Historisch Archief 1877-1940
No. 1831
DB AMSTERDAMMER WEEEBLAD .VOOR NEDERLAND.
LIBERTY AWARES
BV WIN8OR MeCAY
(Botton Amtritatt.)
' .
,,! f.il
Illj (Ml Y^tf M,S1ER
IKÏ1 nt»l[<>Ai»nER' l WAN l,
Het staan begon Miss Liberty", die alsoolang de haven van New-York beeft be
waakt, knapjea te vervelen. Op een goeden dag stapte s|j van baar voetstuk en sprak:
Ik heb bier nm lang genoeg gestaan, om een soort vrijheid voor te stellen, die
niet bestaat. Ik ben maar een vronw en, als ik niet van brons gemaakt was, dan
bad ik het al lang opgegeven."
ZQ atapte door de haven naar de stad en klopte aan b|] een mr. schilder, wien
?ft toeriep: Zeg teekenmeester, ik heb een groot bord noodig met een stok
eraan. Zorg dat het 250 b|j 400 voet groot ia. Ik ia! je wel verder uitleggen,
waarom ik dat noodig heb."
Terwijl de schilders beug waren, ging miss Liberty zoo lang op een tky-icraper
ritten om toe, te alen, en was «eer voldaan, dat haar bestelling soo goed weid
uitgeroeid.
Toen het bord gereed was, keerde eg weer naar haar oude standplaats terug,
baar nieuw gebild omhoog, uitroepende:
266 lokt het er meer op I Hiermede kan ik beter van tórliehting dienen, dan
met dien ouden fakkel P
N. MAN"FBLDT?D* Wrrr HUBBBTS.
iiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiitmiimiiiii
Leiddraad voor de Haagêcht Mei»je»bij de
keute van een beroep, door AMNA POLAK,
directrice van het Nationaal Bureau
voor Vrouwenarbeid".
Op dit nuttige boekje werd in De
Amtttrdommtr van 22 Juni IJ .'de aandacht gevestigd
onder het hoofd Feministische voorlichting
aan van school gaande metoje»". De schrijfster
deed dit door twee kolommen van
deVronwenrnbriek te vullen met een critiek over
het laatste hoofdstukje, bevattend het minst
belangrijke deel der brochure, een soort van
aanhangt el, ter wille der volledigheid opge
nomen, terwijl de lezer den indruk moest
ontvangen, dat het geciteerde hoofdstukje
de voorlichting aan de Haagsche meisjes
bevatte.
Dit nn is, om het in termen nit te drukken,
die door den heer de Savornin Lohman a's
parlementab." worden aanvaard, absoluut
onjuist.
De kern der brochure ligt iu de
hoofdUllltllllHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
UIT DB NATUUR.
CDLXXXni. Manteldieren.
Dit woord duidt niet een soort of een
familie van dieren aan, ook niet een
dierklasse, sooals zoogdieren of viaachen; het is
een heel aparte groep of hoof daf deelix g van het
dierenrij k, MO ongwveer ala gewervelde dieren
of gelede dieren. E a toch vindt ge se in de
meeste van onse ge won e leerboeken niet een s
genoemd. Voor den leek en liefhebber blij
ven se daardoor in den regel onbekenden:
se bestaan alleen voor de zoölogen,.die se
Tunicaten noemen, waarvan natuurlijk Man
teldieren" niets dan een vertaling is.
Toch verdienen dese dieren wel iets beters
dan dese vernederende onbekendheid; niet
om hun uiterlijk; sommige hebben eigen'y k
heelemaal geen uiterlijk, tenminste niet als
een dier.
Wie een vertegenwoordiger van de groep
sien wil, bebxeft maar naar het Aquarium
van Artis te gaan en, voor het bassin met
déseekommers, zeesterren en zet egels te
gaan staan. Het veorwerp in het bassin dat
het minst op een dier en het meest op een
rimpelige trnfljl, een verdroogde bruin ge
worden citroen, op een erg mis'ormde en
pukkelige aardappel, of soo iets ly'it, ia een
manteldier; en wel een van de orde der
Ascidiën of Zakpijprn.
Ean kennia, die pas van een reis naar het
Zuiden 'terug ia, vertelde me, dat in Marseille
evenals in Napels en Triest, op de
viachmarkt heele bakken met Ascidiën te keop
staan, en dat de arme lul ze op straat nit
de hand eten; vinger en duim hoog boven
den open mond. Dus zooals ik bij ons' op
de Prinsengracht b|j de Eosengracht en ook
in IJmuiden zoovaak de lul mos; el en heb
sien eten; dat wil seggen zonder koken, sonder
eenige toevoeging van az|jn of zont; soo
maar rauw nit de schelp, die even te voren
met een mes is opengebroken.
Zio'n mossel heef c ten minste nog een
bepaalden vorm, een rechter en een linker
kant, die kun je door en aan dien
schelpenvorm herkennen en leeren benoemen, al
heeft ook bet dier self kop noch staart, noch
ander houvast; een tnoicaat
echter, althans de bier be
doelde Aacidia, kan allerlei
vormen hebber. De buitenkant
van het dier ia inderdaad een
vormlooie sak cf mantel, die
droog en taai aanvoelt, ala of
nat leer was. Baweging is er
niet in; toch kan het dier
springlevend z|jn. Dat is
natunrljjk veor een bewegingloos
dier geen goeie, op zy'n beet
een figuurlijke uitdrukking;
het levend-iijn uit sicb in den
stukken II en III, van pag. 20 tot pag. 72,
bevattende een l|jst van beroepen en betrek
kingen, door vrouwen te vervullen, waarvoor
in Den Haag opleiding te vinden is, en
inlichtingen omtrent die beroepen, wat be
treft opleiding en voornitsichten.
De volgende beroepen vinden daar o. m.
een plaats: huishoudster, hulp in de huis
houding, dienstbode kamenier- linnenmeipje,
kookster, directrice van een coöperatieve
keuken, linner juffrouw op een boot,
kinderjnffronw, gouvernante, hoofd en onderwyteres
aan een fröbelschool, onderwij sores aan een
lagere schoot, hoofd eener lagere school,
onderwijzeres in nuttige handwerken,
onderwljseres in het teekenen, verpleegster,
heilgymnaate-maaaense, correspondente, boek
houdster, strijkster, modiate, costunmnaalater,
conpease, taillewerkster, rokkenwerkster,
linnennaaister, Gpdadienatonderwijzeres, ens.
Hier volgen een paar voorbeelden van de
verstrekte inlichtingen.
Pap. 38. LïSHARES IV CO8TDUMNAADN.
Opleiding: Aan de Indostrieschool voor
meisjes, van Diemenstraat 202 en da
's-Graiiiiiniiiiii Minimin iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiim
besrt soo'n ding ia elkaar te knijpen in
een krachtigen spuit water of vocht, dat
meestal niet lekker riekt, evenmin als het
heele dier.
De ascidiën-eter neemt, als b|j tot s|jn
genoegen dese lerensnitbag van het dier
heeft waargenomen, s|jn mes, en snijdt de
zak in de leegte open, haalt er een tweede
tak nit, nn niet leerachtig, bruin of zwart
als de buitenste, maar sacht en geel als een
door-van-ei. Die binnenzak was op twee
plaatsen binnen in den barden bnitensak vast
gehecht. Dat is het eigenlijke dier en dit
gaat slurpend door de lippen en verdwijnt
in s|jn geheel in het menscheijjk keelgat,
hetgeen een niet bepaald appetijtelijk schouw
spel moet s|jn. De twee witte plekjes met
PÜPJe'. vaar de binnenzak van het dier in
den bnitenmantel was vastgehecht, zyn de
openingen, inatroomings- en
ultloozinggopnning, van het dier; het s|jn kleine buizen.
Uit de laatste spuit hy by onsacbte aan
raking met kiacht een straal van het ge
noemde water, trekt de buis in en sluit
daarna alles potdicht; dan kan het uren duren,
eer er weer een leveneteeken komt. Eindelijk,
als z|jn bassin een poos vol komen rustig is
geblerep,komt er een lichtgekleurd plek j e te zien
en daaiuit schuift aich langzaam een rood,
wit of bruin gekleurd buitje raar bulten, en
daarna nog een. Aan het eind daarvan be
vindt zich de mond, niet meer dan een
kruisspleetje, omgeven door «en krans van
trilbaren. Deze draden voeren door hun
beweging een waterstroom naar den mond
van bet dier; daarmee komt het
benoodigde microscopische voedsel binnen. De
tweede opening kan omgeven wezen door
zooveel gekleurde draadfranje, dat ze een
beker vol bloemen Ijjkt.
Wellicht hebben nog andere levende
wezens voordeel van dezen maalstroom; want
er hechten zich buiten op den leeren mantel
van een bepaald soort ascldia steeds een
groot aantal dieren vast, sooveel en soo
veelsoortig, dat het dier hierdoor den bijnaam
heeft ontvangen van microcoimos een we
reldje op sicb. zelf".
Van leer is die veeldragende mantel echter
niet, al is h|j leerachtig; h|j ia juist vaneen
Losgemaakte kettingealp.
regel jegens iemand die pro- By a de mond; by g de vasthechtte gs-lob; b|j e het hart.
venhaagEche Vakschool voor meisjes, Ie van
den Boachstraat 2.
Dwtr: aan de Indnatrieschool 5 jaar, de 8
jaren voorbereidend onderwijs meegerekend;
aan de Vakschool 4 a 6 jaar.
Zotten: aan de Indnstrieochool ? 20.?per
jaar, terwijl geheel of gedeeltelijk vrijstelling
kan worden verleend; aan de Vakschool een
k war! j a per week, gedurende 2 jaar; daarna
kan vrijstelling worden verleend en b|j goeden
aanleg iets worden verdiend als werkster op
het aan de Vakschool verbonden atelier.
Leeftijd voor toelating aan de
Industrieschool ten minste 12 jaar; aan de Vakschool
ten minste 13 jaar.
Een diploma of getuigschrift der school
kan worden verworven.
Examen wordt bovendien afgenomen om
de 2 jaar, door de Vereeniging van Hoofden
van Industriescholen. Dit diploma is echter
niet verplicht voor een benoeming als leerares.
Na 1913 wordt niemand meer tot deelneming
aan dit examen toegelaten, die niet het
diploma voor costnumnaaien verworven heeft
aan een Indoatrieacbool of verwanteinrichting.
Betrekking: directrice van, of leerares aan
een Indnstrieschool of verwante inrichting.
Salarii: van de directrices ongeveer f 1200
?3000; van de leeraressenmeestal/aOO??1200.
Opmerking. W|j wijzen op de vakorganisaties
Vereeniging van Hoofden van
Industriescholen" en Bond van Vakschooileeraren en
-leeraressen".
Pag. 64. TunsBotiWKUHDiGB (KWXKSTKB),
TÜM1BBSTBB.
Opleiding: Aan de Ry kat nlnbonw wint
ercchool te Naaldwijk en op Hnfs te Lande,
directie de dames Pompe en Hlngst te
Rijswijk.
Duur: 2 winterhalfjoren; 2 jaar.
Kotten; ? 10 in het geheel; ? 300 p. jaar.
Leeftijd en voorwaarden voor toelating: de
lagere school hebben dooploopen; tenminste
17 jaar; kennis van Fraxseb, Duitscb,
Engelach en liefst ook de grondbeginselen van
Scheikunde.
Sttoep of betrekking: kweekater op eigen
grond; bediende" in anderer kweeker|j;
tninierster (vrouwelijke tuinman).
OPMBBKIMGBK. Alleen wie, behalve over de
noodlge vakkennis, ook over veel
handelainsicht en een groot kapitaal beschikt, kan
als zelfstandig kweekster slagen. De grootte
van het benoodigde kapitaal hangt af van de
streek, waar men zich vestigt en de eoort
gewassen, die men kweeken wil. Gerekend
kan worden ?10.000?/ 50.000, terwijl stellig
gedurende de eerste j «ren de opbrengst on
voldoende ia, om van te bestaan.
Vrouwelijke bedienden" in het
tninbonwvak vinden ten onsent geen plaata; ook niet
b|j de bloembollenteelt.
Vrouwelijke «ulnieratera", die de tuinen
van klanten onderhonden, in Engeland
tamelijk veelvuldig voorkomend, kennen w|j
in ons land nog niet.
Wy meenen vooralsnog dit vak ten zeerste
te moeten ontraden."
Na de misleidende critiek in het bedoelde
nammer, meenden wij, n om het nuttige
der uitga re, a ter voldoening aan de eer
lijkheid, nogmaa's de aandacht voor den
Leidraad te moeten vragen.
Amsterdam, H. GODDSHIT,
23 Juni 2912. Hoofd eener Meisjeuohool.
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlhlIIIIIIIIIIIIIIIIIIHMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllllllllllllll
A D LEIDDE I.
Redmiddelen.
In Berlrjn heeft men Klavier-frele
Straasen", waar men rustig kan werken zonder
gehinderd te worden door een of andere
pianovirtuoos, die zich tot levenstaak heefc
gesteld, om twaalf uur per dag piano te
studeeren. In dese straten wordt ieder die
een piano bezit of een ander muziekinstru
ment, onherroepelijk geweerd.
iiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiiitn
stof gemaakt, die men vroeger als uitsluitend
tot het plantenriJk behoorend bad aangemerkt,
namelijk van cellulose. E r schijnen echter ook
wormen te bestaan met cellulose in de huid.
Een tweede en een dei de soort, die ook dik
wijls in ons r|jke Artis aquarium door een of
meer individuen is vertegenwoordigd, ziet er
iets minder onsmakelijk nit. De geheele sak is
bedekt met dikke propjesen knobbelt j e»,'t is,
of hij door een pasbegtnnenden klei-handen
arbeider nit p|j paarde in elkaar is gezet. Een
andere soort bestaat weer nit een verzame
ling kriskras in, op en o r er elkaar ge
zette en door elkaar heen gestoken pijpjes;
dit dier lykt wel wat op ineen gekronkelde
darmen en heet daarom ook intestinalis.
Beide hebben een nitatroomiigsbnis, die min
der primitief is, dan die by de gewone
eeratbedoelde soort, die op aardappels, enz. lukt.
Nu zal iemand die voor het eerst van
deze Manteldieren hoort of ze ziet, allicht
meenen, dat het wel mee van de primitiefste
en laagst-ontwikkelde dieren zyn, die er
bestaan.
Maar dan vergist die iemand zich al heel
sterk; ascidiëo behooren juist tot een aparte
diergroep, die dichter by de gewervelde dieren
staat dan eenlge andere. Ja, ze wordendoor
zeer velen beschouwd ais de oervormen der
gewervelde d eren. En dat dieren met zoo
weinig gespeculeerde organen l Een zak in
een zsk!
Hoe deze tegenstrijdigheid valt op te lossen,
is in drie woorden te zoggen. Deze ascidiën
zyn gedegenereerde wezens, zoodra ze op een
stadium in hun g oei z|jn gekomen, dat ze
zich gaan vaatnechten, houdt da ontwikkeling
van het dier op. Atles atrophieert, degene
reert, wordt geabsorbeerd of het wordt ge
stoord in zyn groei. Wie de Mantetdieren
wil leeren, moet niet alleen bet volkomen
dier observeeren, maar pok de larve. En dat
ia een vlug dier, dat vry rond zwemt en met
zyn k kkerviscbjes-staart ook kwiek als een
vlfcbje door het water schiet.
Ea die jonge larve bezit iets, dat by' het
ontdekken den onderzoekers met verbazing
heeft vervuld; namelijk het begin van een
rnggeatrenp, een toestel, dat alleen aan de
zoo hoog staande gewervelde dieren toekomt.
Wel verdwijnt dat criterium voor het ge
werveld zyn totaal, nog voordat het dier
s|jn volwassen toestand be-eikt; maar het is
er toch geweest. Het is een nutteloose vraag,
wat er wel nit de jonge larve van de Asci
diën sou gegroeil sijn, als de ontwikkeling
eens niet waa blijven staan of teruggegaan;
misschien wel een primitieve viacb, een
voorlooper van een lancetviacbje of zoo iets.
Als zulke dieren er ooit geweest zijn, dan
syn de geslachten er van sedert lang uit
gestorven; en de lichamelijke geateldheid
van de dieren is zoo, dat de kana pp fos iele,
uitgestorven Ascidiën, al heel gering ia.
Wel bestaan er nog zakdieren, die een
In Frankrijk wordt thans op de spoorwegen
iets ingevoerd, dat een pendant is van dit
Berljjnsche curiosum. Er worden daar name
lijk conversatie-vrije spoorweg-coupes in de
treinen opgenomen.
Door een bijzondere schikking der plaatsen
beeft daa> n.L elke reiziger z|jn compartiment,
kan, indien hy dit wen sent, zich in ware
kluizenaar g-een saamheid opsluiten, en behoeft
niet het slachtoffer te worden van een
praatsieken medereiziger of reisigater, die haar of
hem over allerlei onbenullige dingen aan
dobbelsteentjes saagt.
*?*
Geen wonder.
Een belangstellende leseres schrijft m|j:
Waarde Allegral Ik las dezer dagen uw
mededeellng over dat Engelache kindje, dat
gesprekken met denkbeeldige personen houdt,
en wier ouders dese sprookjesachtige tafe
reeltjes opsciueven en uitgaven, wat ik, om
n de waarheid te seggen, een meer dan onbe
hoorlijke en onpaedogische Ijdelheid van
die ouders vinc1.
Bovendien is bet wonder lang niet sop
«groot als men wil doen gelooren, want b|j
nagenoeg alle eenige kinderen komt het voor,
dat se zich een droomland fabelen, en ge
sprekken honden met denkbeeldige personen,
waarvoor, se raak de malste namen beden
ken, en 'wier uiterlijk se op de gestelde
vragen in bijzonderheden beschrijven. M|jn
eigen kleine mei'je doet dit, en het geeft
ons natuurlijk herhaaldelijk stof tot lacher,
haar met een zeer ernstig gezichtje te hooren
vertellen van haar denkbeeldige vriendjes
en vriendinnetjes. Waarschijnlijk zyn die ver
halen wel aardiger voor ons dan voor anderen,
maar het zon ons toch soo heel veel moeite
niet kosten er wat fatsoen aan te geven, en
er iets heel aardigs en origineels van te
maken. En wie segt u, hoeveel de ouders der
kleine Joan Mande aan haar
kindervertelseltjes gefatsoeneerd hebben?
Wonderlijker en geloofwaardiger ia seker
het geval van de Engelsche schrijfster Allee M.
Diehl, die eveneens een literair wonderkind
waa, en op baar achtste jaar een bundel
gedichten uitgaf, welke in een ernstige recen
sie met de gedichten van Wordsworth wer
den vergeleken.
De opbrengst van dese uitgave werd be
stemd voor een liefdadig doel, en kwam ten
bate van een Kinderziekenhuis in London.
Zy ontving van deze inrichting een schrijven
van dankbetuiging, dat haar aansprak als
Dear Madam l" En ze waa nog maar een
Madam" met een boezelaar voor, en in de
korte kleeren."
* *
*
Fijnprotftler.
Een zeer merkwaardig beroep wordt uit
geoefend door een Franache jonge dame,
Mademoiselle Colliuère, die een tamelijk
zeldzaam voorkomende begaaflheid bezit,
namelijk een buitengewoon fijne en ge
oefende smaak voor het proeven van wijn.
In dienst van een groot Fransen handels
huis reiat zij nu de geheele wereld af, om
w|jn te proeven, en de beate soorten voor
haar lastgevera op te koopen. Zy is buiten
gewoon kaap in haar vak, en heeft een be
wonderenswaardig reuk- en smaakgehengen.
Wanneer zy maar n theelepeltje w|]n in
den mond neemt, kan ze letterlijk op bet
jaar af seggen, hoe oud deze wijn ia, en in
welke streek de druiven groeiden, waaruit
h|j gewonnen werd. Zy bezit ook
eenanalyaeerende smaak, en verstaat de hij na onbe
grijpelijke kunst, bij mengsels van verschil
lende wijnen te onderscheiden nit welke
soorten ze zyn samengesteld. Het spreekt
van self dat haar principalen deze
wonderdoenster op w|jngebied in waarde honden,
en haar een seer hoog honorarium voor haar
arbeid schenken.
Als een eigenaardigheid dient hier vermeld,
dat zij den w|jn, dien se proeft, nimmer
doorslikt, want se is in werkelijkheid
afachafater, en prefereert een alap kopje thee &
l'Anglaiae boven het Ijnste glaasje
Boorgonje. Ze moet trouwens ook uitent hygië
nisch leven, want de minste ot geringste
ongesteldheid heeft ten gevolge, dat haar
smaak minder fijn is en sQ self dus in min
der goede dispositie, om haar beroep uit te
oefenen.
Voornamelijk b|j vrouwen, hoewel ook
daar slechts zeldzaam, komt dese aanleg tot
fijnproeven voor. Ze vindt eehter een pendant
in de seer fijne ontwikkeling van den reuk,
die men o. a. aantreft by chemici en apot
heken?. Simmige dezer heeren kunnen alleen
door even aan een fleschje te snuffelen,
precies opgeven, nit welke elementen de
vloeistof- ia samengesteld, die er zich in
bevindt
Grillige mode. <
Het nieuwste op modegebied in New-York
z|jn zwarte zg'dea komen, waarop
levensItroote witte mnisen geborduurd aQn.
Dierenfignurtjea van allerlei aard s|jn in het alge
meen ala versiering voor kousen thans seer
in den smaak. Men vindt se met torren, met
vlindera, met spinnen selfa. AUea wat elke
rechtgeaarde vrouw in werkelijkheid grieze
lig sou vinden, wordt bier in ef&gie aange
wend als versiering. Desa geborduurde
beenbekleeding dar Amerikaantjes ia intnswhen
seer duur. De kooien met dlerenfigunrtjes
kosten van zes tot twaalf dollar»per paar,
en dat in een t|jd nn er steeds minder van
te sien komt, want de rok wordt weliswaar
nog flink kort gedragen, maar de hooge
rijg- en knoepscboenen beginnen reeds weder
meer ea meer de graclenae lage schoentjes
te vervangen, en de dagen van dit coqnette
schoeisel schijnen geteld. Wie er n»g schoenen
met gespen op nahoudt, mag se wel voor
dagelijks afdragen, want dese fraaiighedea
gaan snel ala de wind haar ondergang te
gemoet.
*?*
Vroeg rijp.
Onder de musici zijn een menigte
wonderkinderer, en Mosart, die op z|jn vierde jaar
reeds heel aardig begon piano te spelen, ia
volstrekt geen unicum, al ia h|j ook een van
de heel weinige vroeg-r|jpen, die in de tee
komst gaven wat se beloofden, en niet reeds
buig voor den gewonen tgd oud en uitgeput
waren. Schilderende wonderkinderen s|jn
echter veel zeldzamer. Zulk een wonderkind
waa de beroemde Bngelscke portretschilder
air Thomas Lawrence, die reeds op s|jn
twaalfde jaar portretten teekende voor de
Eogelache aristocratie, welke nog steeds in
waarde worden gehouden. Pas veertien jaar
waa hjj, toen h|j het beroemde portret schil
derde van mrs. Siddons, dat nog immer voor
een zy'ner meesterstukken geldt, en toen h|j
zyn seventienden verjaardag gevierd had,
hield h|j een tentoonstelling van s|j n werken,
waarover heel Londen den mond vol had,
en die s|jn roem door het geheele land ver
breidde. Hij was ook als kind reeds een uit
muntend declamator, en k ende geheele drama's
van Shakespeare nit het hoofd.
H|j werd veel ender dan de meeste
vroegrypen en stierf in 1830 te Londen op n
en zestig jarigen leeftijd, nadat h|j portretten
had geteekend en geschilderd van nagenoeg
alle peers van het Koninkrijk, en alle vor
stelijke personen van het Engelsche Konings
huis.
ALLSORA.
MIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIItllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Illlllllllllllllll
Salpen-kettiog en vry'e salpa. (uit Brehm: Nitdere Tiere.)
beel wat artistieker vorm hebben dan de
al genoemde: er ia een geslacht van
zakdlereo, dat op een beweegl|jken steel ia vast
gehecht, en waarbij aoorten voorkomen die
by'zonder veel op kunstig gemodelleerde en
veraierde vaasjes gelijken. Andere gaan com
posieten worden, zooals vele bloempjes
n paardebloem of n madeliefje maken
of op de wy'se der polypenkoralen. Ook is
er een soort, de Pyroeoma, die zooals de
naam al aaiidnidt, licht geeft. Dat is niet
n dier; maar een kolonie van eenige
duizenden die elk twee lichtpuntjes doen
stralen, zoodat het geheel een tamelijke lan
taarn is; die geeft echter alleen licht ala men
hem aanraakt of as op een of andere wijze
geprikt e'd wordt. Een sterke beweging van
het water ia ook al voldoende. Het moet
een schitterend gezicht s|jn, veel krachtiger
maar ook meer lokaal dan het lichten der zee.
Weer een heel andere manier om hun
aociale neiging te uiten, hebben de Balpen
dit ia een tweede orde van de Manteldieren;
ook deze dieren geven licht in duister, maar
lang niet zoo sterk als de Pyrosomen.
Balpen kunnen vr|j rond zwemmen; maar
hier juist ga*n de larven een deel van hun
vrijheid optfiuren. Ze hechten zich tamelijk
In groot aantal aan elkaar, gely'k de schakels
van een dubbele ketting. Zoo'n ketting is
een individu, in zoover het n bewegings
richting heeft, en alle deelen tegelijk water uit
spuiten en innemen. Zeer waarschijnlijk wor
den dete larven reeds als ketting geboren,
dat wil seggen: het is een r|j van knoppen
die by hun ontstaan in het moederdier al
aan elkaar gehecht zijn, door middel van
een stang; en die soo dicht tegen elkaar
liggen, dat bQ den groei aanhechting kan
ontataan door uitsteeksels, die in elkaar
grijpen. In elk geval moet er bovendien een
of andere sennwcommunicatie sjjn bestaan
gebleven of direct na de geboorte s|jn ont.
staan.
Nog iets merkwaardigs is de voortplanting
van de ketting; elke schakel is een mannelijk
en vrouwelijk wezen tegelijk. Maar nit de
eieren van de ketting ontstaat niet weer
een ketting, wel een afzonderlijke Salpt, die
Voedster wordt genoemd. Z|j geeft weer het
aanzijn aan een Balpen-ketting.
De witte strepen op het figuur van de
voedater stellen spierbanden voor. De beide
lange uitsteeksels wijten het achtereind aan,
waar ook het hart zichtbaar is, De spleet
vooraan is de mond. Er zijn weer andere
die sprekend op een tonnetje met hoepels
liiken, Doliolum of Tondiertje, daarover
misschien later eens. Er is pas een publicatie
over verschenen, waaruit blijkt, dat >rj ver
leden jaar voir het eerst in ons land of liever
in onze see zyn waargenomen.
E. HKIMANS.