De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 4 augustus pagina 1

4 augustus 1912 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

r ?1832 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOÏÏ NEDEELAND On-der redactie -van. IMIr. Dit nummer bevat een bijvoegsel IF. L. WIESSinSTQ-. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WAEENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . . . . . . ? 1.50, fr. p. post / 1.65 Voor Indiêper jaar, bjj vooruitbetaling, ,, mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . 0.121/ Zondag 4 Augustus. Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. . Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel Reclames per regel ,030 ,0.40 NOVELLEN-PRIJSVRAAG. HET GEOOTE AANTAL FEUILLETONS, DAT DE JüEY TER SCHIFTING ONTVING, MAAKT HET ONMOGELIJK VÓR DE MAAND SEPTEMBER PUBLICATIE VAN DE BBKEONINflEN IN UITZICHT TE STELLIN. liilillllliilHllinilllllilliil IIIIIHII u luiiin iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii in»Minimin in i minimum INHOUD: VAN VEBEB EN VAN NABIJ: Politiek en Vakbeweging. Verbetering der Kust verdediging. Geknoei aan eea BegeeringaDepartement. Kroniek. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Esn voorbeeld van School roeding, doer H. Spiekman. FEUIL LETON: De Onverbeterlijke, (slot), door Sam. Gondsmit KUNST EN LETTEREN: Bohémien-woning, door H. C. Buurman, beoordeeld door Frans C oenen. Voorslttera der Tireede Kamer, door Leo. INGEZONDEN. - VROUWENBUBRIEK: Twee mooie Kinderboeken, door Anna van Gogh-Kanlbach.?ALLEBLEI.door Allegra. UIT DE NATUUB, door E. Heimans. Moetaoe Hlto f, met af b.,door v. d. Eeckhont De kritikns; Boelofe; door Plassehaert. De misdadiger in de knnst, door Censtant van Wessem.?Zonder den hoed der humor. Dentschland ber Alles, door Péhavé. Dierlijk magnetisme, eene herinnering aan Mesmer, door dr. T. P. Serensma. CHABIVABI. FINANCIEELE EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door v. d. M. en v. d. 8. Boomache rijkdom, door Noctna Catholica. SCHAAKSPEL. DAM8PEL. - ADVER TENTIËN. Politiek en Vakbeweging. Het erkende hoofd der Sociaal-Demooratiaohe arbeiderspartij in Nederland, Mr. P. J. Troelstra, is niet alleen op korten afstand een schutter van bateekenis. Zijn schot reikt ver. Dit heeft na vele anderen (want het wordt een slagveld) op zijn beurt de heer Sneevliet ondervonden, die tot voor een paar dagen de voorzitter-redacteur ?was der Ned. Vereeniging van SpoorenTramwegpersoneel,"welkeinOudegeest haar bekendsten leider had en in 1903 haar belaagwekkendst jaartal. Sedert die periode van maatschappe lijke beroering is er in de arbeidersbe weging ten onzent veel gebeurd. Het federatief lichaam, hetwelk alle neutrale" vakvereenigingen vereenigt, het na luttel jaren reeds machtige N. V. V., werd ge sticht en de heer Ondegeest werd zijn voorzitter. Zoo kwam zijn plaats vacant, en de Ned. Yereeniging bovengenoemd had een nieuwen (gesalarieerden en zich ge heel aan haar wijdenden) voorzitter noodig en vond dien in den ambtenaar der Staatsspoorwegen H. Sneevliet. Zijn ontslag nemend als ambtenaar, zou deze nog jonge man zich verder wijden aan de belangen van de neutrale" spoor wegarbeiders. Tot twee keer toe spraken wij van neutrale". Het N. V. V., Nederlandso Verbond van Vakvereenigingen", steeds door ieder genoemd een politiek-neutrale federatie, werd aangenomen te zijn een bond, die hoewel dan op klasse-stand punt" zich stellend, aan eenige partij politiek niet mee zou doen. Men moet zich de positie van dit N. V. V. in Nederland en tegenover de S. D. A. P. als volgt voorstellen. Vakkundig is het. en zijn deelen, de vakvereenigingen, wél, politiek is het niet georganiseerd. Louter economische doel einden najagend, mist het de verderatrekkende idealiteit van een politieke partij. Maar daar het bestaat uit arbeiders en daar het z.g. staat op klasse-stand punt", zal het, zoo dikwijls de politiek te hulp moet worden geroepen, tot de arbeiders-afgevaardigden, die zelf op klasse-standpunt" staan, zich wenden: d. w. z. tot de sociaal-democraten in de Kamer. Zoo is de leiding van dezen federatieven bond en van de vakvereenigingen, waaruit hij bestaat, voor 't grootste deel, niet ge heel, in handen van leden der S. D. A. P. Dit N. V. V. echter is niet de eenige federatie van vakvereenigingen. Met haar concurreert het veel oudere, anarchis tische" Nationale Arbeids Secretariaat, dat in Amsterdam nog grooten invloed heeft op een minder straf georganiseerde en woeliger arbeiders-massa. In rumoerige tijden steekt dit N. A. S. het hoofd op. Zoo tjjdens de zeeliedenstaking, die te Amsterdam in gebakkelei ten onder ging, terwijl het Botterdamsoh zeevolk, bij het voorzichtiger en strategischer N. V. V. aangesloten, met een winst uit den strijd kwam. De haat tusschen die z.g. vrjjsociïlisten" (van de oude school) en de sociaal-democraten is niet van gisteren of eergisteren. Die haat vrat te diep in, vooral bij de leiders, om velen aan een verzoening te kunnen doen gelooven, die anders aan een buitenstaander, opper vlakkig gezien, niet onmogelijk moetlijken: immers van hu»staak-maar- raak- methode en hun individualisme-a-outrance zijn de Amsterdamsche vrij-socialisten reeds zeer genezen, en in het kamp der 8. D. A. P. voelt men goed, hoe zij de oude leuzen gaan opgeven, om op de wijze van den nieuwen" tijd, op de manier van de moderne" vakbeweging (N. V. V.), en dus meer en meer in de lijn der S. D. A. P., den strijd te gaan voeren. Da jongere en de meer theoretische elementen nu, die er sedert het Deventersche schervengericht, waarbij Gorter, Wijnkoop enz. uittrokken, in de S. D. A. P. zijn overgebleven, kennen dien wrok natuurlijk minder, en wenschen eene toenaderende houding te zien aangenomen jegens die minder bewuste" Amster damsche arbeidersmassa van het N. A. S. In een zeer heldere brochure, geschreven in Noy. 1911, en handelend over de inter nationale zeeliedenstakingen van den vorigen zomer, heeft de heer Sneevliet, toen ter tijd lid van de S. D. A. P,, dat standpunt verdedigd. 1) Hij heeft, naast een uitgebreid overzicht van die zeelieden stakingen, een scherpe critiek geleverd op' de bowling daartegenover van de S. D. A. P., van haar hoofdorgaan Het Volk" en van Oudegeest's Federatie (N. V. V.) Was er ooit, betoogt hij na opgave van redenen, een zoo goede gele genheid om een grondslag voor gemeen schappelijk handelen (met het N. A. S.) te vinden als juist ditmaal P" En zijn parool schijnt in deze woorden, paf. 47, te kunnen worden begrepen: De algemeene regel vooropstellende, dat de methode van verwijdering doer een van toenadering (tot het N. A. S.) moet worden vervangen, mosten wij toch de restrictie maken, dat o. i. elk geval afzonderlijk moet worden beoordeeld en b. v. een Bamshoevestaking en zelfs de Bouwvakarbeidersstrijd te Amsterdam (waarbij van eenige methode niet de minste sprake was. Eed.) niet met deze zelfde maat kan worden gemeten." # * # Mr. P. J. Troelstra, de onbarmhartige uitsnijder van den Wijnkoop-kanker, de beleidvolle ui t drijver van alle elementen, die aan zijne eenmaal geconstitueerde Partij naar zijn inzicht gevaarlijk kunnen wezen, de graot-conservatief dus van de revolutionaire gevechtsmachine, mr. Troelstra rook het Tribune-marxisme in de brochure van Sneevliet, hij snoof de (hem steeds in bijzondere mate prik kelende) dampen op van de Larensche oppositie, en het is zeker, dat hij na lezing van mevr.Roland Holst's inleiding, waarin ze den raad gaf maar Tribunist te worden, als de S. D. A. P. haar taktiek niet wijzigde, de gedachte moet hebben gekoesterd: dien Sneevliet, leider van de spoor wegmannen, belangrijk offi cier van hulptroepen in mij n strijd tegen de bourgeoisie", behoor ik in 't vizier te houden als hij iets verder gaat dan hij ging, als hij eraan zou denken dien raad te volgen en Tribunist te worden, moet hij als vakvereenigingsleider worden afgemaakt. Wie sterk is kan wachten. Mr. Troelstra wachtte en vond spoedig een stukje van Sneevliet, dat hem ten opzichte over de schreef liep. Het betrof alweer de zeelieienstaking van 1911. Het was nu 12 en 13 Jan. 1912. De heer Troelstra nam zijn beste pen en stalde voor het Volk" t wee hoofdartikelen op, die geschikt waren om onder Sneevliets soldaten, de neutrale" arbeiders van de spoorwegen, rumoer te wekken over hun leider. Gaf Troelstra zelf, moesten immers die arbei ders denken, niet duidelijk aan, dat S neevliet ruzie zoekt met de sociaal- democraten, die de N.V.V. zoo noodig heeft in 't parle ment ? Een klein opstandje in de gelederen *) Internationale Klassenstrijd", Uitgave H. Sneevliet, Willem van Noortstraat 54 bis Utrecht. van Sneevliets legerafdeeliig, waarin zoo wel onverschillige als Tribunistische en 3. D. A. P.eesohe elementen, moest den zelf van opstandigheid droomenden chef of 'tot onderwerping brengen of tot een volledig verzet (meteen zijn ondergang!) Uit het orgaan van Sneevliets Ned. Vereeniging" lezen wij, dat na een plechtig onderhoud de storm voor 't oogenblik kon worden bezworen. Maar het eigenlijke verschil en de electrioiteif'waren daarmede, dit spreekt, niet verdwenen. En mr. Troelstra bleef op wacht. Toen kwam het Congres der Partij, waar bleek, dat de overgroote meerder heid der S. D. A. P.ers de taktiek van het zich niet bemoeien met stakingen der Amsterdamsche vrijen" (het N. A. S.) goedkeurde. Mevr. Roland Holst vertrok, Sneevliet volgde haar, maar ging boven dien in Wijnkoops partij over.... Wij legden in den aanvang van dit artikel uit, hoe de Ned. Vereeniging van spoor- en trampersoneal en de federatieve bond van Vakvereenigingen economische vereenigingen zij n. Deze arbeiders-organi saties waren steeds zeer j aloersch op hun onafhankelijkheid. Slechts met voorzich tige middelen durfden de vooraanstaan den onder de sociaal-democraten op die corporaties eenigen invloed uitoefenen; maar zelfs al waren de leiders ervan trouwe S. D. A. P.ers, zoo gelukte dit nog dikwijls niet. De heer Troelstra bleef dus voorloopig toekijken. Wie zal zeggen, gezien de haat, die tegen het Wrjnkoopsche schisma heerscht, welke afspraken gemaakt zijn. In de Ned. Ver. van Sneevliet groeide tegen dezen het verzet onder de ge trouwen van mr. Troelstra. Da heer Sceevliet voelde, dat hem achter zijn rug lagen werden gelegd, en begrijpend, dat hu de massa der leden in 't geding moest trekken, wilde hij niet later door de meer politieke" hoofden in allen eenvoud worden gemold, opende hij zelf, twee maanden vór het congres zijner vakvereeniging, de debatten over zijn houding in zijn eigen krant. Eenige dagen vór het congres bijeen kwam werd het bekend, dat, bij bindende mandaten, Sneevliets positie gered was en de S. D. A. P. haar spel verloor. Nu komt het aardige. Een verborgen maar niet te ontkennen obstructie verhinderde, dat op het korte congres over Sneevliets aanblijven be slist werd.... Men herkent hier de bekwame hand van een leider! In den interval toch tusschen dit doodgelaopen congres en het nieuwe, dat een paar weken later zou plaats hebben, kon het zwaarste partijgeschut op Sneevliets positie" gericht worden. Of 't ook ge schied is! De heer Troelstra, zijn beste talenten in 't werk stellende, schreef i drie op elkaar volgende artikelen een zoo handigen en overstel penden advocatenaanval, dat nog wel anderen dan wankelmoedige arbeiders volkomen in de war waren gebracht. Het was niet Troelstra, die Sneevliet verdreef: het was Sneevliet, die zichzelf gemaakt had tot appel van twist" Niet kon men een vakvereeni gingsleider verbieden lid te zijn van de S. D. P. (vrijheid, blijheid!), maar met S. D. P.ers kon hij, Troelstra, desnoods conferéeren, doch geenszins samenwerken. Arme Ned. Ver.!, riep hij uit. Gij zit maar met de ellende, door Sneevliet veroorzaakt! Tusschen de twee congressen in werden door de onthutste arbeiders eenige bin dende mandaten veranderd van vór in tegen, e a Sneevliet viel l Wij moesten om kort te zijn slechts het geraamte geven der feiten. De conclusie trekken wij volgende week. Verbetering der Kustverdediging. Deze titel is onjuist, om te beginnen. Het wetsontwerp, zooals het gewijzigd opnieuw zal worden ingediend, .beoogt eene verbetering der Aat;e»-verdediging en niet in de eerste plaats der kust. Men houde dit bij de waardebepaling dezer regeeringsvoorstellen voor oogen. De kust als deel der landgrenzen wordt verdedigd door de vloot. Aange zien Nederland hiervoor geen vloot heeft, vervalt dit element. Het tweede element van &MS£verdedi ging vormen de levende strijdkrachten.... Dan komt er een heel eind niets. En ten slotte kunnen eenige versterkingen, op daartoe geschikte punten aangelegd, de taak van een vloot en de levende strijdkrachten bij de verdediging van het jk aan de zeegrenzen steunea. De kust verdedigen kunnen forten nimmer. Kunstmatige versterkingen blijven, ook aan de kust, een zeer, zeer gering, een uiterst weinig belangrijk deel der landverdediging. Nooit zijn vestingen of forten op den duur van invloed geweest op de verdedigbaarheid van een land. Nooit is een land ten onder gegaan bij gebrek aan goede forten. Daartegen over staat, dat er geen voorbeeld is van een land, dat verdedigbaar bleek met vele forten zonder een het land passend leger of een (varende) vloot. Wel te ver staan een scheepsmacW, die grootendeels zee houdt, bemand met zeelieden, met karakters, die gedurende hun militaire loopbaan het dek onder de voeten hadden en niet het bekende bureaucratische vloerzeiltja of de een of andere drijvende, houten of ijzeren maritiem-historische curiositeit, ergens in de modder van Oosterdok of Nieuwediep, en met wrjdschen zwier wachtschip" betiteld. In de eerste plaats dus eau vloot. En wel, zooals wij dat voor Nederland ver langd hebben: een torpedo- en onderzeevloot. In de tweede plaats een leger, zoo danig gevormd, ingedeeld en geoefend, dat het waarborgen geeft voor de veilig heid des lands, ook bij een onverhoedsch, overmachtig gewapend optreden van een of meer vreemde staten, speciaal tegen onze van nature in militair opzicht vrij sterke kust. Eerst nadat op eenigszins behoorlijke wijze voldaan is aan deze beide levens voorwaarden, komen de forten, fort j es enz. enz. aan de orde. Wat geeft het, of onze genie al een prachtig sterrepuntje op de kaart zet te Nieuwediep: het pantsserrrfort Kijkduin! Een ander sterrepuntje te IJmuiden: het verbeterd fort aldaar! Een derde sterrepuntje aan den Hoek van Holland en ten laatste een geweldig dikke sterrepunt bij Vlissingen: het pantssserrfort tot de tweede macht? Wat baten ons die prachtige sterre puntjes, monumenten van het inzicht der Nederlandsche fortenbouwkunst bij het begin der twintigste eeuw, als de plm. 56 K.M. kust tusschen sterrepuntjes Helder en IJmuiden, en vervolgens de plm. 50 K.M. kust tusschen sterrepuntjes IJmuiden en Hoek van Holland vrijwel open blijven liggen, omdat in het Neder landsche stelsel van militaire verdediging een behoorlijke beveiliging der grerzen door grenstroepen of door een vloot en daarmede de zekerheid van doeltreffend handelen door het leger ontbreekt ? Met die forten en fertjes bij een haven belet men geen landingen hier of daar op onze lange, open kuststrooken. En heeft zulk een landiug plaats gehad, dan zijn die forten bij onze havens spoedig waardeloos. Wil men dus onze havenverdediging in behoorlijken staat brengen, goed. Maar dan eerst wat daaraan vooraf behoort te gaan: een voorziening van de kust(grens-) verdediging in haar geheel, waar van die havenverdediging niet meer is dan een onderdeel. Eerst dan ook wordt de uitdrukking ftafew verdedigingsfonds onjuist en heeft men recht te spreken van een Aws^verdedigingsfonds, Erkend moet worden, dat het gewijzigd wetsontwerp Colijn minder ver van dit ideaal afstaat, dan dat van den geniegeneraal, minister Ceol. Het offer van veertig millioen voor doode weermiddelen, dat aanvankelijk gevraagd werd, is tot twaalf millioen teruggebracht. Toch is het er nog ver van af, om hetgeen ois nu wordt voorgesteld, een bereikbare werkelijkheid van dat ideaal te noemen. Ook al zou men het een fonds voor havenverdediging'' betitelen. In de eerste plaats toch blijft de zoo moeilijke quaestie eener verzekerde veilig heid van den toegang van uit de Noordzee naar Amsterdam (Stelling van Amster dam) onopgelost. In de tweede plaats wordt over de haven van Scheveningen gezwegen. In de derde plaats wordt ongeveerde helft van het aangevraagde crediet be stemd voor fortbouw te Vlissingen. Op het eerste dezer drie punten komen wij terug. Over het Vlissingsche fort reeds nu een enkel woord. Op den voorgrond zrj gesteld ons abso luut recht op eigen grondgebied zooveel forten te bouwen,*als wij wensohen en dit op elk punt, dat ons in 's lands be lang gewenscht voorkomt. Zoodra dus de volstrekte noodzakelijkheid voor de landsverdedigingen van een fort te Vlis singen door den Generalen Staf is aan getoond, bouwe men dit fort zoo goed en zoo spoedig mogelijk, zonder zich om de zoogenaamde internationale zijde der zaak nog een oogenblik te bekommeren. Tot nu toe echter is onze Generale Staf in gebreke gebleven hier aan het Nederlandsche volk het bewijs te leveren, waarop het recht heeft. Waar nu door militaire autoriteiten van zeer uiteenloopende richting is aan getoond, dat een fort te Vlissingen slechts zeer zijdelings verband houdt met het rechtstreeksch belang der landverdediging en dat hier met andere, meer natuur lijke, eenvoudiger en minder kostbare middelen het doel bereikt kan worden, dat tot heden o. a. met de verouderde werkjes aan de Wester-Schelde wordt beoogd; waar dit fort, wordt het ge bouwd, daarentegen wel een ernstige grief kan worden voor eane bevriende nabuurstaat *) is er reden deze internatio nale zijde van dit vraagstuk niet geheel over het hoofd te zien. Zonder absolute noodzakelijkheid toch hindert men geen goeden nabuur. Ja, er zijn er. die het fort zouden willen bouwen, alleen reeds om aan het buitenland te laten zien, dat wij op dit gebied zelfs maling aan het buitenland hebben. Zij gevoelen angst, dat men daar ook maar een oogenblik zou kunnen denken, dat wij bang waren. Het behoeft geen betoog, dat hier een chauvinisme van het meest naïef gehalte aan het woord is, dat misschien onder jongens van de lagere school op zijn plaa's zou zijn. Vraagt men ons dus ten slotte of het gewijzigde ontwerp onze sympathie heeft, dan kan ons antwoord daarop weer niet bevestigend luiden. Zooals het daar ligt, is het lapwerk gebleven. Het maakt den indruk of men nog steeds wél de boomen, doch niet het bosch ziet. X. ?) Zie o.a. N.R.Ct. 29 Juli 11. Avondblad. Geknoei aan een RegeeringsDepartement. Op 5 Mei j.l. gaven wij de vertaling te lezen van een stukje, voorkomend in een officieel Deensch doktorenorgaan, een stukje, onder teekend door den officier van gezondheid aan boord van de Willem I, den heer Mortensen, Deen van geboorte. In dit Deensche artikel werd met naam en toenaam een leverancier van uit rustingen voor Jndië als asschentrekker aangewezen, met de ernstige mededeeling, dat sedert vele jaren deze jiesschentrekker als een geschikt leverancier zou zijn aan bevolen en zelfs opgedrongen aan van niets wetende, nieuw benoemde OostIndische ambtenaren, door bizonder ge dienstige ambten aren van het Departement van Koloniën. Da heer Mortensen gaf duidelijk te kennen dat deze heeren, waarvan een met same genoemd, er zij bij sponnen. Nu komt het Bataviaasch Handelsblad van 19 Juni en deelt mede, dat vrijwel ieder ingewijde weet wie hier bedoeld wordt: een zekere G. Kerner, lid van de firma Kerner & Co., Den Haag, welke firma op Weltevreden (Noord wij k) een filiale heeft". Het Bat. Handelsblad had serieuser kunnen te werk gaan, als het eerst eens bij ons of bij een ander inzage had gevraagd van het door ons met naam en trouwens met adres vermelde Deensche orgaan, voor ieder verkrijgbaar. Van den heer Kerner, die vrjjwel ieder ingewijde weet" dat bedoeld" is, is daarin geen sprake. Het Bat. Handelsblad komt echter, na, den heer Mortensen, met een aanklacht, een geheel nieuwe. Het schrijft: Iemand doet in Den Haag examen voor de posterijen. Voorzitter van de examen-commissie: de heer Van de Watering, aan het departement van Koloniën. Het examen wordt afgelegd in de 2e helft van December en eind Januari zou de uitslag bekend worden. Vór Kerstmis heeft bedoelde kleer maker echter al een lijstje van de candidaten, die geslaagd zijn, en kan hij u zijn felicitatie en daarbij een nederige aanbieding van zijn diensten toezenden! Ka, ra, hoe zit dat? Ook weet de kleermaker den candidaten reeds te voren te vertellen of zij zullen worden goedgekeurd. Diezelfde mijnheer v. d. Watering, voorzitter der examencommissie, geeft privaatlessen tot opleiding voor het examen. En die lessen worden aan geboden op deze eigenaardige conditie waartegen gén ander concurreeren kan dat zij niet betaald zullen be hoeven te worden, indien de leerling

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl