De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 28 juli pagina 5

28 juli 1912 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1831 DB AMSTERDAMMER WEEEBLAD .VOOR NEDERLAND. LIBERTY AWARES BV WIN8OR MeCAY (Botton Amtritatt.) ' . ,,! f.il Illj (Ml Y^tf M,S1ER IKÏ1 nt»l[<>Ai»nER' l WAN l, Het staan begon Miss Liberty", die alsoolang de haven van New-York beeft be waakt, knapjea te vervelen. Op een goeden dag stapte s|j van baar voetstuk en sprak: Ik heb bier nm lang genoeg gestaan, om een soort vrijheid voor te stellen, die niet bestaat. Ik ben maar een vronw en, als ik niet van brons gemaakt was, dan bad ik het al lang opgegeven." ZQ atapte door de haven naar de stad en klopte aan b|] een mr. schilder, wien ?ft toeriep: Zeg teekenmeester, ik heb een groot bord noodig met een stok eraan. Zorg dat het 250 b|j 400 voet groot ia. Ik ia! je wel verder uitleggen, waarom ik dat noodig heb." Terwijl de schilders beug waren, ging miss Liberty zoo lang op een tky-icraper ritten om toe, te alen, en was «eer voldaan, dat haar bestelling soo goed weid uitgeroeid. Toen het bord gereed was, keerde eg weer naar haar oude standplaats terug, baar nieuw gebild omhoog, uitroepende: 266 lokt het er meer op I Hiermede kan ik beter van tórliehting dienen, dan met dien ouden fakkel P N. MAN"FBLDT?D* Wrrr HUBBBTS. iiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiitmiimiiiii Leiddraad voor de Haagêcht Mei»je»bij de keute van een beroep, door AMNA POLAK, directrice van het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid". Op dit nuttige boekje werd in De Amtttrdommtr van 22 Juni IJ .'de aandacht gevestigd onder het hoofd Feministische voorlichting aan van school gaande metoje»". De schrijfster deed dit door twee kolommen van deVronwenrnbriek te vullen met een critiek over het laatste hoofdstukje, bevattend het minst belangrijke deel der brochure, een soort van aanhangt el, ter wille der volledigheid opge nomen, terwijl de lezer den indruk moest ontvangen, dat het geciteerde hoofdstukje de voorlichting aan de Haagsche meisjes bevatte. Dit nn is, om het in termen nit te drukken, die door den heer de Savornin Lohman a's parlementab." worden aanvaard, absoluut onjuist. De kern der brochure ligt iu de hoofdUllltllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII UIT DB NATUUR. CDLXXXni. Manteldieren. Dit woord duidt niet een soort of een familie van dieren aan, ook niet een dierklasse, sooals zoogdieren of viaachen; het is een heel aparte groep of hoof daf deelix g van het dierenrij k, MO ongwveer ala gewervelde dieren of gelede dieren. E a toch vindt ge se in de meeste van onse ge won e leerboeken niet een s genoemd. Voor den leek en liefhebber blij ven se daardoor in den regel onbekenden: se bestaan alleen voor de zoölogen,.die se Tunicaten noemen, waarvan natuurlijk Man teldieren" niets dan een vertaling is. Toch verdienen dese dieren wel iets beters dan dese vernederende onbekendheid; niet om hun uiterlijk; sommige hebben eigen'y k heelemaal geen uiterlijk, tenminste niet als een dier. Wie een vertegenwoordiger van de groep sien wil, bebxeft maar naar het Aquarium van Artis te gaan en, voor het bassin met déseekommers, zeesterren en zet egels te gaan staan. Het veorwerp in het bassin dat het minst op een dier en het meest op een rimpelige trnfljl, een verdroogde bruin ge worden citroen, op een erg mis'ormde en pukkelige aardappel, of soo iets ly'it, ia een manteldier; en wel een van de orde der Ascidiën of Zakpijprn. Ean kennia, die pas van een reis naar het Zuiden 'terug ia, vertelde me, dat in Marseille evenals in Napels en Triest, op de viachmarkt heele bakken met Ascidiën te keop staan, en dat de arme lul ze op straat nit de hand eten; vinger en duim hoog boven den open mond. Dus zooals ik bij ons' op de Prinsengracht b|j de Eosengracht en ook in IJmuiden zoovaak de lul mos; el en heb sien eten; dat wil seggen zonder koken, sonder eenige toevoeging van az|jn of zont; soo maar rauw nit de schelp, die even te voren met een mes is opengebroken. Zio'n mossel heef c ten minste nog een bepaalden vorm, een rechter en een linker kant, die kun je door en aan dien schelpenvorm herkennen en leeren benoemen, al heeft ook bet dier self kop noch staart, noch ander houvast; een tnoicaat echter, althans de bier be doelde Aacidia, kan allerlei vormen hebber. De buitenkant van het dier ia inderdaad een vormlooie sak cf mantel, die droog en taai aanvoelt, ala of nat leer was. Baweging is er niet in; toch kan het dier springlevend z|jn. Dat is natunrljjk veor een bewegingloos dier geen goeie, op zy'n beet een figuurlijke uitdrukking; het levend-iijn uit sicb in den stukken II en III, van pag. 20 tot pag. 72, bevattende een l|jst van beroepen en betrek kingen, door vrouwen te vervullen, waarvoor in Den Haag opleiding te vinden is, en inlichtingen omtrent die beroepen, wat be treft opleiding en voornitsichten. De volgende beroepen vinden daar o. m. een plaats: huishoudster, hulp in de huis houding, dienstbode kamenier- linnenmeipje, kookster, directrice van een coöperatieve keuken, linner juffrouw op een boot, kinderjnffronw, gouvernante, hoofd en onderwyteres aan een fröbelschool, onderwij sores aan een lagere schoot, hoofd eener lagere school, onderwijzeres in nuttige handwerken, onderwljseres in het teekenen, verpleegster, heilgymnaate-maaaense, correspondente, boek houdster, strijkster, modiate, costunmnaalater, conpease, taillewerkster, rokkenwerkster, linnennaaister, Gpdadienatonderwijzeres, ens. Hier volgen een paar voorbeelden van de verstrekte inlichtingen. Pap. 38. LïSHARES IV CO8TDUMNAADN. Opleiding: Aan de Indostrieschool voor meisjes, van Diemenstraat 202 en da 's-Graiiiiiniiiiii Minimin iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiim besrt soo'n ding ia elkaar te knijpen in een krachtigen spuit water of vocht, dat meestal niet lekker riekt, evenmin als het heele dier. De ascidiën-eter neemt, als b|j tot s|jn genoegen dese lerensnitbag van het dier heeft waargenomen, s|jn mes, en snijdt de zak in de leegte open, haalt er een tweede tak nit, nn niet leerachtig, bruin of zwart als de buitenste, maar sacht en geel als een door-van-ei. Die binnenzak was op twee plaatsen binnen in den barden bnitensak vast gehecht. Dat is het eigenlijke dier en dit gaat slurpend door de lippen en verdwijnt in s|jn geheel in het menscheijjk keelgat, hetgeen een niet bepaald appetijtelijk schouw spel moet s|jn. De twee witte plekjes met PÜPJe'. vaar de binnenzak van het dier in den bnitenmantel was vastgehecht, zyn de openingen, inatroomings- en ultloozinggopnning, van het dier; het s|jn kleine buizen. Uit de laatste spuit hy by onsacbte aan raking met kiacht een straal van het ge noemde water, trekt de buis in en sluit daarna alles potdicht; dan kan het uren duren, eer er weer een leveneteeken komt. Eindelijk, als z|jn bassin een poos vol komen rustig is geblerep,komt er een lichtgekleurd plek j e te zien en daaiuit schuift aich langzaam een rood, wit of bruin gekleurd buitje raar bulten, en daarna nog een. Aan het eind daarvan be vindt zich de mond, niet meer dan een kruisspleetje, omgeven door «en krans van trilbaren. Deze draden voeren door hun beweging een waterstroom naar den mond van bet dier; daarmee komt het benoodigde microscopische voedsel binnen. De tweede opening kan omgeven wezen door zooveel gekleurde draadfranje, dat ze een beker vol bloemen Ijjkt. Wellicht hebben nog andere levende wezens voordeel van dezen maalstroom; want er hechten zich buiten op den leeren mantel van een bepaald soort ascldia steeds een groot aantal dieren vast, sooveel en soo veelsoortig, dat het dier hierdoor den bijnaam heeft ontvangen van microcoimos een we reldje op sicb. zelf". Van leer is die veeldragende mantel echter niet, al is h|j leerachtig; h|j ia juist vaneen Losgemaakte kettingealp. regel jegens iemand die pro- By a de mond; by g de vasthechtte gs-lob; b|j e het hart. venhaagEche Vakschool voor meisjes, Ie van den Boachstraat 2. Dwtr: aan de Indnatrieschool 5 jaar, de 8 jaren voorbereidend onderwijs meegerekend; aan de Vakschool 4 a 6 jaar. Zotten: aan de Indnstrieochool ? 20.?per jaar, terwijl geheel of gedeeltelijk vrijstelling kan worden verleend; aan de Vakschool een k war! j a per week, gedurende 2 jaar; daarna kan vrijstelling worden verleend en b|j goeden aanleg iets worden verdiend als werkster op het aan de Vakschool verbonden atelier. Leeftijd voor toelating aan de Industrieschool ten minste 12 jaar; aan de Vakschool ten minste 13 jaar. Een diploma of getuigschrift der school kan worden verworven. Examen wordt bovendien afgenomen om de 2 jaar, door de Vereeniging van Hoofden van Industriescholen. Dit diploma is echter niet verplicht voor een benoeming als leerares. Na 1913 wordt niemand meer tot deelneming aan dit examen toegelaten, die niet het diploma voor costnumnaaien verworven heeft aan een Indoatrieacbool of verwanteinrichting. Betrekking: directrice van, of leerares aan een Indnstrieschool of verwante inrichting. Salarii: van de directrices ongeveer f 1200 ?3000; van de leeraressenmeestal/aOO??1200. Opmerking. W|j wijzen op de vakorganisaties Vereeniging van Hoofden van Industriescholen" en Bond van Vakschooileeraren en -leeraressen". Pag. 64. TunsBotiWKUHDiGB (KWXKSTKB), TÜM1BBSTBB. Opleiding: Aan de Ry kat nlnbonw wint ercchool te Naaldwijk en op Hnfs te Lande, directie de dames Pompe en Hlngst te Rijswijk. Duur: 2 winterhalfjoren; 2 jaar. Kotten; ? 10 in het geheel; ? 300 p. jaar. Leeftijd en voorwaarden voor toelating: de lagere school hebben dooploopen; tenminste 17 jaar; kennis van Fraxseb, Duitscb, Engelach en liefst ook de grondbeginselen van Scheikunde. Sttoep of betrekking: kweekater op eigen grond; bediende" in anderer kweeker|j; tninierster (vrouwelijke tuinman). OPMBBKIMGBK. Alleen wie, behalve over de noodlge vakkennis, ook over veel handelainsicht en een groot kapitaal beschikt, kan als zelfstandig kweekster slagen. De grootte van het benoodigde kapitaal hangt af van de streek, waar men zich vestigt en de eoort gewassen, die men kweeken wil. Gerekend kan worden ?10.000?/ 50.000, terwijl stellig gedurende de eerste j «ren de opbrengst on voldoende ia, om van te bestaan. Vrouwelijke bedienden" in het tninbonwvak vinden ten onsent geen plaata; ook niet b|j de bloembollenteelt. Vrouwelijke «ulnieratera", die de tuinen van klanten onderhonden, in Engeland tamelijk veelvuldig voorkomend, kennen w|j in ons land nog niet. Wy meenen vooralsnog dit vak ten zeerste te moeten ontraden." Na de misleidende critiek in het bedoelde nammer, meenden wij, n om het nuttige der uitga re, a ter voldoening aan de eer lijkheid, nogmaa's de aandacht voor den Leidraad te moeten vragen. Amsterdam, H. GODDSHIT, 23 Juni 2912. Hoofd eener Meisjeuohool. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlhlIIIIIIIIIIIIIIIIIIHMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllll A D LEIDDE I. Redmiddelen. In Berlrjn heeft men Klavier-frele Straasen", waar men rustig kan werken zonder gehinderd te worden door een of andere pianovirtuoos, die zich tot levenstaak heefc gesteld, om twaalf uur per dag piano te studeeren. In dese straten wordt ieder die een piano bezit of een ander muziekinstru ment, onherroepelijk geweerd. iiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiitn stof gemaakt, die men vroeger als uitsluitend tot het plantenriJk behoorend bad aangemerkt, namelijk van cellulose. E r schijnen echter ook wormen te bestaan met cellulose in de huid. Een tweede en een dei de soort, die ook dik wijls in ons r|jke Artis aquarium door een of meer individuen is vertegenwoordigd, ziet er iets minder onsmakelijk nit. De geheele sak is bedekt met dikke propjesen knobbelt j e»,'t is, of hij door een pasbegtnnenden klei-handen arbeider nit p|j paarde in elkaar is gezet. Een andere soort bestaat weer nit een verzame ling kriskras in, op en o r er elkaar ge zette en door elkaar heen gestoken pijpjes; dit dier lykt wel wat op ineen gekronkelde darmen en heet daarom ook intestinalis. Beide hebben een nitatroomiigsbnis, die min der primitief is, dan die by de gewone eeratbedoelde soort, die op aardappels, enz. lukt. Nu zal iemand die voor het eerst van deze Manteldieren hoort of ze ziet, allicht meenen, dat het wel mee van de primitiefste en laagst-ontwikkelde dieren zyn, die er bestaan. Maar dan vergist die iemand zich al heel sterk; ascidiëo behooren juist tot een aparte diergroep, die dichter by de gewervelde dieren staat dan eenlge andere. Ja, ze wordendoor zeer velen beschouwd ais de oervormen der gewervelde d eren. En dat dieren met zoo weinig gespeculeerde organen l Een zak in een zsk! Hoe deze tegenstrijdigheid valt op te lossen, is in drie woorden te zoggen. Deze ascidiën zyn gedegenereerde wezens, zoodra ze op een stadium in hun g oei z|jn gekomen, dat ze zich gaan vaatnechten, houdt da ontwikkeling van het dier op. Atles atrophieert, degene reert, wordt geabsorbeerd of het wordt ge stoord in zyn groei. Wie de Mantetdieren wil leeren, moet niet alleen bet volkomen dier observeeren, maar pok de larve. En dat ia een vlug dier, dat vry rond zwemt en met zyn k kkerviscbjes-staart ook kwiek als een vlfcbje door het water schiet. Ea die jonge larve bezit iets, dat by' het ontdekken den onderzoekers met verbazing heeft vervuld; namelijk het begin van een rnggeatrenp, een toestel, dat alleen aan de zoo hoog staande gewervelde dieren toekomt. Wel verdwijnt dat criterium voor het ge werveld zyn totaal, nog voordat het dier s|jn volwassen toestand be-eikt; maar het is er toch geweest. Het is een nutteloose vraag, wat er wel nit de jonge larve van de Asci diën sou gegroeil sijn, als de ontwikkeling eens niet waa blijven staan of teruggegaan; misschien wel een primitieve viacb, een voorlooper van een lancetviacbje of zoo iets. Als zulke dieren er ooit geweest zijn, dan syn de geslachten er van sedert lang uit gestorven; en de lichamelijke geateldheid van de dieren is zoo, dat de kana pp fos iele, uitgestorven Ascidiën, al heel gering ia. Wel bestaan er nog zakdieren, die een In Frankrijk wordt thans op de spoorwegen iets ingevoerd, dat een pendant is van dit Berljjnsche curiosum. Er worden daar name lijk conversatie-vrije spoorweg-coupes in de treinen opgenomen. Door een bijzondere schikking der plaatsen beeft daa> n.L elke reiziger z|jn compartiment, kan, indien hy dit wen sent, zich in ware kluizenaar g-een saamheid opsluiten, en behoeft niet het slachtoffer te worden van een praatsieken medereiziger of reisigater, die haar of hem over allerlei onbenullige dingen aan dobbelsteentjes saagt. *?* Geen wonder. Een belangstellende leseres schrijft m|j: Waarde Allegral Ik las dezer dagen uw mededeellng over dat Engelache kindje, dat gesprekken met denkbeeldige personen houdt, en wier ouders dese sprookjesachtige tafe reeltjes opsciueven en uitgaven, wat ik, om n de waarheid te seggen, een meer dan onbe hoorlijke en onpaedogische Ijdelheid van die ouders vinc1. Bovendien is bet wonder lang niet sop «groot als men wil doen gelooren, want b|j nagenoeg alle eenige kinderen komt het voor, dat se zich een droomland fabelen, en ge sprekken honden met denkbeeldige personen, waarvoor, se raak de malste namen beden ken, en 'wier uiterlijk se op de gestelde vragen in bijzonderheden beschrijven. M|jn eigen kleine mei'je doet dit, en het geeft ons natuurlijk herhaaldelijk stof tot lacher, haar met een zeer ernstig gezichtje te hooren vertellen van haar denkbeeldige vriendjes en vriendinnetjes. Waarschijnlijk zyn die ver halen wel aardiger voor ons dan voor anderen, maar het zon ons toch soo heel veel moeite niet kosten er wat fatsoen aan te geven, en er iets heel aardigs en origineels van te maken. En wie segt u, hoeveel de ouders der kleine Joan Mande aan haar kindervertelseltjes gefatsoeneerd hebben? Wonderlijker en geloofwaardiger ia seker het geval van de Engelsche schrijfster Allee M. Diehl, die eveneens een literair wonderkind waa, en op baar achtste jaar een bundel gedichten uitgaf, welke in een ernstige recen sie met de gedichten van Wordsworth wer den vergeleken. De opbrengst van dese uitgave werd be stemd voor een liefdadig doel, en kwam ten bate van een Kinderziekenhuis in London. Zy ontving van deze inrichting een schrijven van dankbetuiging, dat haar aansprak als Dear Madam l" En ze waa nog maar een Madam" met een boezelaar voor, en in de korte kleeren." * * * Fijnprotftler. Een zeer merkwaardig beroep wordt uit geoefend door een Franache jonge dame, Mademoiselle Colliuère, die een tamelijk zeldzaam voorkomende begaaflheid bezit, namelijk een buitengewoon fijne en ge oefende smaak voor het proeven van wijn. In dienst van een groot Fransen handels huis reiat zij nu de geheele wereld af, om w|jn te proeven, en de beate soorten voor haar lastgevera op te koopen. Zy is buiten gewoon kaap in haar vak, en heeft een be wonderenswaardig reuk- en smaakgehengen. Wanneer zy maar n theelepeltje w|]n in den mond neemt, kan ze letterlijk op bet jaar af seggen, hoe oud deze wijn ia, en in welke streek de druiven groeiden, waaruit h|j gewonnen werd. Zy bezit ook eenanalyaeerende smaak, en verstaat de hij na onbe grijpelijke kunst, bij mengsels van verschil lende wijnen te onderscheiden nit welke soorten ze zyn samengesteld. Het spreekt van self dat haar principalen deze wonderdoenster op w|jngebied in waarde honden, en haar een seer hoog honorarium voor haar arbeid schenken. Als een eigenaardigheid dient hier vermeld, dat zij den w|jn, dien se proeft, nimmer doorslikt, want se is in werkelijkheid afachafater, en prefereert een alap kopje thee & l'Anglaiae boven het Ijnste glaasje Boorgonje. Ze moet trouwens ook uitent hygië nisch leven, want de minste ot geringste ongesteldheid heeft ten gevolge, dat haar smaak minder fijn is en sQ self dus in min der goede dispositie, om haar beroep uit te oefenen. Voornamelijk b|j vrouwen, hoewel ook daar slechts zeldzaam, komt dese aanleg tot fijnproeven voor. Ze vindt eehter een pendant in de seer fijne ontwikkeling van den reuk, die men o. a. aantreft by chemici en apot heken?. Simmige dezer heeren kunnen alleen door even aan een fleschje te snuffelen, precies opgeven, nit welke elementen de vloeistof- ia samengesteld, die er zich in bevindt Grillige mode. < Het nieuwste op modegebied in New-York z|jn zwarte zg'dea komen, waarop levensItroote witte mnisen geborduurd aQn. Dierenfignurtjea van allerlei aard s|jn in het alge meen ala versiering voor kousen thans seer in den smaak. Men vindt se met torren, met vlindera, met spinnen selfa. AUea wat elke rechtgeaarde vrouw in werkelijkheid grieze lig sou vinden, wordt bier in ef&gie aange wend als versiering. Desa geborduurde beenbekleeding dar Amerikaantjes ia intnswhen seer duur. De kooien met dlerenfigunrtjes kosten van zes tot twaalf dollar»per paar, en dat in een t|jd nn er steeds minder van te sien komt, want de rok wordt weliswaar nog flink kort gedragen, maar de hooge rijg- en knoepscboenen beginnen reeds weder meer ea meer de graclenae lage schoentjes te vervangen, en de dagen van dit coqnette schoeisel schijnen geteld. Wie er n»g schoenen met gespen op nahoudt, mag se wel voor dagelijks afdragen, want dese fraaiighedea gaan snel ala de wind haar ondergang te gemoet. *?* Vroeg rijp. Onder de musici zijn een menigte wonderkinderer, en Mosart, die op z|jn vierde jaar reeds heel aardig begon piano te spelen, ia volstrekt geen unicum, al ia h|j ook een van de heel weinige vroeg-r|jpen, die in de tee komst gaven wat se beloofden, en niet reeds buig voor den gewonen tgd oud en uitgeput waren. Schilderende wonderkinderen s|jn echter veel zeldzamer. Zulk een wonderkind waa de beroemde Bngelscke portretschilder air Thomas Lawrence, die reeds op s|jn twaalfde jaar portretten teekende voor de Eogelache aristocratie, welke nog steeds in waarde worden gehouden. Pas veertien jaar waa hjj, toen h|j het beroemde portret schil derde van mrs. Siddons, dat nog immer voor een zy'ner meesterstukken geldt, en toen h|j zyn seventienden verjaardag gevierd had, hield h|j een tentoonstelling van s|j n werken, waarover heel Londen den mond vol had, en die s|jn roem door het geheele land ver breidde. Hij was ook als kind reeds een uit muntend declamator, en k ende geheele drama's van Shakespeare nit het hoofd. H|j werd veel ender dan de meeste vroegrypen en stierf in 1830 te Londen op n en zestig jarigen leeftijd, nadat h|j portretten had geteekend en geschilderd van nagenoeg alle peers van het Koninkrijk, en alle vor stelijke personen van het Engelsche Konings huis. ALLSORA. MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIItllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Illlllllllllllllll Salpen-kettiog en vry'e salpa. (uit Brehm: Nitdere Tiere.) beel wat artistieker vorm hebben dan de al genoemde: er ia een geslacht van zakdlereo, dat op een beweegl|jken steel ia vast gehecht, en waarbij aoorten voorkomen die by'zonder veel op kunstig gemodelleerde en veraierde vaasjes gelijken. Andere gaan com posieten worden, zooals vele bloempjes n paardebloem of n madeliefje maken of op de wy'se der polypenkoralen. Ook is er een soort, de Pyroeoma, die zooals de naam al aaiidnidt, licht geeft. Dat is niet n dier; maar een kolonie van eenige duizenden die elk twee lichtpuntjes doen stralen, zoodat het geheel een tamelijke lan taarn is; die geeft echter alleen licht ala men hem aanraakt of as op een of andere wijze geprikt e'd wordt. Een sterke beweging van het water ia ook al voldoende. Het moet een schitterend gezicht s|jn, veel krachtiger maar ook meer lokaal dan het lichten der zee. Weer een heel andere manier om hun aociale neiging te uiten, hebben de Balpen dit ia een tweede orde van de Manteldieren; ook deze dieren geven licht in duister, maar lang niet zoo sterk als de Pyrosomen. Balpen kunnen vr|j rond zwemmen; maar hier juist ga*n de larven een deel van hun vrijheid optfiuren. Ze hechten zich tamelijk In groot aantal aan elkaar, gely'k de schakels van een dubbele ketting. Zoo'n ketting is een individu, in zoover het n bewegings richting heeft, en alle deelen tegelijk water uit spuiten en innemen. Zeer waarschijnlijk wor den dete larven reeds als ketting geboren, dat wil seggen: het is een r|j van knoppen die by hun ontstaan in het moederdier al aan elkaar gehecht zijn, door middel van een stang; en die soo dicht tegen elkaar liggen, dat bQ den groei aanhechting kan ontataan door uitsteeksels, die in elkaar grijpen. In elk geval moet er bovendien een of andere sennwcommunicatie sjjn bestaan gebleven of direct na de geboorte s|jn ont. staan. Nog iets merkwaardigs is de voortplanting van de ketting; elke schakel is een mannelijk en vrouwelijk wezen tegelijk. Maar nit de eieren van de ketting ontstaat niet weer een ketting, wel een afzonderlijke Salpt, die Voedster wordt genoemd. Z|j geeft weer het aanzijn aan een Balpen-ketting. De witte strepen op het figuur van de voedater stellen spierbanden voor. De beide lange uitsteeksels wijten het achtereind aan, waar ook het hart zichtbaar is, De spleet vooraan is de mond. Er zijn weer andere die sprekend op een tonnetje met hoepels liiken, Doliolum of Tondiertje, daarover misschien later eens. Er is pas een publicatie over verschenen, waaruit blijkt, dat >rj ver leden jaar voir het eerst in ons land of liever in onze see zyn waargenomen. E. HKIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl