De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 28 juli pagina 3

28 juli 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

1831 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. hier alleen op wyzen, by deze lange en nobele loopbaan van Helene Swarth, dat zij wel degelijk over een grondige en. onuit puttelijke persoonlijkheid moet beschikken, om ons thans nog verzen te schenken als deze die ik hier bespreek, en die, ik herhaal het, niterljjk noch slechter, noch beter zjjn dan hare vroegere. Ik ga verder en zeg: die deze vroegere verzen bijna identiek zijn, die er vaak de goede en kwade hoedanigheden van bezitten (ik kom hier straks op terug), en die in zich dezelfde elementen van ontroering en schoon heid Echynen te bevatten. Waarbij komt het dan, zal men zich af vragen, dat zy zeer stellig minder ontroeren dan de gedichten, die door Kloos zoozeer, en'zoo terecht, werden geroamd, en dat wij, ze lezende, veel minder door schoonheid ge troffen worden? Dit kan, antwoord ik onmiddellijk, aan het publiek liggen. De geestigste mop, tienmaal herhaald, gaat vervelend worden; en ik ken een trouw bezoeker van het Louvre-mnseum, die een zucht van verlossing slaakte .als hy hoorde dat men de Joconde had gestolen: hy had haar glimlach zódikwijls gezien, dat hy er kregelig om geworden was. Ea ?oo zal het ook vergaan sjjn tusschen het lezend publiek, dat wel een versje mag, en de gedichten van Helene Swarth: het publiek vermag niet, al de schakeeringen van een zelfde gevoel te volgen, en Helene Sararth vermag niet al de gchakearingen van een zelfde gevoel het eeuwig zelfde gevoel dat de bron is van heel haar poësie z te belichten, dat het er telkens nieuw en interessant bij wordt. Het kan dus heel goed voor een deel aan den .gemakzucht en de oppervlakkigheid van den lezer liggen, als Hé.ène Swarth hem niet meer boeit zooah zy het in de jaren tachtig deed. Maar het ligt zeer zeker ook aan Helene Swartb. Dat zy zoo veel jaren na mekaar altijd maar voort produceert, en zonder ver zwakken, het pleit, zei ik, voor de sterkte en de taaiheid van hare personaliteit. Maar die sterkte en die taaiheid hadden haar niet moeten verleiden, er maar steeds op los te diohten, evenals een krachtig man zich, van wege zijne lichaamssterkte, niet noodzakelijk genoopt moet achten een beroepsathleet te worden. En dat is nu j uist het geval geweest met Helene Swartb: zij heef t van het dichten eene gewoonte gemaakt; zy heef t het dichten als eene dagelijksche bezigheid gekozen; zy is gaan dichten uit sleur. Zjjn hare gaven dezelfde gebleven, en on verzwakt: hare deugden moeaten er fataal een deel hunner fijnheid by inboeten, hare gebreken moesten er by vergroven. Hare bevatteiykheid, het zinderingsvlak harer aisthesis mochten, wonder genoeg (en het bewyst dat zy werkeiyk eane zeer gevoelige, van natnre zeer fijnetlichteres is), onveranderd, ongehavend blijven: de drang, de dwang der gewoonte zett'en haar echter maar al te dikwijls aan, verzen te gaan schrijven zonder beroering van zintuigen of ge moed. En z|j ging dichten met haar hoofd; en, omdat zg moest doen gelooven dat zy als vroeger dichtte met het hart, vond zy zich een stel van beelden en ean systeem van bealdspraak en beeldaanwending uit, waar, voor den vers-gevoelige, maar al te duidelijk de gemaaktheid uit spreekt. En daar die ge maaktheid nu al jaren duurt, ging zy met nonchalance aangewend, wat by den lezer de verdrietige verveling niet verminderen zon... Ja, wat by de Helene Swarth van thans vooral ontstemt, is vaak de al te duidelijke onoprechtheid. Men begrype mij niet ver keerd: ik beweer niet dat de dichterea jokt, liefhebben als de uitleving van zijn man nelijke bloedwarme stevigheid; en zelve was zij, immer ontevreden wyl immer arm en hongerig, slechts bitter in de qpgenblikken van radeloosheid, wanneer zij zich met haar kinderen en haar buren en haar wijk en haar gansche klasse rillend maakt en afgestroopt voelde tegenover den vollen glanzigen levensrijkdom ^ der zelfgenoeg zaam voorbijgaande, lachende, vierende, zonder bedenking nemende wereld van kleine en groote bezitters. Ga je niet mee ?" vroeg Martens bij het afscheid nemen. Bets zag langs hen heen; zij beefde. Maar zij staarde naar het heen en weer rennen der reizigers, alsof zij het antwoord van haar man niet zou hooren. Tines zag naar haar om. Nee," zei hij. Respect", lachte Martens, en tikte aan zijn pet. Tot ziens dan." Tot eieng," zei de lange, dag Bets." Bets groette en Tines zwaaide: Tabee jonges." Nu stonden zij met hun tweeën bij de . sissende locomotief van den terug rangee renden trein. Bets met de handen nog onder haar schort, zacht trampelend en naar hem op oogend. Tines met de handen in zijn broekzakken een oogenblik voor zich uitstarend de kameraden achterna; zijn blauw-katoenen stukkenzak, waarin wat rommel geborgen was, slingerde als eenigste bagage aan zijn i linkerpols. Hij stond groot en recht, en zij zag schuin op naar zijn sterk, ruig, zwaarbrauwig, maar fijn en vriendelijk gezicht, en zij voelde den angst dat hij nu niet mee zou gaan als een pijn die bezig was haar hart lang zaam uit te hollen. Nou", zei hu, daar binne we dan,hè?" Teminste... ik bin d'r," zei ze bang. En wat nou?" vroeg hij, zich naar haar keerend, om tot eenige stelligheid te ge raken. Wat nou?" herhaalde ze witjes, 'kzou denke, dat 't hier niet warm is, om te blijve staan." H\j nikte krachtig, en boog zijn lyf wat achteruit in een beslissende zegging. En met zijn hoofd en bovenlijf zwaaiend zei hu, naar haar angstig gezicht vriendelijk neerblikkend: Ik kan toch mit jou nou toch niet meegoan, Bets... ik kan toch mit geen twee vrouwe tegelijk... da' kan ik toch niet..." . Twee vrouwe?... twee vrouwe..." zei ze bleek... nou, da's ook wat moois... en je kindere dan?... je het toch kindere?... daar bi-je toch nie.' vreemd an, wel?" Hu zag voor zich. La we maar 's oploope," zei-ie, want da's geen werrek, om hier te staan... vooruit maar, van't peron af..." Zij gingen de trappen af naar buiten. Daar zei hij, zijn kregelige pijnlijkheid ge heel vermeesterend in het ernstig besef van haar recht: dat zij niet heel goed meent wat zy zegt. Maar, waar zy niet tot onmiddellijke uit storting, tot rechtstreekiche overgave wordt genoopt; waar zy dicht alleen omdat zy het nu eenmaal gewoon is, en nu weer een van die aardige beelden heeft gevonden, die in haar onuitputtelijk zyn, dan gaat ze, onbewust haast, de vroegere, de goede, de probaaterkecde middelen gebruiken; zij stelt het beeld voor, zy ontwikkelt het, zy trekt er de gevolgen nit naar de wyie, die haar vroeger zoo veel traksea heeft bezorgd. Maar vroeger, ziet u, kwam dat zoo natuurlijk uit haar, en nu.... Ach neen, ik beweer niet dat het thans onnatuurlijk zon komen; maar het is te zeer sleur geworden, het gebeurt alles buiten het gemoed, en haast buiten het ordenend brein der dichterea om; het ligt er wel heel gemakkelijk, meer echter nit geoefende kunde dan uit spontane ingeving; het is als van een goochelaar die zógoed kan goochelen dat hij goochelt zonder het zelf te weten; en, gelijk het goochelen dezen man eene tweede natuur is, maar daarom nog geen natuur, zoo is het dichten van Helene Swarth meestal heel goede literatuur, maar, helaas, literatunr, en vaak niets anders. Ten bewijze, bet eerste sonnet dat ik overschreef, getiteld Vaas vol tranen". Het wor dingsproces is er duidelijk van; het aanvan kelijke beeld is zuiver en vermoedelijk spon taan ingegeven. Het kan zeer goed zijn dat het gedrazen werd op een echt gevoels moment. Het laten rijpen in haar tot een gedicht vond echter de dichteres niet noodig; zy had stof tot een sonnet, en verder bedre venheid genoeg om alles behoorlijk naar den eind concetto te leiden. Wat dan ook ge beurde, met meer of minder losheid, met meer ef minder gevoelslogica, zoodat bet gedicht werd eeue dichtoefening, en de dich teres sich moedwillig verlaagde tot verzenmaakster. Neem daarentegen het tweede aangehaalde sonnet: Meidag". Velen sullen het lang niet zoo dichterlijk vinden als die Vaas vol tranen". Wie echter een echt vers nit een valsch herkent wordt het onmiddellijk gewaar: hier heeft de dichteres gereageerd op eene onmiddellijke, eene haast pbysische aandoe ning. Het is niet de knappe ontspinning van een vooropgezet, weze het dan ook ongezocht beeld: bier is iet eene zuivere impressie die tot zingen heeft genoopt. En het is dan ook een natuurlijke zang geworden, haast buiten verzenmakery om. En daarom treft het dan ook door eene frischbeid, die, kenmerk van haar vroeger, hooggeprezen werk, geenszins grondigheid en diepte des gevoels uitsluit. Helaas, zulke verzen zijn by Helene Swarth thans de minderheid geworden. Het staat thans met haar zoover, dat wy haar nog zeer dankbaar zijn voor diepzinnigheden als die Vaas vol tranen". Want als zy balladen gaat bedenken zooals er in dit boekje staan, dan wordt het zoowaar bedenkelijk... By die balladen sluit zich een ander bun deltje der zelfde dichteres aan, dat twee dramatische gedichten inhoudt, en uitge geven werd onder de Kenrboekjes van de Mij. voor Goede en Ooedkoope Lectuur (Amsterdam 1911.) Het is wel meer gebeurd, onder andere met proza-verhalen, dat Helene Swarth lof felijke pogingen tot zelf-vernieuwing aan den dag ging leggen. Het is zeer zeker thans weer hare bedoeling geweest, haar zelf onder nieuwe gedaante te vertoonen. Zy is er echter alles behalve in geslaagd: ik ken geen werk van Helene Swarth, dat zoozeer van Helene Swarth is, en van Helene Swarth op haar slechtst. Da'k kindere heb... da' weet ik wel... en daar maak ik me ook as man zijnde niet van of..." Zij schrok even van zijn antwoord; zij kon niet veel tegenwerpen. Ik bin toch je vrouw ?" verweet ze, bin ik je vrouw niet ?... je het toch al die tijd met me geleefd ... A'j dan niet op me bint... had me dan late loope..." . Da's waarheid..." nikte hij. Maar daar kan 'k nou mit jou nou niet verder over prate; ik zeg alleen maar: ik ken toch mit geen twee vrouwe tegelijk zijn ... da's geen mannewerk..." Hjj voelde in een golf naar zijn hoofd zijn innige genegenheid voor de jonge vrouw, die hij daarginds had moeten achterlaten; het nieuwe, jonge nimmer gekende of ver wachte leven, dat daar voor hem was open gebroken, en waarin hij door allen strijd heen gegaan was als in een groote schep frissche zon alle dagen door. Hij kon daar over nu dadelijk niet spreken met Bets; zij kon het niet voelen, en als ze het zou kunnen... nu ja... ze was toeh zijn wijf... je kon toch ook alles niet verlangen. Is dat dan wél manne werk?" vroeg ze, steeds in den mokkenden toon met meer beklag dan bitterheid of vijandschap, om je vrouw zoo te late zitte? om zoo al die tijd niks van je te late hoore as 'n paar cente nou en dan ... daar hond pak an, en niks geen asem bijkans naar je kindere te geve -.. ? is dat soms wel mannewerk... ? as dat dan mannewerk is... dat noem ik dan ook geen mannewerk..." Die kindere... die kindere..." zei hij, a'j buite in je arbait zit... en mit die vuiligheid in de mijne... en je wil 's avends dan nog 'n schijntje voor je orgenisatie doen... dan raak je d'r wel 'n kleinigheid uit... A'j dan 's an je kindere denkt... dan denk je wel... nou die vrouw die zal daar nou wel 't hare voor doen... da' ken 'k nou niet of..." Ik zeg toch maar... je blijft toch va der ..." mokte ze. Da' blyf Js ook..." besloot hij, maar je ken daar toch ommers niet over blijve doorpiekere... a'j nog wat anders an je kop het... ? Dat is nou eenmoal zoo.. nou.... Da's toch mit slot van rekening allegaar centewerk... die heele vaderbe weging ... tcminste voor z'n grooste porsie... nou!... De kapitalist die ken wel mooi vader spele... a'j maar dat heb... en dan mag je d'r desnoo's nog vier vrouwe bij hebbe... en dan ma'j een heele hoarem d'r op na hou we... en 'n half regement kindere... dan blij'e nog de mooie voader omda'je van dat het... nou l" E« a'me r's'eenmoal 'n beetje knappere wereld magge hebbe ... dan zou dat ook gar nie' meer leelijk heete ook... nou !...." Hij schokte zijn lijf opzij ... hij had uitgesproken, en Bets voelde zijn greep, en zij zweeg. Ze kon toch niet tegen hem op... as-die daar op neerkwam, dan was je uitgepraat.... Ik heb hierboven gesproken van hoedanig heden in het goede en in het k wade. Nergens zyn zy duidelijk als in dit boekje. Eenerzyds een waarlijk zeer rijk, een bewonderens waardig en benijdenswaardig gemoedsleven, dat haar onmiskenbaar stelt boven byna al de dichtende vrouwen van Holland; ander deels, helaas, de onontkomelpe routine van de vervelendste taal- en beeldaanwending. Kloos heeft, in eene zijner meest doeltreffende kronieken, gewezen op het hachelijke, voor ingewijden echter pleizierige, der dichterlijke taal". Nu laat ik de Héne Swarth van het eerste dramatisch gedicht, Dolorosa", aan het woord: Dolorosa : Wee l weer doorvlijmt de pijn meedoogenloos Mijn moegemarteld lyf en dorre dorst Verschroeit myn lippen.?Zuster Godelieve, Die 'k zuster noem, doch niet myn zuster zy't, Lang my een laafdronk. (Drinkt.) Leegde ik heel dien beker? Het leek me n droppel, vul den beker weder. Ztuter Qodtlüve. Het was genoeg, de lijfarts had verboden... Dolorosa, Neen, laat mij niet versmachten, lieve zuster! Gely'k woestijnzand brandt myn borst; neen, 't vuur Der hel, het vuur dat nimmer wordt. gebluscht, Vlamt niet zoo fel." Ik schei er uit: het ia niet myn doel de dichteres belachelijk te maken. Ik wilde trouwens alleen wijzen op eene onmacht die voortkomt uit eene vroegere macht. Helene Swarth heeft ontegenzeglijk eene nienwe poëzie in 't het leven geroepen, ook naar de uitdrukking. Het ongeluk is echter, dat zq zelf die uitdrukking tot rethoriek liet verstarren. Zy schiep zich een domein van beeldspraak dat lang niet gewoon was, maar op den duur vervelend werd omdat zy er niet buiten kon. Zy werd er de gevangene van in zóoveire, dat zy er waarlyk onamakelyk door wordt. Telkens in dit bnndelje, brengt zy, per fas et nefas, een lam" te pas, of heeft het over dien lyfartb", of smeekt om een laafdronk." Hare dichterlijkheid" verleidt haar tot zulke potsierlykheden: BGy moet nu sterk zyn: eet deea' appel, 't zal Uw moed verhooger." En meen nu niet dat die versterkende appel 200 maar eene toevallige dichterlijke vrijheid is. Helene Swarth houdt blijkbaar van appels: in het ander dramatisch gedicht, dat Mara" heet, luidt het weer: De appel is ryp, o Mara! neem en eet l" Dit is echter nog niet zoo erg: er is slechter I Helene Swarth immers durft het volgende aan: Wil niet bespieden De tranen wellende in myn oogenl Eil, verstard Tot steenen, vielen ze en verpletterden myn hart." En zy durft meer, veel meer. Zy zegt.... Maar ik wil niet verder aandringen: myn doel is immers alleen te bewijzen dat, wat zy ook wensche, de dichteres zich niet ver nieuwen kan! Zy is, vanwege hare dichtgewoonte, zoozeer gezonken in hare eigene dichterly'kheid, dat zy nog nauwelijks bui ten hare beeldspraak, buiten haar stylgewoonten, buiten hare poëtische kluisters kan. Ik wil niet ingaan op het naïeve bedenksel en de nog naïevere uitbeelding van deze twee dialogische gedichten: ik kan onmogelijk nog gelooven, dat het in iiiiiiiiiiiiiiiiiMMmiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiHitimiiMiimiiMiiimiiMMii .. .?W'rvoor bi-je dan nou werom ... ? " vroeg zij na even stil doorloopen, even schuchter. W'rvaïi ik werom bin ?... wis-je dat dan heelegaar niet?" 'k Zal nog al veel wete van jou -.." mokte ze weer, 'fc weet toch van jou niks of niemendal af " Nou ..." zei hij, da' wist ik toch niet, da'j dat gaar nie' wost... ik bin toch ommers mit groot verlof uit Moifeland ge zet, om d'r nooit weer in te komme " Zo9 ... ?" vroeg ze, wat is dat dan... mag je dan niet weer naar Duitschland komme ... ?" Ik mag gaan waar 'k wil... a'k maar niet bij haarlui kom " Nooit meer... ?" vroeg ze, en w'rvoor dan.... ?" Nou... omdat 'k ondeugend bin ge weest. ... hè..." Mooi is dat..." nikte ze, zonder goed te hebben begrepen, maar je het toch nie' gestole....?" Gestole niet... dat zelle ze niet zegge... maar ze binne non eenmaal niet op mijn gesteld, wa' praat je nou," spotte hij goedigjes tegen haar ... ze binne nou eenmaal niet op mijn daar?'t is toch haarlui land... a'jij d'r een niet bove wil hebbe... dan se' je toch ook niet blijf ete en slape ... of wel... ?" ... 'k Heb wat 'n angste uitgestaan die eerste dage..." vertelde zij, mit al wa'j hoert prate van die mijne daar... mit al die ongelukke...." ... Nou... ze hebbe mijn ganz heel af geleverd... da' sie je... d'r binne d'r in mijn tijdje niet zooviel ongelukke gebeurd da's net die eene Pool, die d'r bij mijn be roerd afgekomme is. De' had 'fc 'm nog zoo zien staan, en ik ga naar mijn gat toe, en d'r hoor ik 'n schreeuw op m'n of komme, en d'r tippelt me de heele kerel van boven af vlak voor m'n voete... hè... en in drie stukke hoor... 'k most 'm zellef oprape... maar da' was allegaar bloed en breuk wat d'r an was..." O..." riep Bets ontsteld ... en hè-j ij 'm opgeraapt ?... Ze neep haar hand tegen de mond van gruwend medelijden. O... göod... [t is toch een ellende in de wereld hè... a'j zoo terecht komt hè. Da's toch allegaar bij de rijke maar niet hè... o... foei... en was-ie zeker dood hè... ?" Nou... of-ie," vertelde hij, a'j zoo'n val doet, dan ka'j wel zegge schrijf mijn maar af voor de karrewei... da ka-je geloove hoor... Of ik d'r effe beroerd van was... da' blijft je niet an de buitenkant zitte. Maar 'n half uur later stong ik toch weer op me hak... je mot wel hè... daar wordt niet naar gevraagd..." Zij zweeg geslagen. En waarom mot je dan nou weg...," vroeg ze nog «ens weer na eea poos. Weet je 't nou nog niet... ?" lachte hij, ik docht nou toch da'j wel soo goochem was... da'se me in de gate hadde toch de bedoeling der dichterea hebbe gelegen, om in dit opzicht iets nieuws, laat staan eigenaardige te bieden. Maar, eerlijk ge zegd: in eene dramatische handeling hadde ik van haar dan toch beter begrip ge hoopt van wat hierin kan worden gevergdN Tot m^n spyt kan men er echter niets in vinden dat niet reeds gestoord heeft in het suiver-lyriseh werk, en dat men er desnoods over het hoofd kon zien: het on samenhangende van dengedachtenloop, alleen gewekt en verklaarbaar door het toeval van een woord of den klank van een rijm... Met dat al stemt het my verdrietig, aldifs te moeten achryven over iemand, die ik zoo zeer om haar eerste bundels vereer. Maar waarom laat Helene Swartb, de onverzwakte, zich ook verleiden tot lülke dichtery? KABEL VAN DB WOESTIJKE. Ep listiger in ie tot. i. Door het lezen van het in alle opzichten zeer scherpzinnige boek van Enrico Ferri: I delinquent! nell' arte" werd my de lust ingegeven over dit door hem behandelde onderwerp in nadere beschouwing te treden. Het vele juiste naast het vele, myns inziens, onjuiste maakte het boek voor my tot een terrein, uitgebreid genoeg voor een essay. De kunst heeft zich steeds met moeielyk verborgen, heimelijke belangstelling aangetiokken gevoeld tot de misdadigerszielen. Hun sentimenten, aandriften, vertwijfelingen warcn voor haar fijn tastenden spenrzin een gegeven, onuitputtelijk door het opleveren van telkens nienwe gezichtspunten. Reeds de vroegste kunst beeft zich bezig gehouden met de psychologische motiveering van hetgeen den misdadiger tot zyn handeling aanzette. Daardoor was het gegeven: de misdadiger, belangrijker en geschikter voor de beschrijvende kunst dan voor de beel dende, die niet de beweging van de in diens ziel ontbrande aandriften, gedachten, ge voelens kan uitdrukken en slechts de uiter lijke kenmerken en het op bepaalde momenten naar buiten zichtbare kan vasthouden. De gelaatstrekken van den misdadiger geven ons niet de verklaring van de wording der in een behandeling zich uitende gedachte. Wellicht zyn zy het brandmerk, dat hem zijn aanleg heeft opgedrukt; wy herkennen in zekere sprekende ly'nen en vormen van zy'n gelaat' den misdadiger, doch geheel bevredigen zy onzen wensen, zyn ziel en de daarin verborgen dryfyeeren te kennen, toch niet. Vandaar dat Ferri de uitbeelding vanden misdadiger door de beeldende kunst een slechts kleine plaats laat in zyn boek. Het plezier dat de eigenaardige Belg Wiertz scheen te hebben in het nitschilderen van afgehonwen misdadigerskoppen, denkende dat hy, door hun vertrokken gelaatstrekken af te beelden, ook de laatste, in die ly'nen als het ware tot versteening geworden, ge dachten van hun zielen vasthield, wordt door ons van zeer twyfelachtigen aard gehouden wegens zyn totale nutteloosheid en onbe duidendheid. Lombroso heeft ze echter wel interessant genoeg gevonden om er eenige van te reproduceeren in zyn werk Homo di genio", meer by wijze van documenten voor gelaatkunda dan als de afbeeldingen van zielsspiegelingen. Met meer succes heeft de schilderkunst zich aan de misdadigers-wroeging gewaagd. Dit spreekt meer tot de verbeelding en ommers?" en wat hartstochtelijker toen zij hem steeds onbevredigd aanzag; da 'k ze daar niet anstond hè? mit mijn overtuiging... da'k d'r te viel hinterheen zat hè... mit de toonbeweging en mit de revelusjenaire actie... dat is daar fel die rotzooi hè... a'j niet spet bint..." Mooi is dat..." zei ze, hem van ter zij steeds aanziend, om meer uitleg. Ja..." lachte hij, da's zeker mooi... die gaste van de politsei die hadde me daar in 't verdpmboekie staan hè... vooral na die zitterij ... toe kon 'k nie' mit de broek of om zoo te zegge of d'r had 'k zoo'n slampamper die maar immer-an hinter me heen zat... o'j daar de grootste dief en moordenaar bint... ja... zoo binne die gaste daar... Nou, toe d'r dan voor 'n paar weke her die stakingsbeweging was, toe was 't heelegaar dondere hè... Stong 'k daar 's morreges bij het werk op de plaats, en daar ware ze nog netjes an de krui... of d'r geen kou an de lucht was. Ik zeg jonges zeg ik... mot dat zoo vraag ik... ik zeg nee da's geon degelijk werk... ik zeg a'j arbeiter bint en de orgenesasie die zeg stake... ik zeg dan mot 't ook stake weze en blijve, dan ook de boel d'r bij nee zeg ik, want anders dan gaat de kapitalist die gaat daar op rekene, die denkt dat gaat wel goed zoo... dat is de manier niet om d'r een beetje knappe boel van te make. Nou en 't eene woord over 't andere, hè... En die heere van die politsei dan, die hadde dat gauw in de smieze wat ik daar uit voerde en da' was dadelijk mee, en da' heette met wat groote poespas dan zooveel as ophitserij hè... Nou toe was 't uit ook.. ? toe ware ze d'r as de drommel bij... daar zate die slampampers van de mijn yanzellef tusschen... da' snap je. Die politsei da's niks as werk voor de mijnkoninkies hè... nou toe ha'k toch in een paar uur tijd netjes me stuk in hande mit zoo'n half doetzend stempels en vliegeppotjes d'r op... dat was dan dat bevel tot uitzetting, weet ik veel... binne vier-en-twintig uur most 'k weg. Nou toe binne d'r dan twee van die palfreniers mit me meegegoan en die hebbe me dan over de grenze gezet..." dat was bij Oldenzaal vanzellef hè... dat was eergiatere... Nou toe bin ik daar nog 'n daggie gebleve, 'k heb daar dan nog 'n los karreweitje gehad ... he'k nog 'n paar stuivers mee verdiend ... nou en toe dacht ik nou dan maar weer terug, nach 's liebe Vaterland hè... ?" Hij lachte haar toe, opgewekt tegenover de angstig- ontstelde aandacht in haar wijde oogen vol wit, over zooveel durf en over macht en gevaarlijkheid. En dan hebbe se je d'r uitgezet ?" vroeg ze nog eens, niet kunnende gelooven aan zooveel onrecht. En wat netjes hoor... doch je soms da' se d'r eige d'r voor sjeneerezouejij? Ha! Ik zeg tegen die eene klabak... ik zeg: Sie werden doch auch wohl nicht alzeit treft ons dikwijle door de edele vormenvan het gelaat, waarop deze wroeging zich afteekent: omdat de wroeging behoort aan den misdadiger uit hartttocht. Kaïn's gelaatstrek ken *?dna de gelaatstrekken van znlk een mensch, wiens bewustzijn nadat de verblin ding is geweken hem plotseling de geheele grootte en beteekenis van het door hem ia een waanzinstadinm verrichte, toont zijn den schilder en den beeldhouwer wel eau geliefd, maar niet zeer loonend onderwerp geweest; want ten slotte willen wy toch den misdadiger meeleven en dat'kan ons alleen de beschrijvende kunst volkomen geven. De kunst heeft noch de plicht, noch de roeping de wetenschap te dienen. Van haar m;lg derhalve niet verwacht worden dat zy', die het misdadigerstype bestudeeren, by haar uitsluitend het antwoord zullen vinden, waarnaar zy reeds in alle richtingen zoeken. Een kunstwerk mag in wetenschappelijk opzicht niet overal in orde wezen, aan zyn waarde als kunstwerk wordt daardoor niets afgedaan. Indien nu de criminalisten zich tock tot het bestndeeren van het misdadigerstype, zooals het voorkomt in de oude en nieuwe romanliteratuur, gaan zetten, mogen zy abso luut niet verwachten dat zy hier een voor hun doel pasklaar gemaakten arbeid zullen aantreffen. Willen zy de kunst in hun kring van studie trekken, uitstekend; maar laten zy dan tenminste by hun zucht tot ontleden mini imiiMiiliiiiimliiimiiiiimmiii 40 cents per regel. BOUWT TÏTUNSPEET. Inlichtingen by het bonwbnrean DE VELUWE", aldaar. DELAUNAY BELIE1LE AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland t J. LEONARD LANB, Stn.d.hoii<ïersliad.e, AMSTERDAM. DELILA CIGARETTE5 J. LE MINJB, Amsterdam. OUDE GENEVER merk Nectar". ?1.38 per D literflesch. WIJNEN, COGNAC etc. sufrieden sein... zeg ik ... want dat binne zulke grappemakers daar... en da's net zulke hongerlijders as hier ook, hoor... ik weet niet gar... da' mag een paar fennig meer zijn as hier... da' sal dan toch ook geen half miljoen misloope denk ik... maar dat binne dan ook net as hier opscheppers van niks ... dat binne daar halve keizers. Toe zegt-ie... halt's maul... zegt-ie... du bist ein sozialist... zegt-ie, du bist ein aufhetzer ... zegt-ie. Ik zeg das wist du auch nich von duselbst, zeg ik... want da' Duitseli da' gong daar zoo goed en zoo kwaad as 't kon... ik zeg maar da' mocht je willen da'j 't ook wae, ik zeg dan was je niet zoo'n stukkie saggerijn as nou ... want da' was d'r een, nou, die zag groen van de gal... zoo'n stuk gift en zurigheid was .dat..." Zij lachte hem van terzij toe: De' was zekers een hooge zeg, die jou d'r uit most zette... zoo'n bullebak as jij ..." Dan, even teederder, vroeg ze met een nik achter zich uit kieschheid tegenover een haar oneervol toeschijnende herinnering. En hè-je dan ook een maand daar... Ja", nikte hij vertrouwelijk blikkend, ?vier weke... zuiver uitgediend hoor..." We' ha-je dan gedaan," vroeg ze, nu even in haar vertrouwelijkheid moediger, met den scherpen aandrang 'van den ernst der bijna lijfelijk gelijke in belang. Wa'k gedaan heb ?" vroeg hij, zich verontwaardigd afwendend, 'k heb heele gaar niks gedaan." Wat dan?" Och," schudde hij verachtelijk van zich: ze hebbe me vier weekies gegeve ... da'k effe bij vergissing Zijn Stommigheid gezegd heb inplaats van Zijne Majesteit l..." O-o o!..." schrok zij, Tines I... en he-je daarvoor?... vier weke?... of j'n 'n dief bint hè.. . ze durreve toch maar wat met je te doen hè... voor zoo'n woordje... o-o o !... goffergeef me !:.." Zij was er een opgenblik stil van. Zij dacht met een indringing van leedbevangenis aan het verblijf in die donkere ver nederende cel, en zij zag, schuw, met eerbied naar hem op. Dan, plots, in die teedere stemming: En was je toen al mit haar ?" Hij nikte. Da' was net zoowat een paar maanden goed an toe..." zei hij eerlijk, en terwijl hij haar rustig aanzag: Ze was een paar maal bij me daar ?. ?" Het ze dan mit je gewoond daar... ?" Daar kom je van zellef in hè..." Zij mokte voor zich: 'k Vin 't toch niet netjes om 't met een getrouwde man ante legge... 'k kan 't niet helpe, maar 'k ken 't toch niet degelijk vinde... d'r ware toch zeker wel jonge jongens van haar leeftijd plentie ? ?.. laat ze daar dan mee gaan..." Ja," deed hij voor zich zelf, daar kan 'k wel inkomme... selbstverstiindlich..." (Slot volgt.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl