De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 4 augustus pagina 7

4 augustus 1912 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

tx 1S32 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. TH. VU «tak bsAMftaoUW MM /ON «m jfeei, door J. B.. Bonn»Geïllustreerd dooi W.?fl J ,', >, J ? ' ? ? JAK BCornBs. - D* fatjmfi, door J. B. loavnY Ge lnatreerd door O. OanLora»Beid»b8 H. J. W. Beent, Amsterdam, IB OHM eeuw van het Hnd" trekt maar «a maar da psychologie van bet kind da aandacht, wordt maar en maar doordenken en artiiten er naar gestreefd, de kladeniel te benaderen eerst, straks te doowchouwen en te-doordringen. Ba ook hier gebaart bet meer dan eens, dat, terwijl da wetaaaehap moeiiaam coekt naar dan Bekeren weg, de kunst haar vooruit vliegt en lange schijnbaar ongebaaude wagen trfómantelfk bat eindpunt bereikt, daar echter eerbiedig wachtend op de sanctie van hare moeiwam strevende raster. . Yooral de eat bewogen kindendel wordt dikwijls door dan aröst tyj intuïtie door?choawd, en velen onaer romanschrijvers gaven mooi doorvoelde kinderfigunrtjee. Ba ook ia boeken «oor kinderen wordt maar en .maar aandaeht geschonken aan de psychologie; de uitgebeelde kinderea worden maar en maar van bat innerlijk uit beden aa weergegeven ea krijgen zoo iets levends en bloeiende, dat de kinderflgnren in vroegere kinderboeken misten. Doch kinderlese vooral moeten die Abstoht" niet merken; het boek moet ban aantrekken door het «tterlflke leven, dat er in geschetst wordt ettrbf 't leien boeit hen dan ongewild bet wHMrlgffo dar figuren; allen kragen leven TOOT ban, en de schrijver vindt zijne schoonste belooning, wanneer da kinderen s^ne schep pingen voelen ala kameraden, die M mét evenveel vriendschap, bewondering of zelfs vijandschap beschouwen als hunne levende makken. Date belooning Bal den schrijver van Jan van Beek" en De Katjangs" ge wis mild ten deal vallen; rijne kind«rngnren rijn doorleefd, mat liefde dooncboawd tot in hun innerlijk, dat menigmaal salfs voor hunne naaste om ge ving gesleten bluft, 't lijn geen van allen buitengewone kinderea en toch heeft ieder rijn eigen persoonlijkheid en rijn eigen sfeer om rich neen., Ik sag een jongen van tien jaar, die gewoonltik weinig lust tot leien heeft, s verdiept in de Eatjangs, dat hij er al zijne liefhebberyen om vergat; bij leefde sóin nat boek, ook wanneer hjj er niet in las, dat hij rijne huisgenooten op de meest onver wachte oogenblikkea verbaasde door over de figuren uit het boek te spreken, als over lerende mensehen. . Schnils grootste liefde gaat naar den ondengenden, levendigen jongen, die vol grap pen rit, maar eerlijk is, nooit zijne kameraden Terraadt of in den steek laat, opkomt voor recht, waar hij onrecht riet en daarom geliefd is bij da andere jongens. Jan van Beek is eigenlek het type van wat we wel een flinken Hollandachen jongen" plegen te noemen, maar dooraohonwd tot in rijn inner lijk, tot in rijne'kleine gevoeligheidjes, rijne Hdelheldjes ook. Schuil geeft aoo goed het licht bewogane waar van too'n kladeniel; het plotseling vallen alt de hoogste pret ia het meest op rechte, echt gevoelde verdriet, dat in eens weer vergeten wordt in aan gnitenstreek. Dit ia dan> het algemeene dat vooral in het hoofdpersoontje weer verbijzonderd wordt tot Iets apart». Wij rien in het kind reeds, wat de man Jan van Beek" rijn cal. ' Want dit ia wel het merkwaardige en het waardevolle tevens van deze boeken, dat se ook voor volwassenen boeiend rijn en nieuwe gedachten wekken, 166 zelfa, dat soms even de vraag in ons opkomt: Is dit wel voor kinderen"? maar de kinderen geven self 't antwoord... Geeft niet het schoolleven, zooals Schuil 't beschrijft, menig paedagoog en ?UHWlllWIHIHinilUIHUIMIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIHIIIIIIIi U17P DB NATUUR CDLXXXVÏII. Het Tondiertje Doüolum. Nu ik u toch eenmaal den naam van het merkwaardige tondiertje Doliolnm heb ge noemd, cal ik er meteen ook maar wat van gaan Vertellen. Ik twijfel evenwel of het mij gelukken cal voor het nietige zeediertje een weiniije belangstelling bij u te wekken; al verlang ik maar een heel klein beetje, in vergelijking met de groote belangstelling die Doliolnm bij de zoölogen van professie geniet. Die twijfel is gerechtvaardigd, want het merkwaardigste van deie dieren is hun voortplanting en die is zoo ingewikkeld, dat het iemand, die niet aan dergelijke studie gewend is, al gauw gaat duizelen; ik zal dan ook alleen het voornaamste vertellen van het vele, dat er in boeken van te leien staat. De schuld, dat ge over dit dierengealacht zoo'n moeilijk te lezen opstel krijgt, 'ligt aan den warmen zomer van het vorige jaar. Want «onder een publicatie van H. C. Belaman getiteld: De warme zomer van 1911 en het Plankton by de Haaks", zou ik er zelf niet aan gedacht hebben. Be doelde publicatie kreeg ik in handen aléeen overdrukje uit het Jaarboek van het RjjkaInatitnnt voor het Onderzoek der Zee; en wel juist nadat ik orer den Helder en de Balpen het een ander had ge schreven. Nu het sluit zich hierbij mooi aan. Want hettondiert je Doliolnm is eigen lijk ook een Salpe; wel een heel kleine, vrjjlevende, zonder kettinggene ratie en met sterk afkijkende levens wijze ; maar in het leerboek van ClansGrobben (druk 1905) wordt de familie van Doliolnm nog onder de Balpen gesteld. Het rijn plankton-dieren, dat wil zeggen, rij leven half zwemmend half drijvend, dicht bij de oppervlakte der zee; daarbij rijn ze bijna geheel door schijnend, haast doorzichtig. Wat ban aantal en de plaats waar zg voorkomen betreft, dit is afhankelijk van invloeden van temperatuur en waterbeweging. Dit laatste blijkt alt het feit (in bovengenoemde publicatie meegedeeld) dat Doliolnm nationalis in 1911 voor het eerst in onze zeeën is waargenomen; tengevolge van de hooge temperatuur van het zeewater aan de oppervlakte .kwamen deze dieren, die gewoonlijk zoogenaamd paedagoog vaal te denken T rien we ar niet dotdaQlk ia omlijnd, welke op voeder werkelijk ieta ie" voor de jongens, wie ban wint, ten minste de beste elementen qader ben. Da Baas" mat attne strenge afgemeten manieren zeker niet, minder nog de leeraren, in wie da jongens iets van valscbheid ont dekken of ook maar vermoeden, maar sa bonden van dan Engelschman die ruwweg zegt: ik aal DOK jouw aan!" en dat ook niet malsch doet, maar dan ook vindt, dat alias weer all right is; toch voelen ie meer nog voor Boikie", dia zelf nog kan voelen als een jongen, aan wian aa varmoeden, dat in rijne jeugd niets jongensacbtigs vreemd was. Hat heele boek is klemrig ea frisch als de lente, vol vroolftke scènes, zooals de avon tuurlijke nachtelijke ontvluchting van de drie met ichoenensalon" gestraften; en de onschuldige, dolle pret bij de plechtige" vergaderingen van den Geheimen Bond". In De Kaïjangs" geeft Schuil de geschie denis van twee jongens uit Indië, Torn en Thfla, die voor hunne opvoeding naar Hol land worden gezonden, en daar in huis komen bij twee oude, ongetrouwde tantes. Eerst leven we een klein stukje kleurig Indisch leven mee, dan de zeereis van Borneo naar Java en 't zeer gevoelig, doch zonder eeniga sentimentaliteit, beschreven afscheid tnsaehen de jongens en hunne opders. Hoe goed laat da auteur ons daar weer het verschil voelen tBSSchen wat omgaat in de ouders en de kinderen; bij de ouden een opgaan in hun leed, büde kinderen slechts een oogenblik er in leven, om dadelijk rieh te laten afleiden door nieuwe Indrukken. En toch... gaat 't ons allen ook niet zoo, tot ons geluk? al is de wisseling van stem ming wat minder «nel. In dan man woont nog het kind. In een volgend hoofdstuk staan de beide oude dames met Bat, de oude dienstbode, en de poes op den uitkijk naar de neven en als deze eindelijk kou en met hun hond, volgt ar een tooneeltje vol uitgelaten, kostelijke vroolijkheid... de schrik van de tantes en de ovde meid, als hond en kat het dadelijk aan den stok krijgen, de voor de jongens pijnlijke zoen-operatie, de kalme hmmor van den ouden huisknecht. Och, 't is eigenlijk alles niet eens heel nieuw, 't is of wij ons uit onze kinderjaren ook wel herinneren iets dergelijks gelezen te hebben, maar 't doet toch nieuw en frisch aan, omdat Schuil het alles onder rijn eigen licht zet en de figuren zoo prachtig leven. Torn is eigenlijk een broertje van Jan van Beek, maar Thijs is eene nieuwe figuur: de nervense schuchtere jongen, gevoelig en goedhartig maar niet spontaan hartelijk, zooals Torn; een jongen, die zich lang laat plagen, maar als zijn drift eenmaal losbreekt, niet te honden is, en eerst bedaart, als de drift sich oplost in een huilbui. De tantes, Kooeje en Foke, geven ongewild weer menig lesje aan volwassen paedagogen en leeren, hoe men wél en hoe men niet met jongens moet omgaan, om hen voor zich te winnen en dus te kunnen opvoeden, want opvoeding zonder wederzydiehe diepe gene genheid is immers onmogelijk. Een enkel tooneeltje wil ik hier afschrijven. 't Valt voor, als de jongens pas bij de tantes rijn en hun eenten schooloehtend achter den rog hebben, een gewichtige ochtend voor hen, want ze hebben beide examen gedaan voor de H.B.8., doch vór het exa men hebben ze in een flinke vechtpartij kennis gemaakt met hunne nieuwe makkers. Nu komen ie thuis. Tante Koopje was alleen in de kamer, op het oogenblik dat de jongens luidruchtig binnenBtoven. Zjj stond bij de koffietafel boterhammen te smeren en bracht hare handen onwillekeurig maar vlug naar haar ooren, alsof zij zoo door een wesp in kaar oorlelletje gestoken was, toen Torn en Thfls schreeuwden: Tante! tante I We zijn d'er door!" ?iiiimiiiiiiiiiiinuHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii onder de 50°N. B. blijven, bijna drie breedte graden noordelijker voor. In 1904 bracht de warmte van dat jaar ze ook al eens naar hooger breedten maar toen kwamen ze niet verder dan Znid-Engeland. Dat ze in 1911 niet in enkele, verdwaalde exemplaren bierheen kwamen, bewijst de opgave van het Zoölogisch Instituut te Nienwediep. Bjj de eerste vangst op 25 Bept. kwamen er 44000 op l M2, zeeopper vlak voer; een week daarna 182000 stuks (bis. 14 van de genoemde .publicatie.) Als ge weet, dat de dieren, toen de grootte hadden van een matige daphnia of watervloo, kunt ge n wel voorstellen dat dit niet weinig is; onder een theeschoteltje-oppervlak zwommen er immers een paar duizend. De tondieren, waarvan hier sprake is, waren pleegdieren". Dat wil niet zeggen een of ander soort van tondiertjes, maar n van de vele vormen waarin n enkele be paalde soort kan voorkomen, al naar rijn leef tijd of het stadium waarin het dier verkeert. Zooals bij insecten, vliegen b.v., regelmatig op elkaar volgen: ei, larve of made, pop met coconnetje, en volwassen dier, zoo doorloopt een tondiertje ook verschillende stadia, maar nog meer dan een insect. De pleegdier-vorm waarin de Doliolnm nationalis verleden in zulke massa's op de Haaks vór het Mars diep voorkwam, is een vorm zonder geslachts kenmerken, dus neutraal, noch mannelijk noch vrouwelijk. En hij ia ook ongeslachtelijk" Centraal itrwwsteltel Kicvwcn -. eoclosfyl Anvs jonge fleegtante (phorozoid) van Tondiertje (Doliolum) büden Helder gevangen (naar H. G. Delsman.) Tante Koes kon nog maar niet aan dat gillen wennen, liet het oog op'deze blijde mededeeling wilde afl echter niets daarvan laten merken. Tante wilde na eens acht vroolfik met de jongens rijn; M legde het mes op de broedplank, veegde hare handen aan haar schortje af en kwam op da naven toe om se hartelijk geluk te wenschen. Maar op eens bleef rij als venteend staan; de woor den stokten haar ia de keel, toen rij het gat in de koos, de gehavende blouse, de buil op het voorhoofd en da schrammen op de wang van Torn, den gescbeurden kraag, de moddervlek op de knie en de dikke lip van Thijs ontdekte. Haar mond ging langzaam open en haar oogje i werden al grooter en grooter. Ja tante, we rijn d'r door!" riep Tem nog eens, die vreesde dat tante door dit bericht zoo uit de wolken viel en er geen oogenblik aan dacht, dat haar verbazing opk een andere oorzaak kon hebben. Waar... waar hebben jullie gezeten?" stotterde tante Koos eindelijk, terwijl baar oogen dwaalden van het gat in de kous van Torn naar den gesoheurden kraag vanThjjs. Wij? wij?" vroeg Th»s, die het begon te begrijpen. O, w|j hebben gevochten, tante, maar 't was niks erg l" antwoordde Torn, alsof het de meest gewone zaak van de wereld was." Tante Koos jammert nog een pootje door, en als dan de liere tante Foke thuis komt, en er ook van schrikt, begrijpen de jongens toch, dat 'de tantes het heel erg vinden. En dan schrijft Schuil, zeer menschknndig: Verlegen keken rij (de jongens) naar de kapotte kous, den geecaenrden kiel en de moddervlek; TMj»voelde ineent een brandende pijn in tijn tpyeutte lip, en Torn dacht, dat de buil Of tyn voorhoofd merkbaar wol." Dan wint tante Foke in eens het hart van de jongens, door toe te geven, dat rij zich moesten verdedigen, als ze werden aan gevallen, en ze weet dat hart steeds te be houden, omdat in haar iets is gebleven van jeugd. En zoo is 't met den schrijver zelf ook; in hem is veel gebleven uit zijne jeugd, in den man leeft de jongen nog. Nog zon ik graag iets citeeren uit het gesprek van een troepje jongens met den dokter, die hen er op wijzen wil, hoe wreed ze doen, door n van de leerare a, een nervenie man, gebnkt onder huiselijk leed. het leven ondragelijk te maken en hoe goed de dokter daarin slaagt, doch beter is het, de scène in het kader van het geheele werkje te lezen. Waarlijk, Schuil schonk ons een paar kostelijke boeken. Eén opmerking moet me alleen van 't hart. De jongens uit Bcbnii's boeken honden veel van sport, zooals trouwens het meeren. deel van onze tegenwoordige jongens. Maar van twee akelig zoele jongens, die door tante Kootje altijd ten voorbeeld aan de Katjangs worden gesteld, heet het sar castisch, dat ze veel liever met hun vader de duinen ingaan om planten e.n vlinders te zoeken en niets geven om voetballen en;al die andere tuwe, wilde en gevaarlijke spelen van tegenwoordig." En de uitval van Tom hierop: Jakki! wat 'n mispunten!" stempelt dat planten en vlinders zoeken wel tot iets heel minder waardige. En dat in onzen tijd, nu we ons juist erover verhengen, dat de liefde voor de natuur meer en mér wakker wordt en aan gewakkerd wordt in onze jongens en meitjes, juist als tegenwicht tegen de overdreven liefde voor sport! Waarscbijnlijk was dit dan ook een slip of the pen" van Schuil, die veel te goed zijne jongens kent, om niet te weten, dat juist onder de flinksten esne groote liefde voor de natuur sluimert, die maar op eene opwekking wacht, om in de goede richting te gaan. AHNA VAN GOQH?KAULBACH. ontstaan, namelijk als n van de vele knop pen, die zich vormden aan een ander ton netje, het eidier, en zich gingen hechten aan een langzaam en gestadig groeiend verlengstuk van dit eidier ol ootoïd. Dat verlengstuk, is duidelijk te zien op de illu stratie uit Clans rechts onderaan; de bovenbe doelde pleegdiervorm ontstaat uit de middenste rij knoppen waar Mg (odddel-sproiijet) bijstaat; de letters Ls (sij-spruiten) wijten naar de rijdelinggche knoppen-rijen van de stolo, dat worden weer andere dieren: de vreters of maagdieren." Die doen niets dan voedsel opnemen en ze geven dit, daar ze vastgehecht blijven over aan de pleegdieren" die er dik en vet van worden. Nu komt de moeilijkheid. Da pleegdieren of phorozoïden worden zelfstandig als ze volwassen rijn, maar nog vór dien tijd heeft er zich op hun steel al een zusterknop vastgezet. Deze knop is de oer-geslachtsknop, daaruit komen de geslachteknoppen. De phorozoïd draagt deze knoppen met zich mee, het is dus een tante die haar nichtjes draagt, en deze ontwikkelen sich tot diertjes, de zaaddieren of gonozoïden. Dit zijn de sexneelen, zij bezitten voortplantingsorganen. Eerst als deze sexueelen een eind ver ontwikkeld zijn, komt het pleeg dier geheel vrij, het laat los van den g:aart van het eidier, en een tijdje daarna laten ook de gonozoïden of zaaddieren los van de pleegtante. Zjj groeien uit tot een vorm die veel op het tonvormige pleegdier lijkt, maar het bezit gonoden of geslachtskietuen, die niet bij het pleegdier aanwezig zijn. Deze geslachtsdieren, waarin zich ook een eierstok ontwikkeld heeft, brengen eieren voort. Uit deze ontstaan langgestaarte larven (links onderaan op de figuur). Z^geljjken, oppervlakkig bekexen, op kikkerviscbjes of salamander-larven. Taaechen lichaam en staart (met de ruggestreng) bevindt zich een blaas, met een waterachtig vocht gevuld. Uit die larven komen weer volkomen dieren: de oozoïden; de cyclus is volbracht met deze begint de geslachtlooze voortplan ting, die ik n al geschetst heb; alleen nog niet het allereerste begin; dat gebeurt wel op een allermerkwaardigste manier. Zoo'n eidier gaat zonder bevruchting eieren of nu eigenlijk knoppen voortbrengen op zijn uitsteeksel zijn stolo," maar deze blijven daar niet; ze worden getransporteerd naar den zooeven al genoemden staart, die zich gaat vormen; dit transport van ei-knoppen geschiedt door cellen die overeenkomen, met amoeben of ook met onze witte bloedlichaampjes; deze vormlooze cellen immers kunnen schünpoot j es uitstrekken en zoo voortFot»mei. /. -B. Twee nsjes. Tokio. HiuniiiiliiiiiiiiiiliiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilHiHiiiiliiiiiiiliiiniiiiiiiHiiiiii AltLEÏ^DEL Motrootje. Meer en meer blijkt, dat de vrouw voor elk beroep, gewoonlijk uitsluitend door man nen uitgeoefend, desnoods geschiktheid bezit, en indien de militairen, dank. rij het Paleis van Arbitrage te 's-Gravenhage, niet spoedig van den aardbol worden weggevaagd, zullen we misschien mettertijd ook nog wel vrouwe lijke kolonels en majoors aan de spits van een legercorps sien rijden. Het woord Alter Schnnrbart" voor een oud soldaat zal dan natuurlijk buiten dienst gesteld moeten wor den ... Maar zoover zijn we nog niet en het is al merkwaardig genoeg dat ook bij het corps ambtenaren der draadlooie telegraphie, de Marconisten, de vrouw reeds haar intrede heeft gedaan. The Alaska Steamsbip company" beeft dezer dagen Miss Maggie Kelso aangesteld als Marconiste op haar nieuw stoomschip Mariposa". Deze jonge dame is in het bezit van een diploma, verstrekt door het Amerikaansche departement van Marine, en is ook technisch volkomen op de hoogte, zoodat zij defec en aan de toestellen zelf herstellen kan. Het is intnsschen wel een hachelijk geval, dat daarvoor soms geklommen en ge klauterd moet worden. De nieuwe vrouwe lijke ambtenaar heeft aan boord den rang van officier, en is gekleed in de uniform, blauw met goud, der Amerikaansclse zee lieden. Men weet sedert de ramp van de Titanic", hoeveel meed en zelfopoffering er van de marconisten gevorderd wordt bij scheeps-, rampen, en in de keus van dit nieuwe be roep heeft ze op zich «elf reeds blijk gegeven van durf, want ie weet natuurlijk wat haar plichten zullen zijn, indien de nood aan den man" komt, en men zal volstrekt niet minder van haar vergen omdat zij een vrouw is. *** Per telephoon. Hoewel we er allen de mogelijkheid van begrijpen is een lering door de telephoon gehouden een gebeurtenis, die toch nog niet zoo alle dagen voorkomt. In Chicago hai onlangs zulk een séance plaats ter gele genheid van een feest ran studenten van de Yale Uaiversity, die gevestigd is te New Haven. Deze stad is niet minder dan 1600 Engeleche mijlen van Chicago verwijderd en de president der Universiteit, de heer Hadley, die de bijeenkomst niet kon bijwonen, en toch ter gelegenheid van deze feestelijkheid Br >ns graag een hartig woordje wilde , deed dit doodeenvoudig per telephoon. wel eens «eggen,« Aan een toestal, dat rieh middenin da zaal bevond, waren tweehonderd^ veertig ontvangen bevestigd, en elk der aanwezigen nam er daarvan een voor zijn rekening. En in rijn studeerkamer, te New Haven, meer dan tweeduizend kilometers van de feestzaal verwijderd, zat professor Hadley rustig aan zijn schrijftafel, en oreerde tegen een klein vierkant kastje van bont, dat de bemiddelaar was tnsschen hem en zijn talrijk publie 't welk ten slotte zijn redevoering m een luid applaus en hoera-geroep beloond De proef moet in alle oprichten voldaan hebben. * ** In vogelvlucht". Het nieuwste op het gebied der postduivensport zijn zeer kleine camera's, die aan de bont der snelle vogels bevestigd worden, en door middel van een telkens versprin gende film hun geheelen weg vanuit de wolken photographeeren. De toestelletjes werken automatisch ala een horloge, en zoodra de film is afgeloopen, sluiten ze rieh en brengen het negatief van de vlucht, dat soms zeer interessante dingen te rien geeft, ongerept over. De photo's zijn niet veel grooter elk op zichzelf dan een speldeprlk, en zien er allen tezamen voor het bloote oog uit als een zwarte inktlijn, waaraan niets bizonden te rien valt. BQ sterke vergrooting echter geven zij een fraai en scherp beeld. Dure vinger». Wat sommige handen waard rijn ?... Vraag het eens aan de assurantie-maatschappij, die den beroemden viool-virtuoos Jan Kubelik tegen ongevallen verzekerde. Hij bracht rijn tien vingers voor den assuradeur tegen vijftig duizend gulden per stuk, en sloot voor dit kostelijke tiental dus eengezamentlijke verzekering van vijf maal honderd duizend gulden. Beeds eenmaal liep hij een kleine blessuur op aan zijn linker pink, waardoor hu ge durende zes weken niet spelen kon, en dit werd de maatschappij gewaar aan de plus minus dertig duizend gulden, die ie uit te betalen had wegens tijdelijke invaliditeit. Kabelik houdt er overigens bizonder van om dergelijke gebenrtenisjes aan de groote klok te hangen, dat maakt hem altijd nog weer interessanter, en daardoor worden rijn entreeprijzen nog steeds hooger, en zijn vingers steeds kostbaarder... ALLKQBA. llllllflIllflIllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllflIIIIMIMIIIIIIIIIIIII Ch Vormen van Tondiertje Doliolnm: geslachtsdier (gonozoid), vreetdier (gastrozoid), jou g eidier ( zoid), oud eidier (oösoid) met lange rijen larve (v. h. oözoid) ch = rngges reng (chorda.) knoppen aan het dors. aanhangsel. (UI. uit CJaus-örofcben.) kruipen, over en door alles heen. Nu, deze amoeben van de oozoïd brengen de knoppen over van de stolo naar het steeds groeiend staartstuk. Tegelijkertijd gaat de oozoïd terngontwikkelen of rednceeren, zijn darmkanaal verdwijnt, alleen rijn hart en het centraal zenuwstelsel blijven over. Daarentegen ver dikken zich de spieren, het dier wordt een levend en zwemmend tonnetje met een staart, gelijk op de afbeelding rechts onder is te rien. Op(die staart... en zoo zon ik kunnen door gaan ; net als met de geschiedenis van Oldeberkoop in Friesland, dat er een man was, die een katnil had, en die katnil... maar u heeft de krant natuurlijk allang in een hoek gesmeten. E. HSIMAKS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl