De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 4 augustus pagina 6

4 augustus 1912 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERBAMMEil WEEEBLAD VOOR NEDERLAND. No, 18S2 i ** «' MOCTIOB Hiro, . de thans overleden Keizer van Japan. HABOEKO, thans Keizerin-weduwe van Japan. Moetsoe Hito. f De overleden Mikado heeft een stamboom van ruim zes en twintig eenwen. De Y*n Heeokerens en de Habsburgers «t de heeren van Katzenellenbogen zijn daar splinternieuw bij. Ea wat moet de 'Mikado gedacht hebben vam het Jonkheersohap van 1813! Maar de tijd, goede trooster, kal die .verschillen uitwisschen. Wast «en stamboom groeit, als men ?aar gedold heeft. Zee n twintig eeuwen oud is dus ook hot Rflk, en toch vertellen o as degenen, die Japan nader leerden klonen, lei de Japanners niet vormen htt fijnste cultuurvolk van het verre Oosten, men zegt zelfs, dat zes en twintig eeuwen hen niet tot iets beters hebben kunnen maken dan tot de .Pruisen" van den anderen kant van den aardbol. De Pruisen... d.w.z. een volk in wording: een volk mat heet begeeren wat groots te zullen zijn en met den durf dit te willen, en de rudimentaire g»ven er toe te geraken; een volk van halfgepolijste, opstovende werkers; een massa in wording. Of in her* of zelfs f er-wording P 't is maar eooals men het neemt.... Want spreken er niet stemmen, die zeggen: Japan is niet in wording! Zijn beschaving (de Japansche beschaving is een Ohineesohe beschaving) is oud en be zonken.. Japan is niet in wording, het is enkel in verandering. Het heeft het eerst in het Oosten gevoeld, dat naar Westenenen stijl het maatschappelijk gebouw gerestaureerd moest, en het heeft het eerst den houweel ter hand genomen en den troffel. Nu viel er veel schoons en verrees veel onbehouwens. Volgt China weldra, zoo zal ook daar, op den bodem van overoude en schoone cultuur, die half-beschaving losbreken, die ons, b'schaafden en overbssohaafden WestEuropeeërs, wel eens onvoltooid" schijnt. 't Is moj, Moetsoe Hito, de Mikado, die nu over leed, zal zijn naam verbonden houden Dn MIKADO OF MANOEDVBB. Teekemng naar de natnnr door een anoniem gebleven Frarschman, die in den herfst van 1903 de Keizerlijke troepenmanoeuvres bijwoonde in de buurt van Yokohama. Illwlration, 20 Febr. 1904. REDACTIBBÜKEAU VAM EB»MODEEN DAGBLAD TE TOKIO. Op den achtergrond een acteur, die ten eigen bate komt spreken. aan de groote vreedzame sociale revo lutie, die tijdens zjjn regeeriog aan Japan voltrokken werd; Hoe zullen wij dien Keizer en hervormer kunnen beoordee lenP Het heet vaak: er zijn geen af standen meer. Het snelle verroer verbindt de aigelegenste rijken, 't Is een illusie. Wie wel eens een honderd pagina's zware Amerikaansohe krant in handen had .Amerika: zes .dagen stoomens van ons af met niets er in over ons Enropeesoh gebeuren dan 't bericht van een Berlqnscnen diefstal en een zeer korte oauserie over de mode op de Parijsche rennen, maar overigens een wilde menigte van Amerikaansohe namen van Amerikaansohe grooten en Amerikaansohe grooteren, u volslagen onbekend die krijgt inzicht in de geringe ,verdoeze ling der grenzen" en - in de bijna vol komen afgesoheidenhèid van verre rijken. Moetsoe Hito was ons misschien nader dan een Marsbewoner, maar zoo ge u verbeeldt binnen zes maanden studie zijn innerlijk te hebben begrepen, zult ge, vrees ik, u pijnlijk vergissen. Wat men zag van zijn niet-offioieele afbeeldingen gaf geen gedachte van fijn heid, die voor ons toch de karakteristiek is van den Japanner. Maar wat men meldde van onder meer zijn zin voor dichtkunst en schoonheid hier moet buiten twijfel een deel gegeven aan hovelingen-bloemrijkheid doet ver-, onderstellen, dat hq toch meer was, dan zijn Westersch opgedirkte portretten hem toonen aan ons, voor wie hij vreemd blijft. Als Azië eens Europa zal evenaren in macht van Westersohe krijgsmiddelen en organisatie, industrie, handel, en z.g. beschaving, hoe zal Moetsoe Hito's naam dan ginds wellicht worden vereerd. Wellicht, want het is de vraag of the soul of the East zich niet eens op grootsohe wijze zal willen wreken op de vervorming, de misvorming, die zij van het Western onderging. Tijdens zjjn eerste regeeringsjaren had de overleden Mikado opstanden te dem pen, die zeker uit geen ander gevoel ontstonden. V. D. E. De Milos; Roelof*. I. Het is mjj in den laatsten tjjd een vraag geworden, of het juist is, dat de kritikos een tentoonstelling inleidt voor een kunst handel. Het spreekt van zelve, dat ik aan neem dat dit zonder eeaig honorarium ge schiedt, daar een fiaantieel veroand in deze van zelve uitgesloten is. Het inleiden dunkt mij een euvel. Iedereen kan in zjjn jeugd beginnen met dit inleiden mogeljjk te achten, maar het dunkt mï, dat, als ik, iedereen later daarvan zal ierngkeeren... Het in leiden (altijd zonder honorarium) kan nuttig en noodig ljjken voor den schilder, die tentoonstelt, terwijl de gedachte aan den kunsthandelaar als niet beataaade aekeraan te nemen is. Maar waarom is in den katalogns het eigealy'k noodig? Zelfs voor den kunstenaar? De kritici, die dit doen, habben de bladen, waarin zij hunne meenin gen uiten kunnen, zooals den Botterdammer, en andere, Haagsche, bladen. Ze kunnen daarmee zooveel zij willen hun meening openbaren, en zy hebben als toehoorder lederen abonnéveor zich. DU is hun zuivere functie. Daar buiten hebben zq niet te treden. Bjj den kunsthandel bestaat toch het gevaar van zich te binden. De handelaar zal een scherp geformuleerde kritiseering van het voor-en-tegen niet aanvaarden (wie weet dat niet?), maar wenscht tegenwoordig téker een prijzende bespreking; hy wil waar (sonder geld natuurlijk, daar ik dit ten eenenmale uitsloot). Het is van zijn kant logisch; logisch is ook daardoor dat de kritikns zich onthoudt; hy is geen handelaar. Een totaal te verwerpen mooglykheid is dat een kritikns op de eene of andere wijze honorarium voor zijne moeite in deze zon ont rangen. Hij komt dan in temtatie". Hij zou neiging kunnen krijgen om aan zijn jongste dochter te denken die in haar stoeltje om een pop zeurt, of hij zon zijn zoon een Sint Nicolaas (een aeroplaan) kannen willen geven. Het zon hetzelfde geval worden als dat iemand een tijd schrift opricht, dat schilderkritiek zal bavatten, en bij den kunsthandel om steun zou gaan vragen. De heeren handelaren zouden wellicht ja" zeggen, maar eischen stellen. Het eenige, dat ge, als kritikns, kunt in leiden, zyn de tentoonstellingen gehouden in kunitgenoottchappen. Ge moogt aannemen dat een gemeenzame drift beiden vervult, leiders der genootschappen en leiders der oordeelen, de kritici. Ook dan zij 't ge daan zonder honorarium. Ook dan is nog te zorgen en te speuren, dat uw woord den juist en, den schilder, of den beeldhouwer, baat. Ge moet, ook dan, zeker weten dat het knnstgenootschap door zyn leden of door zijn secretaris niet in nauw verband staat met den kunsthandel, en dat de secretaris of eea dergelijke, zelve niet de allure of den daad van den handelaar heeft... Videant critici ne qnid ars jndicandi detrimenti capiat... II. Roeloft, van Jeltet, bij van Kampen. A1 dam. Het boek van Jeltes is niet het boek van een kritischen geest. Het is geschreven in den stijl eener bedaagde weduwe, maar het bevat veel, wat voor een verzamelaar aardig is gevonden te hebben. Het is een boek van een verzamelaar, niet van een aeithetikus. Dit is het merk dat het draagt en wat het boek typeert. Het boek heeft het over den schilder Roelofa. Roelofs is in zyn t y' d geweest een voorlooper,eneen die daar-na bleef staan, uit afkeer voor het nieuwe. Het kaa een goed standpunt zyn, en een, dat ik hier niet bepalen zal. Toch mocht ik mijne meening over dezen schilder n bier voorstellen. En telkens opnieuw zie ik hem Haast en tegen Gabriël, en telkens op nieuw wil ik beide vergelijken. Roelofa is een der eersten die sterk den invloed van de Barbizonsche school hebben ondervonden, Hij was iets van een imitiatenr". Hy had een robuuste stoutmoedigheid en de zelf-overtniging die noodig is om zulk een begin te beginnen. Het wil gebeuren dat deze vol zettmrtaigiag. Jaist daarom, later onbeweeglijk worden en sterk aoaservatief, maar «t is de keerzijde der medaille, die aan de ander* zijde veel méda toont. Boelofs bezat den ntoed zich seff te zoekea, en het Hollandeehe landschap te herwinnen. Br staat een ttpmarkffig la het boek van Jeltes, die me altgd opniraw verwon dert, telkens >als ik hem o ver hetzelfde ge val ?a gevoelen verneem. Ia dien tfld dan dat het landschap herontdekt werd, hielden schilders'd»vindplaatsen van hun scheen geheim. Waarom? Dit gaat tegen het juist inzicht in, dat het schoon door ledere per soonlijkheid telkens anders en telkens nieuw geschakeerd gegeven wordt. Een streek is voor den schilder iets anders dan veor de Jagers' een jachtveld. Ieder* fazant, vermoord door den eene, is weg voor den ander*. Maar iedere boom, ef iedere combinatie van hoo rnen, akkers en wijden hemel, Is voor iedere persoonlijkheid anders, juist mlt dl* persoonlijkheid. D* jachtacte kan dus van zeker standpunt uit verklaard worden; het gevoel voer een schilderacte is t* verwerpen en alleen mogelijk in een tijd die zeo objec tief mogelijk eea landschap etc. weergeeft, of weergeven wil; bij gelijke peneonlijkhtdm. Ed est absardum... De studies buiten gemaakt door Boelofs behooren tot het fleurigste van zijn werk. Dat la zijn verdienste en sjja zwakheid. Het Is een feit dat het buiten geschetste, onmiddellijk aan den voet der ontroering ontstaan, aUe vreugde van het levende bedt, maar ook alles wat het levende onderscheidt van het kunstwerk. Hif wist, deze tchilder, dat een schilderij iets anders was dan d* schets, en M liet zijn werk niet onmiddellijk ontstaan van wat hjj buiten maakte. De compositie van een werk was bjj hem een synthese van veel waarnemingen (de schets»). Maar hoewel zjjn schilderij dns bezin ning is, moet er ook hier altijd het dionusische onder gevoeld worden. De verf moet eveneent ?worden tot Kehttfrankel, en mag nooit blijven aandoen als spraaklooze stof (want licht is spreken voor den schilder). En in dit is Boelofs in zijn schilderijen" niet gelukkig. HU is, wat ge voelt, zwaar soms, soms vol romantisch, soms niet zonder grootechheid, maar hij is dikwijls niet uit de verf". Gabriël, fijner en priller van kleur en van waarneming, is minder gebouwd; is minder dicht bij den stijl dan Boelofs, maar hij is zuiver als lichtsprankeling. Uit te zonderen zjjn van dit inzicht Eoelofs' schetsen, zooals ik schreef; zijn aquarellen soms; en te prijzen zijn de etsen.... Het boek van Jeltes is in twee doelen te splitsen. Het eerste stuk begint met de afstamming (volgens de traditie zijn de K.'s van de Vel n we afkomstig). Dejengd en opleiding in Utrecht wordt besproken; met allerlei lieftallige herinneringen is dit deel opgesierd. Zijn verblijf in den Haag wordt vermeld; een leiing gegeven over het ontstaan van Pulchri, af wjjkend van die door Gram. Werkjes uit dien tijd bespreekt d* schrijver. In 1847 vertrekt Boelofs naar Brus sel. Hij beeft daar onmiddellijk succes (blijft er tot 1887), maar na het zien van werk door de Barbizenners gemaakt komt bjj tot zyn eigenheid te Fontaineblean. Hjj be gint naar ens laad te trekken.. Een eindoor deel over zyn werk volgt. Het tekort aan 't doen ontroeren, wjjt de schrijver daaraan dat bet werk van Boelofs eer een product van waarneming was, dan een gevoelsprodnct. (Een eenigttin»vage krititeering). De liefde tot de natuur wordt dan gememoreerd, ea de scheiding die ontstaat tussehen B. en de lateren. Werken worden beschreven en B. als leermeester geschetst; aphorisMea zijn genoteerd. Het tweede deel bevat de bijlagen en juist in deze vindt men te veel van den verzamelaar, te weinig van belang, Toch is dit boek, niettegenstaande dit alles, wat het mist, te beschouwen als een aan winst voor den kritikus, die het juiste gebruik er van maakt. Na Boaboom, gaf Jeltes Roelof». Waarom speurt hu niet alles eens nauwkeurig na van J. H. Weisseabrnch (H. J.) den grooten schilder; het interessante het liefst, en het andere als een laehtig staartj a daarachter slepend en waarom geeft hjj bjj zijn bijlagen ook niet de twee dingen, die zijn de geboorte- en doodacte, zoodat precies de namen van den schilder en van zy'ne ouders vaststaan; zoodat menschen die zich verwonderen dat de Marissen eigenlijk Marris heeten, uit de mode gaan. Hjj zal dan, als verzamelende geest, den krititchen tot een betrouwbare hulp kunnen groeien. PliASSOHAKRT. De lisiailiEer in ie luist, n. Nu kernen we aan het gedeelte, waarin ik zal bespreken de door Ferri in zyn boek betrokken misdadigers uit de werken van Shakeapeare, Paul Bonrget, d'Annnnzio, Zola en Dostojewski. Als Ferri nu begint met uit te kiezen, . diie hoofdtypes, met hun wetenschappelijke benaming, n.l. Macbeth, misdadiger uit ge boorte; Hamlet, den krankzinnigen misdadiger, Othellp, misdadiger uit hartstocht, dan geeft het etiket, hun door den man der crimino logie omgehangen, ons, letterkundigen, die Shakeüpeare met een geheel andere bedoeling bestudeerd hebben dan om er zielsziektekundige ontdekkingen in te kunnen doen, ons de wenk op onze hoede te zijn. Want wij allen weten het al: pas op, dat gij u niet in te beiliite bewoordingen uitlaat over de groote figuren van Shakespeares werken. Want te betlitt spreekt Ferri inderdaad over hen. Nemen wy b.v. dit, wat hy over Hamlet zegt: De zielsziekteknndige schildering van Hamlet is ongeëvenaard karakteristiek. Zjjn zinsbegoocheliag in de eerste plaats, als hij meent zyn vader's schim te zien en te hooren spreken, is een bewjjs van kennelijke krankginnigheid." Het Ijjkt wel of Ferri nog nooit kennis heeft genomen van de talrijke literatuur, die over dat onderwerp al sinds langen ty'd is verschenen; want het lijkt ons al te aaief inderdaad, na alle fijnzinnige ontledingen, waarin de onwaarheid van dit door hem met is" vastgestelde, reeds lang is aangetoond, zoo iets nog te kunnen neerschrijven. Het is gewaagd iets bttlists over de Hamletziel te zeggen. Als Ferri nu verder schrijft: Hamlet is een vaa die luciede gekken, die zich van t$d tot ty'd bewnst zjja van hun

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl