Historisch Archief 1877-1940
1831
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
hier alleen op wyzen, by deze lange en
nobele loopbaan van Helene Swarth, dat zij
wel degelijk over een grondige en. onuit
puttelijke persoonlijkheid moet beschikken,
om ons thans nog verzen te schenken als
deze die ik hier bespreek, en die, ik herhaal
het, niterljjk noch slechter, noch beter zjjn
dan hare vroegere.
Ik ga verder en zeg: die deze vroegere
verzen bijna identiek zijn, die er vaak de goede
en kwade hoedanigheden van bezitten (ik
kom hier straks op terug), en die in zich
dezelfde elementen van ontroering en schoon
heid Echynen te bevatten.
Waarbij komt het dan, zal men zich af
vragen, dat zy zeer stellig minder ontroeren
dan de gedichten, die door Kloos zoozeer,
en'zoo terecht, werden geroamd, en dat wij,
ze lezende, veel minder door schoonheid ge
troffen worden?
Dit kan, antwoord ik onmiddellijk, aan het
publiek liggen. De geestigste mop, tienmaal
herhaald, gaat vervelend worden; en ik ken
een trouw bezoeker van het Louvre-mnseum,
die een zucht van verlossing slaakte .als hy
hoorde dat men de Joconde had gestolen:
hy had haar glimlach zódikwijls gezien,
dat hy er kregelig om geworden was. Ea
?oo zal het ook vergaan sjjn tusschen het
lezend publiek, dat wel een versje mag, en
de gedichten van Helene Swarth: het publiek
vermag niet, al de schakeeringen van een
zelfde gevoel te volgen, en Helene Sararth
vermag niet al de gchakearingen van een
zelfde gevoel het eeuwig zelfde gevoel
dat de bron is van heel haar poësie z
te belichten, dat het er telkens nieuw en
interessant bij wordt. Het kan dus heel goed
voor een deel aan den .gemakzucht en de
oppervlakkigheid van den lezer liggen, als
Hé.ène Swarth hem niet meer boeit zooah
zy het in de jaren tachtig deed.
Maar het ligt zeer zeker ook aan Helene
Swartb. Dat zy zoo veel jaren na mekaar
altijd maar voort produceert, en zonder ver
zwakken, het pleit, zei ik, voor de sterkte en
de taaiheid van hare personaliteit. Maar die
sterkte en die taaiheid hadden haar niet
moeten verleiden, er maar steeds op los te
diohten, evenals een krachtig man zich, van
wege zijne lichaamssterkte, niet noodzakelijk
genoopt moet achten een beroepsathleet te
worden. En dat is nu j uist het geval geweest
met Helene Swartb: zij heef t van het dichten
eene gewoonte gemaakt; zy heef t het dichten
als eene dagelijksche bezigheid gekozen; zy
is gaan dichten uit sleur. Zjjn hare gaven
dezelfde gebleven, en on verzwakt: hare
deugden moeaten er fataal een deel hunner
fijnheid by inboeten, hare gebreken moesten
er by vergroven. Hare bevatteiykheid, het
zinderingsvlak harer aisthesis mochten, wonder
genoeg (en het bewyst dat zy werkeiyk eane
zeer gevoelige, van natnre zeer fijnetlichteres
is), onveranderd, ongehavend blijven: de
drang, de dwang der gewoonte zett'en haar
echter maar al te dikwijls aan, verzen te gaan
schrijven zonder beroering van zintuigen of ge
moed. En z|j ging dichten met haar hoofd;
en, omdat zg moest doen gelooven dat zy als
vroeger dichtte met het hart, vond zy zich
een stel van beelden en ean systeem van
bealdspraak en beeldaanwending uit, waar,
voor den vers-gevoelige, maar al te duidelijk
de gemaaktheid uit spreekt. En daar die ge
maaktheid nu al jaren duurt, ging zy met
nonchalance aangewend, wat by den lezer
de verdrietige verveling niet verminderen
zon...
Ja, wat by de Helene Swarth van thans
vooral ontstemt, is vaak de al te duidelijke
onoprechtheid. Men begrype mij niet ver
keerd: ik beweer niet dat de dichterea jokt,
liefhebben als de uitleving van zijn man
nelijke bloedwarme stevigheid; en zelve
was zij, immer ontevreden wyl immer arm
en hongerig, slechts bitter in de
qpgenblikken van radeloosheid, wanneer zij zich
met haar kinderen en haar buren en haar
wijk en haar gansche klasse rillend maakt
en afgestroopt voelde tegenover den vollen
glanzigen levensrijkdom ^ der zelfgenoeg
zaam voorbijgaande, lachende, vierende,
zonder bedenking nemende wereld van
kleine en groote bezitters.
Ga je niet mee ?" vroeg Martens bij het
afscheid nemen.
Bets zag langs hen heen; zij beefde.
Maar zij staarde naar het heen en weer
rennen der reizigers, alsof zij het antwoord
van haar man niet zou hooren.
Tines zag naar haar om.
Nee," zei hij.
Respect", lachte Martens, en tikte aan
zijn pet. Tot ziens dan."
Tot eieng," zei de lange, dag Bets."
Bets groette en Tines zwaaide: Tabee
jonges."
Nu stonden zij met hun tweeën bij de
. sissende locomotief van den terug rangee
renden trein. Bets met de handen nog
onder haar schort, zacht trampelend en
naar hem op oogend. Tines met de handen
in zijn broekzakken een oogenblik voor
zich uitstarend de kameraden achterna;
zijn blauw-katoenen stukkenzak, waarin
wat rommel geborgen was, slingerde als
eenigste bagage aan zijn i linkerpols. Hij
stond groot en recht, en zij zag schuin op
naar zijn sterk, ruig, zwaarbrauwig, maar
fijn en vriendelijk gezicht, en zij voelde
den angst dat hij nu niet mee zou gaan
als een pijn die bezig was haar hart lang
zaam uit te hollen.
Nou", zei hu, daar binne we dan,hè?"
Teminste... ik bin d'r," zei ze bang.
En wat nou?" vroeg hij, zich naar haar
keerend, om tot eenige stelligheid te ge
raken.
Wat nou?" herhaalde ze witjes, 'kzou
denke, dat 't hier niet warm is, om te blijve
staan."
H\j nikte krachtig, en boog zijn lyf wat
achteruit in een beslissende zegging. En
met zijn hoofd en bovenlijf zwaaiend zei
hu, naar haar angstig gezicht vriendelijk
neerblikkend:
Ik kan toch mit jou nou toch niet
meegoan, Bets... ik kan toch mit geen twee
vrouwe tegelijk... da' kan ik toch niet..."
. Twee vrouwe?... twee vrouwe..." zei
ze bleek... nou, da's ook wat moois... en
je kindere dan?... je het toch kindere?...
daar bi-je toch nie.' vreemd an, wel?"
Hu zag voor zich. La we maar 's
oploope," zei-ie, want da's geen werrek, om
hier te staan... vooruit maar, van't peron
af..."
Zij gingen de trappen af naar buiten.
Daar zei hij, zijn kregelige pijnlijkheid ge
heel vermeesterend in het ernstig besef van
haar recht:
dat zij niet heel goed meent wat zy zegt.
Maar, waar zy niet tot onmiddellijke uit
storting, tot rechtstreekiche overgave wordt
genoopt; waar zy dicht alleen omdat zy het
nu eenmaal gewoon is, en nu weer een
van die aardige beelden heeft gevonden, die in
haar onuitputtelijk zyn, dan gaat ze, onbewust
haast, de vroegere, de goede, de
probaaterkecde middelen gebruiken; zij stelt het
beeld voor, zy ontwikkelt het, zy trekt er
de gevolgen nit naar de wyie, die haar
vroeger zoo veel traksea heeft bezorgd. Maar
vroeger, ziet u, kwam dat zoo natuurlijk uit
haar, en nu.... Ach neen, ik beweer niet dat
het thans onnatuurlijk zon komen; maar het
is te zeer sleur geworden, het gebeurt alles
buiten het gemoed, en haast buiten het
ordenend brein der dichterea om; het ligt
er wel heel gemakkelijk, meer echter nit
geoefende kunde dan uit spontane ingeving;
het is als van een goochelaar die zógoed
kan goochelen dat hij goochelt zonder het
zelf te weten; en, gelijk het goochelen dezen
man eene tweede natuur is, maar daarom
nog geen natuur, zoo is het dichten van
Helene Swarth meestal heel goede literatuur,
maar, helaas, literatunr, en vaak niets anders.
Ten bewijze, bet eerste sonnet dat ik
overschreef, getiteld Vaas vol tranen". Het wor
dingsproces is er duidelijk van; het aanvan
kelijke beeld is zuiver en vermoedelijk spon
taan ingegeven. Het kan zeer goed zijn dat
het gedrazen werd op een echt gevoels
moment. Het laten rijpen in haar tot een
gedicht vond echter de dichteres niet noodig;
zy had stof tot een sonnet, en verder bedre
venheid genoeg om alles behoorlijk naar den
eind concetto te leiden. Wat dan ook ge
beurde, met meer of minder losheid, met
meer ef minder gevoelslogica, zoodat bet
gedicht werd eeue dichtoefening, en de dich
teres sich moedwillig verlaagde tot
verzenmaakster.
Neem daarentegen het tweede aangehaalde
sonnet: Meidag". Velen sullen het lang niet
zoo dichterlijk vinden als die Vaas vol
tranen". Wie echter een echt vers nit een
valsch herkent wordt het onmiddellijk gewaar:
hier heeft de dichteres gereageerd op eene
onmiddellijke, eene haast pbysische aandoe
ning. Het is niet de knappe ontspinning van
een vooropgezet, weze het dan ook ongezocht
beeld: bier is iet eene zuivere impressie
die tot zingen heeft genoopt. En het is
dan ook een natuurlijke zang geworden,
haast buiten verzenmakery om. En daarom
treft het dan ook door eene frischbeid, die,
kenmerk van haar vroeger, hooggeprezen
werk, geenszins grondigheid en diepte des
gevoels uitsluit.
Helaas, zulke verzen zijn by Helene Swarth
thans de minderheid geworden. Het staat
thans met haar zoover, dat wy haar nog
zeer dankbaar zijn voor diepzinnigheden als
die Vaas vol tranen". Want als zy balladen
gaat bedenken zooals er in dit boekje staan,
dan wordt het zoowaar bedenkelijk...
By die balladen sluit zich een ander bun
deltje der zelfde dichteres aan, dat twee
dramatische gedichten inhoudt, en uitge
geven werd onder de Kenrboekjes van de
Mij. voor Goede en Ooedkoope Lectuur
(Amsterdam 1911.)
Het is wel meer gebeurd, onder andere
met proza-verhalen, dat Helene Swarth lof
felijke pogingen tot zelf-vernieuwing aan
den dag ging leggen. Het is zeer zeker thans
weer hare bedoeling geweest, haar zelf onder
nieuwe gedaante te vertoonen. Zy is er echter
alles behalve in geslaagd: ik ken geen werk
van Helene Swarth, dat zoozeer van Helene
Swarth is, en van Helene Swarth op haar
slechtst.
Da'k kindere heb... da' weet ik wel...
en daar maak ik me ook as man zijnde niet
van of..."
Zij schrok even van zijn antwoord; zij
kon niet veel tegenwerpen.
Ik bin toch je vrouw ?" verweet ze, bin
ik je vrouw niet ?... je het toch al die tijd
met me geleefd ... A'j dan niet op me bint...
had me dan late loope..." .
Da's waarheid..." nikte hij. Maar daar
kan 'k nou mit jou nou niet verder over
prate; ik zeg alleen maar: ik ken toch mit
geen twee vrouwe tegelijk zijn ... da's geen
mannewerk..."
Hjj voelde in een golf naar zijn hoofd
zijn innige genegenheid voor de jonge vrouw,
die hij daarginds had moeten achterlaten;
het nieuwe, jonge nimmer gekende of ver
wachte leven, dat daar voor hem was open
gebroken, en waarin hij door allen strijd
heen gegaan was als in een groote schep
frissche zon alle dagen door. Hij kon daar
over nu dadelijk niet spreken met Bets; zij
kon het niet voelen, en als ze het zou
kunnen... nu ja... ze was toeh zijn wijf...
je kon toch ook alles niet verlangen.
Is dat dan wél manne werk?" vroeg ze,
steeds in den mokkenden toon met meer
beklag dan bitterheid of vijandschap, om
je vrouw zoo te late zitte? om zoo al die
tijd niks van je te late hoore as 'n paar
cente nou en dan ... daar hond pak an, en
niks geen asem bijkans naar je kindere te
geve -.. ? is dat soms wel mannewerk... ?
as dat dan mannewerk is... dat noem ik
dan ook geen mannewerk..."
Die kindere... die kindere..." zei hij,
a'j buite in je arbait zit... en mit die
vuiligheid in de mijne... en je wil 's avends
dan nog 'n schijntje voor je orgenisatie
doen... dan raak je d'r wel 'n kleinigheid
uit... A'j dan 's an je kindere denkt...
dan denk je wel... nou die vrouw die zal
daar nou wel 't hare voor doen... da' ken
'k nou niet of..."
Ik zeg toch maar... je blijft toch va
der ..." mokte ze.
Da' blyf Js ook..." besloot hij, maar
je ken daar toch ommers niet over blijve
doorpiekere... a'j nog wat anders an je
kop het... ? Dat is nou eenmoal zoo..
nou.... Da's toch mit slot van rekening
allegaar centewerk... die heele vaderbe
weging ... tcminste voor z'n grooste
porsie... nou!... De kapitalist die ken
wel mooi vader spele... a'j maar dat
heb... en dan mag je d'r desnoo's nog vier
vrouwe bij hebbe... en dan ma'j een heele
hoarem d'r op na hou we... en 'n half
regement kindere... dan blij'e nog de
mooie voader omda'je van dat het...
nou l" E« a'me r's'eenmoal 'n beetje
knappere wereld magge hebbe ... dan zou
dat ook gar nie' meer leelijk heete ook...
nou !...." Hij schokte zijn lijf opzij ... hij
had uitgesproken, en Bets voelde zijn greep,
en zij zweeg. Ze kon toch niet tegen hem
op... as-die daar op neerkwam, dan was
je uitgepraat....
Ik heb hierboven gesproken van hoedanig
heden in het goede en in het k wade. Nergens
zyn zy duidelijk als in dit boekje. Eenerzyds
een waarlijk zeer rijk, een bewonderens
waardig en benijdenswaardig gemoedsleven,
dat haar onmiskenbaar stelt boven byna al
de dichtende vrouwen van Holland; ander
deels, helaas, de onontkomelpe routine van
de vervelendste taal- en beeldaanwending.
Kloos heeft, in eene zijner meest doeltreffende
kronieken, gewezen op het hachelijke, voor
ingewijden echter pleizierige, der dichterlijke
taal". Nu laat ik de Héne Swarth van het
eerste dramatisch gedicht, Dolorosa", aan
het woord:
Dolorosa :
Wee l weer doorvlijmt de pijn meedoogenloos
Mijn moegemarteld lyf en dorre dorst
Verschroeit myn lippen.?Zuster Godelieve,
Die 'k zuster noem, doch niet myn zuster zy't,
Lang my een laafdronk. (Drinkt.)
Leegde ik heel dien beker?
Het leek me n droppel, vul den beker
weder.
Ztuter Qodtlüve.
Het was genoeg, de lijfarts had verboden...
Dolorosa,
Neen, laat mij niet versmachten, lieve zuster!
Gely'k woestijnzand brandt myn borst;
neen, 't vuur
Der hel, het vuur dat nimmer wordt.
gebluscht,
Vlamt niet zoo fel."
Ik schei er uit: het ia niet myn doel de
dichteres belachelijk te maken. Ik wilde
trouwens alleen wijzen op eene onmacht die
voortkomt uit eene vroegere macht. Helene
Swarth heeft ontegenzeglijk eene nienwe
poëzie in 't het leven geroepen, ook naar
de uitdrukking. Het ongeluk is echter, dat
zq zelf die uitdrukking tot rethoriek liet
verstarren. Zy schiep zich een domein van
beeldspraak dat lang niet gewoon was, maar
op den duur vervelend werd omdat zy er
niet buiten kon. Zy werd er de gevangene
van in zóoveire, dat zy er waarlyk
onamakelyk door wordt. Telkens in dit bnndelje,
brengt zy, per fas et nefas, een lam" te
pas, of heeft het over dien lyfartb", of smeekt
om een laafdronk." Hare dichterlijkheid"
verleidt haar tot zulke potsierlykheden:
BGy moet nu sterk zyn: eet deea' appel,
't zal
Uw moed verhooger."
En meen nu niet dat die versterkende
appel 200 maar eene toevallige dichterlijke
vrijheid is. Helene Swarth houdt blijkbaar
van appels: in het ander dramatisch gedicht,
dat Mara" heet, luidt het weer:
De appel is ryp, o Mara! neem en eet l"
Dit is echter nog niet zoo erg: er is slechter I
Helene Swarth immers durft het volgende
aan:
Wil niet bespieden
De tranen wellende in myn oogenl
Eil, verstard
Tot steenen, vielen ze en verpletterden
myn hart."
En zy durft meer, veel meer. Zy zegt....
Maar ik wil niet verder aandringen: myn
doel is immers alleen te bewijzen dat, wat
zy ook wensche, de dichteres zich niet ver
nieuwen kan! Zy is, vanwege hare
dichtgewoonte, zoozeer gezonken in hare eigene
dichterly'kheid, dat zy nog nauwelijks bui
ten hare beeldspraak, buiten haar
stylgewoonten, buiten hare poëtische kluisters
kan. Ik wil niet ingaan op het naïeve
bedenksel en de nog naïevere uitbeelding
van deze twee dialogische gedichten: ik
kan onmogelijk nog gelooven, dat het in
iiiiiiiiiiiiiiiiiMMmiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiHitimiiMiimiiMiiimiiMMii
.. .?W'rvoor bi-je dan nou werom ... ? "
vroeg zij na even stil doorloopen, even
schuchter.
W'rvaïi ik werom bin ?... wis-je dat dan
heelegaar niet?"
'k Zal nog al veel wete van jou -.."
mokte ze weer, 'fc weet toch van jou niks
of niemendal af "
Nou ..." zei hij, da' wist ik toch niet,
da'j dat gaar nie' wost... ik bin toch
ommers mit groot verlof uit Moifeland ge
zet, om d'r nooit weer in te komme "
Zo9 ... ?" vroeg ze, wat is dat dan...
mag je dan niet weer naar Duitschland
komme ... ?"
Ik mag gaan waar 'k wil... a'k maar
niet bij haarlui kom "
Nooit meer... ?" vroeg ze, en w'rvoor
dan.... ?"
Nou... omdat 'k ondeugend bin ge
weest. ... hè..."
Mooi is dat..." nikte ze, zonder goed
te hebben begrepen, maar je het toch nie'
gestole....?"
Gestole niet... dat zelle ze niet zegge...
maar ze binne non eenmaal niet op mijn
gesteld, wa' praat je nou," spotte hij
goedigjes tegen haar ... ze binne nou eenmaal
niet op mijn daar?'t is toch haarlui
land... a'jij d'r een niet bove wil hebbe...
dan se' je toch ook niet blijf ete en slape ...
of wel... ?"
... 'k Heb wat 'n angste uitgestaan die
eerste dage..." vertelde zij, mit al wa'j
hoert prate van die mijne daar... mit al
die ongelukke...."
... Nou... ze hebbe mijn ganz heel af
geleverd... da' sie je... d'r binne d'r in
mijn tijdje niet zooviel ongelukke gebeurd
da's net die eene Pool, die d'r bij mijn be
roerd afgekomme is. De' had 'fc 'm nog zoo
zien staan, en ik ga naar mijn gat toe, en
d'r hoor ik 'n schreeuw op m'n of komme,
en d'r tippelt me de heele kerel van boven
af vlak voor m'n voete... hè... en in drie
stukke hoor... 'k most 'm zellef oprape...
maar da' was allegaar bloed en breuk wat
d'r an was..."
O..." riep Bets ontsteld ... en hè-j ij
'm opgeraapt ?... Ze neep haar hand tegen
de mond van gruwend medelijden. O...
göod... [t is toch een ellende in de wereld
hè... a'j zoo terecht komt hè. Da's toch
allegaar bij de rijke maar niet hè... o...
foei... en was-ie zeker dood hè... ?"
Nou... of-ie," vertelde hij, a'j zoo'n
val doet, dan ka'j wel zegge schrijf mijn
maar af voor de karrewei... da ka-je
geloove hoor... Of ik d'r effe beroerd van
was... da' blijft je niet an de buitenkant
zitte. Maar 'n half uur later stong ik toch
weer op me hak... je mot wel hè... daar
wordt niet naar gevraagd..."
Zij zweeg geslagen.
En waarom mot je dan nou weg...,"
vroeg ze nog «ens weer na eea poos.
Weet je 't nou nog niet... ?" lachte hij,
ik docht nou toch da'j wel soo goochem
was... da'se me in de gate hadde toch
de bedoeling der dichterea hebbe gelegen,
om in dit opzicht iets nieuws, laat staan
eigenaardige te bieden. Maar, eerlijk ge
zegd: in eene dramatische handeling hadde
ik van haar dan toch beter begrip ge
hoopt van wat hierin kan worden gevergdN
Tot m^n spyt kan men er echter niets
in vinden dat niet reeds gestoord heeft in
het suiver-lyriseh werk, en dat men er
desnoods over het hoofd kon zien: het on
samenhangende van dengedachtenloop, alleen
gewekt en verklaarbaar door het toeval van
een woord of den klank van een rijm...
Met dat al stemt het my verdrietig, aldifs
te moeten achryven over iemand, die ik zoo
zeer om haar eerste bundels vereer. Maar
waarom laat Helene Swartb, de onverzwakte,
zich ook verleiden tot lülke dichtery?
KABEL VAN DB WOESTIJKE.
Ep listiger in ie tot.
i.
Door het lezen van het in alle opzichten
zeer scherpzinnige boek van Enrico Ferri:
I delinquent! nell' arte" werd my de lust
ingegeven over dit door hem behandelde
onderwerp in nadere beschouwing te treden.
Het vele juiste naast het vele, myns inziens,
onjuiste maakte het boek voor my tot een
terrein, uitgebreid genoeg voor een essay.
De kunst heeft zich steeds met moeielyk
verborgen, heimelijke belangstelling
aangetiokken gevoeld tot de misdadigerszielen.
Hun sentimenten, aandriften, vertwijfelingen
warcn voor haar fijn tastenden spenrzin een
gegeven, onuitputtelijk door het opleveren
van telkens nienwe gezichtspunten.
Reeds de vroegste kunst beeft zich bezig
gehouden met de psychologische motiveering
van hetgeen den misdadiger tot zyn handeling
aanzette. Daardoor was het gegeven: de
misdadiger, belangrijker en geschikter voor
de beschrijvende kunst dan voor de beel
dende, die niet de beweging van de in diens
ziel ontbrande aandriften, gedachten, ge
voelens kan uitdrukken en slechts de uiter
lijke kenmerken en het op bepaalde momenten
naar buiten zichtbare kan vasthouden. De
gelaatstrekken van den misdadiger geven
ons niet de verklaring van de wording der
in een behandeling zich uitende gedachte.
Wellicht zyn zy het brandmerk, dat hem
zijn aanleg heeft opgedrukt; wy herkennen
in zekere sprekende ly'nen en vormen van
zy'n gelaat' den misdadiger, doch geheel
bevredigen zy onzen wensen, zyn ziel en de
daarin verborgen dryfyeeren te kennen, toch
niet.
Vandaar dat Ferri de uitbeelding vanden
misdadiger door de beeldende kunst een
slechts kleine plaats laat in zyn boek. Het
plezier dat de eigenaardige Belg Wiertz
scheen te hebben in het nitschilderen van
afgehonwen misdadigerskoppen, denkende
dat hy, door hun vertrokken gelaatstrekken
af te beelden, ook de laatste, in die ly'nen
als het ware tot versteening geworden, ge
dachten van hun zielen vasthield, wordt door
ons van zeer twyfelachtigen aard gehouden
wegens zyn totale nutteloosheid en onbe
duidendheid. Lombroso heeft ze echter wel
interessant genoeg gevonden om er eenige
van te reproduceeren in zyn werk Homo
di genio", meer by wijze van documenten
voor gelaatkunda dan als de afbeeldingen
van zielsspiegelingen.
Met meer succes heeft de schilderkunst
zich aan de misdadigers-wroeging gewaagd.
Dit spreekt meer tot de verbeelding en
ommers?" en wat hartstochtelijker toen zij
hem steeds onbevredigd aanzag; da 'k ze
daar niet anstond hè? mit mijn overtuiging...
da'k d'r te viel hinterheen zat hè... mit
de toonbeweging en mit de revelusjenaire
actie... dat is daar fel die rotzooi hè...
a'j niet spet bint..."
Mooi is dat..." zei ze, hem van ter zij
steeds aanziend, om meer uitleg.
Ja..." lachte hij, da's zeker mooi...
die gaste van de politsei die hadde me daar
in 't verdpmboekie staan hè... vooral na
die zitterij ... toe kon 'k nie' mit de broek
of om zoo te zegge of d'r had 'k zoo'n
slampamper die maar immer-an hinter me
heen zat... o'j daar de grootste dief
en moordenaar bint... ja... zoo binne die
gaste daar... Nou, toe d'r dan voor 'n paar
weke her die stakingsbeweging was, toe
was 't heelegaar dondere hè... Stong 'k
daar 's morreges bij het werk op de plaats,
en daar ware ze nog netjes an de krui...
of d'r geen kou an de lucht was. Ik zeg
jonges zeg ik... mot dat zoo vraag ik...
ik zeg nee da's geon degelijk werk... ik
zeg a'j arbeiter bint en de orgenesasie die
zeg stake... ik zeg dan mot 't ook stake
weze en blijve, dan ook de boel d'r bij nee
zeg ik, want anders dan gaat de kapitalist
die gaat daar op rekene, die denkt dat
gaat wel goed zoo... dat is de manier niet
om d'r een beetje knappe boel van te make.
Nou en 't eene woord over 't andere, hè...
En die heere van die politsei dan, die hadde
dat gauw in de smieze wat ik daar uit
voerde en da' was dadelijk mee, en da'
heette met wat groote poespas dan zooveel
as ophitserij hè... Nou toe was 't uit ook.. ?
toe ware ze d'r as de drommel bij... daar
zate die slampampers van de mijn yanzellef
tusschen... da' snap je. Die politsei da's
niks as werk voor de mijnkoninkies hè...
nou toe ha'k toch in een paar uur tijd
netjes me stuk in hande mit zoo'n half
doetzend stempels en vliegeppotjes d'r op...
dat was dan dat bevel tot uitzetting, weet
ik veel... binne vier-en-twintig uur most
'k weg.
Nou toe binne d'r dan twee van die
palfreniers mit me meegegoan en die hebbe me
dan over de grenze gezet..." dat was bij
Oldenzaal vanzellef hè... dat was
eergiatere... Nou toe bin ik daar nog 'n daggie
gebleve, 'k heb daar dan nog 'n los
karreweitje gehad ... he'k nog 'n paar stuivers
mee verdiend ... nou en toe dacht ik nou
dan maar weer terug, nach 's liebe
Vaterland hè... ?"
Hij lachte haar toe, opgewekt tegenover
de angstig- ontstelde aandacht in haar wijde
oogen vol wit, over zooveel durf en over
macht en gevaarlijkheid.
En dan hebbe se je d'r uitgezet ?" vroeg
ze nog eens, niet kunnende gelooven aan
zooveel onrecht.
En wat netjes hoor... doch je soms da'
se d'r eige d'r voor sjeneerezouejij? Ha!
Ik zeg tegen die eene klabak... ik zeg:
Sie werden doch auch wohl nicht alzeit
treft ons dikwijle door de edele vormenvan
het gelaat, waarop deze wroeging zich
afteekent: omdat de wroeging behoort aan den
misdadiger uit hartttocht. Kaïn's gelaatstrek
ken *?dna de gelaatstrekken van znlk een
mensch, wiens bewustzijn nadat de verblin
ding is geweken hem plotseling de geheele
grootte en beteekenis van het door hem ia
een waanzinstadinm verrichte, toont zijn
den schilder en den beeldhouwer wel eau
geliefd, maar niet zeer loonend onderwerp
geweest; want ten slotte willen wy toch den
misdadiger meeleven en dat'kan ons alleen
de beschrijvende kunst volkomen geven.
De kunst heeft noch de plicht, noch de
roeping de wetenschap te dienen. Van haar
m;lg derhalve niet verwacht worden dat zy',
die het misdadigerstype bestudeeren, by haar
uitsluitend het antwoord zullen vinden,
waarnaar zy reeds in alle richtingen zoeken.
Een kunstwerk mag in wetenschappelijk
opzicht niet overal in orde wezen, aan zyn
waarde als kunstwerk wordt daardoor niets
afgedaan.
Indien nu de criminalisten zich tock tot
het bestndeeren van het misdadigerstype,
zooals het voorkomt in de oude en nieuwe
romanliteratuur, gaan zetten, mogen zy abso
luut niet verwachten dat zy hier een voor
hun doel pasklaar gemaakten arbeid zullen
aantreffen. Willen zy de kunst in hun kring
van studie trekken, uitstekend; maar laten
zy dan tenminste by hun zucht tot ontleden
mini imiiMiiliiiiimliiimiiiiimmiii
40 cents per regel.
BOUWT TÏTUNSPEET.
Inlichtingen by het bonwbnrean DE
VELUWE", aldaar.
DELAUNAY BELIE1LE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd-Agent voor Nederland t
J. LEONARD LANB,
Stn.d.hoii<ïersliad.e,
AMSTERDAM.
DELILA
CIGARETTE5
J. LE MINJB,
Amsterdam.
OUDE GENEVER
merk Nectar".
?1.38 per D literflesch.
WIJNEN, COGNAC etc.
sufrieden sein... zeg ik ... want dat binne
zulke grappemakers daar... en da's net
zulke hongerlijders as hier ook, hoor... ik
weet niet gar... da' mag een paar fennig
meer zijn as hier... da' sal dan toch ook
geen half miljoen misloope denk ik... maar
dat binne dan ook net as hier opscheppers
van niks ... dat binne daar halve keizers.
Toe zegt-ie... halt's maul... zegt-ie... du
bist ein sozialist... zegt-ie, du bist ein
aufhetzer ... zegt-ie. Ik zeg das wist du
auch nich von duselbst, zeg ik... want da'
Duitseli da' gong daar zoo goed en zoo
kwaad as 't kon... ik zeg maar da' mocht
je willen da'j 't ook wae, ik zeg dan was
je niet zoo'n stukkie saggerijn as nou ...
want da' was d'r een, nou, die zag groen
van de gal... zoo'n stuk gift en zurigheid
was .dat..."
Zij lachte hem van terzij toe: De' was
zekers een hooge zeg, die jou d'r uit most
zette... zoo'n bullebak as jij ..." Dan, even
teederder, vroeg ze met een nik achter
zich uit kieschheid tegenover een haar
oneervol toeschijnende herinnering.
En hè-je dan ook een maand daar...
Ja", nikte hij vertrouwelijk blikkend,
?vier weke... zuiver uitgediend hoor..."
We' ha-je dan gedaan," vroeg ze, nu
even in haar vertrouwelijkheid moediger,
met den scherpen aandrang 'van den ernst
der bijna lijfelijk gelijke in belang.
Wa'k gedaan heb ?" vroeg hij, zich
verontwaardigd afwendend, 'k heb heele
gaar niks gedaan."
Wat dan?"
Och," schudde hij verachtelijk van zich:
ze hebbe me vier weekies gegeve ... da'k
effe bij vergissing Zijn Stommigheid gezegd
heb inplaats van Zijne Majesteit l..."
O-o o!..." schrok zij, Tines I... en
he-je daarvoor?... vier weke?... of j'n
'n dief bint hè.. . ze durreve toch maar
wat met je te doen hè... voor zoo'n
woordje... o-o o !... goffergeef me !:.."
Zij was er een opgenblik stil van. Zij
dacht met een indringing van
leedbevangenis aan het verblijf in die donkere ver
nederende cel, en zij zag, schuw, met eerbied
naar hem op. Dan, plots, in die teedere
stemming:
En was je toen al mit haar ?"
Hij nikte. Da' was net zoowat een paar
maanden goed an toe..." zei hij eerlijk,
en terwijl hij haar rustig aanzag: Ze was
een paar maal bij me daar ?. ?"
Het ze dan mit je gewoond daar... ?"
Daar kom je van zellef in hè..."
Zij mokte voor zich: 'k Vin 't toch niet
netjes om 't met een getrouwde man ante
legge... 'k kan 't niet helpe, maar 'k ken
't toch niet degelijk vinde... d'r ware
toch zeker wel jonge jongens van haar
leeftijd plentie ? ?.. laat ze daar dan mee
gaan..."
Ja," deed hij voor zich zelf, daar kan
'k wel inkomme... selbstverstiindlich..."
(Slot volgt.)