De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 4 augustus pagina 2

4 augustus 1912 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

''*?_ DE AMSTERDAMMERWEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1832 niet slaagt. Natuurlijk slagen zijn leerHuizen allemaal! There is aomething rotten.... 'Wij laten, tot heden onbekend met de bewijsmiddelen, deze beschuldiging natuurlijk voor rekening van het Bat. Handelsblad en noemen daarom, -in af wijking van dit Indisch blad, voorloopig den naam van den ambtenaar aan Kolo niën niet. Voorloopig. Wjj weten n J. dat er naar aanleiding der vroegere, door ons overge nomen waarschuwing van den officier van gezondheid Mortensen een onderzoek is ingesteld aan het Departement van Kolo niën. Wij wfeten echter ook, uit ons geworden schriftelijke en mondelinge mededeelingen, dat over ontoelaatbare practnken aan dat Departement sedert tientallen van jaren geklaagd werd. Als er dus thans onderzocht wordt, dan willen wüde zekerheid erlangen, dat er met ernst onderzocht wordt. Met zeer gepaste middelen zijn de schuldigen wel uit te vinden; dat weet de minister ook wel; het is maar de vraag of men ernstig het kwaad wil uitroeien. Dit moet, naar men ons meedeelde, al een jaar of dertig in verschillende vormen aan dit Depar tement bestaan. Het wordt dus wel tijd! KBONIEK. IMPOBT-JOÜENALISTIEK. Uit de publicaties in de feuilleton-rubriek Onder de Menschen" van den schrijver M. J. Brusse in de N.B.Ct. is langzamer hand voor onzen grooten Bouwmeester dr. Cnypers een soort debacle geworden, welke leed doet. De oorzaak, dat dit gebeuren kon, ligt in eersten aanleg in een opvatting van jour nalistiek, welke buiten onze grenzen mér wordt in praktijk gebracht, en die de maat schappelijke moraliteit niet bevordert. Zij is deze: Men geeft in 't licht wat in een interview is gezegd, ook al neemt men de mogelijkheid aan of weat men zeker, dat: den geïnterviewde, of iemand anders, het grootste leed door de publicatie over komen kan en geen zaak er mede ge diend is dan het schandaal en het daaruit voortspruitende eigen profijt. Voor een dergelijk geval staan wij b het bovenbedoelde interview. De heer Brusse, die een algemeen gewaardeerd talent bezit voor de hoogere reportage, en deze vaak opvoert tot waren kunstenaarsarbeid (zie b.v. maar in ditzelfde nr. zijn typeering van den predikant) heeft den ouden heer Cuypers aan den praat gekregen en van hem, wat niemand gelukt was, een uitval bijge woond tegen Berlage: een uitval, waarin dwaze formuleeringen ieder, die over kunst wel eens nadacht, pijnlijk opvallen. De N. E. Ct. verdedigt zich nu tegen IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIII DE ONVERBETERLIJKE DOOR SAM: GOUD3MIT. (Slot.) Met een blik naar zijn knappe gezicht moest zij plotseling lachen. JU met je moffeduis," schoot ze uit, wat is dat nou wa'j daar zegt... a'j mijn nou effe neme wil..." Nou ja... da's gewoonte hè... je spreekt daar allegaar Moffrikaaiseh onder mekaar van-zellef... maar dat zal gauw genog weer afwenne...." En blyft zij daar nou... ? vroeg zij weer met schuinschen blik naar hem op. Ze het 'r arbait daar hè... en ik mag niet werom... ik heb me loffelijk ontslag... mit goed gevolg. . 't zit tussche me pruimpie in me tebaksdoos... da's goed voor de mot." Züwachtte even. Dan, innerlijk stilbevend, waagde ze weer: En la'je d'r dan niet hier komme ?" D'r he'k onbedingt nog niet over uitgeprakkezeerd Bets..." zei hu kalmpjes. Zij zag even toornig naar hem op, langs zijn gezicht. Maar zijn rustige zekerheid hield haar bedwongen. Je hoef mijn geen graasie te doen hoor..." zei ze, a'j geen zin het, dan blijf Je maar. Ik he't al die tijd zonder je motte doen, zonder woord of omkyke bijkans... ik zal 't nou ook wel verder buite je stelle... nou... wees daar maar sekuur van ..." Züschoof de gekruiste armen over haar borst heen en weer, en schuurde haar voeten onder haar driftig-draaiend lijf over de straat, bij het onderdrukte toornige mokken. HU gaf geen antwoord. Dan zei hy: Je zal wel bükans verkleumdzün, wie?" Da' scheelt nie' veel..." sprak ze wat vriendelüker nu ook weer door zijn vraag. Ze waren de Dam al over, in de Paleisstraat. Het schuren der trams klonk droog en grommend) en de metalen belgeluiden sloegen hel en fel door de dunne scherpe lucht. En Bets voelde zich als naakt in haar dunne kleeren, onder haar in de stalen kou volkomen waardeloos omslagdoekje. Haar hoofd was koortsig-warm, maar haar gansche lichaam leek verhard, en vooral nu onder het wüken der spanning yan het gesprek leek het een oogenblik niet meer te ver dragen. Wil je dan een tas chokela?" bood Tines, ik heb jetzt nog lood." ,,'k Gaan thuis koffie zette, zei ze, Dirkie an vór cast op... a'j nou wou, ko'j meeanuive...." Dat mag wel zam... zei hij, voor zich kijkend. Zij was bly, maar züwilde niets laten merken. Zij had hem eerst moedig-weg willen opeischen, maar zijn kalme meerder heid, niet volkomen begrepen, verraste haar altijd weer opnieuw, in een krachtige over meestering, die haar voornemens eenvoudig deed vervluchtigen. En zümoest er toe komen, zün verhouding tot die vreemde vrouw te aanvaarden, als iets waartoe een van een helaas al heel weinig goed te keuren verdediging van dr. Cuypers' zoon, door te verklaren, dat het interview echt is. W gelooven het .gaarne. Maar het is juist wat wümoeten veroordeelen.dat de ondoordachtheden, die den vüfentachtigjarigen Groot meester zyn ontvallen, met zooveel haastig beleid werden neergekrabbeld en als sensationeele oopy afgedrukt. Deze onbeschei denheid" is reeds door talrijke architecten gewraakt. Ook de goede Homerus slaapt wel eens..." k dr. Cuypers kan immers zün bedoeling eens toevallig te buiten gaan. Maar op die winst te azen noemen w onedele journalistiek. Het geval wordt er niet beter op onder het licht van het hiervolgende. Men weet, hoe het groote publiek en de autoriteiten een blind vertrouwen stellen in de uitspraken van dr. Cuypers. Terwyl het interview aan den eerbied voor dezen grooten architect schade doet by de zelfs maar eenigszins kunstbevoegden, schaadt het in wijden kring den naam van Berlage büparticulieren en autoriteiten. Dat ge schiedt door een kunstzinnig redacteur van de N. R. Ct. met toelaten van zyne hoofd redactie. ... Merk nu op, dat juist büde N. M. Ct. Berlage hoog staat' aangeschreven, zooals nog tüdens zijn Amerikaansuhe reis geble ken is. Merk op, hoe gedurende den aanval van den Botterdajnschen burgemeester op Berlage, het karaktervol Rotterdamsch orgaan zich buiten schot hield. Dan zou men denken: eenige gêne moet er toch heerschen büdie hoofdredactie, nu züeen kunstenaar onrecht liet ondergaan zonder hem te verdedigen... Züzal een middel zoeken om het weer goed te maken. Neen! zoodra een heibel, die den geachten archi tect nog eens en in ruimer mate kwaad moet doen, profijtelijk schijnt voor de journalis tieke affaire moet maar een trap volgen op een duw. Men ziet wat het deftig mom van eerste klas journalistiek soms waard is. Maar dit zeggen wüalleen tot de hoofd redactie. Sotiak Een TOOM Tai scbflolroeiiig. Onlangs is er in den Botterdamschen Gemeenteraad een debat gevoerd, naar aan leiding van een prae- advies van Burge meester en Wethouders, over het onder werp : School voeding yan Gemeentewege. Daarbüwerd door schrüver dezer gewezen op het mooie voorbeeld op dit gebied, het welk de stad Bradford geeft, door eene organisatie van de schoolvoeding als men wel nauwelijks in n andere stad zal kunnen aantreffen, Zürich misschien uit gezonderd. man als de hare geraken kon. Züvoelde het in haar hart niet meer als een misdaad; zyn krachtige rustige houding had haar gedwongen, iets van zijn rüpe genegenheid te voelen, te eerbiedigen althans. En zy sprak er niet meer over, en behield slechts een machteloos-stil morren tegen het lot, dat haar nog een deel van het weinige, scha mele geluk in haar leven had ontnomen. Züstonden voor de trap in de dwarsstraat. Bets trampelde. Goddank," kreunde zij, en zy zag hem aan, zoekend in zün gezicht. Hij had zonder nadenken gewacht. En züging naar boven, hem voor. Hij volgde, als de gast in haar huis. Toen zij, na drie maal de donkere trappen te hebben opge draaid, boven stonden, kwam het veertien jarige meisje van vór hen al tegengeloopen. Het kind lachte. Slape ze?" vroeg Bets, binne ze zoet geweest?" Heelendal hoor," verzekerde het meisje. Jantje heb eenmaal om water gevraagd, en Sientje heb 'k op 't potje gelate." Ko-je wel?" lachte Bets vriendelijk en toen het kind trots-geringschattend nikte, wel bedankt hoor meid. -. kom morge maar hoor... krijje wat lekkers van me hoor... hoor Dirk " Tines stond recht* op in het geluw-lichte kamertje. Zijn hoofd was niet ver van de zoldering. Het raampje van de dwarsstraat was vlak bij zijn eene hand; aan de andere zij, als om te grijpen zoo dichtbij, de kie rende bedsteedeuren waarachter de kinderen sliepen. Op de stoel daarvoor lag het kleine kleergoed dooreen, een tweede stond bij de tafel. Hij zag rond, hu nikte lang achtereen als een bezegeling van wat hij goed scheen te begrijpen, en keek naar Bets op, die op de tweede stoel was neergevallen en bij het roode potkacheltje geschoven, kreunend van de tinteling-pijn der plots in de dikke warmte-lucht overgebrachte leden. Ich sehe wohl..." zei hij, 't is hier ook al een rijke beweging." Zügaf geen antwoord. Binne dat al je meubele?" vroeg hij. Zünikte van ja, kreunend en zuchtend voor het potkacheltje gebogen. En de rest noa de jood?" Zij nikte, en verschoof, even geprikkeld. Och man... laat me nou efl'e op asem komme... 'k bin bevrore... jij mit je meubele " Je lijkt anders gauw angebrand," zei hij zuchtend. Hij wierp zijn zakje neer, slingerde zün grooten hoed in den hoek, en zag nog eens rond, zorgelijk, met gebogen hoofd nadenkend. Langs den grond zag hij, en vandaar langs de kale muren, en omhoog naar de lage zoldering, en een kleinen blik zwenkte hij het kamertje door. Het was hier benauwd, eng. Hij wist niet... Het was of hij van de ruimte kwam, van een open slagveld, hier in het vunzige hok, dat hu wel scheen te kunnen fijnknypen tusschen zyn beide vingers. En hij liep naar het raam en schoof het een eind open. Da's geen gezond werrek," zei hij, frische luft musz sein." Zühad water uit het keukentje gehaald en op de potkachel gezet. Zeg is?" schertste ze, je doet o'j hier de baas bint, Jij-..." Engeland is, we weten het, nu eenmaal het land der tegenstellingen. Tegenover de kinderyerwaarloozing, waardoor juist Enge land zich jaren en jaren heeft gekenmerkt, staan somtijds nitnemende voorbeelden en instellingenv Zóis het met de. school voeding te Bradford, de groote fabrieksstad in Yorkshire, waar de voeding van arme schoolkinderen niet slechts plaats heeft direct van gemeentewege, maar ook dit nitnemende deel der moderne gemeentezorg beoefend wordt als een deel van het onder wijs, met vermyding dus van het karakter van halve particuliere liefdadigheid en halve armenzorg, waardoor zich hier te lande de kindervoeding nog steeds kenmerkt. Ik was daar indertijd reeds opmerkzaam op geworden, door een opstel yan het par lementslid Yowett in de Clarion" en was onlangs in de gelegenheid, müdaarvan door een persoonlijk onderzoek te overtuigen. Met des te meer aandrang breng ik hetgeen daar in werking is onder de aan dacht van allen hier te lande, wien de schoolvoeding belang inboezemt, omdat, naar myn vaste overtuiging, ook hier de schoolvoeding veel mér dan thans als een, in de huidige maatschappelijke omstandig heden noodwendig, deel van het onderwijs moet worden beschouwd en met het oog daarop nog vél moet worden verbeterd! Sedert de aanneming in het Lagerhuis van de Education (Provision ofMeals) Act in 1906, is het den Engelschen gemeente besturen vergund, een bepaald deel van hare belastingen te besteden aan de ver schaffing van voedsel aan arme school kinderen. De verdere uitwerking bleef overgelaten aan de besturen zelf. Het Gemeentebestuur van Bradford maakte van den aanvang af in dien geest gebruik van dat recht, dat het de schoolvoediag geheel bracht aan de Gemeente, en inrichtte als een deel van de school, waarbij dus aan de onderwijzers ook by dékinder voeding, natuurlijk tegen behoorlijke be taling voor daarvoor geleverde extra diensten, de zorg werd opgedragen. In 1907 besloot het Education Committée, dat de zorg ook voor dit deel der opvoe ding op zich had genomen, om een Cen trale keuken te bouwen, daar alle benoodigde voeding (brood en middagmalen) gereed te doen maken, en van daaruit de voeding naar de verschillende lokaliteiten te ver voeren. In het laatst van 1907 werd dan ook deze Centrale keuken (bakkery en machinale kookinrichting) geopend aan de Groene Lane, waarby de hoop werd uit gesproken dat daardoor de zekerheid zou worden ge kregen dat in Bradford geen enkel kind meer naar school zou behoeven te gaan, zonder althans n goede warme maaltijd per dag te kunnen verkrijgen; een eisch van zoo onschat bare waarde voor goed onderwijs." Reeds in het verslag over het jaar, ein digende 31 Maart 1908, werd met vreugde het goede resultaat van deze onderneming geconstateerd, en werd van de verblijdende belangstelling die deze arbeid ook van de zyde der ouders had ondervonden melding gemaakt. Van deze goede resultaten is ook in elk Wen ik hier bin, bin ik de baas," ver telde hij kalm. .?A'j tegen mijn zoo pertaai bint as daar ginder," lachte ze, van de kou en de eerste huiveringen bekomend, dan krij'ja met de pook hoor " Hu lachte. Züzag er afgevallen uit, Bets. En ze was toch ook nog jong, nog bij lange na geen dertig. Nee, nou an de meid daar ginder denken, was niet eerlijk tegenover haar. Die had nog niks gehad. En züvier kinderen en een hoop armoei, dat was pandoer vol. Rotzooi. O veral rotzooi. De vrouw van de groote baas ken wel mooi bly ve. Wij bedienemeneer,onzevrouwebedienedemedams. Anders blijve ze nie jong genoeg. Rotzooi. Hij stond voor het kleine raam, waardoor de kou tegen zyn knieën sneed, en staarde naar de dwarsssraat. Hier wonen we. Hier wonetcy?Hij zag niets dan wat lichtschemer aan de overzij, van een lantaren, en er was geen geluid dan een enkele stap door de dempende sneeuw, en het toeslaan van een deur. Verdomd was het hier. Daar zat-ie. Zou d'r wel niet weer vandaan kommen. Zij zat 'r toch ook en de kinderen. En de rest. De heele buurt, die al mafte, om morgen weer vroeg aan te vallen. Gauw d'r büzijn, anders kreeg je niks. Belooning voor de ver. Wie 't eerste zegt asjeblief meneer, die mag z'n eige 't klapzunr werke, voor 'n hap brood. Verdomd was 't in de wereld.Vooruit. D'rdoor. Blijve In de vuilig heid weerom. Voor haar ook niet plezierig, dat dat nou gebeurd was met die meid. En ze had 't extra beroerd gehad. Netuurlijk je was blij, a'j je kerel is weerom had teminste a'j geen mannetjesputter was. Nee, da'was Bets niet. Hij zag om. Met oogen vol tranen zat Bets stil naar zijn rug te kijken. Donders. Daar ha'je'tal. Zij veegde haastig over haar oogen. Hij zei ruw-vriendelijk: Zet jij koffie ?... 'k goa n'effe wat koope... d'r mot toch wat te bikke weze ook..." Goed,"; zei ze, en zij lachte als of er niets gebeurd was. Tines liep de trap af en kwam even later terug met 'n stuk krentenbrood, wat aller hande en een eind leverworst. Zij lachte glanzend. Wat 'n overdaad," zei ze, nieuwe tranen tegenhoudend. Nou, jij het ze, hoor...." 'k Ean de heele State Generaal nog wel omkoope", zei hij, wen ze maar mit 'n beetje tevreeje binne?" HU had het kinderkleerenrommeltje teedertjes aangepakt en op den grond gelegd, en was op den tweeden stoel tegenover haar gaan zitten, van een opgestoken witte pyp blauwe rook wolkjes de kamer inkringelend. Zie zoo..." zei hy, da's Hollandsche tebak... da's goeie waar... 'n rijksdaaldert je an gewaagd voor een half onsie... da'kenne wy doen as rijk man zijnde hè... havanna puur Da's daar buite allegaar duur en slecht waj krijgt." Zij zweeg. Tegenover hem bij het beetje lamplicht en in de warmte, bij zijn geurig gerook en het gepraat over het zachte ademen der kinderen heen achter de bed gordijnen, onderging zij de overstelpende vreugde van zijn terugkomst in de kamer, die zonder hem maandenlang als een worstelplek vol wanhoop om haar was geweest. sedert dien verschenen verslag opnieuw weder melding gemaakt. Maar laat mü, vór ik aan het laatste verslag nog enkele gegevens ontleen, eerst even mededeelen wat ons, onaangediende en onverwachte, belangstellenden, welwil lend te zien werd gegeven. Aan Green Lane staan, op een groote binnenplaats, een paar schoolgebouwen, en daarneven is de gemeentelijke keuken en het bakkerygebouw, met berg-depot. Kook inrichting en bakkery zün modern, met de nieuwste werktuigen, ingericht. Een chef, vier volwassen gezellen en twee aankomende, zijn er werkzaam. Ze krijgen vast weekloon plus vrije voeding. Toen wij kwamen, tegen 11 uur, was de voeding voor dien middag juist gereed. Het stond voor de verzending gereed in groote bussen. Voor de deur ston den twee groote, sierlijke vracht-auto's, en eenige oogenblikken daarna waren deze volgeladen en kon de expeditie en de yerdeeling over de verschillend^ lokaliteiten in de stad een aanvang nemen. Wat ns hier opviel, was de buitengewone zindelijkheid, degelijkheid en volledig heid, waardoor zich alles kenmerkte. Alles blonk en schitterde van properheid en frischheid, en toonde aan dat men aan dezen jongsten tak van gemeentelijke bemoeiing ten bate yan de armere kinderen der lagere school niets gespaard had! Juist kwam er een kist met boterhammen terug, die men aan a der scholen had overgehouden. Er wordt nl. des morgens aan de kinderen verschaft: een kroes warme melk met twee sneden brood met jam. De brooden werden in dezelfde inrichting gebakken, en het meel daartoe eveneens d&dr bereid. De zes ponders waren juist uitgehaald en noodden tot een proefje: het bleek uitnemend, sma? kelük, vrij zwaar melk-tarwebrood. Tegen twaalf uur trokken we naar een der schoollokaliteiten waar de spijziging plaats vond. We kwamen tegelijk met de kinderen binnen en ... met de onderwijzers! Want in Bradfordi geschiedt de school voeding onder leiding der onderwijzers, die daartoe om beurten dienst doen en daar voor extra beloond worden. Een vrouw doet in elke lokaliteit dienst om de soep of de andere spijs op te scheppen. De onder wijzers voorzagen zich van een schort, een 8-tal der oudste schoolmeisjes deden even eens een mouwschort voor, de oudste der onderwijzers plaatste zich op een bank, op zyn bevelen stonden de kinderen in postuur, zetten zich neer en het volgend oogenblik begon de bediening van de eerste portie. Onderwijzers en schoolkinderen hadden in enkele oogenblikken de schare bediend, die ongedwongen en toch ordelijk zich aan de heerlijke soep te goed deed. Wie het verlangde kreeg onmiddellijk een tweede portie. Dan volgde de rystpudding, op dezelfde wijze bediend Elk kind had een glas met !/j water gevuld, by z'n bord staan. Dat kinderen gaarne drinken, vooral bij en na den maal tijd, is bekend; maar elk kind kreeg slechts zooveel water, dat het eventueel voor de dorst genoeg was, mér niet. Na den maaltijd werd, evenals in den aanvang, een conventioneel lied j e gezongen, alweer gedirigeerd door den onderwijzer, iiiiiiiiiiuiiimiiiiiiiiiiiiilimiiiiiiiiiHiiiiMMiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiimiiiiin Als de man er niet was, bleek de overmacht van de kwaadaardige wereld heel en al knauwend en verscheurend. Zij kon zichzelve en de kinderen er niet tegen ver dedigen, het kostte vel en vleesch en bloed van het zwakke lijf. Zy was afgemat en moegepynigd, en zün komst in de kamer was als de wenking van een machtige, zwaartredende, vriendelijk-vertrouwde be scherming. Zy snoof het uit den geur van zijn tabak, zij zoog het op uit het warme geluid van zijn stem. Zooals hij daar weer voor haar zat, met zijn zwarte, knappe ruigheid, zün strijdbare rust, zijn taaie mannenkracht tegen de in baar sluwe in gewikkeldheid wel overmachtige, maar althans aarzelloos doorziene wereld, schonk hij weer een warme stroom van koestering over haar uit, en zy voelde het leven luwen, de pijn van de schrappe worsteling bedaren, die zoolang gegaan was ver boven haar kleine kracht. Telkens kwamen de tranen. Het was zoo heerlijk zoo, het was weer een beetje gelukkig zoo, er was een beetje gezelligheid, een beetje steun in huis. Als hij nu eens blijven wou. Je kon niet veel zeggen ... maar de man buitenshuis was niks. Ze hield niet van de wijven, die altüd kwaad konden spreken van d'r kerels... ja, je had wel slechte vanzellef... maar onder de vrouwen netzoo goed ... maar je most wat van ze kennen verdragen. Een vrouw zonder de man was niks. Ze zou wat graag een paar dagen in de week blijven werken, om wat by te verdienen. As-ie bleef. Ja, ze was stom geweest om 'm tegen te houen, toen-ie weg wou, omdat 't hier zoo krap was. Stom, om niet mee te gaan. Was d'r niks gebeurd. Maar zoo'n vreemd land. A'j nooit anders as bij moeder thuis was geweest en nooit geen stad uit of niks. 't Is jammer, daj niet wat eerder hier was..." zocht ze, ha'j misschien bij 't sneeu wscheppe kenne komme... van de stad." Dat is toch allegaar al veel vrogger vergeve," zei hij, da' begint al met de zomer, die bedelbeweging. Anders ook 'n royale boel... En de binne toch heelegaar maar 'n paar luizige dage As God de suiker binnehpudt, dan kèje mit je koart noa de kemedie goan " Binne toch 'n paar cente die je teminste het aj'niks anders vindt..." zei ze. Hij zoog een haal aan zijn pijp en schoof een schuinschen, ontevreden blik langs haar heen. Dat is zoo," zei hij, en stond op en rekte zich. Zij zag hem aan, maar begreep niet. Als tergende, zoetige gedweeheid voelde hij haar praat, en de zekerheid, dat al zijn tegenspreken, hoezeer tot kalme uiteenzetting bedwongen, haar als de tegen werping van een onhandelbare toeklonken, maakte hem woedend. O, hij had het be nauwd hier. Met groote passen begon hu op en neer te loopen, twee drie passen door de belachelijke breedte van het hok, en weer terug. Hij stond stil, en wendde zich en zag rond. O, wat was het eng, hier in dit huishouwentje, hier bij Bets. Hij had een gevoel van krachtuitzetting, als ver nietigde hij dit huisje met zijn inhoud. Hy slikte het raam in, en de muur, en het zoldertje, en Bets en de twee stoelen. Zij waren er niet meer, hij had ze ingeslikt en en terwijl de kinderen zich daarna ver zadigd en opgewekt naar buiten begaven, hielpen de schoolmeisjes in de mouwschorten de vrouw-bediende om de tafel af te nemen en het gerei schoon te maken. Het was werkelyk een genot geweest deze schoolvoeding te aanschouwen! Waar de Gemeente aldus de geheele organisatie der schoolvoeding voor haar rekening neemt en het zóvolledig doet als in dit geval, daar, het spreekt van zelf, zün de kosten, absoluut gesproken, ook hoog in vergelyking van hetgeen in de Hollandsche groote steden voor kindervoeding wordt uitgegeven. Er werden tüdens ons bezoek aan 777 kinderen school-ontbijten ver strekt en aan 1780 kinderen middagmalen. Daaruit blijkt reeds, hoe de school voeding ook daar slechts aan die kinderen wordt verstrekt, die er, wegens de huiselijke om standigheden, sterk behoefte aan hebben. Maar voor dezen wordt dan ook de school voeding op nitnemende wijze verstrekt! Gedurende het jaar, eindigende 31 Maart 1911, bedroegen de kosten voor de voeding alleen 4063 p. st. Voor de onderwijzers werd, voor hunne hulp, 549 p. st. be taald; voor het vervoer (per auto) werd uitgegeven 1366 p. st., voor huur van loka liteiten 164 p. st. De gezamenlijke uitgaven bedroegen 7478 p. st. Dat is een groote som. Maar welk een kostelijk, welk een onbe rekenbaar goed werk, welk een heerlijke zekerheid voor de gemeenschap, wordt in ruil hiervoor dan ook verkregen I De zeker heid dat allen die, door welke oorzaken dan ook, thuis niet voldoende voeding zouden krijgen om lichamelijk in staat te zyn, het onderwijs goed te volgen en de vruchten er van te genieten, thans uit dit oogpunt althans krijgen wat hen toekomt! En in een vorm, die het ideaal: goede voeding, schoolvoeding zoo noodig, en onderwas behooren büelkander, naby komt! Is dat niet een prachtig voorbeeld voor de naaste toekomst veler groote steden? Ik meende goei te doen, nu eenmaal in den Raad yan een onzer groote steden dit voorbeeld is genoemd, daarvan het een en ander in r ui meren kring bekend temaken. H. SPIEKMAN. IIIIIMIIMIMMIIIIIIIIIIMIMIItHllllimiMIIMMIMIIMHIIIIIMIIIIIIIIIIIIIHIMIII Bohémwn woning, door H. C. BUDBMANW. L. & J. Brnsae, Rotterdam. 1912. Zoo dit boek niet een eersteling is, dan heeft het er toch alle bekoring van. Ea een andere bekoring is zijn levendige friachheid. die zoo niets met het weieens erg duffe van de professioneele literatuur van doen heeft. Hier was een mensch, zon men zeggen, die, tot heden buiten alle letterkundige bestrevingen staande, den drang geroeide te gaan schrijven van dat kleurige, grappige, gewaagde, en toch zoo burgerlijke leventje, dat hij, of zü, stellig mede geleid bad in het Amsterdamsch artistenpension. er kwam ruimte. De muur aan de overkant week. Hij drong ze met zijn wil terug ; de buitenmuur met de lantaren brak, hu had ze met zijn knie opzij geschoven en met zijn vuist vernield. Maar hij zag rond en alles was er- Hij was woedend. En hij bleef met hangenden kop staan, en dacht. Hoe moest dat nou ? Met de meid . . . met die lieve meid daarginder? Zoo laten loopen? Zoo maar afbreken, en uit? En afgedaan? Ze had daar werk en hier laten ikomen ging maar zoo niet. Ze had gewild, maar je kon toch een beetje goeie verdienste maar zoo niet wegsmijten ... je wist maar niet of je ergens anders nog weer 's wat kreeg. In Holland was daar vast geen kijk op. En Bets ? . . . Dan maar zoo afgedaan hè... dan maar zoo je eige poot afbijte.... Zijn verzet sloeg naar binnen hij kreunde innerlijk van de pijn. Met brandende gene genheid, met snijdende behoefte dacht hjj aan haar. Dat was werk. Als maats zoo by elkaar te komen. Zoo rustig, zoo open had zij zich bij hem gevoegd, als een eenvoudige natuurlijkheid, als een noodzakelijkheid. Als een sterke, lieve kameraad, liep zij 's morgens mee op naar de fabriek, 's avonds mee terug naar huis. Toen hij haar ont moette, had de barsche tucht van de wereld haar reeds tot een persoonlijkheid gemaakt, die, onder de honderden en duizenden in de fabriek geduwd, gevoeld had, gelijk de mannen met de makkers uit te moeten gaan om zich tegen de slooping van haar lijf en de verdoeming van haar levens vreugde te verdedigen. Samen hadden zij onder de maats voor de organisatie gewerkt, altijd door, altijd denzelfde taaien tegen stand bij de nieuw gekomenen moedig en vol sterke, eenvoudige matig- uitgesproken liefde omgrijpend en omvoerend tot de ge willige overgave aan de reeds levende kame raadschap voor allen, zij bij de vrouwen, hij bij de mannen. Zoo was een wijf nog wat anders als huispik. Een vaste, dubbele vreugde van nieuwe levensbestendiging had zij hem gegeven ; het jonge, pittige wijf en het hartelijke frissche maatschap, zonder den zorg, zonder de klemming der huiselijkheid die, altijd de zwakste, altijd vraagt om alle overgave tot beveiliging. Wat kreeg hij er voor terug hier? Want stond ze eigenlijk niet buiten hem, Bets? Had hij 't niet gemerkt, toen hij goed en wel met die andere bezig was, dat zij tweeën hier toch geen paar waren? Dat je maar trouwde en trouwde en hokte, by duizenden, en maar de vrouwen uit de handen yan de stomme moeders aanpakte, zonder eigenlijk fatsoenlijk je kop te ge bruiken? Vroeg Bets nou eigenlijk een woord o rer zijn doen en laten ? En ze was de kwaadste nog niet. Maar kinderachtig, maar stinkend -kinderachtig om niet eens uit 't huissie ommers te durven naar een ander land met ja eigen kerel mee toch ? Zou Jans niet dadelijk gevraagd hebben: en kwam de staking d'r door, waar je dan zooveel veere voor gelate het? Nee, daar had Bets geen weet van. Of dat taaie werk voor je partij en je vakbeweging toch maar niet zoo'n beetje je heele heerlijke ziel en zaligheid was geworden. En of je jonge hart hier maar niet gauw oud werd bij 'n wijf dat met al 'r goeigheid je toch geen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl