Historisch Archief 1877-1940
1832
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
En hy (of z||) schreef het op, tlot weg,
?onder lang wikken en wegen", «onder lite
raire pretentie, maar vol belangstelling en
aandacht TOOT de vreemde en 200 ongelijk
soortige levens, -welke in dat kleine bestek
van een pension langs elkander gingen.
Er waa Moe", de pensionhoudster, de
stevige burgerjoffronw, handig, resoluut, maar
ia haar <rr£« oogenblikken week, sentimen
teel en verzot op hond en kat. Er was Rienk,
de zevende-rangs acteur, londer talent maar
met den geest en het wanhopig cynisme van
een gesjochten jongen", een alleramakelijkst
, echt figuur het gansene boek door. Dan was
er Lauwe, een nogal intrigante jood, met
ifln verzorgde haancheiding, fonkelende
ringen en fraaie vesten. Hjj had zekere
neiging op den sak van een vronw te leren
en de liefde winstgevend te maken.
Wijders sag men Bork, een half
idealistiaehen schilder; Van ? Darren, een rijken
. boémelstudent, met pathologiecbe liefheb
berijen ; JTm, een roodwangig boertehe
jongen, spoorwegambtenaar; Ermttine, een
?ware Dulteche tingeltangelsoabrette, senti
menteel en verliefd; Corry, actrice»j e b|j Prot,
die een kind had en daarom mevrouw
werd genoemd;" en eindelijk Wilty, het
mefeje dat op de tooneelschool komen wil.
Zjj is een-en-twintlg, heeft als kind al
moeten dienen" en is eerst in de laatste
jaren door een getrouwde raster in staat
gesteld om zich voor te bereiden voor het
tooneelvak. Of i|j talent heeft ? Of de
halfIdealistische schilder- talent heeft, meer dan
Rienk, de '.of-acteur"? Men verneemt het
? niét, en het kan den schrijver blijkbaar geen
grein schelen. Al die menschen doen aan
kunst als aan een vak, maar min of meer
verheven er over theqretiseeren doen zij
niet, achten zülelfs belachelijk en dit is
waarschijnlijk een «eer juiste karakteristiek
van de HollandBche artistenwereld.
Het merkwaardige en aardige van al die
levens bestaat in' hun onbnrgerlijke licht
vaardigheid, die bepaald weigert met de
gegeven talenten te woekeren. Zjj zijn
alten babbelachtig en goedig, blijmoedig,
impnliief en argeloos onbeheerscht in hun
passies. Zjj missen de bekrompen ordelijk
heid, het egoïsme en de gierigheid van
den bnrgsrman en z|j zijn bijwijlen een
beetje onfatsoenlijk, doch niet meer dan «|j
schenen, ea dit is wat men van vele brave
bnzgerlión niet eens «eggen kan.
En eindelijk: zjj vertoonen het kleurrijke,
hmmoristkohe van waarachtig levende
mensehen, de dwa«e tegenstellingen, de afwisse
ling in vreugd en leed van kinderlijke men
schen, die conventie en angst voor den
evennaaste niet dor en dood hebben gemaakt.
Dit alles leest men in Buurmans boekje
met dien gepasten, maar zoo bijzonder leel|jk
klinkendan titel: Bohénien-wor.ing. Zulk een
woordkoppeling maakt alleen iemand, dia
niet taalgevoelig is. Buurman kan trouwens
afzichtelijke zinnen maken, op deze wij ie:
't Meisje lag blootgewoeld in haar bed,
't hoofd mat roae kleurtjes op de wangen on
z|j en de donkere vlechten over de schouders,
rustig adem te halen."
Zoo leeltfkkals hier is Buurmans taal zelden,
maar van stjjl, van juiste en gevoelde uit
drukking is nog geen spraak. Evenmin over
het geheel van zuivere typeeriig. Alleen Rienk
la heel uit den oven gekomen. De overigen
iiiiiiniiiiiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiitiitn ii" mitiiiii
fut gaf, moit. Tines dacht over de meid,
de witblonde frissche sterke meid, met 'r
kraakheldere kleeren altijd, met 'r levendige
-grijze kijkers en 'r mooie snuit met tanden.
Drie en twintig was ze huvijfendertig.
Maar dien avond, toen hu, na veel gesoharrel
en gestoei en ernstig jBraten, gezegd had,
dat ze nou toch eigenlük niet altijd als twee
melkmuilen verloofd konden blijven spa
zieren, wie ? toen had ze toch maar d'r
hand op z'n schouder gelegd. En'r lachend
in toegestemd, dat ze, om goed onderdak
te komen, maar büelkaar in de kost zouen
gaan. Ze hadden saam een huisje gehuurd
en afgesproken, de kindertjes maar in Afrika
te laten. Fijn deed het nou, te denken
dat die tijd van hartstochtelijke werkzaam
heid en stevige vreugde zoo bloedig was
afgeknapt. Toen was die maand zitten ge
komen, in tevreden opstandigheid begonnen,
ben en met bitterder en vuriger voornemens
geëindigd. Voor dat woordje. Stom.a'j't weten
kon, ja. Maar altijd je bek maar in de toome,
da' was ook geen kleinigheid. Aj zoo'n avond
voor de lui stond en je liep warm... en je
had die luizekoppe van klabakke om je
heen staan mit r slaperig poorum van
geen boe of bah van de heele vuile mikmak
te snappe... dan haj je pedoome wel 's
zin <m 'r in te snije rang l dan reje de
woorde je kop uit. En da' stonge die smuigers
mit 'r tamme boekie klaar.... Af fijn...
gehad... wist-ie tenminste hoe de
Mofrikaanscha Bajes d'r ui' zag van binne ook
Maar da' die nou van Jan s weg was... da'
was een bezppe klap op z'n wang. Mit Bets
kon-ie z'n eige nou' wel in een kloostertje
doen... nou ja... 't was toch waar P A'j
eenmaal weer 'n jonge snuiter was geworre...
dan wier je maar zoo licht niet weer 'n
Buffert... 't Was waar: ze had 'r beste jaren
gegeven, Bets. Haalt je de rooie duivel
a'j werkmanskind en werk mans vrouw was,
en je had dan vier kuikens in 't nest, dan
bleef je geen jongedame, en dan gebrek
maar plentie.... Maar da' was ook verkeerd
ingepikt, da' was vast. Nee, hu kon niet
weer weg da' was hier de nieuwe Bajes
hoor... en voor lang... ?
Hu voelde de diepe snijding van het
verlies want hij begreep dat hij dan wel
hier zon blijven klitten en insleuren, dat
dat nieuwe," vefjongende leven hem dan
wel voor goed ontnomen zou blijven. O,
ja, de wereld was nog sterk tegen wie
zijn hand tegen haar ophief. Dat duurde
nog wel even, voor 't beter werd. A'j 't
maar wist... as iedere werkman 't maar
snapte.... 'De stem van Bets riep hem:
of-ie nog koffie wou? HU zag haar eens
aan. Je kon 't haar toch niet laten voe
len, da'j eigenlijk niet genog meer an
'r had ? Maar da' nam nie' weg... je zat
'r in.... Koffie ? Nee, hu wou geen leut
meer. En hij begon even te zingen
door de kamer, het hatelijk verloop der
dingen honend, zonder Bets te kunnen
kwetsen.
Tines, pas op, de koffie die kookt.
Yan een-twee-drie!..."
In bed schuifelde beweging, en opeens,
door de eerst vreemde, zingende stem ge
wekt, staken twee kinderen hun hoofdjes
tusschen de gore gordijnlappen uit en spron
gen op den houten vloer. Slaperig nog,
voorttastend onder de lichte verwarring van het
«ün wel niet onjuist, maar te vaag gebleven.
Blijkbaar heeft hen de schrijver bijgewoond,
maar h|j neemt, in zijn ietwat onverschillige
schrijverij, niet de moeite hen scherp te om
lijnen ... al zon h|j het wel kunnen.
Vaak echter hebben, op echt naturalistische
w|jze, de levenloose dingen of de dieren
z|jn volle aandacht, welke h|j aan de
menechfignren onthoudt.
Jack, de hond, die juist z|jn thee van
z|jn schoteltjes had gelikt... was onder het
kleedje in z|jn mand gekropen, zoodat zjjn
kop alleen nog maar te zien was. H|j knip
perde behaaglijk met z|jn oogen en volgde
Mimi, het zwarte poesje, dat met haar s van
ger l|jfje behoedzaam door de kamer liep.
Mimi nam in dezen tijd een air aan, van
ieder te verwachten hoogst voorsichtig met
haar te zijn, omdat ze zich zoo interessant
voelde. ZB bleef bijvoorbeeld op haar gemak
midden voor een deur Bitten, als er iemand
aankwam en sloeg met haar staart behaaglijk
heen en weer, als om uit te drukken, dat
ze zich niets van dat alles aantrok en ver
wachtte, dat men over haar heen zon stappen."
Hier ia nog een ander dierstnkje:
In den tuin van de groente vronw liep
een kloek zachtjes te t jokken met zes
watervlugge kuikentjes om haar heen. De kloek
tjokte, krabde met haar pooten den grond
om en de kleintjes schoten piepend toe. Dan
liep ie weer tjokkendvooit, als de kuikentjes
even eigenwijs in de aarde gepikt hadden,
alsof er hensch wat te vinden ware geweest.
Zinder meel|j, misschien wel omdat ze het
niet begrepen, gingen de kuikens piepend
een oude blinde kip voorbij, die met den
kop op zij hangend in het grasperk gehurkt
zat. Af en toe zocht het dier een kopje water,
dat voor haar stond. Had ze 't gevonden, dan
ging lusteloos de snavel uit het kopje om
hoog om het water in het keelgat te laten
loopen."
Dit is niet heel mooi gezegd, maar heel
aardig gezien en gevoeld. Ik schrijf nu nog
over wat Willy, het eenentwintig jarig meisje,
van dit geval denkt:
Vreemd toch,'' dacht Willy. Altijd is er
in de natuur dat komen en gaan, dat afster
vende leven en dat leven, waar de kracht pas
in komt. En niemand is er, die er even bij
blijft staan, die eens denkt waarom dat zoo
ia. Niet vragen naar het waarom," zegt Bork,
maar kan men dan zómaar voortleven en
toch gelukkig z|jn? 't Geeft toch een onte
vreden gevoel, dat zoo zonder denken voort
bestaan. Zelfs al weet men het waarom"
nooit te kunnen beantwoorden, dan geeft het
eenige tevredenheid om naar een antwoord
te zoeken."
Zoo peinst Willy, het aspirant-actrice) j e,
aan wier teekening de schrijver blijkbaar met
voorliefde al z|jn kunnen besteed heeft. Zij
werd de hoofdfiguur van z|jn boek en met
haar is hij feitelijk boven het naturalisme
Uit, in zoover het hier niet enkel te doen
was om kleurig en wisselend uiterlijk
levensgedoe. In baar karakter en haar verhouding
tot de jongelui van het pension krijgt het
verhaal ineens een vreemde diepte, de diepte
van het leven zelf, de vreemdheid van de
geslachtsverhondingen. Dit bruisend levens
lustige kind vergaat bjjwijlen van onrust en
verlangen... Zij weet niet waarnaar:
Ik verlang naar iets. Er is soms iets in
me als vuur. Je weet niet hoe ontevreden
onverwachte leven in huis, drentelden Jantje
en Tienesje aarzelend op den vader toe.
Het waren de twee oudsten, van vier en
vijfjaar. Zoo jonges?" riep Tines hen toe.
Hij nam zijn pijp uit den mond, en
noodigde hen bij zich. Een oogenblik terug
houdend, daar vader's afwezigheid vaneen
half jaar de vertrouwelijkheid had uitge
sleten; raakten de kinderen toch langzaam
klaar-wakker en met Tines aan het stoeien.
HU was er goed bij gaan zitten en zij klom
men op zijn knie, ieder en knuist in vaders
hand. Het was toch aardig goed. Hij lachte
hen toe. en terwijl zij elkander aanmoe
digden, kwam hun herinnering los en hun
genegenheid terug, er was toch een klei
nere, warme, zoete vreugde in hem, ze
weer eens bij zich te hebben. HU gaf
hen elk een zoen, (een eind krentenbrood
in de eene hand en een stuk leverworst in
de andere en een paar mopjes tusschen de
tanden; züaanvaardden het grinnekend en
met schitterende blikken in de zijne, van
plezier om die overvloedige vereeniging
van worst en krentenbrood en allerhande.
Zij lachten naar hun moeder en hielden
het in de hoogte en zagen rond en schitter
oogden weer tegen elkander, steeds grinne
kend en schouderschokkend van zoo over
stelpende weelde. Na een oogenblik was
door het geruchtige plezier ook Stientje
wakker geworden; zij kroop uit bed en
waggelde met nog dikke gesloten oogen
naar hen toe.
Hobo..." lachte Bets, d'r hai je die
ook... val niet over je hemd meid... ze
het 'n hemd van Tines an... kijk es...
kijk es l"
Vooruit maar... d'r kan nog meer bij!
riep Tines.. ? nee meid.... 'k heb nur twee
knieë hoor". Het werd een oogenblik luid
ruchtig, en Bats schaterde van
scherp-bewuste blijdschap, tot ze plots inhield en
met roode oogen sst! riep, omdat züvreesde
dat de kleinste wakker zou worden.
Da's waar ook, zei Tines, die he'k nog
heelendal nie' gezien, da' kuiken " En
hu liep even naar de keuken, waar in een
ledikant, dat 's avonds naar de kamer werd
overgebracht, het halfjarig jongste sliep.
Net eender as de rest..." zei hij onver
schillig toen hij terug kwam, a'j voor 'n
hallene gebore wordt... dan wor je geen
rijksdaalder?" De kinderen, na aan al
het lekkers geknauwd en gescheurd te
hebben, gingen weer in bed, toen Tines met
de beide jongens een rondgang doorde kamer
had gezongen. Op den rand van den
beddeplank loerden zühem lachend toe; hij zag
hun kale kopjes met verliefd-gerekte lang
zaamheid wijken om de gordijnen, en hij
voelde de groote vriendschap, waarmee hun
oolijke oogen hem al weer toelachten.
Hij stond op, de handen in zijn zakken.
Bets had geen woord tot de kinderen over
hem gesproken. Ja, dtffr was toch maar zoo.
Dat was 'n beroerd werk met dat goed.
Dat smoesde je toch maar niet makkelijk
weg, da'j toch nog 'n hoop om ze gaf.
Vanzellef... 't waren 'r toch ook van je
zellef hè.... En ze kregen naderhand net
precies zoo'n kluif as ju ook, om 'r te
komen. Hu sprak niet; hij vocht inzichzelve
de laatste aarzeling van onyerklaardheid
uit, die er hokte tusschen zijn liefde voor
Jans, en voor de kinderen. Nou ja... da,
het in me is. Liefde is het niet. 't Ig onte
vredenheid. Maar waarom ?... Soms als ik
het zoo sterk heb, brengt de blanwe lacht
vrede in me, of muziek."
Da levensonrust van een twintigjarige...
het is geen ongewoon verschijnsel, al kan
men nooit juist en volledig zeggen, wat»dit
beteekent. Verlangen naar liefde, naar den
man of naar de vrouw, zeggen zekere
goedkoope wereldwijien. Maar het «ou wel kunnen
«Ijn, dat liefde hoogstens een anderen vorm
van die onrust was, al is het dan tevens
een gedeeltelijke vervulling. Heftig leed om
het onsamenhangende, doelloose,
kond-afzonderlqke der wereld ia een symptoom van
die Weltschmerz, die de oudere lieden
verstandigljjk hebben afgeschaft, zoo z|j er al
ooit mae bezwaard worden. Drang zich te
ofieren, lief te hebben, te vereeren, te helpen
is een ander kenteeken, en zoo gebeurt het
we], vooral b|j vrouwen, dat «ij dien mach
tigen drang, bjj gebrek aan een waardig
voorwerp", vestigen op een onwaardig, liefst
een, die dan toch zwak en hulpeloos schijnt
door z|jn passies.
Maar dit tkind, Willy, schijnt tegen zulke
edelaardige dwaasheid beschermd door haar
harde jeugd en de kennis, die «|j, vroegtijdig,
opdeed van den man en a|jn begeeren.
Zy heeft een triestige levenwflsheid in die
dingen opgedaan en leeren begrijpen wat
meestal b|j mannen onder het woord liefde
te verstaan is.
En het heeft de coqnette in haar ont
wikkeld, zy speelt" nu graag met al die
malle jongens" en minacht hen een beetje
en kan hen toch niet goed missen, 't Be
nauwt haar vaak en vermeerdert haar
levensonrnst, dat z|j nergens, onder al die
hofmakerlj iets diepers en edelmoedigere
vindt, iets, waaraan z|j haar eigen
zinlijkheid, die z|j op een-en-twintig jaar en in dit
milieu toch ook wel hebben moet, durft
toevertrouwen.
En dan neemt ook zjj, het sceptisch-wereld
wijze kind, eindelijk maar het surrogaat,
omdat de alleenigheid niet te dragen valt.
In haar groeit een begin van verliefdheid
op den mooien Lauwe, met z|jn
phantaisievesten, en het ia maar een bloot toeval, dat
die liefde in haar aanvang gestuit wordt
door de ontdekking van des mans
dubbelhartigheid.
Dat is eigenlijk de eenige intrige" van
het boekje, een nauw merkbaar innerlijk
gebeuren b|j een niet zeer ongewoon meisje.
En toch, in de simpele schrijfwijze, zoo
zuiver gevoeld, wordt het iets van wijde en
diepe strekking. De verhouding van manen
vronw, gansch in 't algemeen, staat er in
verbeeld, niet misschien op z|jn allerbest,
maar ook niet op zijn minst. Het lijkt de
gawone verhouding, waarin de onverzoen
bare verscheidenheid der geslachten uit
komt en waardoor het schijnt of hun be
geeren wel naar elkaar uitgaat, maar elkaar
nooit geheel vervult. En de onvoldaanheid,
daaruit geboren, is het die elk eenvoudig
realistisch verhaal vervullen kan met een
scherpen smaak van het leven, indien het,
zooals hier, zonder mooidoen, zonder bijge
dachte, maar geschreven wordt uit een fijn
onderscheidend, warm meegevoel.
FKANS GOENBN.
imiMiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiniliiiiiiiiiiiiniiii
w_as nou eenmaal zoo. Hij had toch nooit
niks verzwegen of gehuicheld... je was
vader maar je bleef toch kerel daar
ging niks van af.... Hij keerde zich naar
Bets.
Zal d'r wel van motte komme hè?" zei
hu kalm-zwaar.
De moj eigen a maar wete hoor. ?'." zei
ze, ik dwing je niet...."
Jij niet..." zei
huZij zag op, gereed tegen hem uit te vallen.
Nou ja," redeneerde hij, ik sie toch
ommers wel, da'k voor de wage mot,
Bets... jij krijgt 'm d'r toch zoo niet uit
en de rommel zit zoo vast wie 'n munr...."
Zühad omlaag gezien. Als hu maar bleef.
Dan kwam de rest wel.
De rommel," grapte zümet onderdrukte
vreugde, de rommel sit in de lommerd...."
Dan sit ze ja vast genoeg" zei hij.
HU bedwong' zich verder. En zuchtte stil,
diep op. De rommel zat en hu d'r bij....
Hij stond met zün kop omlaag, zijn boven
lichaam gedoken, als wilde hij het leed
opvangen, dat hem, van voor hem in het
gezicht, grimmig-weg op zijn nek werd
geladen. Het leed van den afmattenden nood
in den z waren tob om een slag werk, waar
mee hij nu weer opnieuw moest gaan
vechten en nu voor goed. Het leed van
het groote gemis der rijke, ver jongende
levensaanwinst, dat hu nu al voelde als
een groei-benauwendeoyerplanting, voor zijn
eigen lijf, voor de verruimende bestendiging
en kweeking zijner beste krachten. Dat hu
er ook nooit aan gedacht had, dat dit eens
uit zou zijn. Dat de wereld hem dit immers
niet zou laten
Den volgenden morgen, uren lang in de
stad, was het voornemen om van haar af
te zien eeu leed als een afsterving van
jeugd, als een uitsnijding van jong vleesch,
zoo knagend en bloedig. Hij bleef heel den
morgen weg; hij slenterde langs de kaden en
zocht geen werk, hij ontliep de maats vanuit
de verte, en proefde als een bitterheid en
een brand het verdriet van de groote, lange
afgenepenen ontscheurde offering. Moe in zün
kop van de pijn liep hu naar huis en sprak
niet. De kinderen om hem been begonnen
te stoeien, hij weerde ze af. Hij stond voor
het raam naar den overkant van grauwe
geveltjes te staren, die als n schenen met
de vuile, verwaarloosde sneeuwkorst van
de steeg, en hij walgde van tegenzin in de
nieuwe omgeving, die zich om hem klemde
en hem scheen te verontreinigen met eeu
ouden, aan zün vurigheid en zün jonge
kracht moorddadig-yüandigen adem.
Maar in den namiddag kwamen vroolijke
mannenstappen de trap op, en opgewekte
stemmen klonken op het portaal.
Of hu boven was? Of Tines er was? Het
waren Martens en Kees Jongemans, een
hardlooper voor de Beweging. Hij sloeg
hem op den schouder, dat hu een eind
terugviel en kneep hem zün vingers bijna af.
Smeerlap!" lachte hij. mo'jüde
Moffebaas z'n vrouw verleie 'i Ja, kek maar nie
zoo sip... doaarvan mos je weg... om a'j
de vrouw van de keizer te graze heb gehad
nie? was de rijkskanselier bang, dat-ie
hém z'n wijf ook neg neme zou... 'n mooie
jonge bi-jij hoor... Nou affijn... Dirk...
zeg jij de boo'skap maar?"
Toorzitten ier Tfeeie Kamer.
Jetzt werd tcA die Welt ertahlen, wie
man Presidenten macht.
KabaalnndLlebe", van Schiller.
Zalden is er nog een Voorzitter van de
Tweede Kamer met zooveel algemeene sym
pathie-betuigingen heengegaan als Graaf van
Bylandt; «Ijn kort geleden van de Kamer
genomen afscheid deed dit in alle opzichten
uitkomen. Na 't geen daaromtrent In het
Kamerverslag is vermeld, zal hierover wel
niet meer behoeven te worden uitgeweid.
Daarover derhalve niet meer, wél iets
op welke wijze het in vroegere tijden, vór
de grondwetsherziening van 1848, met de
verkiezing van een voorzitter der Tweede
Kamer toeging. Voorafgaande
samensprekingen en overleg tnsschen de Kamerleden had
den er niet plaats. Soms werd er een vinger
wijzing gedaan. Da voorzitter werd, gelyk
ook nu geschiedt, voor n jaar benoemd.
Telkens kwam er een nieuwe voorzitter;
meest kreeg iedere provincie een beurt.
De afgetreden voorsitter ontving steeds een
koninklijke onderscheiding. Als h|j nog niet
de ridderorde van den Nederlandsche leeuw
had, werd deze hem verleend, anders werd
hu tot commandeur in die orde benoemd.
Soms ook werd h|j in den adelstand verheven,
indien h|j niet van adel" was, of wel door den
Koning tot lid van de Barste Kamer benoemd.
Nu gebeurde het eens, dat Noordholland
aan de beurt was, om uit leden, door de
Staten dier provincie afgevaardigd, een voor
zitter te benoemen. Te voren had men er
zich in het geheel niet over verstaan. Ieder
lid vroeg zich af, wie te stemmen T Onder
de leden was de heer Fieter van Akerlaken.
Dien kon men wel eens stammen. Al heel toe
vallig, dat tal van leden er evenzoo over dach
ten. En wat geschiedde? Dat de heer Van
Akerlaken reeds b|j de eerste stemming voor
den eersten candldaat?ook toen werd er een
drietal opgemaakt de volstrekte meerder
heid verkreeg.
Niemand meer verbaasd, dan de heer Van
Akerlaken zelf, die wel nooit In zijn leven
had gedacht, zulk een hooge eer te zullen
ontvangen, h|j bezat trouwens genoeg zelf
kennis om te weten, dat zijn bekwaamheden
hem er uu juist geen bijiondera aanspraak
op gaven, hu beteekende niet veel in de
Kamer.
Wie hem deze aardigheid" hadden gebak
ken ? Het was een geheime stemming geweest,
ieder lid ontkende met het ernstigste gelaat,
den heer Van Akerlaken te hebben gestemd.
Deze waa echter niet alleen verbaasd,
maar de vlammen sloegen hem uit. De ver
gaderingen der Tweede Kamer waren wel niet
zoo rumoerig als tegenwoordig, maar h|j moest
dan toch het reglement van orde weten toe
te passen, als het noodig was. Er kwam bjj,
dat den voorzitter der Kamer ook bovendien
veel werkzaamheden worden opgelegd, en de
heer Van Akerlaken was nog al... gemak
zuchtig. Ten einde zy n prestige voor zijn kiezers
(de Provinciale Staten) niet te verliezen, kon
h|j echter moeilijk bedanken.
Voor den Koning viel er niets anders aan
te doen, dan den heer Van Akerlaken voor
het ingetreden zittingjaar tot voorzitter der
Tweede Kamer te benoemen, en voor hem
zelf niets andere, dan de benoeming aan te
nemen.
II1IIIIIII1IIIIIIII1IIIIIIMHI
iiiiiiiiniiiiiiiiiniiii i
Tines zag naar Kees op. Een windvlaag
van ruige levenslust woei de kerel hem
toe. Hij hijgde van 't harde trappenloopen
zoo'n plezier had hij gehad, om den ouden
uitgeworpen maat even gedag te zeggen.
Wat is t-ie wild hè?" lachte Tines kalm,
maar wat hèjullie op je hart, jonges?"
We komme vrage o'j vanavond vooral
vry' houdt, om op de Bozengracht te komme,
op de vergadering."
"Wat is dat dan ?.' vroeg Tines.
'n Openbare," lei Martens uit... da zal
ik je vertelle.... Da's 'n openbare verga
dering die is hier uitgeschreve voor 'n
tussohenty'ds verkiezinkie voor de Raad."
En wie wie spreekt daar dan ?''
'n Stukkie liberaal," zei Eees, die bij
gekomen was.
Liberaal?" verbeterde Dirk. Dat wil
zegge, hu noemt 'm vrijzinnig demokraat."
Nou ja...," weerde Kees af, vrijsinnig
dimmekraat... da' scheelt geen revolutie
die twee...."
Tines stond er ernstig bij te luisteren.
Voor mijn part is-ie alle twee tegelyk,"
zei-ie, da's toch allegaar n bonk
lijm."
Nou," ging Martens voort, maar luister
nou's effe dat is 't 'm nou jonges...
Tines die mot vanavond mee... en die mot
daar effe 'n woordje zegge over Duitschland,
en meteen die meneer een beetje te woord
staan."
Da' kan toch niet?" vroeg Tines, op
'n openbare vergadering van Duitschland
vertelle... hoe wou je dat dan ?"
Kees begon te schitter-oogen en te lachen
van genot.
Da'sal ik jou nou wél vertelle", sprak
Martens. Op die vergadering daar spreekt
die meneer liberaal.
Over de vrijheid," onderbrak Kees.
Ja Over de vrüheid van de uitbuiterij,"
ging Dirk voort, en nou zijn wy zoo
liberaal geweest om in onze eigen ver
gadering-buurt 'n massa van onze jonges
op te kloppe... zoodat die vergadering die
wordt zoo'n beetje van ons... dat wordt
allemaal arbeiders, snap je...."
Da' spaart zaalhuur" lachte Kees,
pedoome de bertaligheid om hier bij ons
te durve komme... da' wordt ook tijd,
dat ze dat afleere zeg, da' motte we stees
taezjoer an volhoue...."
Da' motte we volhoue," bevestigde Mar
tens Dirk's onderbreking, en wat nou
gebeure mot is dit: dat jij daar k komt, om te
debatteere... en da' je die lui mit 'r mooie
smoessies buiten de kamer 's flink aftuigt...
zie je... in 't algemeen... omda'j nou
misschien met de laa'ste tijd nie' zoo op
de hoogte bent...."
k Heb geregeld me krante geleze..."
zei Tines, maar van alles op de hoogte...
da' sa 'k nou nie' zegge...."
Nou... dat hoeft ook niet... want d'r
binne d'r van onze kant nog meer, die wat
te zegge hebbe", spotte hu, terwijl Kees
zich stond te yerkneuteren, maar in elk
geval... daar zitte dan onze jonges.. ? voor
't meerendeel... en dan kan dat heer 's
zien wat 'n mooie vergadering of hu daar
büons in de buurt voor zün candidatuur
het, begrepen?"
Maar vast", zei Tines, da's allang kits
hoor... die zelle we z'n heere-mendaat naar
Het zittingjaar was ten einde geloopen,
de heer Van Akerlaken had zich weten te
redden, «oo goed en zoe kwaad als het ging. Da
Kamerleden, die van de zaak af wisten, steun-"
den hem ook een beetje, als het noodig was.
En toen volgde de koninklijke onder
scheiding: de heer Van Akerlaken werd
benoemd tot lid van de Eerste Kamer der
Staten- Generaal, genaamd het oude mannen
huis", want de leden zaten er voor hun
geheele leven. ,
Zóstaat alles geschreven in de geheime
kronyken van de Kamer der vroegere
Edelmogenden.
Later maakte de heer Van Akerlaken er
voor niemand een geheim van, dat het ge
noemde «H t ing j aas voor hem een der zwaarste
jaren van z|jn leven waa geweest.
A. LEO.
HHimiiiiiiiiiimiiwmiiiiuiiiiiiiwumintNNUimiiiNimiNHiliiiimm
40 cents per regel.
BOUWT TËTUHSPEET.
Inlichtingen bij het bouwbureau DE
VELUWE", aldaar.
DELAUNAY BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd-Agent voor Nederlands
J. LEOHARO LANG,
Stadhouderskade,
AMSTERDAM.
DELILA
CIGARETTES
Eenige
Fabrikanter
W.BengerSöhiu
Stuttgart
HoofddepOtteAMSTEBDAM: Kal verstar. 166
K. F. DEOSCHLE-BENGEB.
huis sture, 'dat nummer... da' aal d'r an
mijn vast ook nie' legge...."
Ajuu," groette Martens met de vyf.
Loop je nie' mee op jong?" noodde Kees,
,,'k heb nog 'n oud dubbeltje voor twee
biertjes... op je weerzien, HOU ?"
Tines lachte vriendelijk, maar wees af.
Nou niet," zei hu, 'k mot wat anders
doen, da' komt wel goed, bewaar jij joïi
dubbeltje maar...."
De jongens gingen heen, en Tines bleef
een oogenblik voor het raam staan. Als
Jans nou hier was, zou ze lol hebben, wie ?
Als 'n kind zoo uitgelaten kon ze om zulke
eachen zün. Dat-ie 'r nou toch missen móest
hè? Dat 't nou niet samen kon gaan. Ja,
dat was waar... züzou haar leven wel
verder leven. Hij dacht aan haar... hu had
haar noodig, maar het kon niet. Juist nu
voelde hij zich zoo sterk, zoo jong nog.
Zij zou haar hart wel uitleven... dat was
't erge niet. Züzou haar portie werk wel
doen zonder hem, daar was-ie zeker van.
En van de twee vrouwen was züde
sterkste, daar was geen twijfel an. Zij
had hem het minst noodig.
Maar voor hém dat was het eenige.
Dat moest uitgevochten. Het was als een
bloedige scheur binnen in hem, toen hij de
deur uitliep. HU ging in een kroegje zitten
en kocht een velletje postpapier, en vroeg
om pen en inkt. Daar schreef hu aan Jang.
Ik heb gezien hoe het hier bijstaat,"
schreef hu, ik heb jou nooit niets of nie
mendal verzwegen, en het staat er hier
bedroefd bij dat ik bin hier noodiger dan
bij jou. Naar ons zelf wordt niet gevraagd
Jans, wij moeten dat maar slikken. Een
zwakke vrouw, die nog niet zoo ver is als
JÜen trouwens dat kan ook niet en vier
kinderen. Ik moet nu wel voor ze zorgen,
anders kwam ju misschien toch wel bümij,
dan bleven wy bij mekaar. Laat ik maar
zeggen Jans, dat ik dankbaar ben voor al
wat ik aan jou gehad heb, het is hard voor
mij. dat zul je wel begrijpen. Want wy
hoeven ons niets wijs te maken, voor mij
komt niet zoo'n nieuw leven terug- Want
ik bin voor jou de hemel niet. Maar w
zullen wel altijd met veel plezier aan onze
goeie dagen terugdenken, en zullen w
altijd, altyd goeie genossen blyven.
Nu meid, je kent mij door en door meid,
jij bent nog jong en moet je uitleven. De
kapitalitische wereld is zoo, alles is rot, en
wükennen ons leven niet nemen waar wij
recht op hebben als mensch zoo goed als
het kan te handelen. Maar wümoeten er
niet over tobben of zeuren, want er is nu
niets aan te veranderen. Wümoeten er
dapper doorheenbyten en flink werken voor
de organisatie, en niet kletsmeijers zün,
want wij zijn geen dames en heeren uit de
komedie. Want het is zoo gelegen Jans,
dat de schone strijd die is overal. Ik moet
vanavond debatteerën, moedig d'r op los en
zal ook vertellen van de Mofrikaansche
uitzuigerij en de Beweging en het optreden
van de polizei trouwens het is overal
geluk dat weten wüwel. Totdat wühet
allemaal weten internationaal Jans, de
kerkelijke zoo goed als de ongeloovige en
allemaal, dan is het gedaan en krijgen wij
een betere wereld Jans... om de mensch z'n
eigen vrüuit te laten leven in alles...
zoo wie het beste is voor ieder...."