Historisch Archief 1877-1940
''*?_
DE AMSTERDAMMERWEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1832
niet slaagt. Natuurlijk slagen zijn
leerHuizen allemaal!
There is aomething rotten....
'Wij laten, tot heden onbekend met
de bewijsmiddelen, deze beschuldiging
natuurlijk voor rekening van het Bat.
Handelsblad en noemen daarom, -in af
wijking van dit Indisch blad, voorloopig
den naam van den ambtenaar aan Kolo
niën niet.
Voorloopig. Wjj weten n J. dat er naar
aanleiding der vroegere, door ons overge
nomen waarschuwing van den officier van
gezondheid Mortensen een onderzoek is
ingesteld aan het Departement van Kolo
niën. Wij wfeten echter ook, uit ons
geworden schriftelijke en mondelinge
mededeelingen, dat over ontoelaatbare
practnken aan dat Departement sedert
tientallen van jaren geklaagd werd. Als
er dus thans onderzocht wordt, dan willen
wüde zekerheid erlangen, dat er met
ernst onderzocht wordt. Met zeer gepaste
middelen zijn de schuldigen wel uit te
vinden; dat weet de minister ook wel;
het is maar de vraag of men ernstig
het kwaad wil uitroeien. Dit moet, naar
men ons meedeelde, al een jaar of dertig
in verschillende vormen aan dit Depar
tement bestaan. Het wordt dus wel tijd!
KBONIEK.
IMPOBT-JOÜENALISTIEK.
Uit de publicaties in de feuilleton-rubriek
Onder de Menschen" van den schrijver
M. J. Brusse in de N.B.Ct. is langzamer
hand voor onzen grooten Bouwmeester dr.
Cnypers een soort debacle geworden, welke
leed doet.
De oorzaak, dat dit gebeuren kon, ligt
in eersten aanleg in een opvatting van jour
nalistiek, welke buiten onze grenzen mér
wordt in praktijk gebracht, en die de maat
schappelijke moraliteit niet bevordert.
Zij is deze: Men geeft in 't licht wat in
een interview is gezegd, ook al neemt men
de mogelijkheid aan of weat men zeker,
dat: den geïnterviewde, of iemand anders,
het grootste leed door de publicatie over
komen kan en geen zaak er mede ge
diend is dan het schandaal en het daaruit
voortspruitende eigen profijt.
Voor een dergelijk geval staan wij b
het bovenbedoelde interview. De heer
Brusse, die een algemeen gewaardeerd talent
bezit voor de hoogere reportage, en deze
vaak opvoert tot waren kunstenaarsarbeid
(zie b.v. maar in ditzelfde nr. zijn typeering
van den predikant) heeft den ouden heer
Cuypers aan den praat gekregen en van hem,
wat niemand gelukt was, een uitval bijge
woond tegen Berlage: een uitval, waarin
dwaze formuleeringen ieder, die over kunst
wel eens nadacht, pijnlijk opvallen.
De N. E. Ct. verdedigt zich nu tegen
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIII
DE ONVERBETERLIJKE
DOOR
SAM: GOUD3MIT.
(Slot.)
Met een blik naar zijn knappe gezicht
moest zij plotseling lachen.
JU met je moffeduis," schoot ze uit,
wat is dat nou wa'j daar zegt... a'j mijn
nou effe neme wil..."
Nou ja... da's gewoonte hè... je spreekt
daar allegaar Moffrikaaiseh onder mekaar
van-zellef... maar dat zal gauw genog weer
afwenne...."
En blyft zij daar nou... ? vroeg zij weer
met schuinschen blik naar hem op.
Ze het 'r arbait daar hè... en ik mag
niet werom... ik heb me loffelijk ontslag...
mit goed gevolg. . 't zit tussche me pruimpie
in me tebaksdoos... da's goed voor de mot."
Züwachtte even. Dan, innerlijk
stilbevend, waagde ze weer:
En la'je d'r dan niet hier komme ?"
D'r he'k onbedingt nog niet over
uitgeprakkezeerd Bets..." zei hu kalmpjes.
Zij zag even toornig naar hem op, langs
zijn gezicht. Maar zijn rustige zekerheid
hield haar bedwongen.
Je hoef mijn geen graasie te doen hoor..."
zei ze, a'j geen zin het, dan blijf Je maar.
Ik he't al die tijd zonder je motte doen,
zonder woord of omkyke bijkans... ik zal 't
nou ook wel verder buite je stelle... nou...
wees daar maar sekuur van ..." Züschoof
de gekruiste armen over haar borst heen
en weer, en schuurde haar voeten onder
haar driftig-draaiend lijf over de straat, bij
het onderdrukte toornige mokken.
HU gaf geen antwoord. Dan zei hy:
Je zal wel bükans verkleumdzün, wie?"
Da' scheelt nie' veel..." sprak ze wat
vriendelüker nu ook weer door zijn vraag.
Ze waren de Dam al over, in de
Paleisstraat. Het schuren der trams klonk droog
en grommend) en de metalen belgeluiden
sloegen hel en fel door de dunne scherpe
lucht. En Bets voelde zich als naakt in haar
dunne kleeren, onder haar in de stalen kou
volkomen waardeloos omslagdoekje. Haar
hoofd was koortsig-warm, maar haar gansche
lichaam leek verhard, en vooral nu onder
het wüken der spanning yan het gesprek
leek het een oogenblik niet meer te ver
dragen.
Wil je dan een tas chokela?" bood Tines,
ik heb jetzt nog lood."
,,'k Gaan thuis koffie zette, zei ze, Dirkie
an vór cast op... a'j nou wou, ko'j
meeanuive...."
Dat mag wel zam... zei hij, voor zich
kijkend.
Zij was bly, maar züwilde niets laten
merken. Zij had hem eerst moedig-weg
willen opeischen, maar zijn kalme meerder
heid, niet volkomen begrepen, verraste haar
altijd weer opnieuw, in een krachtige over
meestering, die haar voornemens eenvoudig
deed vervluchtigen. En zümoest er toe
komen, zün verhouding tot die vreemde
vrouw te aanvaarden, als iets waartoe een
van
een helaas al heel weinig goed te keuren
verdediging van dr. Cuypers' zoon, door te
verklaren, dat het interview echt is. W
gelooven het .gaarne. Maar het is juist wat
wümoeten veroordeelen.dat de
ondoordachtheden, die den vüfentachtigjarigen Groot
meester zyn ontvallen, met zooveel haastig
beleid werden neergekrabbeld en als
sensationeele oopy afgedrukt. Deze onbeschei
denheid" is reeds door talrijke architecten
gewraakt. Ook de goede Homerus slaapt
wel eens..." k dr. Cuypers kan immers
zün bedoeling eens toevallig te buiten gaan.
Maar op die winst te azen noemen w
onedele journalistiek.
Het geval wordt er niet beter op onder
het licht van het hiervolgende.
Men weet, hoe het groote publiek en de
autoriteiten een blind vertrouwen stellen
in de uitspraken van dr. Cuypers. Terwyl
het interview aan den eerbied voor dezen
grooten architect schade doet by de zelfs
maar eenigszins kunstbevoegden, schaadt
het in wijden kring den naam van Berlage
büparticulieren en autoriteiten. Dat ge
schiedt door een kunstzinnig redacteur van
de N. R. Ct. met toelaten van zyne hoofd
redactie. ...
Merk nu op, dat juist büde N. M. Ct.
Berlage hoog staat' aangeschreven, zooals
nog tüdens zijn Amerikaansuhe reis geble
ken is. Merk op, hoe gedurende den aanval
van den Botterdajnschen burgemeester op
Berlage, het karaktervol Rotterdamsch
orgaan zich buiten schot hield. Dan zou
men denken: eenige gêne moet er toch
heerschen büdie hoofdredactie, nu züeen
kunstenaar onrecht liet ondergaan zonder
hem te verdedigen... Züzal een middel
zoeken om het weer goed te maken. Neen!
zoodra een heibel, die den geachten archi
tect nog eens en in ruimer mate kwaad moet
doen, profijtelijk schijnt voor de journalis
tieke affaire moet maar een trap volgen
op een duw.
Men ziet wat het deftig mom van eerste
klas journalistiek soms waard is. Maar
dit zeggen wüalleen tot de hoofd
redactie.
Sotiak
Een TOOM Tai scbflolroeiiig.
Onlangs is er in den Botterdamschen
Gemeenteraad een debat gevoerd, naar aan
leiding van een prae- advies van Burge
meester en Wethouders, over het onder
werp : School voeding yan Gemeentewege.
Daarbüwerd door schrüver dezer gewezen
op het mooie voorbeeld op dit gebied, het
welk de stad Bradford geeft, door eene
organisatie van de schoolvoeding als men
wel nauwelijks in n andere stad zal
kunnen aantreffen, Zürich misschien uit
gezonderd.
man als de hare geraken kon. Züvoelde
het in haar hart niet meer als een misdaad;
zyn krachtige rustige houding had haar
gedwongen, iets van zijn rüpe genegenheid
te voelen, te eerbiedigen althans. En zy
sprak er niet meer over, en behield slechts
een machteloos-stil morren tegen het lot,
dat haar nog een deel van het weinige, scha
mele geluk in haar leven had ontnomen.
Züstonden voor de trap in de dwarsstraat.
Bets trampelde. Goddank," kreunde zij, en
zy zag hem aan, zoekend in zün gezicht.
Hij had zonder nadenken gewacht. En
züging naar boven, hem voor. Hij volgde,
als de gast in haar huis. Toen zij, na drie
maal de donkere trappen te hebben opge
draaid, boven stonden, kwam het veertien
jarige meisje van vór hen al tegengeloopen.
Het kind lachte.
Slape ze?" vroeg Bets, binne ze zoet
geweest?"
Heelendal hoor," verzekerde het meisje.
Jantje heb eenmaal om water gevraagd,
en Sientje heb 'k op 't potje gelate."
Ko-je wel?" lachte Bets vriendelijk en
toen het kind trots-geringschattend nikte,
wel bedankt hoor meid. -. kom morge maar
hoor... krijje wat lekkers van me hoor...
hoor Dirk "
Tines stond recht* op in het geluw-lichte
kamertje. Zijn hoofd was niet ver van de
zoldering. Het raampje van de dwarsstraat
was vlak bij zijn eene hand; aan de andere
zij, als om te grijpen zoo dichtbij, de kie
rende bedsteedeuren waarachter de kinderen
sliepen. Op de stoel daarvoor lag het kleine
kleergoed dooreen, een tweede stond bij de
tafel. Hij zag rond, hu nikte lang achtereen
als een bezegeling van wat hij goed scheen
te begrijpen, en keek naar Bets op, die op
de tweede stoel was neergevallen en bij het
roode potkacheltje geschoven, kreunend van
de tinteling-pijn der plots in de dikke
warmte-lucht overgebrachte leden.
Ich sehe wohl..." zei hij, 't is hier ook
al een rijke beweging."
Zügaf geen antwoord.
Binne dat al je meubele?" vroeg hij.
Zünikte van ja, kreunend en zuchtend
voor het potkacheltje gebogen.
En de rest noa de jood?"
Zij nikte, en verschoof, even geprikkeld.
Och man... laat me nou efl'e op asem
komme... 'k bin bevrore... jij mit je
meubele "
Je lijkt anders gauw angebrand," zei hij
zuchtend. Hij wierp zijn zakje neer, slingerde
zün grooten hoed in den hoek, en zag nog
eens rond, zorgelijk, met gebogen hoofd
nadenkend. Langs den grond zag hij, en
vandaar langs de kale muren, en omhoog
naar de lage zoldering, en een kleinen blik
zwenkte hij het kamertje door. Het was
hier benauwd, eng. Hij wist niet... Het
was of hij van de ruimte kwam, van een
open slagveld, hier in het vunzige hok, dat
hu wel scheen te kunnen fijnknypen tusschen
zyn beide vingers. En hij liep naar het raam
en schoof het een eind open.
Da's geen gezond werrek," zei hij, frische
luft musz sein."
Zühad water uit het keukentje gehaald
en op de potkachel gezet.
Zeg is?" schertste ze, je doet o'j hier
de baas bint, Jij-..."
Engeland is, we weten het, nu eenmaal
het land der tegenstellingen. Tegenover de
kinderyerwaarloozing, waardoor juist Enge
land zich jaren en jaren heeft gekenmerkt,
staan somtijds nitnemende voorbeelden
en instellingenv Zóis het met de. school
voeding te Bradford, de groote fabrieksstad
in Yorkshire, waar de voeding van arme
schoolkinderen niet slechts plaats heeft
direct van gemeentewege, maar ook dit
nitnemende deel der moderne gemeentezorg
beoefend wordt als een deel van het onder
wijs, met vermyding dus van het karakter
van halve particuliere liefdadigheid en halve
armenzorg, waardoor zich hier te lande de
kindervoeding nog steeds kenmerkt.
Ik was daar indertijd reeds opmerkzaam
op geworden, door een opstel yan het par
lementslid Yowett in de Clarion" en was
onlangs in de gelegenheid, müdaarvan
door een persoonlijk onderzoek te overtuigen.
Met des te meer aandrang breng ik
hetgeen daar in werking is onder de aan
dacht van allen hier te lande, wien de
schoolvoeding belang inboezemt, omdat,
naar myn vaste overtuiging, ook hier de
schoolvoeding veel mér dan thans als een,
in de huidige maatschappelijke omstandig
heden noodwendig, deel van het onderwijs
moet worden beschouwd en met het oog
daarop nog vél moet worden verbeterd!
Sedert de aanneming in het Lagerhuis
van de Education (Provision ofMeals)
Act in 1906, is het den Engelschen gemeente
besturen vergund, een bepaald deel van
hare belastingen te besteden aan de ver
schaffing van voedsel aan arme school
kinderen.
De verdere uitwerking bleef overgelaten
aan de besturen zelf.
Het Gemeentebestuur van Bradford maakte
van den aanvang af in dien geest gebruik
van dat recht, dat het de schoolvoediag
geheel bracht aan de Gemeente, en inrichtte
als een deel van de school, waarbij dus
aan de onderwijzers ook by dékinder
voeding, natuurlijk tegen behoorlijke be
taling voor daarvoor geleverde extra
diensten, de zorg werd opgedragen.
In 1907 besloot het Education Committée,
dat de zorg ook voor dit deel der opvoe
ding op zich had genomen, om een Cen
trale keuken te bouwen, daar alle benoodigde
voeding (brood en middagmalen) gereed te
doen maken, en van daaruit de voeding
naar de verschillende lokaliteiten te ver
voeren. In het laatst van 1907 werd dan
ook deze Centrale keuken (bakkery en
machinale kookinrichting) geopend aan de
Groene Lane, waarby de hoop werd uit
gesproken dat
daardoor de zekerheid zou worden ge
kregen dat in Bradford geen enkel
kind meer naar school zou behoeven
te gaan, zonder althans n goede
warme maaltijd per dag te kunnen
verkrijgen; een eisch van zoo onschat
bare waarde voor goed onderwijs."
Reeds in het verslag over het jaar, ein
digende 31 Maart 1908, werd met vreugde
het goede resultaat van deze onderneming
geconstateerd, en werd van de verblijdende
belangstelling die deze arbeid ook van de
zyde der ouders had ondervonden melding
gemaakt.
Van deze goede resultaten is ook in elk
Wen ik hier bin, bin ik de baas," ver
telde hij kalm.
.?A'j tegen mijn zoo pertaai bint as daar
ginder," lachte ze, van de kou en de eerste
huiveringen bekomend, dan krij'ja met de
pook hoor "
Hu lachte. Züzag er afgevallen uit, Bets.
En ze was toch ook nog jong, nog bij lange
na geen dertig. Nee, nou an de meid daar
ginder denken, was niet eerlijk tegenover
haar. Die had nog niks gehad. En züvier
kinderen en een hoop armoei, dat was
pandoer vol. Rotzooi. O veral rotzooi. De vrouw
van de groote baas ken wel mooi bly ve. Wij
bedienemeneer,onzevrouwebedienedemedams.
Anders blijve ze nie jong genoeg. Rotzooi.
Hij stond voor het kleine raam, waardoor
de kou tegen zyn knieën sneed, en staarde
naar de dwarsssraat. Hier wonen we. Hier
wonetcy?Hij zag niets dan wat lichtschemer
aan de overzij, van een lantaren, en er was
geen geluid dan een enkele stap door de
dempende sneeuw, en het toeslaan van een
deur. Verdomd was het hier. Daar zat-ie.
Zou d'r wel niet weer vandaan kommen.
Zij zat 'r toch ook en de kinderen. En
de rest. De heele buurt, die al mafte, om
morgen weer vroeg aan te vallen. Gauw
d'r büzijn, anders kreeg je niks. Belooning
voor de ver. Wie 't eerste zegt asjeblief
meneer, die mag z'n eige 't klapzunr werke,
voor 'n hap brood. Verdomd was 't in de
wereld.Vooruit. D'rdoor. Blijve In de vuilig
heid weerom. Voor haar ook niet plezierig,
dat dat nou gebeurd was met die meid. En
ze had 't extra beroerd gehad. Netuurlijk
je was blij, a'j je kerel is weerom had
teminste a'j geen mannetjesputter was. Nee,
da'was Bets niet. Hij zag om. Met oogen
vol tranen zat Bets stil naar zijn rug te
kijken. Donders. Daar ha'je'tal. Zij veegde
haastig over haar oogen.
Hij zei ruw-vriendelijk: Zet jij koffie ?...
'k goa n'effe wat koope... d'r mot toch
wat te bikke weze ook..."
Goed,"; zei ze, en zij lachte als of er
niets gebeurd was.
Tines liep de trap af en kwam even later
terug met 'n stuk krentenbrood, wat aller
hande en een eind leverworst. Zij lachte
glanzend.
Wat 'n overdaad," zei ze, nieuwe tranen
tegenhoudend. Nou, jij het ze, hoor...."
'k Ean de heele State Generaal nog wel
omkoope", zei hij, wen ze maar mit 'n
beetje tevreeje binne?"
HU had het kinderkleerenrommeltje
teedertjes aangepakt en op den grond gelegd, en
was op den tweeden stoel tegenover haar
gaan zitten, van een opgestoken witte pyp
blauwe rook wolkjes de kamer inkringelend.
Zie zoo..." zei hy, da's Hollandsche
tebak... da's goeie waar... 'n rijksdaaldert je
an gewaagd voor een half onsie... da'kenne
wy doen as rijk man zijnde hè... havanna
puur Da's daar buite allegaar duur en
slecht waj krijgt."
Zij zweeg. Tegenover hem bij het beetje
lamplicht en in de warmte, bij zijn geurig
gerook en het gepraat over het zachte
ademen der kinderen heen achter de bed
gordijnen, onderging zij de overstelpende
vreugde van zijn terugkomst in de kamer,
die zonder hem maandenlang als een
worstelplek vol wanhoop om haar was geweest.
sedert dien verschenen verslag opnieuw
weder melding gemaakt.
Maar laat mü, vór ik aan het laatste
verslag nog enkele gegevens ontleen, eerst
even mededeelen wat ons, onaangediende
en onverwachte, belangstellenden, welwil
lend te zien werd gegeven.
Aan Green Lane staan, op een groote
binnenplaats, een paar schoolgebouwen, en
daarneven is de gemeentelijke keuken en
het bakkerygebouw, met berg-depot. Kook
inrichting en bakkery zün modern, met de
nieuwste werktuigen, ingericht. Een chef,
vier volwassen gezellen en twee aankomende,
zijn er werkzaam. Ze krijgen vast weekloon
plus vrije voeding. Toen wij kwamen, tegen
11 uur, was de voeding voor dien middag
juist gereed. Het stond voor de verzending
gereed in groote bussen. Voor de deur ston
den twee groote, sierlijke vracht-auto's, en
eenige oogenblikken daarna waren deze
volgeladen en kon de expeditie en de
yerdeeling over de verschillend^ lokaliteiten
in de stad een aanvang nemen.
Wat ns hier opviel, was de buitengewone
zindelijkheid, degelijkheid en volledig
heid, waardoor zich alles kenmerkte. Alles
blonk en schitterde van properheid en
frischheid, en toonde aan dat men aan dezen
jongsten tak van gemeentelijke bemoeiing
ten bate yan de armere kinderen der lagere
school niets gespaard had! Juist kwam er
een kist met boterhammen terug, die men
aan a der scholen had overgehouden.
Er wordt nl. des morgens aan de kinderen
verschaft: een kroes warme melk met twee
sneden brood met jam. De brooden werden
in dezelfde inrichting gebakken, en het
meel daartoe eveneens d&dr bereid. De zes
ponders waren juist uitgehaald en noodden
tot een proefje: het bleek uitnemend, sma?
kelük, vrij zwaar melk-tarwebrood.
Tegen twaalf uur trokken we naar een
der schoollokaliteiten waar de spijziging
plaats vond. We kwamen tegelijk met de
kinderen binnen en ... met de onderwijzers!
Want in Bradfordi geschiedt de school
voeding onder leiding der onderwijzers, die
daartoe om beurten dienst doen en daar
voor extra beloond worden. Een vrouw
doet in elke lokaliteit dienst om de soep
of de andere spijs op te scheppen. De onder
wijzers voorzagen zich van een schort, een
8-tal der oudste schoolmeisjes deden even
eens een mouwschort voor, de oudste der
onderwijzers plaatste zich op een bank, op
zyn bevelen stonden de kinderen in postuur,
zetten zich neer en het volgend oogenblik
begon de bediening van de eerste portie.
Onderwijzers en schoolkinderen hadden
in enkele oogenblikken de schare bediend,
die ongedwongen en toch ordelijk zich
aan de heerlijke soep te goed deed. Wie het
verlangde kreeg onmiddellijk een tweede
portie.
Dan volgde de rystpudding, op dezelfde
wijze bediend
Elk kind had een glas met !/j water
gevuld, by z'n bord staan. Dat kinderen
gaarne drinken, vooral bij en na den maal
tijd, is bekend; maar elk kind kreeg slechts
zooveel water, dat het eventueel voor de
dorst genoeg was, mér niet.
Na den maaltijd werd, evenals in den
aanvang, een conventioneel lied j e gezongen,
alweer gedirigeerd door den onderwijzer,
iiiiiiiiiiuiiimiiiiiiiiiiiiilimiiiiiiiiiHiiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiin
Als de man er niet was, bleek de overmacht
van de kwaadaardige wereld heel en al
knauwend en verscheurend. Zij kon
zichzelve en de kinderen er niet tegen ver
dedigen, het kostte vel en vleesch en bloed
van het zwakke lijf. Zy was afgemat en
moegepynigd, en zün komst in de kamer
was als de wenking van een machtige,
zwaartredende, vriendelijk-vertrouwde be
scherming. Zy snoof het uit den geur van
zijn tabak, zij zoog het op uit het warme
geluid van zijn stem. Zooals hij daar weer
voor haar zat, met zijn zwarte, knappe
ruigheid, zün strijdbare rust, zijn taaie
mannenkracht tegen de in baar sluwe in
gewikkeldheid wel overmachtige, maar
althans aarzelloos doorziene wereld, schonk
hij weer een warme stroom van koestering
over haar uit, en zy voelde het leven luwen,
de pijn van de schrappe worsteling bedaren,
die zoolang gegaan was ver boven haar
kleine kracht. Telkens kwamen de tranen.
Het was zoo heerlijk zoo, het was weer een
beetje gelukkig zoo, er was een beetje
gezelligheid, een beetje steun in huis. Als
hij nu eens blijven wou. Je kon niet veel
zeggen ... maar de man buitenshuis was
niks. Ze hield niet van de wijven, die altüd
kwaad konden spreken van d'r kerels...
ja, je had wel slechte vanzellef... maar
onder de vrouwen netzoo goed ... maar je
most wat van ze kennen verdragen. Een
vrouw zonder de man was niks. Ze zou
wat graag een paar dagen in de week blijven
werken, om wat by te verdienen. As-ie bleef.
Ja, ze was stom geweest om 'm tegen te
houen, toen-ie weg wou, omdat 't hier zoo
krap was. Stom, om niet mee te gaan.
Was d'r niks gebeurd. Maar zoo'n vreemd
land. A'j nooit anders as bij moeder thuis
was geweest en nooit geen stad uit of niks.
't Is jammer, daj niet wat eerder hier
was..." zocht ze, ha'j misschien bij 't
sneeu wscheppe kenne komme... van de stad."
Dat is toch allegaar al veel vrogger
vergeve," zei hij, da' begint al met de
zomer, die bedelbeweging. Anders ook 'n
royale boel... En de binne toch heelegaar
maar 'n paar luizige dage As God de
suiker binnehpudt, dan kèje mit je koart
noa de kemedie goan "
Binne toch 'n paar cente die je teminste
het aj'niks anders vindt..." zei ze.
Hij zoog een haal aan zijn pijp en schoof
een schuinschen, ontevreden blik langs
haar heen.
Dat is zoo," zei hij, en stond op en
rekte zich. Zij zag hem aan, maar begreep
niet. Als tergende, zoetige gedweeheid
voelde hij haar praat, en de zekerheid, dat
al zijn tegenspreken, hoezeer tot kalme
uiteenzetting bedwongen, haar als de tegen
werping van een onhandelbare toeklonken,
maakte hem woedend. O, hij had het be
nauwd hier. Met groote passen begon hu
op en neer te loopen, twee drie passen
door de belachelijke breedte van het hok,
en weer terug. Hij stond stil, en wendde
zich en zag rond. O, wat was het eng, hier
in dit huishouwentje, hier bij Bets. Hij had
een gevoel van krachtuitzetting, als ver
nietigde hij dit huisje met zijn inhoud. Hy
slikte het raam in, en de muur, en het
zoldertje, en Bets en de twee stoelen. Zij
waren er niet meer, hij had ze ingeslikt en
en terwijl de kinderen zich daarna ver
zadigd en opgewekt naar buiten begaven,
hielpen de schoolmeisjes in de
mouwschorten de vrouw-bediende om de tafel
af te nemen en het gerei schoon te maken.
Het was werkelyk een genot geweest
deze schoolvoeding te aanschouwen!
Waar de Gemeente aldus de geheele
organisatie der schoolvoeding voor haar
rekening neemt en het zóvolledig doet
als in dit geval, daar, het spreekt van zelf,
zün de kosten, absoluut gesproken, ook hoog
in vergelyking van hetgeen in de Hollandsche
groote steden voor kindervoeding wordt
uitgegeven. Er werden tüdens ons bezoek
aan 777 kinderen school-ontbijten ver
strekt en aan 1780 kinderen middagmalen.
Daaruit blijkt reeds, hoe de school voeding
ook daar slechts aan die kinderen wordt
verstrekt, die er, wegens de huiselijke om
standigheden, sterk behoefte aan hebben.
Maar voor dezen wordt dan ook de school
voeding op nitnemende wijze verstrekt!
Gedurende het jaar, eindigende 31 Maart
1911, bedroegen de kosten voor de voeding
alleen 4063 p. st. Voor de onderwijzers
werd, voor hunne hulp, 549 p. st. be
taald; voor het vervoer (per auto) werd
uitgegeven 1366 p. st., voor huur van loka
liteiten 164 p. st. De gezamenlijke uitgaven
bedroegen 7478 p. st. Dat is een groote som.
Maar welk een kostelijk, welk een onbe
rekenbaar goed werk, welk een heerlijke
zekerheid voor de gemeenschap, wordt in
ruil hiervoor dan ook verkregen I De zeker
heid dat allen die, door welke oorzaken dan
ook, thuis niet voldoende voeding zouden
krijgen om lichamelijk in staat te zyn, het
onderwijs goed te volgen en de vruchten
er van te genieten, thans uit dit oogpunt
althans krijgen wat hen toekomt! En in
een vorm, die het ideaal: goede voeding,
schoolvoeding zoo noodig, en onderwas
behooren büelkander, naby komt!
Is dat niet een prachtig voorbeeld voor
de naaste toekomst veler groote steden?
Ik meende goei te doen, nu eenmaal in
den Raad yan een onzer groote steden dit
voorbeeld is genoemd, daarvan het een en
ander in r ui meren kring bekend temaken.
H. SPIEKMAN.
IIIIIMIIMIMMIIIIIIIIIIMIMIItHllllimiMIIMMIMIIMHIIIIIMIIIIIIIIIIIIIHIMIII
Bohémwn woning, door H. C.
BUDBMANW. L. & J. Brnsae, Rotterdam. 1912.
Zoo dit boek niet een eersteling is, dan heeft
het er toch alle bekoring van. Ea een andere
bekoring is zijn levendige friachheid. die zoo
niets met het weieens erg duffe van
de professioneele literatuur van doen heeft.
Hier was een mensch, zon men zeggen, die,
tot heden buiten alle letterkundige
bestrevingen staande, den drang geroeide te gaan
schrijven van dat kleurige, grappige, gewaagde,
en toch zoo burgerlijke leventje, dat hij, of
zü, stellig mede geleid bad in het
Amsterdamsch artistenpension.
er kwam ruimte. De muur aan de overkant
week. Hij drong ze met zijn wil terug ; de
buitenmuur met de lantaren brak, hu had
ze met zijn knie opzij geschoven en met
zijn vuist vernield. Maar hij zag rond en
alles was er- Hij was woedend. En hij bleef
met hangenden kop staan, en dacht. Hoe
moest dat nou ? Met de meid . . . met die
lieve meid daarginder? Zoo laten loopen?
Zoo maar afbreken, en uit? En afgedaan?
Ze had daar werk en hier laten ikomen
ging maar zoo niet. Ze had gewild, maar
je kon toch een beetje goeie verdienste
maar zoo niet wegsmijten ... je wist maar
niet of je ergens anders nog weer 's wat
kreeg. In Holland was daar vast geen kijk
op. En Bets ? . . . Dan maar zoo afgedaan
hè... dan maar zoo je eige poot afbijte....
Zijn verzet sloeg naar binnen hij kreunde
innerlijk van de pijn. Met brandende gene
genheid, met snijdende behoefte dacht hjj
aan haar. Dat was werk. Als maats zoo by
elkaar te komen. Zoo rustig, zoo open had
zij zich bij hem gevoegd, als een eenvoudige
natuurlijkheid, als een noodzakelijkheid.
Als een sterke, lieve kameraad, liep zij
's morgens mee op naar de fabriek, 's avonds
mee terug naar huis. Toen hij haar ont
moette, had de barsche tucht van de wereld
haar reeds tot een persoonlijkheid gemaakt,
die, onder de honderden en duizenden in
de fabriek geduwd, gevoeld had, gelijk de
mannen met de makkers uit te moeten
gaan om zich tegen de slooping van haar
lijf en de verdoeming van haar levens
vreugde te verdedigen. Samen hadden zij
onder de maats voor de organisatie gewerkt,
altijd door, altijd denzelfde taaien tegen
stand bij de nieuw gekomenen moedig
en vol sterke, eenvoudige matig- uitgesproken
liefde omgrijpend en omvoerend tot de ge
willige overgave aan de reeds levende kame
raadschap voor allen, zij bij de vrouwen,
hij bij de mannen. Zoo was een wijf nog
wat anders als huispik. Een vaste, dubbele
vreugde van nieuwe levensbestendiging
had zij hem gegeven ; het jonge, pittige
wijf en het hartelijke frissche maatschap,
zonder den zorg, zonder de klemming der
huiselijkheid die, altijd de zwakste, altijd
vraagt om alle overgave tot beveiliging.
Wat kreeg hij er voor terug hier? Want
stond ze eigenlijk niet buiten hem, Bets?
Had hij 't niet gemerkt, toen hij goed en
wel met die andere bezig was, dat zij
tweeën hier toch geen paar waren? Dat
je maar trouwde en trouwde en hokte, by
duizenden, en maar de vrouwen uit de
handen yan de stomme moeders aanpakte,
zonder eigenlijk fatsoenlijk je kop te ge
bruiken? Vroeg Bets nou eigenlijk een
woord o rer zijn doen en laten ? En ze was
de kwaadste nog niet. Maar kinderachtig,
maar stinkend -kinderachtig om niet eens
uit 't huissie ommers te durven naar een
ander land met ja eigen kerel mee toch ?
Zou Jans niet dadelijk gevraagd hebben:
en kwam de staking d'r door, waar je dan
zooveel veere voor gelate het? Nee, daar
had Bets geen weet van. Of dat taaie werk
voor je partij en je vakbeweging toch maar
niet zoo'n beetje je heele heerlijke ziel en
zaligheid was geworden. En of je jonge
hart hier maar niet gauw oud werd bij
'n wijf dat met al 'r goeigheid je toch geen