op zwart 11-16 volgt wit 40-49 en wint. Speelt zwart 11 6, dan volgt wit 41-50, zwart 6-1 gedwongen, wit 40-45, zwart 1-6, wit 45-1 en het spel is ge wonnen. Zwart kan ook 11-28 spelen, dan wit 2-11, zwart 28:6, wit 45-50, zwart 6-1, wit 4045 en wint. . Zooals gjj ziet is het spel in alle varianten voor zwart verloren na den zet van wit 35 2. II. Deze winstgang is veel fraaier en leerzamer. Wit. Zwart. 1. 45-50 11-16 De beste verdediging. Op 11-6, wit 40-45 en wint. Op 11-2, wit 50-28, zwart 2-16, wit 40-7, zwart 16-2, wit 28:19 en wint. GÜziet, zwart is in deze varianten altijd verloren. Nn gaan wij den zet 11-16 bekijken. 2. 5039 Let goed op de samenwerking der 3 witte dammen. 2. 16-2 Zwart kan niet op een der ruiten van 16 tot 38 gaan, want dan wit 4943, zwart 16-49, wit 40-44 en wint. 3. 39-30 Prachtig is de stand nu der 3 witte dam men, verkregen door in 3 zetten een witte dam van 45 tot 30 te spelen. In d'en stand oefenen de 3 witte dammen de meeste kracht uit en is hun samenwerking volkomen. 3. 2-16 Heeft niets anders. Wit kan nu op 2 wijzen winnen. Heel aardig en wel door 3043 en 40-44; alsook door 40-7 en 30-24. Als gezegd, een fraai voorbeeld. OPLOSSING VAN HET VBAAG8TUKJE. Stand. Zwart 2 schijven op 3 en 40 en een dam op 49. Wit 5 schjjven op 23, 24, 34, 45, 48. Wit. Zwart. 1. 48-43 44:39 Neemt na den slag de 4 witte schjjven van het bord en wint. 2. 45:43 slaat. Wit heeft nu zwart slechts steeds in den weg te treden. Hjj heeft den laatsten zet en wint. Men weet, er zjjn een oneven aantal velden tnsachen beide schjjven. ? Goede oplossingen ingezonden door: Margaretha Smid, Lncas Smid, te Amsterdam; A. J. van Brero, te Apeldoorn; F. A. Struik, J. P. Maznre te Rotterdam, die tevens ook het vorige vraagstukje had opgelost. COBRESPONDENTIE. L. G. E., te Amboina (Molukken.) In dank ontving ik uw aardig briefje. Het doet mrj genoegen, dat de rnbriek uw be langstelling gaande maakte. Hoewel geen liefhebber van fantasie-problemen, zal Ik dit toch, als afkomstig uit de tropen, plaatsen. Inderdaad zjjn de tijden veel veranderd l Uw groeten bracht ik over. De heeren M. en B. zenden n langs dezen weg de hunne. Br. B., te Baskwert. In dank ontvangen, wél geschikt In Onze Cursus". Het zetje is mjj bekend, maar van wie is dat boekje ? Wij speelden op tjjd. Ik geloof echter niet dat M, dezen slag kon. Zeer sterke spelers zien dergelijke afwikkelingen wel. uit de mafch de Haat?Molimard. (Vervolg.) 6. 4-9 Houdbaar spel gaf hier 3-8, daar op wit 30-25, zwart 24-30 enz. zich toch nog ver dedigen kan. 7. 35-30! Wit speelt uitstekend. 7. 9-14 Gedwongen. Op 7-11, wit 25:14, zwart 9.20, wit 34-30 met overwegend spel. 8. 33-29 I 3 9 Gedwongen wegens wit 27-22. 9. 39 33 20 24 10. 29:20 15:24 11. 34-30 7-11 Ook weer gedwongen. Op 23 20, wit 28-22, zwart 19:39, wit 30;8, zwart 12:3, wit 27-21, zwart 16.27, wit 32:43. 12. 48 42 16 21 13. 27:7 12:1 14. 37-31 2329? Deze zwakke zet is het gevolg van tijd gebrek, zwart moest toen In enkele minuten 7 zetten doen. 1-7 gaf een vrjj zekere kans op remise. Eanige varianten volgen hieronder. Wit ... 31-27 27-21 21:12 32:21. Zwart 1-7 7-1L 18 22 22-27 23:43. Met vrjj zekere remise, want op maakt zwart door 43-49 en 13-18, remise. Nog een variant. Wit ... 31-27 42-37 27-21 (a) (b) 32:12 721-16 19:39 Zwart 1-7 12:23 remise. 19-39. (a) Wit 1116 16:27 37-31 58 23 30.8 of 10. 23:41 Zwart 23-29 19:39 39-44 met vrij zekere remise. (b) Wit 25-20 27-21. J52:12J.2 3 remise. ~ ZwarT 15. 42-37 Natuurlijk, op 31-27 zwart 29-34, 24 29, 18-22, 13:44. 15. 1-7 16. 31-27 29-34 Heeft niet veel beter. Op 18-23, wit 27-22, zwart 7-11, wit 26-21, zwart 17:26, wit 22 17, en 28:17 met winst. 17. 30:39 24-29 18. 33:24 19.30 19. 35:24 18-22 20. 27:18 13:31 21. 26:37 en zwart staat met een schjjf in de minder heid in verloren stand. De party werd dan ook na enkele zetten door zwart verloren. In onze volgende rnbriek znllen wjj dit partij-gedeelte behandelen indien zwart niet 16-21 speelt. BÜanalyse blijkt dus, dat de partij voor zwart niet zou zijn verloren gegaan, indien hij bij den 14den zet de juiste voortzetting had gekozen. VAN ALLES WAT. Het volgende voorbeeld is ontleend aan Le Bavard", het toont heel fraai aan hoe men in een gewonen stand de winst kan forceeren. Auteur Babian. ZWART. WIT. Hoewel de afwikkeling niet is vermeld, laten wjj deze hieronder volgen: Wit. Zwart. 1. 33-28 14-19 Gedwongen, want op 23-29 speelt wit 28-22, 32:25. 2. 28 22 17:28 3. 21-17 11:22 Op 12:21, wit 26:6 met winst. 4. 38-33 28:48 5. 40-35 48:31 6. 36:7 2:11 7. 35:2 gewonnen. Een leerzaam voorbeeld.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl