Historisch Archief 1877-1940
P'.
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1831
Van d»Polder»naar de Bergen, door
M. MOBXSCO. uitgave van de Nederl.
Baisvereeniging.
Dit boekje is 'n specimen van bizonder
goede journalistiek. Niet van het door den
styliit-van-huis-nit met zwier en
gemakkeIjjkheid beoefend impresaionisme, iqaar van
het gemoedeijjk-beschouwende, haast
betoogende reisverhaal. Geen literatuur om school
te maken, maar wel om een uitstekend idee
te geven, hoe er met onze taal, op bescheiden
voet, iets valt te bereiken, dat prettig en
bovenal voornaam aandoet.
Doch nog om om iets anders schijnt mij
de uitgave van dit werkje vermeldenswaard.
Er ligt een idee aan ten grondslag, even
origineel voor ons land, als practisch voor
een zaak, die critiek durft doorstaan.
De Ked. Seisvereeniging, welke met een
groot gezelschap buitenlandache reizen maakt,
op 't «og een soort van coöperatieve
Cookof Lissone- onderneming dus, had den moed,
en zooals blijkt den goeden inval, om tot
deelneming aan een toeht naar Zwitserland
uit te noodigen den schrijver van dit boekje,
hoewel zjj wist, dat hjj een vooroordeel tegen
reinn-en-club had. Ik had niet moeten
?eggen: hoewel. Juist daarom heeft zij dien
journalist nitgenoodigd. De Ned.
Beisvereeniging voelde zich sterk genoeg om te
trachten, dezen niet te versmaden tegenstan
der te bekeeren. In het Woord vooraf"
gehipt de voorzitter der vereeniging:
Ik had zoo'n vermoeden, op waarneming
gegrond, dat ik in hem soa vinden den
scherpen beoordeelaar, die van zijn standpunt
met eenigen spot ons werk zou bezien...
zoolang hjj het niet kende; die zonder
mededoogen zoa geeselen, waar hjj meende
verkeerdheden te ontdekken, maar ook eerlek
zon beoordeeiep, waar goed te keuren viel.
Zógroot was mjjn vertrouwen in de kracht
van ons ideaal en de juistheid van ons bev
ginsel, dat ik de K. B. V. en hare wijze van
feestvieren durfde blootstellen aan de kritiek
van iemand, door zijn beroep eenigszins ver
wend, gewoon te verschenen op grootere en
kostbaarder feesten dan wjj ter eerevanons
eerste lustrum gaven, dikwijls verplicht te
reiien in de eerste klasse, te wonen in
eerste-ranghotels, aan te zitten aan duurbe
taalde gastmalen', in n woord iemand, die
alle eigenschappen moest bezitten, om van
onze manier van reizen afkeerig te zijn".
En dat de heer Moresco-het kudde-reizen
niet bijster vriendelijk geiind was, blijkt wel
uit zijn aanhef:
Zon ik deelnemen aaa den tocht van een
reisgezelschap ?
Ik m\j laten rondleiden als een kalf
aan een tonwT
Ik genieten, wat een ander zegt dat ik
genieten moet?
Ik in plaats van te reizen, gereisd
worden f"
Het is voor de Ned. Beisvereeniging on
tegenzeggelijk van belang, dat zjj een
proseliet gemaakt heeft, doch voor ons is, als
bljj-stemmend verschijnsel, vooral van belang,
dat zij het verslag van den journalist uitgaf
in extenso, zonder verkorting of invoeging,
terwijl hu nog al eens, fijntjes eigenaardige,
echt-Hollandsehe kleinburgerljjkheden aan
de kaak stelt.
Vaar waren juffrouwen," zegt hjj, daar
Waren juffrouwen, die van het oogenblik,
waarop de trein zich in beweging zette, tot
ver over de grenzen van het vaderland
praatten, praatten, praatten...
Over hun kinderen, over hun buren, over
kookrecepten, over sterfgevallen, ongelukken
en ziekten, over prjjzen van levensmiddelen...
Is n hier wel meer geweest?"
Hier? Nooit van myn leven, ik was nooit
bulten Holland."
Dan moet u toch eens uit het raam
kijken."
Het was nota bene tnsschen Kleef en
Keulen l"
Dat is raak, niet waar? Doch mjj behaagt,
meer nog dan het geeselen van
typischHollandache eigendommeljjkheden, het fair
play" van de Ned. Beisvereeniging, om rond
uit deze en andere tekortkomingen te erken
nen. Dat is geheel in afwijking van onze
hedendaagsche zeden, waarin het erkennen
van eigener voortrelfeljjkheden -langzamer
hand een bescheiden deugd wordt.
Dit frissche, vlot-geschreven boekje mag
door de Ned. Beisvereeniging wel hoog op
prijs gesteld worden, als zijnde de meest
onverdachte reclame voor haar werken en
streven.
HESSEL JONGSIIA.
De indirecte oorzaat Tan ie He-ramp,
Met genoegen las ik de artikelen over de
Titanic-ramp in de Amsterdammer" van
28 April. Niet zoozeer, omdat ik geheel
accoord ga met hetgeen die stukken behelzen,
maar omdat het blijkt dat de Bedactie v/d.
Amsterdammer" hare kolommen beschik
baar stelt voor dergelijke artikelen, waarin
iets meer daneene oppervlakkige beschouwing
van de ramp gegeven wordt. Hieruit durf ik
te besluiten, dat de Bedactie een meer dan
oppervlakkig belang stelt in de Zeevaart"
en de Zeeman ter koopvaardij".
Volgens mijne meening wordt door de
schrijvers dier artikelen de indirecte oorzaak
dezer groote ramp op de verkeerde plaats
gezocht. Vraagt men mij: wie is de schuldige,
dan Inidt mjjn antwoord: niet de kapitein
van het schip, niet de reederjj of maat
schappij, maar de ware schuldigen zijn het
Publiek en de Pers, welke als krankzinnigen
juichen en geestdriften, wanneer een
recordreis weer eens met een paar nren verbeterd
wordt, welke om strijd de Directie eener
Stoomvaartmaatschappjj bewierooken en ver
heerlijken, wanneer zij weer een grooter en
sneller schip in de vaart brengt, zonder bjj
al die geestdrift zich een oogenblik de vraag
te stellen: is het practisch mogelijk, om in
geval van rampen, zooals met de Titanic,
maatregelen te kunnen nemen tot het be
houd van alle opvarenden.
Wanneer men als practisch zeeman de
verslagen volgt van het onderzoek, gehouden
in Engeland en in Amerika naar aanleiding
dier ramp, wordt men onpasselijk van het
kinderachtige gezeur en geklets, waarmede de
bespotteljjkste kleinigheden opgerakeld en
uitgeplozen worden; er is b.v. onderzocht
of kapitein Smith in evening dress" of in
uniform" was tijdens de ramp; wat de
officieren elkander gezegd hebben bij het
overgeven der wacht; of het zeewater
benoodigd tot het opnemen der temperatuur
opgeslagen werd met een zeildoekschen puts
of met een ijzeren emmer enz. enz. Al deze
beuzelarijen dienen m. i. tot niets, zoolang
niet de vraag opgelost Is: kan een schip,
zooals de Titanic, voldoende
reddingmiddelen aan board hebben tot redding van allen.
De flnantieele zijde dezer kwestie kunnen
we gerust bniten beschouwing laten; een
20 of Otal booten mér of minder zal op
de bouwsom van een schip, zooals de Titanic,
geen merkbare invloed moeten uitoefenen,
de vraag is: bestaat er op zulk een schip
de gelegenheid tot het plaatsen van vol
doende reddingsmiddelen, en dan moet het
antwoord luiden: neen, dat is beslist tech
nisch onmogelijk en zal ik dit trachten te
bewijzen.
Ean behoorlijk uitgeruste reddingboei kan
behalve haar inventaris mei eenige kans op
veiligheid + 40 menschen bevatten. Men heeft
dan een boot van ongeveer de volgende
afmetingen 8,5 M. X 2,2 M. X l M. Maakt
men de booten grooter, dan worden ze te
onhandig en te zwaar, om spoedig en snel
over boord te worden gezet. Het volle aantal
passagiers, dat de Titanic kon overbrengen,
was 3500, de volledige bemanning 946 kop
pen. Men heeft dus noodig om alle op
varenden te kunnen redden, 110 behoorlijk
onder davits geplaatste reddingbooten en wel
aan iedere zijde van het schip, wil men in
alle gevallen va a rampen eenige zekerheid
hebben, de booten overboord te kunnen zetten
en te water te vieren. Zooals ik boven aan
haalde, is de lengte van elke boot 8,5 M.;
rekent men na nog 1,5 M. ruimte benoodigd
tusschen twee booten om ze te kunnen be
handelen, dan vereiechen die 110 booten eene
lengte van 1100 meter. De Titanic was lang
883 voet of pi. m. 280 meter. Gesteld, dat
men de booten plaatsen kan over ongeveer
K van de lengte van het schip, hetgeen we
gerust als een maximum mogen aannemen,
dan zon men de reddingbooten aan iedere
zjjde van het schip minstens vijf hoog moeten
plaatsen, om elk een geschikte plaats te geven.
Zeer gaarne zag ik het te water laten der
sloepen van af het vijfde sloependek. Wie
meent, dat deze beschouwing overdreven is
gelieve eene andere, goed gemotiveerde lezing
te geven; de cijfers liegen niet. Alleen be
hoorlijk onder davits aan de zijden van het
schip geplaatste reddingbooten geven eenige
kans op redding en veiligheid; alle ander
gepeuter, zooals het plaatsen van sloepen
naast elkander, patentreddingvlotten e. d. zjjn
lapmiddelen en voldoen misschien uitstekend
op het Y, of in de Maas, wanneer eene
staatsof andere commissie die rommel komt
inspecteeren onder het genot van een glas cham
pagne en het spelen van de muziek, maar
een ervaren zeeman weet, dat al die hulp
middelen in geval van nood niet de minste
zekerheid tot redding aanbieden, en het van
de tien keeren acht maal niet doenlijk zal zjjn,
ze overboord te krijgen.
Nu nog eens toegevende, dat men die 110 r
eddingbooteu aan weerszjjdenkan en wil plaatsen,
dat op alle dekken de ruimte en het comfort
werden opgeoffaid aan eene behoorlijke
plaatsing der booten en davits, dan rest nog
de moeieljjkheid, behoorlijk geoefende lieden
te vinden om het commando over die 110
sloepen op zich te nemen. Werkelijk met het
sport menschen, wat we tegenwoordig, dank
zjj de stoomvaart, grootendeels aan boord
hebben, geloof ik niet, dat er onder die be
manning van de Titanic, groot 940 man, 30
zonden gevonden worden in staat een sloep
te commandeeren in open zee. De rest Is
geen zeeman, maar werkman op zee, wat
een renzenonderscheid is. Stokers, tremmers.
bedienden etc. oefenen in de sloepen I zal
men mjj tegenwerpen; gaat gerust uw gang
Heeren van Staats- en andere commisaiën,
a kunt evengoed trachten een troep polder
jongens vioolspelen te leeren; er varen in
de laatste jaren zelfs onder de officieren ver
scheidene, die, dank ijj de machinale opleiding
op de groote passagiersstoomers, nanweljjks
een riem kunnen hanteeren, laat staan in
een ruwe zee een boot besturen,
Wie dwingt nu de
Stoomvaartmaatschappjjen tot den'bonw der hnidige renienschepen,
gepaard met een 22 mijlsvaart, en tot het
overbrengen van een 3000 tal passagiers
gelijktijdig? Niemand anders dan het Publiek.
Publiek wil snelle overtochten, hoe sneller
hoe liever, publiek wil alle mogelijk denk
bare comfort en luxe aan boord hebben;
beide eischen veroorzaken den bouw dier
groote schepen, en tevens, dat de exploitatie
kosten dier schepen enorm hoog worden.
Men bedenke eens de reusachtige
kolenrekeninp, elke reis ingediend, om die 20 & 22
my Is vaart te behouden, de ontzettend
groote bemanning tot dat doel vereischt,
het aantal bedienden voor zoo'n SOOOtal
passagiers noodig enz. enz., al deze kosten
kunnen niet anders goed gemaakt worden
dan door het overbrengen van zooveel moge
lijk passagiers; voor lading blijft op dat soort
schepen betrekkelijk weinig ruimte over, en
men kan toch niet verwachten, dat eene
Stoomvaartmaatscbappühet karakter draagt
van een filantropische onderneming.
Als het publiek zich tevreden stelde met
een 10 , 12 mij Is vaart en niet allerlei over
bodige luxe aan boord wenschte, dan zon een
schip met + 300 passagiers kunnen rendeeren,
voeg hierbij + 60 man equipage hetgeen vol
doende is voor net overbrengen van een derge
lijk schip, dan zonden voor die 360 opvaren
den voldoende goed geplaatste reddingbooten
en onder de bemanning een voldoend aan
tal zeelieden geschikt tot het commandeeren
dier booten gevonden kunnen worden. Ik
laat in deze beschouwingen nog bniten reke
ning de meerdere veiligheid die een 10 a
12 mjjls vaart ons geeft. De posterijen der
verschillende rijken konden dan onderling
een paar kleine snelstoomers laten varen,
uitsluitend ingericht tot het vervoer van
mail, met de strenge bepaling, dat daar onder
geen voorwendsel passagiers mede vervoerd
mochten worden. Men kan daartoe bezigen
eenige stoomers type torpedojager, die met
eene betrekkelijk kleine bemanning snelle
overtochten zouden kunnen maken.
De directe oorzaken van de Titanic-ramp
wensch ik hier niet te bespreken; een vak
blad lijkt me daartoe beter aangewezen;
enkel dit: zoolang er schepen varen, zoolang
zoolang znllen er schepen blijven vergaan,
en dat er jjs dreef ter plaatse, wist de kapitein
van de Titanic evengoed als een acrobaat
weet, dat hy zjjn nek wel eens kan breken
met zijne kunststnkken, beiden wagen om
hun broodje die kans.
Ook hierin zou verandering komen, wan
neer het publiek zich tevreden stelde met
een matige vaart, en niet jammerde over
een paar nren of dagen vertraging op
eene reis.
EEN KAPITEIN.
(Daar de inzender een kapitein is van de
groote vaart, die tijdens de Titanic-ramp ver
van Nederland zich bevond, komt dit schrijven
wat achteraan. Ten opzichte van het daarin
betoogde bepalen wjj ons tot de opmerking,
dat geen onzer inzenders, en ook wjj niet,
de verantwoordelijkheid van zeerampen heb
ben geladen geheel en al op reederij of
kapitein. De wensch van het publiek is zeker
een oeconomische factor van primaire
bateekenl». Het zoo goed als teugellooze
concurrentie-stelsel, waaronder wjj leven, is de
groote oorzaak. Maar het begrip schuld"
zal men toch steeds alleen kunnen hechten
aan de gedragingen of nalatigheden van hen,
die de directe verantwoordelijkheid dragen
en wisten wat ze deden). BED.
Zonder M.
Een inwoner van Haarlem zond onder
staand stuk ter plaatsing aan de redactie
van het Haarkmtch Dagblad, die hem in
een hoofdartikel tot onderwerp gekozen had
van hare beschouwingen. De redactie wenschte
het alleen op te nemen, indien de schrijver zijn
schrjjfkanst den De Vries en Te Winkelschen
hoed opzette, waarvoor de zelf blootshoofds
loopende man bedankte. Bij ons onderdak
verzoekend voor zjjn .antwoord", bewijzen
wühem gaarne gastvrijheid. Men moet her
vormers te vriend honden. EBD.
Mijnheer de Redacteur!
Doordat ik bjjna nooit kranten lees, hoorde
ik nu pas van uw hoofdartikel van verleden
Donderdag, waarin u tekeer gaat tegen het
blootshoofds lopen, inplaats van dankbatr te
Z\JD, dat het n voldoende stof opleverde
voor twee kolommen.
't Is anders zwaar op de hand hoor, echt
hollands; n gaat direkt de zaak verstandig
beredeneren, bekijken van n, twee, drie
kanten, haalt een medicus derby, Napoleon +
de hele geschiedenis van vór Christus, de
Arabieren en weet ik wat al niet meer; een
beweging noemt n het ook, ik wist zelf nog
niet, dat 't al zo ver gekomen was, maar als
't allemaal waar is, wat n er van vertelt, en
dat ze 't in navolging van mij doen, non dan
ben ik bljj, dat n me de ogen geopend hebt
voor de beweging, want ik dacht, dat ik
eigelijk de enige was, die 't idioot vond om
ondanks dat 't je hindert, toch altijd maar
een hoed of pet op te hebben, ik heb althans
nooit propaganda gemaakt, 't liet me om zo
te zeggen koud, of 'n ander 't onnodig warm
op z'n bol had.
Weet u wat ik in deze beweging zie, als
't dan met alle geweld 'a beweging moet
zijn? zoiets als 'n fris regenbnitje op 'n
snikhete dag; ik had 't van onze jongens en
meisjes niet gedacht, dat- ze henselik nog
jong waren; ze doen zo deftig tegenwoordig,
maar dit is er dan zeker de reaktie van, en
dan heeft 't niet zoveel kwaad gedaan. Het
zal ze nu eindelik eens beginnen te ver
velen, dat nageaap van de ouderen, en dat
alles maar moeten doen omdat pa en ma 't
ook doen, dat aannemen op gezag van dingen,
die ieder voor zich zelf heeft uit te maken;
vindt n dat geen leuke beweging? ik wel.
Natnurlik, dat er gehoond wordt van de
kant van de mensen, die gewoon zjjn de
kat uit de boom te kijken (wat ook weer
echt hollands is), maar diezelfde mensen
zonen immers de eersten zjjn om iemand
met 'n hoed op te honen, als toevallig de
grote massa er geen droeg, want 't allerbe
langrijkste voor 'n mens uit de
grotemensenmaatschappij schijnt toch maar altijd te
zijn: 't oordeel van z'n medemersen over
z'n doen en laten. De jongeren schijnen
dat nu niet meer zoo allerbelangrijkst te
vinden, ze schijnen er eindelik genoeg van
te krijgen, van al die vormelikheden, die
hun opgedrongen worden. Onze moeders
mochten van onze grootmoeders
nietschaatsenrijen, en al wonen ze 't nog zo graag,
't mocht niet, want... 't gaf geen pas, of
't hoorde niet, of men dee zoo. iets niet als
'n fatsoenlik meisje; en tien jaar gelejen
mocht 'n meisje niet alleen met 'n jongen
over straat lopen, dat hebben de jongeren
er toch ook uit moeten krijgen, anders was
't nog net als toen.
Da bizondere gedachte is: wat heb ik aan
'n hoed? hij hindert me, weg er meel; de
grondgedachte is; er zijn 'n boel dingen, die
ons leven onnodig lastig maker, zonder dat
er iemand anders pok maar in 'c minst door
gebaat wordt, er zjjn immers zoveel formali
teiten, die we sllesn voor eikaars plezier
doen, t ei wül we er geen van twee 't minste
plezier van hebben; dan zjjn er nog veel
dingen, die we, ieder op de man af gevraagd,
allemaal idioot vinden, en waarom zullen we
nu dergelike dingen blijven doen? 't Spreekt
van zelf, dat zoiets van de jongeren uit moet
gaan, omdat die eerder kans hebben de
dingen te zien zonder het floers van traditie
en gewoonte, dat de ouderen nu eenmaal
nitteraard voor ogen zit. 't Spreekt ook van
zelf, dat ze zullen zeggen: onzin", want zo
is 't altijd geweest, maar even van zelf spre
kend is 't, dat de jongeren er zich niet aan
zullen storen, tenzjj de weelde van 'n beetje
zelfstandig optrejen te sterk voor hun jonge
benen blijkt, en ze berouwvol over hun stout
heid weer zoet op 't door de ouderen plat
getreden paadje gaan wandelen. De bezwaren,
die u aanbrengt in uw artikel, zijn nogal
goeig; ten eerste heeft de dokter, die uw
raadsman was, zelf ook altijd met 'n hoed
op gelopen, en heeft zjjn oordeel in
dit geval dus niks geen bizondere waarde,
ten twede zijn leraren, die hoofdontbloting
als eerbiedsbewjjs van hun leerlingen eisen,
fossielen en kunnen dus buiten beschouwing
blijven, ten derde wordt 't tijd, dat jongens
en meisjes, die elkaar kennen, eens wat
amikaler groeten, dan dat stjjve doppen,
ten vierde stel ik u voor, om het voor
beeld van de Arabieren, die toch ook wel
weten wat ze doen, als ze hun hoofd be
schutten tegen de gloeiende zonnestralen
door 'n doek, te vervangen door het voor
beeld van de Eskimo's die toch ook wel
weten wat ze doen, als ze hun lichaam be
schutten tegen de ijskoude wind, door zich
te wikkelen in zeehondenvellen, want dat
heeft er even weinig mee te maken. Neen,
met redeneren is het dragen van iets op je
hoofd in ons landje, waar we zoo weinig
last hebben van buitengewone kou of hitte,
niet goed ie praten; ik zal trouwens de
laatste zjjn, om het blootshoofds lopen onder
alle omstandigheden aan iedereen aan te
raden, 't zon bijv. gekkenwerk zijn er nu in
deze hitte mee te beginnen en zelfa geloof
ik, dat de meesten, die er in koeler weer
al aan gewend zijn, er nu nog niet tegen
ionen kunnen, maar ieder moet natunrlik
voor zich zelf weten, waar voor hem de
grens is tussen gemak en bravoure.
Als de mensen mij vragen: waarom loopt
a eigelik altijd zonder iets op «w hoofd?",
antwoord ik altijd maar met 'n tegenvraag:
waarom loopt a eigelik altijd met iets op uw
hoofd?" want dan weten se f niks te ant
woorden, f ze komen met leuterpraatjes aan
als: we hebben 't altijd gedaan, en onze
oaers ook, en we zjjn er niet zieker em ge
worden, waarom zonen we das veranderen?"
non in beide gevallen heb ik 'n goeie dag,
dat begrjjpt u...
Laten we 'n geval stellen: 't is zacht weer,
't heeft pas geregend, stof is er dus niet, de
soa is alleen maar lekker, steekt in geen
geval.en nou zon ik wel eens willen weter>,?aat
n in 'n dergelik geval met 'n hoed op Hit?
en zo ja waarom? U kunt natunrlik zeggen:
dat gaat je niet an," maar dat Ik dit als
mogelikheid stel, is op zich zelf al'n
inslnutle, ik meen dat dan ook helemaal niet ernstig.
Volgens de laatste statistieken hebben de
Amerikaansche treinen in het jaar dat 30
Juni 1911 eindigt, bijna 10,000 menschen
gedood en ruim 70.000 menschen gewond.
Alhoewel ruim 5000 van beiden gedood of
gewond werden, doordat zjj zich op verboden
terrein bevonden, zijn de andere 5QOO dooden
en 65,000 gewonden dan toch wel als zuivere
slachtoffers te beschouwen. Menige veldslag"
is met kleiner getallen beroemd geworden.
v. O.
Diesel-motoren ap nierzeeliooteii.
Het Amerikaansche gouvernement heeft
o.a. twee onderzeebooten op stapel staan, die
de eerste booten zjjn van. deze soort, die van
Dieselmotoren zullen worden voorzien. Boven
dien kry'gen zjj een soort opvouwbare mast,
die 10 meter boven het dek kan uitsteken
en gebruikt kan worden voor draadlooze
telegrafie.
v. O.
Vliep.
Behartigingswaard voor alle menschen zijn
de volgende woorden van Prof. Nutall, die
na het onderzoek van vliegen tot de vol
gende conclusie komt: men moet go ad in
het oog honden dat een vlieg een betrek
kelijk flinke besmetting kan geven aan elk
voedsel waar zjj op gaat zitten, na zich eerst
gevoed te hebben met de faeces van lijders
aan typhue, diarrhoe, e. d. Niet alleen is de
vlieg besmet op zjjn lichaamswand, maar haar
darm is ook gevuld niet een geconcentreerde
besmettingntof die onverteerd kan afgelegd
worden op ons voedsel. Dus: de faeces van
een vlieg kunnen een grooter hoeveelheid
besmettingstof bevatten dan bijv. een beetje
besmet water. Wat beimettende kracht aangaat
kunnen de faeces van n vlieg in bepaalde
omstandigheden opwegen tegen emmers vol besmet
water of melk."
Zooals met weet voert men in 't buiten
land ware verdelgingsoorlogen tegen de
vliegen.
v. O.
9e Jaargang. 28 Juli 1912.
Bedactenr: J. DE HAAS,
Graaf Florisstraat 15', Amsterdam.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
Wjj vervolgen de voorbeelden van 3
dammen tegen l, waarin zooals wij reeds
zeiden de samenwerking der 3 dammen de
voornaamste rol speelt. Thans gaan wjj een
heel mooi doch meer ingewikkeld voorbeeld
behandelen. Wanneer gij de bespreking van
dit spel goed volgt dan zult gij er veel
pleizier in hebben.
...?.- Stand.
JI
a
i m
m a
i m c
m m
op
Wit 3 dammen
35, 40, 45.
Zwart l dam op 11.
(Zie diagram.)
Gij zult bemerken
dat ook nu weer de 2
witte dammen op de
tric-trac-ljjnen ge
plaatst zijn, de lijnen
die door wit worden
beheerscht en waar het spel zich afspeelt.
Wüstellen ons alweer de vraag: hoe
geven wjj zwart het meest gedwongen spel."
Het eigenaardige is nu dat wit op tweeërlei
manieren kan winnen. Om het leerzame
karakter zullen wübeide winstgangen be
handelen.
I. Wit speelt 36 2, op zwart 11-16 volgt
wit 40-49 en wint. Speelt zwart 11 6, dan
volgt wit 41-50, zwart 6-1 gedwongen, wit
40-45, zwart 1-6, wit 45-1 en het spel is ge
wonnen. Zwart kan ook 11-28 spelen, dan
wit 2-11, zwart 28:6, wit 45-50, zwart 6-1,
wit 4045 en wint. .
Zooals gjj ziet is het spel in alle varianten
voor zwart verloren na den zet van wit 35 2.
II. Deze winstgang is veel fraaier en
leerzamer.
Wit. Zwart.
1. 45-50 11-16
De beste verdediging. Op 11-6, wit 40-45
en wint.
Op 11-2, wit 50-28, zwart 2-16, wit 40-7,
zwart 16-2, wit 28:19 en wint. GÜziet, zwart
is in deze varianten altijd verloren.
Nn gaan wij den zet 11-16 bekijken.
2. 5039
Let goed op de samenwerking der 3 witte
dammen.
2. 16-2
Zwart kan niet op een der ruiten van 16
tot 38 gaan, want dan wit 4943, zwart 16-49,
wit 40-44 en wint.
3. 39-30
Prachtig is de stand nu der 3 witte dam
men, verkregen door in 3 zetten een witte
dam van 45 tot 30 te spelen. In d'en stand
oefenen de 3 witte dammen de meeste kracht
uit en is hun samenwerking volkomen.
3. 2-16
Heeft niets anders. Wit
kan nu op 2 wijzen winnen. Heel aardig en
wel door 3043 en 40-44; alsook door 40-7
en 30-24. Als gezegd, een fraai voorbeeld.
OPLOSSING VAN HET VBAAG8TUKJE.
Stand.
Zwart 2 schijven op 3 en 40 en een dam
op 49.
Wit 5 schjjven op 23, 24, 34, 45, 48.
Wit. Zwart.
1. 48-43 44:39
Neemt na den slag de 4 witte schjjven
van het bord en wint.
2. 45:43 slaat.
Wit heeft nu zwart slechts steeds in den
weg te treden. Hjj heeft den laatsten zet
en wint.
Men weet, er zjjn een oneven aantal velden
tnsachen beide schjjven.
? Goede oplossingen ingezonden door:
Margaretha Smid, Lncas Smid, te Amsterdam;
A. J. van Brero, te Apeldoorn; F. A. Struik,
J. P. Maznre te Rotterdam, die tevens ook
het vorige vraagstukje had opgelost.
COBRESPONDENTIE.
L. G. E., te Amboina (Molukken.) In
dank ontving ik uw aardig briefje. Het
doet mrj genoegen, dat de rnbriek uw be
langstelling gaande maakte. Hoewel geen
liefhebber van fantasie-problemen, zal Ik dit
toch, als afkomstig uit de tropen, plaatsen.
Inderdaad zjjn de tijden veel veranderd l
Uw groeten bracht ik over. De heeren M.
en B. zenden n langs dezen weg de hunne.
Br. B., te Baskwert. In dank ontvangen,
wél geschikt In Onze Cursus". Het zetje
is mjj bekend, maar van wie is dat boekje ?
Wij speelden op tjjd. Ik geloof echter niet
dat M, dezen slag kon. Zeer sterke spelers
zien dergelijke afwikkelingen wel.
uit de mafch de Haat?Molimard.
(Vervolg.)
6. 4-9
Houdbaar spel gaf hier 3-8, daar op wit
30-25, zwart 24-30 enz. zich toch nog ver
dedigen kan.
7. 35-30!
Wit speelt uitstekend.
7. 9-14
Gedwongen. Op 7-11, wit 25:14, zwart 9.20,
wit 34-30 met overwegend spel.
8. 33-29 I 3 9
Gedwongen wegens wit 27-22.
9. 39 33 20 24
10. 29:20 15:24
11. 34-30 7-11
Ook weer gedwongen. Op 23 20, wit 28-22,
zwart 19:39, wit 30;8, zwart 12:3, wit 27-21,
zwart 16.27, wit 32:43.
12. 48 42 16 21
13. 27:7 12:1
14. 37-31 2329?
Deze zwakke zet is het gevolg van tijd
gebrek, zwart moest toen In enkele minuten
7 zetten doen. 1-7 gaf een vrjj zekere kans
op remise.
Eanige varianten volgen hieronder.
Wit ... 31-27 27-21 21:12 32:21.
Zwart 1-7 7-1L 18 22 22-27 23:43.
Met vrjj zekere remise, want op
maakt zwart door 43-49 en 13-18,
remise.
Nog een variant.
Wit ... 31-27 42-37 27-21 (a) (b) 32:12
721-16
19:39
Zwart 1-7
12:23 remise.
19-39.
(a) Wit
1116 16:27
37-31 58 23 30.8 of 10.
23:41
Zwart 23-29 19:39 39-44 met vrij zekere
remise.
(b) Wit 25-20 27-21. J52:12J.2 3 remise.
~
ZwarT
15. 42-37
Natuurlijk, op 31-27 zwart 29-34, 24 29,
18-22, 13:44.
15. 1-7
16. 31-27 29-34
Heeft niet veel beter. Op 18-23, wit 27-22,
zwart 7-11, wit 26-21, zwart 17:26, wit 22 17,
en 28:17 met winst.
17. 30:39 24-29
18. 33:24 19.30
19. 35:24 18-22
20. 27:18 13:31
21. 26:37
en zwart staat met een schjjf in de minder
heid in verloren stand. De party werd dan
ook na enkele zetten door zwart verloren.
In onze volgende rnbriek znllen wjj dit
partij-gedeelte behandelen indien zwart niet
16-21 speelt.
BÜanalyse blijkt dus, dat de partij voor
zwart niet zou zijn verloren gegaan, indien
hij bij den 14den zet de juiste voortzetting
had gekozen.
VAN ALLES WAT.
Het volgende voorbeeld is ontleend aan
Le Bavard", het toont heel fraai aan hoe
men in een gewonen stand de winst kan
forceeren. Auteur Babian.
ZWART.
WIT.
Hoewel de afwikkeling niet is vermeld,
laten wjj deze hieronder volgen:
Wit. Zwart.
1. 33-28 14-19
Gedwongen, want op 23-29 speelt wit 28-22,
32:25.
2. 28 22 17:28
3. 21-17 11:22
Op 12:21, wit 26:6 met winst.
4. 38-33 28:48
5. 40-35 48:31
6. 36:7 2:11
7. 35:2 gewonnen.
Een leerzaam voorbeeld.