Historisch Archief 1877-1940
KÖ.
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
THIODOOB BOOBKVBM,
candidaat tin een deel der Repub ikeinen
voor den Pretidentssetel der
Vereenigde Staten.
iiiiiiiiiiliiliniiHiiiiiliiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Een soen vari 't SceU-es daer beoant
Man vindt negeen in 'tDietsehéluit
Die wert es meerder eren;
Der dichtren blome es hi gênant,
Die hondert vraye sproken vant
Eude nutgaf, data geen scoren.
Hem, die gewroken heeft die scant,
Hem minnetsjnser herten bant,
Téhemwaert wi ons keren,
Hem willet al festerenl
Dit es gewreven binnen Groèninghen
roten twintlchsten Julii, ia 't jaer ons
leren aehtien hondert een ende taohtentioh
A mi
Janne te Winkel, der vrier constm meester.
Dr. 3. TB WINKEL, Groningen.
(Itttff Ier Zeichiifi; Glass ui
ToscHer, Leipzii).
Dit boek werd my, met dat over Stock en
over Slinger, ter beoordeeling toegezonden.
Ik zal het eerst korbiyks bespreken als druk
werk; daarna, naar aanleiding van den inhoud,
pok den schilder en teekenaar trachten te
karakteriseeren.
I. Als drukwerk. Het werk is in linnen band
gebonden. Voldoet deze aan de aesthetische
ëischen? Op den rug staan de letters MDZ
zoodanig; geplaatst dat MD boven de Z staat;
'daaronder staat L'ebermann. Da font in dit
plaatsen van de MDZ is tweeërlei. Ten eerste
Ts ie figuur die er door ontstaat niet enkel
voudig en niet edel. Ten tweede is er het
onlogische in, dat de D (= der) die een woord
TM den tweeden rang in de samenstelling aan
duidt, van gelijke waarde is geworden in de
iiiiimniiiiiiiiiii
EUNSCriAPPEüJKE
LXIII.
Blitetralei.
Tusschen Thor's hamer, Zeus' bliksem en
?de allerlaatste opvattingen over
onweersverschijnselen is een lange reeks
vanover«ankelijke meenings vormen te plaatsen. Daar
?3e ruimte hier ontbreekt en het doel dezer
rubriek niet van geschiedkundigen aard is,
wil ik hét allén hebben over de laatste
theorieën en laatst geconstateerde feiten.
De zigzaglijn, die wij nog met krachtige
hand door een teekening laten schieten, ten
pleziere van onze kinderen, is de bliksem
vorm, waarvan wij als wetenschappelijke
menschen, de onjuistheid dadelijk erkennen,
maar die blijkbaar toch op een vliering
Tan onze hersenen bewaard wordt tusschen
-andere oude cultuurrommel, om bübepaalde
gelegenheden, zooals bükinderplaatjes, plot
seling weer ter hand genomen te worden.
Reeds lang heeft de photographische plaat
afdoend bewezen dat alleen gegolfde blik
semstralen voorkomen, maar geen hoekige
(zie fig. 1).
Het photographeeren van bliksemstralen
staat binnen ieder's bereik, en behoort bij
gewaardeerd amateur-meteorologen-werk.
Het is volstrekt niet noodig om, zooals ik
eens hoorde van een amateur-photograaf,
net phototoestel angstvallig dicht te houden,
te loeren tot er plotseling een bliksemflits
verschijnt, en dan dadelijk de lenssluiter te
laten werken. Op deze wijze krijgt men
zelden een bliksemphoto want in den tyd,
?dien men noodig heeft om den bliksem te
zien, even te bekomen van den schrik", en
het bewegingsbevel van hersenen naar arm
spieren te zenden, waardoor de lenssluiter
even geopend wordt, is de bliksemstraal al
weer verdwenen en de lens wordt geopend
voor een donkeren hemel. Men kan, daar
men toch dergelijke opnamen vooral 's avonds
of 's nachts doet, de lenssluiter eenvoudig
open zetten en zoo laten staan. De donkere
hemel zal de gevoelige plaat niet
beinvloeden, en zoodra een bliksem zich ver
toont, verschijnt zün beeld ook op de ge
voelige plaat. Men kan, het toestel open
latend, gerust eenige bliksemopnamen op
?«"én plaat maken; hierbüloopt men echter
de kans dat de beelden geheel of ten deele
over elkaar vallen. Een op deze wyze
opgenomen straal is afgebeeld in fig. 2 (links).
Eén twintigtal jaren geleden is men be
gonnen de bliksemstraal te photographeeren
-met een draaiende camera, waardoor het
versiering en dus, daardoor, de andere leden
dezer groep verzwakt. UZ torn als logische
aanduiding zeker wenschelyker geweest «JJD.
De heele rugtitel staat daarenboven zeer hoog
op den rug; het is iets dat de Duitschers dik
wijls gaarne doen, maar wat zelden baat brengt.
De .titel, is in zwarte letters op het linnen
gedrukt. Tarwy'l ge zoudt kunnen zeggen dat
deze versiering der letters (een versiering op
l as) vrjj wél geslaagd i», is er de onzekerheid
in dés JmenstelÜng gekomen.doordat een krans,
te groot, en te beteekenisloos tevens, den naam
van den behandelden schilder aangeeft, en om
geeft. Hoewél ge de gedachte een aangename
moogt vinden, en niet zonder gratie gevonden,
om een meester te omkransen, is de uitvoe
ring niét z«o geslaagd als die gedachte. De
versiering is als zoodanig zwak. Ze verstoort
den gansenen aardderoverigebestanddeelen
waarin «terk het rechthoekige en sterk het
horisontale en vertikale is uitgedrukt. Wat
ten slotte de letter zelve aangaat, de druk is
helder, maar niet betéëkenibvol genoeg; gaarne
zie Ik een statiger zwaarte van het zwarte der
inkt op geböndenerj eenvoudiger en toch rij
ker wflse den «piefèl formeeren. Oud druk
werk is niet voorjéiets «oo vol van inkt op
het wit van het papier, en niet voor niets
zy'n de kolonnee letters zoo aaneengesloten.
II. Het boek zelve, de inbond, bestaat uit
4e reproducties en de tex>. Het is een uit
gave, als geheel toch genomen, die ik gaarne
in Holland van vele onzer teekenende schil
ders zag geschieden. Ik zie dan niet alleen
in snik een serie de Marissen, Mauve,
Weissenbrnch en Iwraëls verschijnen, maar ik zie
de lateren: Toprop, en van Konijnenburg en
Tholen en Karel de Neréa tot Babberich
.deel er van maken. Het ljjkt me toe dat
deze niet minder belangrijk lyn zonden dan
wat de Ouitsche nitgave aan Ouiteche kun
stenaars biedt. Want?natuurlek is de invloed
van Liebermann een groote geweest voor
DultscbJand. HJj is voor een gedeelte der
schilderkunst een wegbereider daar geweest,
en hy sou dat niet met zooveel welslagen
geweest kannen jjn, als de noodsakely'kheid
er niet rjjp gebleken ware en in den ty"d
had gelegen. De Bnitsche kunst is naar t aar
innerlijk altjjd een andere, dan de we;,
dien ÏQ nn begaat, zon doen vermoeden.
Hoewel se zelden of nooit werkelijk den eedlen
staat voerde der Italianen, is za toch ook
niet eene die fijn de excessen kan begaan
die de Franschen (van nit vaster
vorm-gevoel en scherper kiezenden smaak) sich kun
nen veroorloven. De Dniteche kunst is of
elegisch of ze is trouwhartig. Za is of senti
menteel of ze is cynisch nit vrees voor het
eentimenteele. Dese beide dingen worden ten
diepste niet uitgedrukt door het impressio
nisme, en wat daarop volgt. Dat deia kunst
richtingen echter bodem vonden en gedy'en
in Dnltschland, bewy'st, dat weer eens een
formule de kunst vers ty f d had, en dat de
schilderkunst bet schilderlyke vergeten was.
Tevens komt daarbq, dat het volk zicb,
grooter geheel geworden, tot grooter
krachtsuiting gedwongen gevoelde. Dat deze
uitirgen niet dikwijls beschaafd zijn, heeft zyn
gewone reden in het gebrek aan werke
lijke cultuur. Liebermaan mist deze cultuur
WILLIAM
candidaat der Republikeinen, ingevolge den
uitslag der stemming op de
Eepnblikeinsche Conventie te Chicago.
niet. Zaoals in de inleiding terecht gecon
stateerd, wordt, is kjj tevens een der inter
nationalen" in de kunst. In den tjjd, dat
het belang der naties kleiner wordt, is dit
het tegendeel van een beswaar. De invloeden
die op dezen veel-bewogene ingewerkt hebban
zy'n in de inleiding zuiver opgesomd. Za zyn
te vinden in de volgende sciülders en inde
volgende schilderscholen; Mnnckacsy,
Courbet, MUlet, Button Lspage, de Israëla-school,
Mauve, Hals-Manet. De gang is by Lieber
mann, zooals by de meeste der moderne
schilders, dus van het meer plastische naar
het mear licht" worden; maar tevens is
het niet de font ontloopen om in het
llchtspel-zoeken zich te keeren naar die der
enkele licht-verschyniog. Hy heeft zijn licht
niet genoeg psychische waarde wilkn geven,
ofschoon er eaniga inkwam (iryl hy diep-weg
wat romantisch ie, en; niet zoo sakely'k" als
de inleider in dit boek hem ziet). Met dezen
gang der schilderkunst in hem, is het teekenen
een zelfden gang gegaan. Dit is een waarheid
die alty'd zeker is en die scherp het verband
aantoont dat er tusschen teekenen bestaat
en schilderen (en dat ik later eens moge
uitwerken en verduidelijken). De teekening
van Liebermann heeft zich naar het licht"
gekeerd en naar het lichtvlagen. En hoe
staat dit teekenen, deze kunst van Lieber
mann tnsschen de overige tydgenooten van
hem? De Inleider van dit boek zegt, dat de
Berly'ners geen heros gemaakt hebben van
hem, Liebermann. Dit is juist. Juister dan
wat de inleider zegt, dat een teekening van
Bodin overtroffen is door Liebermann. Het
is de diepste gesteldheid van beider ly'n
niet erkennen. Liebermann heeft niets van
den heros. Hy is geen tiller van een
alleriwaarsten steen. Maar hy is een talent. Hy
heeft een weg aangewezen, dien tocb te gaan
was. HQ is een man vol leven, en vol gees
telijke beweging en beweeglijkheid. Hy heeft
wat het directe betreft voor zyn land goed
gedaan; maar niet is hierbij te vergeten dat
het direct nuttige niet het absoluut-noodige
is. Zjjn teekenlngen >yn Belden groot, maar
ce zijn vol beving en leven (de NOS. 49, 48,
42, 38, 37, 27, 2 etc.) Z) zyn vol observatie.
Za z|jn niet* k laar van kunnen, maar ze be
reiken in tasten toch het hartstochtelijke en
het vibreerende, verec'iietende en ver
vlietende.
III. Nieuw materiaal te geven voor den
mensch L'ebermann is de verdienste van dit
boek. Deze verdienste brengt de verzameling
teekeningen die het bevat. Ik weet, dat het
voor de meesten makkelyker? is een
echildery" te loten" dan een soms aanduidende
teekening, maar voor wie de litteratuur der
lijnen kent in zwart en wit etc., is deze
lljnenknnde een te waardeeren materiaal in
de waardebepaling van kunstenaars. En dit
is deze verzameling ten opsichte van
L'ebermann en daarom zag ik gaarne ook
onze Hollandfche schilders-teekenaars zoo
verklaard door een andere uiting van een
zelfde scheppingszncht, in hen ook zich
nitend in schilderkunst.
PLASSCHAEET.
BlïMsolie Gymnastiek
Mijnheer de Redacteur,
Baleefd verwek ik plaatsing voor het
vjplgende:
De conclusie van den heer J. M. J.
Korpershoek, Botteriam, in zijn artikel: (
Bhytmieche Gymnastiek", Amsterdammer van 7
Juli), komt hierop neer, dat de heer
Korpershoek in de rhytmlsche gymnattiek een
orerwegenden hersenarbeid slet, en dezen
arbeid -als zoodanig een speciale plaats wil
toekennen waar het muzikale en niet
lichameiyke doeleinden betreft.
Bezien wy dit nader I
Voor ons doel interesseert ons wat wjj
onder den naatn van bewegingen kennen,
onverschillig of het bewegingen zyn van den
turner, den Dalcroze-discipel of den instru
mentalist.
Bestaat in deze bewegingen een princi
pieel of gradueel verschil?
Een vraag, die wy gaarne beantwoorden,
omdit het zwaartepunt der loopende kwestie
daarin ligt.
Da spieren, gewrichten, zenuwbanen met
de hen bebeerechende hersencentra, vormen
een organische nheid.
Al onze bewegingen zjjn in haar wezen
psychische processen. Wat wij als bewegingen
dar ledematen waarnemen, (buitenste
bewegings-mechanisme) zj)n slechts de zichtbare
werkingen van het innerlijke, het centrale
bewegingsmechanisme.
Verder streeft ons organisme, hy ieder
effekt, resultaat van een beweging, naar
k racht besparing.
Met deze korte toelichting zal ieder aceoord
gaan, die zich met de pbysiologie der be
wegingen heeft bezig gehouden.
.iMiiilimiiiiii
iiiiiiiiiiiiiifiiiiinniuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiniiiiiii
mniiiiiiiimimiiiiimim
Fig. 2. LINKS: OPNAME MBT VASTSTAANDE CAMERA. BECHTS: OPNAME VA»DESZBLFDSN «TRAAL MBT EEN CAMERA DIB
BEWOGEN WOEDT OM EEN VERTICALE AS, DUS DWARS TBN OPZICHTE VAN DEN BLIKSEMWEQ.
De ontladingen waaruit een ttraal betlait zijn hier naait elkttar konun te liggen. Dt tijdtopvolging is van Units naar rechli.
mogelijk werd de structuur van de ge
weldige ontlading beter te bestudeeren.
Talrijke details zyn op deze wijze zicht
baar geworden. In den laatsten t\jd heeft
men EU het photographeeren de gewone
vaststaande camera gecombineerd met de
draaibare camera. De vaste camera, die
zoo onbewegelijk mogelijk wordt vastgezet,
teekent alle bliksemstralen op die in een
bepaald stuk van den hemel, zichtbaar voor
de gevoelige plaat, optreden, met hun
relatieve plaats. De tweede camera wordt
langzaam rondgedraaid om een verticale
as, door middel ran een uurwerk; daar
tijdens de opname de camera doordraait,
wordt de bliksemstraal zeer verbreed en wat
in den straal zelf na elkaar gebeurt komt
hier op de gevoelige plaat naast elkaar te
liggen in plaats van over elkaar heen bij
een gewone opname, zoodat alle details
nu afzonderlijk bestudeerd kunnen worden.
Ook de zwakste deelen van den bliksem
komen zoo tot hun recht, terwijl zij anders
overdekt en onzichtkaar gemaakt worden
door de heldere straaldeelen. In fig. 2 is
links de bliksem afgebeeld, opgenomen met
de vaststaande camera terwijl rechts dezelfde
straal afgebeeld is, opgenomen met de be
wegelijke camera, die van rechts naar links
draaide tijdens de opname; de
tijds-opvolging der bliksemstraaldeelen is dus in onze
afbeelding van links naar recht*. Eerst
hebben dus eenige zwakkere ontladingen
plaats gehad, terwijl tenslotte pas een
sterke ontlading optrad.
De feiten, die deze wijze van photogra
pheeren ons hebben geleerd zijn in hoofd
zaak de volgende: de zichtbare bliksemstraal
is ontstaan door het gloeien der luchtdeeltjes
langs den weg die een electrische ontlading
volgt. Deze weg is gebogen of spiraal of
LlNKS: BLIKSEMSTRAAL ZOOALS MBN HKM (JBWOONLIJK TBEKBNT (tig
RECHT»: ZOOALS HIJ IN WERKELIJKHEID ia (gebogen en gegolfd).
gegolfd, afgezien'nog van den weerlichtvorm
en den zoogenaamden kogelbliksem".
Gewoonlijk is de ontladingsweg sterk ver
takt (zie de verschillende afbeeldingen).
De bliksemstraal bestaat gewoonlijk uit
een aantal vonken, dus verschillende ont
ladingen, die snel na elkaar denzelfden weg
volgen. Elke ontlading is van zeer korten
duur, soms vlugger dan n vijfduizendste
deel van een seconde, maar het tijdsverloop
tusschen twee elkaar opvolgende ontladingen
uit n straal is veel langer en kan Y>o
seconde bedragen. Hierdoor wordt de
geheele duur van n bliksemstraal een halve
seconde of meer. Het opeenvolgen der ver
schillende ontladingen geeft het effact van
flikkeren, dat bij een bliksemstraal dikwijls
gezien wordt. De electrische ontlading is
gewoonlijk niet dadelijk in staat den vollen
afstand tusschen twee wolken of tusschen
wolk en grond te overbruggen, maar de weg
wordt tastend gezocht en gevonden; de
eerste zwakke ontladingen strekken zich
nog maar over een deel van den weg uit die
de complete straal afgelegd zal hebben, en
eindigen als pluimvormige ontladingen in
de lucht. Dan pas komt een plotselinge en
zeer krachtige ontlading langs den geheelen
weg. Heeft deze ontlading de wolken com
pleet geneutraliseerd dan is de bliksem
uit, maar is de ontlading maar gedeeltelijk
geveest dan kunnen op de hierboven be
schreven wijze, langs denzelfden weg nog
een of meer ontladingen plaats vinden. Wat
wij als n bliksemflits zien, is dus een vrij
gecompliceerd verschijnsel.
Wanneer men de photo's bekijkt, die met
een bewegende camera gemaakt zijn, zijn
de opeenvolgende ontladingen, die hier be
schreven zijn goed van elkander te onder
scheiden, maar zijn toch niet door stroken
van absoluut duister van elkaar gescheiden,
dus tussehen twee ontladingen in is er nog
een of andere lichtgevende oorzaak geweest.
Dit nalichten is dikwijls in het eene deel van
de straal krachtiger dan in een ander deel
van denzelfden straal, zoodat de photo een
horizontale streeping van den bliksemstraal
vertoont (tig. 2, rechts). Het is nog niet zeker
uitgemaakt van welken aard dit nagloeien
is; misschien blijft de lichtgevende lucht
een oogenblik na het passeeren der ontla
ding zün lichtgevend vermogen behouden,
maar ook aan een
pbosphorescentie-verschijnsel is gedacht, veroorzaakt door het op
elkaar inwerken van stikstofoxyde en ozon,
die bij de ontlading gevormd zijn. Het
nagloeien wordt ook wel als een optisch
bedrog verklaard, doordat de horizontale
streepen het gevolg zijn van het over elkaar
heen vallen van die straal-gedeelten, die
toevallig in dezelfde richting zich bewogen
als de camera.
Veel photo's vertoonen in plaats van een
lichtiijn een breede \\ohtband. Meestal is
dit het gevolg van het niet absoluut onbe
wegelijk staan van de camera. Maar zelfs
met een volmaakt toestel dat geen beweging
toelaat krijgt men nog vrij breede opnamen
en een der waarnemers heeft berekend dat
de schijnbare straalbreedte op de photo
gemiddeld overeenstemt met een .straal
breedte van een meter in werkelijkheid.
Vermoedelijk is het beter hierbij niet een
verklaring te zoeken bij zulke breede
stroomen van electriciteit maar bij de
fouten die elke lens en elke gevoelige plaat
i aankleven en die ons oog ook heeft, bij het
waarnemen van zeer helder verlichte licha
men, die altijd grooter en breeder lijken
dan ze zijn. Sterke wind kan ook wel het
geheele pad der ontlading verschuiven
zooiat de opeenvolgende ontladingen,dicht
naast elkaarliggend den indruk van een
band geven, maar het is onwaarschijnlijk
dat een dergelijke oorzaak over den geheelen
THOMAS WOÖDBOW WILBON,
candidaat der Democraten vór
den Presidentsietel der
Vereenigde Staten.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiuiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
Doch na de consequenties!
Zoo wij schreven vormen de hersencentra,
zenuwbanen, gewrichten en spieren «en
organische nheid.
Een beweging aanleeren beteekent: het
organisch verband tusschen het binnenste en
buitenste beweginguneohanisme te
conformeeren.
Een beweging kennen beteekent: dat de
henenen door de gemaakte ervaringen (le
ning) ia het bezit zy'n gekomen van het
juiste plan voor een bepaalde beweging,
waardoor eerst op nauwkeurige wijze de
claviatnar der spieren aangeslagen kan
worden.
Da oefening omvat das, kort tecamengevoegd,
een complex van psychische en pbysimhe
aanpassingen, die alle lichaamsweefsels in
wisselendan graad trtffin.
Het pbyslscbe deel, hoofdiakeiyk de spie
ren, den voorrang te geven boven het psy
chische deel, en in een eenzijdige
spierdressnnr by zonder e hygiënische waarden te zien,
beteekent: de peycho-pbysische nheid van
ons organisme in zijne bewegingen niet te
verstaan.
Het bewijs dezer nheid ligt in de kracht
besparing.
Ons organisme streeft niet in positieven
sin naar krachttoename, maar in negatieven
rin om alle onwillekeurige, het doel tegen
werkende spieren (nevenbewegingen), die de
bewegingen in hun effekt hinderen en tegen
werken, nit te schakelen, opdat juist zooveel
aan spierarbeid verbruikt, wordt als voor het
doel der bewegingen noodig is, waardoor s$
een aestheticch bevredigend aanzien krijgen.
Indien dit toegestemd wordt, dan moet men
ook gaan inzien, dat bjj het streven om een be
weging effektvol te kunnen uitvoeren, het doel
niet in de eerste plaats gericht kan zyn op de
IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIÏIIIHIIIIIIIHIIII
IIIIIIIIIIIIIIIIIHI
weg, die. gemiddeld wel een kilometer lang
is, eenzelfde verbreeding zou geven.
Paarlsnoer-vormige bliksemstralen, die nit
een serie lichtende punten schijnen te be
staan (zie %? 3) z*jn zelden
gephotografeerd; dikwijls zag men een gewone niet
onderbroken bliksemstraal oplossen in een
paarlsnoervormige, voor te verdwijnen. Met
behulp van een niet overal even sterke
nagloeiing zou deze vorm van straal wel te
verklaren zijn. Het is in elk geval niet uit
gemaakt of een dergelijke paarlsnoer ook
wel eens voorkomt zonder voorafgaande
continue straal. In dit geval zou een andere
verklaring noodig zijn.
Stervormige bliksemstralen, die zich vaak
voordoen büvulcanische uitbarstingen (zie
fig. 4) zijn te verklaren als een perspectivisch
verschijnsel. Indien n.l. de bliksemstraal die
onderin fig. 4 afgebeeld is waargenomen
wordt door een waarnemer, die hetzij b
A, hetzij büB staat, dan zal deze een
bliksemvorm zien zooals bovenin fig. 4 is
geteekend.
Zwarte bliksemstralen, die herhaaldelijk
op bliksemphoto's te voorschijn komen, zyn
te verklaren door overbelichting, evenals
dit het geval is by gewone opnamen van
helder verlichte voorwerpen, die in plaats
van wit, zwart worden, zooals elke
photograaf weet. Vreemder is dat de zwakkere
zijtakken van een heldere sterke straal
dikwijls op de photo zwart worden, terwijl
de hoofdstraat wit is. Vermoedelijk is dat
het gevolg van de algemeene verlichting
door licht dat door de wolken teruggekaatst
wordt, nadat betrekkelijk zwakke stralen
op de plaat een indruk gemaakt hebben.
Weerfichten is vermoedelijk meestal het
terugkaatsen van het licht van zeer ver
verwijderde bliksemstralen tegen
.hooggelegen wolken. Maar ook kan de ontlading
zelf toch wel een weerlichtvorm aannemen,
wat een analoog verschijnsel is als de zoo
genaamde lichtgevende wolken, die op zeer
groote hoogte voorkomen en waarvan den
laatsten t\jd veel studie gemaakt wordt en
die veelvuldiger voorkomen dan men vroe
ger dacht. Over den aard van den
kogelvormigen bliksem, waarvan in de
bliksemliteratuur verschillende gevallen beschreven
zijn, loopen de meeningen nog zeer sterk
uiteen, m. a. w. daar weten we nog niet
veel van.
P. VAN OLST.
Fig. 3. TBEKENINGEN VAS TWBB
PAARLSHOEBVOBMIQB BLIKSEM
STRALEN.
Fig. 4. STERVOBMIGB BLIKSEMSTRAAL (bovin).
De waarnemer tiet een dergelijken ttraal alt hij een normalen
bliktemttraal vanuit A. of vanuit B toevallig tiet, zooalt de
ondtrite afbeelding aangeeft.