Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1831
Over Hendrik Conscience.
TSfn geheel het Ylaamsche land weldra
het eeuwfeest Van Hendrik Conscience
gaat herdenken, heeft het mij niet van
belang ontbloot geschenen, eens na te
gaan in hoeverre de populaire roman
schrijver bij uitnemendheid hedsn ten
dage nog door zijn volk gekend, gelezen
?n gewaardeerd wordt. A
Het onderzoek dat ik daarover heb
ingesteld heeft niet de pretentie een
volmaakt beeld van den toestand weer
te geven: ik ben niet verder gegaan dan
tot mijn onmiddellijke omgeving, maar
die omgeving is op zichzelf een beknopte
synthesis van het geheele land, en zooals
de toestand daar in mijn nabijheid is,
ftoo zal hij wellicht ook, op enkele
wijzigingen na, over geheel Vlaamsen
België wezen.
Ik ben van huis tot huis gegaan, heb
met de menschen nit verschillende
standen wat gepraat, en dan opeens de
vraag gesteld:
Weet ge, dat er weldra, over het
gantche land, groote feesten zullen plaats
nebben ter vereerende nagedachtenis van
Hendrik ConscienoeP
HA1 déttdefen Van dagen en ook reien
ran middelbaren leeftijd wisten wie
Hendrik Consoience geweest was en
hadden min of meer van hem gelezen.
Telen zelfs hadden destijds alles van
hem gelezen en ztin boeken zorgvuldig
bewaard. Ook de heele kleinen kenden
hem, hadden van hem op sehool door
hun meester hooren voordragen. Maar
de jonge volwassenen, die van twintig
tot dertig jaar, in den bloei en de kracht
van hun leveü, wisten daar het minst
van af, hadden er vroeger wel van
gehoord en misschien van gelezen, maar
dat was zoo goed als vergeten geraakt.
De boeken, echter, bestonden meestal
nog in de huizen. Die lagen ergens diep
in de la van een onde kast, vergeeld en
half vergaan, als dingen, die hun
doodslaap zijn gaan slapen. Somtijds, als men
een stukje papier npodig had om iets in
te pakken en dan j uist geen oud conrantje
ter beschikking vond, werden er een
paar blaidjes uitgescheurd. Dat mochten
moeder en vader niet weten, die zonden
misschien wel geknord hebben; maar de
jongeren vonden dat zoi erg niet. De
jongeren... neen... die lazen, die kenden
Conscience niet meer.
Zoo vond ik den toestand in de kom
der dorpen: velen hadden Conscience
gelezen; geen, of althans weinigen, lazen
hem nu nog.
Op het platteland, in de verre ge
huchten, was het eenigszins anders ge
steld. Daar ben ik bij menschen gekomen
die nooit iets gelezen hebben en nooit
iets zullen lezen; bij mensohen voor wie
papier, bedrukt of onbedrukt, juist zoo
veel cent per kilo waard is. Maar 'k ben
er ook bij anderen gekomen en dat
was müeen aangename en troostende
verrassing?die de boeken van C jnscience
bezaten en die nog geregeld lazen en
herlazen.
Ik ben er onder andere op een
ouierwetsche, groote, mooie boerderij geweest
een boarderjj met pittoreske
stroodaken en knoeatig-kromme frnitboomen,
verre afgezonderd op een klein gehucht
en gansoh omringd door vette weilanden
vol grazend vee en uitgestrekte bosschen,
die in de lente trillen en schallen van
uitbundig vogelgezang een boerderij
waarvan de poëtische schoonheid mq
reeds mijn leven lant; bekoort, en waar
ik zoo af en toe, als op een pelgrims
tocht, weer heen ga. Ik ken de menschen
die er wonen; boer en boerin zijn oud,
maar zq hebben talrijke kinderen en nu
de boer zelf niet meer werken moet, is
het hem een groot genot geregeld zijn
krantjes en af en toe een boek te lazen.
Zijn boeken.... Altijd dezelfde: de
werken van Conscienoe!... Sul-genietend
kan hij daar nren lang mee zitten, zich in
zijn vredig oud-leven in de romantische
atmosfeer van den beminnelijken
volkssahrrjver verplaatsend. Men moet hem
van geen andere schrijvers spreken, die
bestaan niet voor hem, die wenscht hij
niet te kennen. De leesbare romanlectnnr
begint en eindigt voor hem met Henri
Conscience, is definitief in Conscience en
zijn werk vereenigd en vereeuwigd. Eens
vroeg hq mjj of het waar was, dat ik
ook boeken schreef. Onverhoeds ver
rast gaf ik een vaag-ontwijkend antwoord;
maar hij drong heelemaal niet aan, hq
had dat blijkbaar slechts gevraagd om
mij te bewijzen, dat hij ook wel eenigs
zins op de hoogte was, en voelde verder
niet de minste nieuwsgierigheid om er
meer van af te weten.
De invloed van Consoience over de
Vlaamsohe bevolkiag is enorm geweest,
maar bestaat heden ten dage nag slecht*
hier en daar in de dorpen en op't platte
land als een bijna vergeten overlevering
van vroeger. Da banaal-verfranschte bur
gerij der groote steden en de onwetende
adel zullen er zelfs niet aan denken nog
een boek van hem ter hand te nemen.
Ea ook de stadsarbeiders, geheel en al
S grepen door den socialen strijd, vinden
zijn te zoete en te brave verhalen
hun gading niet meer. De proletariërs
die Conscienca beschreef, lijken dan ook
in de verste verte niet meer op de stugge
?trrjders van den tegenwoordigen tijd.
Het zijn meestal gedweeë wezens, be
rustend in hun ondergeschikt lot, aan
nemend, als een onomstootbare natuur
wet, dat er rjjken en armen, heerschers
en onderdanigen op de wereld moeten
zijn. Een socialistische leider zei mij
onlangs en van zijn standpunt kon
ik hem zeker geen ongelijk geven dat
Conscience met al zijn zoete beminnelijk
heid en ondanks zijn
buitengewoonboeiend talent van verteller, eigenlijk
een ontzenuwende werking op de
proletariërsklasse zou uitoefenen, moest zijn
invloed over het hedendaagsche arbeiders
volk nog even sterk als vroeger zijn.
Andere horizonnen hebben zich orer
de wijde wereld geopend; wat ons des
tijds boeide, voldoet ons niet meer, en
ik heb zelf eens willen nagaan welken
indruk, na reeds zooveel jaren,delezing
van een werk van Conscience nu op mq
zou maken. Ik heb niets speciaals willen
uitkiezen, ik heb zoo maar de hand uit
gestrekt en gegrepen wat er in kwam.
De Plaag der Dorpen."
Op eenen namiddag keerden twee
buitenlieden van eene naburige stad naar
hun dorp terug.
Het oord, waar zij zich bevonden,
was een allerschoonst landschap in het
Eagehnd; zij volgden eene baan, die
nevens den rug van eenen heuvel, dwars
door den bruinen ijzersteen
wasgegraven, en over hoogten en door diepten in
zonderlinge bochten voortslingerde,
tot<Jat zij het punt zou bereiken, waar
<inds in de verte een kruisken met
zijnen vergulden haan boven het
donkere geboomte flikkerde. Aan de eene
zijde van den weg verhief zich de uit
gegraven wand van ijzersteen, welks
donkere verf door de slingerende ranken
der braambosschen met liefelijk groen
en purper was versierd. Daarboven
ontstonden sterk-bewogene gebergten,
die hét gezicht langs dien kant
beperkten... Maar van tijd tot tijd zonk ook
de grond tot een weelderig dal. Men
kon alsdan van deze hoogte met eenen
enkelen blik de gansche landstreek
beheersenen en zien hoe de dennen
bosschen, als boven elkander gestapeld,
langs den rug der heuvelen opklimmen
en afdalen; en immer in toon
varminderend allengs zich verwijderen,
kleiner worden en verflauwen, totdat
hun groen zich met de dampen der
kimme tot een zacht nevelgordijn
versmelt."
Bekoring er gaat, ondanks den
Conacieuce op zijn doodsbed.
verouderden trant en de meermaals on
zuivere weergave der vizie, een eigen
aardige bekoring uit van dat schrijven.
't Kan mooier, juister, hechter,.... en
toch, men is gecharmeerd en wil graag
verder lezen.
De eene wasén oude man met grijze
haren en diep gerimpeld aangezicht...
Degene die naast hem stapte, was een
jonge kerel, wien gezondheid en kracht
op het jeugdig gelaat aanlachend blonken.
Eene schoone lakensohe klak hing hem op
het linkeroor en liet zijne bruine lokken
over zijne schouders wiegelen; de strik
van een veelkleurigen halsdoek daalde
zwierig tot op de borst van zijnen fijnen
kiel. Van stille vrooljjkheid glommen
hem de zwarte oogen; om zijnen mond
speelde een zoeten glimlach, en de
vluehtige blikkea, welke hq soms in het ronde
'?wierp, waren vol eenvoud en mild be
ntrouwen in het leven."
Daar komen wq al goed in het roman
tische. Zoo'n boer past in zoo'n land
schap en wij stribbelen niet tegen, maar
laten ons gedwee-glimlachend meeslepen
wanneer de gemoedelijke schrijver hun
het conventioneel taaltje in den mond
legt, dat ze zeker nooit gesproken hebben:
Maar, vader, ik begrijp u niet, zeide
de zoon, er ligt u iets op het hart.
Waarom verklaart gij het niet?''
Het zou u te zeer bedroeven, Lucas."
Mij bedroeven P W»t mag het zijn?"
Eom, gij zoudt net toch haast
vernemen. Weet gij wat de notaris van
onzen eigenaar in de stad mq heeft
gezegd? Boer Staers wordt morgen
of overmorgen door gerechtsdienaars van
ijne hoeve gezet!"
Hemel! en ClaraP" antwoordde de
grijsaard. Zij heeft dit ellendig lot niet
verdiend, maar zij moet haren vader
volgen waar hij gaat."
Evenmin zullen wij tegenstribbelen
wanneer de jonge man een poosj 9 daarna
tot zijn vader zegt:
Vader ik bemin Clara!"
n wq nemen grif aan dat de oude
man daarop antwoordt:
Maar hoe kunt gij weten of zij voor
u dezelfde genegenheid gevoelt?"
Ei dat de zoon verduidelijkt:
Ik weet het niet, vader, maar de
oogen, de stem, iets dat ik niet uitleggen
kan, iets geheims, alsof onze zielen maar
ae ziel meer waren"
Zoodat wij ook ten slptte in het ge
heel niet verwonderd zijn, wanneer de
jeugdige boerin ons onder de volgende,
verlaidelijk-interessante trekken wordt
voorgesteld:
Zij was schoon van gelaat en rank
van leest, iets ernstigs en Iqdzaams was
er in den langzamen blik harer zwarte
oogen. Alhoewel hare verbruinde wangen
van eenige magerheid getuigden, de
arbeid had hare leden sterk gemaakt.
Zij droeg het hoofd recht; en om haren
fijuen mond lag eene uitdrukking ge
glooid, die men lichtelijk van fierheid
zou hebben kunnen beschuldigen, hadde
niet elkeen in het dorp geweten, dat
er geen zachtaardiger, geen
ootmoediger meisje te vinden was, Het eeuwig
mijmeren en denken, het dragen van
een treurig lot zonder uitzicht, zonder
hoop, had de twee kleine rimpelen rond
hare lippen gegraven."
Conscience leerde zijn volk lezen en
wist het vooral romantisch te boeien. De
bekoring die bij «itoefende, vooral op
eenvoudige, ietwat d weeperig-aangelegde
gemoederen, was overgroot, zógroot en
zóuitsluitend, dat die bekoring met hem
en met zqn werken onder het volk op
hield, en dat geen enkel zijner volge
lingen noch opvolgers ooit bet hart van
dat volk heeft kunnen winnen. Wie
eenmaal Cjnscience had genoten kon
onmogelijk nog van een ander auteur
gaan houden.
Die toestand is, althans onder de platte
landsbewoners, vrijwel onveranderd ge
bleven. De plaats, die Censcience open
liet blijft open, ruim en wijd over de
geestesleegte van het achterlijk Vlaamsch
platteland.
En terwijl geen lezers maar te vinden
zqn om een nieuwen volkssohrqver aan
te moedigen en te steunen, vrees ik wel
dat er ook geen artiest meer zal gevonden
worden om dergelijke lezers te bekoren
en te boeien.
De tijden zijn veranderd.
CYRIEL BUTSSE.
Uit liet CQHScieiceietóBllrl in 1881,
NAAR AANLEIDING VAN DES SCHRIJVERS
HONDERDSTE UITGAYE.
Toen Marten Lathor Satans grijns
Ontwaard' als kerkhervormer aan zijn
werk gezeten
Nam hu, onthutst, zijn inktpot fluks ter hand
E a heeft hem dien, in arre drift, naar 't
hoofd gesmeten.
Conscience echter, wel zoo wijs,
Als hij den Duivel zag op Vlaanderens
taal gebeten,
Greep naar zijn pen, schreef honderd boe
ken vol,
En heeft hem heel een bibliotheek naar 't
hoofd gesmeten.
De Vlamen, door die daad gewekt,
Beminnen weer de taal, bijna door hen
vergeten;
Ea al wat Neerlandsch isèa spreekt n schrijft
Roept luidt: Dat lang Conscienceleef", het
Vlaamsch geweten.
J. DE Eoo, Amsterdam.
***
HE N RIK E CONSCIENCE T. EREN.
Die Dietsche sprake, 't Dietsche woert,
Lagh over vierticb. jaer versmoort,
Men baddet niet wert ere blasen;
Het Walsen allene was gehoert,
Men brachtet talrestede voert.
Van Sincfal toter Masen.
Wie heeft gewroken dese moert?
Ganc tote Brnesele in die poert,
Besoeck wie daer oplasen
Die perle uter wagen!
Illustratie btf De Plaag der Dorpen" van
Hendrik Conscience. Teekening van Edw. Dujarlin.
Prof. Aag. Vermeylen, voorzitter van de vereen iging van Vlaamsohe letterkundigen,
houdt de toespraak.
Da vereanigingen defileeren met ban vaandels langs den gedenk
steen, gebeeldhouwd door den heer P. Stoffijn, en geplaatst in den
maar van het museum Wierta, waarvan Conscience conservator was.