Historisch Archief 1877-1940
tx 1S32
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
TH. VU «tak bsAMftaoUW MM /ON «m jfeei,
door J. B.. Bonn»Geïllustreerd dooi
W.?fl J ,', >, J
? ' ? ? JAK BCornBs.
- D* fatjmfi, door J. B. loavnY Ge
lnatreerd door O. OanLora»Beid»b8
H. J. W. Beent, Amsterdam,
IB OHM eeuw van het Hnd" trekt maar
«a maar da psychologie van bet kind da
aandacht, wordt maar en maar doordenken
en artiiten er naar gestreefd, de kladeniel
te benaderen eerst, straks te doowchouwen
en te-doordringen.
Ba ook hier gebaart bet meer dan eens,
dat, terwijl da wetaaaehap moeiiaam coekt
naar dan Bekeren weg, de kunst haar vooruit
vliegt en lange schijnbaar ongebaaude wagen
trfómantelfk bat eindpunt bereikt, daar
echter eerbiedig wachtend op de sanctie van
hare moeiwam strevende raster.
. Yooral de eat bewogen kindendel wordt
dikwijls door dan aröst tyj intuïtie
door?choawd, en velen onaer romanschrijvers
gaven mooi doorvoelde kinderfigunrtjee.
Ba ook ia boeken «oor kinderen wordt
maar en .maar aandaeht geschonken aan de
psychologie; de uitgebeelde kinderea worden
maar en maar van bat innerlijk uit beden
aa weergegeven ea krijgen zoo iets levends
en bloeiende, dat de kinderflgnren in vroegere
kinderboeken misten. Doch kinderlese
vooral moeten die Abstoht" niet merken;
het boek moet ban aantrekken door het
«tterlflke leven, dat er in geschetst wordt
ettrbf 't leien boeit hen dan ongewild bet
wHMrlgffo dar figuren; allen kragen leven
TOOT ban, en de schrijver vindt zijne schoonste
belooning, wanneer da kinderen s^ne schep
pingen voelen ala kameraden, die M mét
evenveel vriendschap, bewondering of zelfs
vijandschap beschouwen als hunne levende
makken.
Date belooning Bal den schrijver van Jan
van Beek" en De Katjangs" ge wis mild ten
deal vallen; rijne kind«rngnren rijn doorleefd,
mat liefde dooncboawd tot in hun innerlijk,
dat menigmaal salfs voor hunne naaste om ge
ving gesleten bluft, 't lijn geen van allen
buitengewone kinderea en toch heeft ieder
rijn eigen persoonlijkheid en rijn eigen sfeer
om rich neen.,
Ik sag een jongen van tien jaar, die
gewoonltik weinig lust tot leien heeft, s
verdiept in de Eatjangs, dat hij er al zijne
liefhebberyen om vergat; bij leefde sóin
nat boek, ook wanneer hjj er niet in las, dat
hij rijne huisgenooten op de meest onver
wachte oogenblikkea verbaasde door over de
figuren uit het boek te spreken, als over
lerende mensehen.
. Schnils grootste liefde gaat naar den
ondengenden, levendigen jongen, die vol grap
pen rit, maar eerlijk is, nooit zijne kameraden
Terraadt of in den steek laat, opkomt voor
recht, waar hij onrecht riet en daarom geliefd
is bij da andere jongens. Jan van Beek is
eigenlek het type van wat we wel een
flinken Hollandachen jongen" plegen te
noemen, maar dooraohonwd tot in rijn inner
lijk, tot in rijne'kleine gevoeligheidjes, rijne
Hdelheldjes ook.
Schuil geeft aoo goed het licht bewogane
waar van too'n kladeniel; het plotseling
vallen alt de hoogste pret ia het meest op
rechte, echt gevoelde verdriet, dat in eens
weer vergeten wordt in aan gnitenstreek.
Dit ia dan> het algemeene dat vooral in
het hoofdpersoontje weer verbijzonderd wordt
tot Iets apart». Wij rien in het kind reeds,
wat de man Jan van Beek" rijn cal. '
Want dit ia wel het merkwaardige en het
waardevolle tevens van deze boeken, dat se
ook voor volwassenen boeiend rijn en nieuwe
gedachten wekken, 166 zelfa, dat soms even
de vraag in ons opkomt: Is dit wel voor
kinderen"? maar de kinderen geven self 't
antwoord... Geeft niet het schoolleven, zooals
Schuil 't beschrijft, menig paedagoog en
?UHWlllWIHIHinilUIHUIMIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIHIIIIIIIi
U17P DB NATUUR
CDLXXXVÏII.
Het Tondiertje Doüolum.
Nu ik u toch eenmaal den naam van het
merkwaardige tondiertje Doliolnm heb ge
noemd, cal ik er meteen ook maar wat van
gaan Vertellen. Ik twijfel evenwel of het mij
gelukken cal voor het nietige zeediertje
een weiniije belangstelling bij u te wekken;
al verlang ik maar een heel klein beetje,
in vergelijking met de groote belangstelling
die Doliolnm bij de zoölogen van professie
geniet.
Die twijfel is gerechtvaardigd, want het
merkwaardigste van deie dieren is hun
voortplanting en die is zoo ingewikkeld, dat
het iemand, die niet aan dergelijke studie
gewend is, al gauw gaat duizelen; ik zal
dan ook alleen het voornaamste vertellen
van het vele, dat er in boeken van te leien
staat.
De schuld, dat ge over dit
dierengealacht zoo'n moeilijk te lezen opstel krijgt,
'ligt aan den warmen zomer van het vorige
jaar. Want «onder een publicatie van H. C.
Belaman getiteld: De warme zomer van
1911 en het Plankton by de Haaks", zou
ik er zelf niet aan gedacht hebben. Be
doelde publicatie kreeg ik in handen aléeen
overdrukje uit het Jaarboek van het
RjjkaInatitnnt voor het Onderzoek der Zee; en
wel juist nadat ik orer den Helder
en de Balpen het een ander had ge
schreven. Nu het sluit zich hierbij
mooi aan.
Want hettondiert je Doliolnm is eigen
lijk ook een Salpe; wel een heel
kleine, vrjjlevende, zonder kettinggene
ratie en met sterk afkijkende levens
wijze ; maar in het leerboek van
ClansGrobben (druk 1905) wordt de familie
van Doliolnm nog onder de Balpen
gesteld.
Het rijn plankton-dieren, dat wil
zeggen, rij leven half zwemmend half
drijvend, dicht bij de oppervlakte der
zee; daarbij rijn ze bijna geheel door
schijnend, haast doorzichtig. Wat ban
aantal en de plaats waar zg voorkomen
betreft, dit is afhankelijk van invloeden
van temperatuur en waterbeweging.
Dit laatste blijkt alt het feit (in
bovengenoemde publicatie meegedeeld)
dat Doliolnm nationalis in 1911 voor
het eerst in onze zeeën is waargenomen;
tengevolge van de hooge temperatuur
van het zeewater aan de oppervlakte
.kwamen deze dieren, die gewoonlijk
zoogenaamd paedagoog vaal te denken T rien
we ar niet dotdaQlk ia omlijnd, welke op
voeder werkelijk ieta ie" voor de jongens,
wie ban wint, ten minste de beste elementen
qader ben.
Da Baas" mat attne strenge afgemeten
manieren zeker niet, minder nog de leeraren,
in wie da jongens iets van valscbheid ont
dekken of ook maar vermoeden, maar sa
bonden van dan Engelschman die ruwweg
zegt: ik aal DOK jouw aan!" en dat ook
niet malsch doet, maar dan ook vindt, dat
alias weer all right is; toch voelen ie meer
nog voor Boikie", dia zelf nog kan voelen
als een jongen, aan wian aa varmoeden, dat
in rijne jeugd niets jongensacbtigs vreemd was.
Hat heele boek is klemrig ea frisch als de
lente, vol vroolftke scènes, zooals de avon
tuurlijke nachtelijke ontvluchting van de
drie met ichoenensalon" gestraften; en de
onschuldige, dolle pret bij de plechtige"
vergaderingen van den Geheimen Bond".
In De Kaïjangs" geeft Schuil de geschie
denis van twee jongens uit Indië, Torn en
Thfla, die voor hunne opvoeding naar Hol
land worden gezonden, en daar in huis
komen bij twee oude, ongetrouwde tantes.
Eerst leven we een klein stukje kleurig
Indisch leven mee, dan de zeereis van
Borneo naar Java en 't zeer gevoelig, doch
zonder eeniga sentimentaliteit, beschreven
afscheid tnsaehen de jongens en hunne opders.
Hoe goed laat da auteur ons daar weer het
verschil voelen tBSSchen wat omgaat in de
ouders en de kinderen; bij de ouden een
opgaan in hun leed, büde kinderen slechts
een oogenblik er in leven, om dadelijk rieh
te laten afleiden door nieuwe Indrukken.
En toch... gaat 't ons allen ook niet zoo,
tot ons geluk? al is de wisseling van stem
ming wat minder «nel. In dan man woont
nog het kind.
In een volgend hoofdstuk staan de beide
oude dames met Bat, de oude dienstbode, en
de poes op den uitkijk naar de neven en
als deze eindelijk kou en met hun hond, volgt
ar een tooneeltje vol uitgelaten, kostelijke
vroolijkheid... de schrik van de tantes en
de ovde meid, als hond en kat het dadelijk
aan den stok krijgen, de voor de jongens
pijnlijke zoen-operatie, de kalme hmmor van
den ouden huisknecht. Och, 't is eigenlijk
alles niet eens heel nieuw, 't is of wij ons
uit onze kinderjaren ook wel herinneren iets
dergelijks gelezen te hebben, maar 't doet
toch nieuw en frisch aan, omdat Schuil het
alles onder rijn eigen licht zet en de figuren
zoo prachtig leven.
Torn is eigenlijk een broertje van Jan van
Beek, maar Thijs is eene nieuwe figuur: de
nervense schuchtere jongen, gevoelig en
goedhartig maar niet spontaan hartelijk,
zooals Torn; een jongen, die zich lang laat
plagen, maar als zijn drift eenmaal losbreekt,
niet te honden is, en eerst bedaart, als de
drift sich oplost in een huilbui.
De tantes, Kooeje en Foke, geven ongewild
weer menig lesje aan volwassen paedagogen
en leeren, hoe men wél en hoe men niet
met jongens moet omgaan, om hen voor zich
te winnen en dus te kunnen opvoeden, want
opvoeding zonder wederzydiehe diepe gene
genheid is immers onmogelijk.
Een enkel tooneeltje wil ik hier afschrijven.
't Valt voor, als de jongens pas bij de tantes
rijn en hun eenten schooloehtend achter
den rog hebben, een gewichtige ochtend
voor hen, want ze hebben beide examen
gedaan voor de H.B.8., doch vór het exa
men hebben ze in een flinke vechtpartij
kennis gemaakt met hunne nieuwe makkers.
Nu komen ie thuis.
Tante Koopje was alleen in de kamer,
op het oogenblik dat de jongens luidruchtig
binnenBtoven. Zjj stond bij de koffietafel
boterhammen te smeren en bracht hare
handen onwillekeurig maar vlug naar haar
ooren, alsof zij zoo door een wesp in kaar
oorlelletje gestoken was, toen Torn en Thfls
schreeuwden:
Tante! tante I We zijn d'er door!"
?iiiimiiiiiiiiiiinuHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
onder de 50°N. B. blijven, bijna drie breedte
graden noordelijker voor. In 1904 bracht de
warmte van dat jaar ze ook al eens naar
hooger breedten maar toen kwamen ze niet
verder dan Znid-Engeland.
Dat ze in 1911 niet in enkele, verdwaalde
exemplaren bierheen kwamen, bewijst de
opgave van het Zoölogisch Instituut te
Nienwediep. Bjj de eerste vangst op 25
Bept. kwamen er 44000 op l M2, zeeopper
vlak voer; een week daarna 182000 stuks
(bis. 14 van de genoemde .publicatie.) Als
ge weet, dat de dieren, toen de grootte hadden
van een matige daphnia of watervloo, kunt
ge n wel voorstellen dat dit niet weinig is;
onder een theeschoteltje-oppervlak zwommen
er immers een paar duizend.
De tondieren, waarvan hier sprake is,
waren pleegdieren". Dat wil niet zeggen
een of ander soort van tondiertjes, maar n
van de vele vormen waarin n enkele be
paalde soort kan voorkomen, al naar rijn leef
tijd of het stadium waarin het dier verkeert.
Zooals bij insecten, vliegen b.v., regelmatig
op elkaar volgen: ei, larve of made, pop met
coconnetje, en volwassen dier, zoo doorloopt
een tondiertje ook verschillende stadia, maar
nog meer dan een insect. De pleegdier-vorm
waarin de Doliolnm nationalis verleden in
zulke massa's op de Haaks vór het Mars
diep voorkwam, is een vorm zonder geslachts
kenmerken, dus neutraal, noch mannelijk noch
vrouwelijk. En hij ia ook ongeslachtelijk"
Centraal
itrwwsteltel
Kicvwcn -.
eoclosfyl
Anvs
jonge
fleegtante (phorozoid) van Tondiertje (Doliolum)
büden Helder gevangen (naar H. G. Delsman.)
Tante Koes kon nog maar niet aan dat gillen
wennen, liet het oog op'deze blijde
mededeeling wilde afl echter niets daarvan laten
merken. Tante wilde na eens acht vroolfik
met de jongens rijn; M legde het mes op
de broedplank, veegde hare handen aan haar
schortje af en kwam op da naven toe om
se hartelijk geluk te wenschen. Maar op
eens bleef rij als venteend staan; de woor
den stokten haar ia de keel, toen rij het gat
in de koos, de gehavende blouse, de buil op
het voorhoofd en da schrammen op de wang
van Torn, den gescbeurden kraag, de
moddervlek op de knie en de dikke lip van Thijs
ontdekte. Haar mond ging langzaam open
en haar oogje i werden al grooter en grooter.
Ja tante, we rijn d'r door!" riep Tem
nog eens, die vreesde dat tante door dit
bericht zoo uit de wolken viel en er geen
oogenblik aan dacht, dat haar verbazing opk
een andere oorzaak kon hebben.
Waar... waar hebben jullie gezeten?"
stotterde tante Koos eindelijk, terwijl baar
oogen dwaalden van het gat in de kous van
Torn naar den gesoheurden kraag vanThjjs.
Wij? wij?" vroeg Th»s, die het begon
te begrijpen.
O, w|j hebben gevochten, tante, maar 't
was niks erg l" antwoordde Torn, alsof het
de meest gewone zaak van de wereld was."
Tante Koos jammert nog een pootje door,
en als dan de liere tante Foke thuis komt,
en er ook van schrikt, begrijpen de jongens
toch, dat 'de tantes het heel erg vinden. En
dan schrijft Schuil, zeer menschknndig:
Verlegen keken rij (de jongens) naar de
kapotte kous, den geecaenrden kiel en de
moddervlek; TMj»voelde ineent een brandende
pijn in tijn tpyeutte lip, en Torn dacht, dat
de buil Of tyn voorhoofd merkbaar wol."
Dan wint tante Foke in eens het hart
van de jongens, door toe te geven, dat rij
zich moesten verdedigen, als ze werden aan
gevallen, en ze weet dat hart steeds te be
houden, omdat in haar iets is gebleven van
jeugd.
En zoo is 't met den schrijver zelf ook;
in hem is veel gebleven uit zijne jeugd, in
den man leeft de jongen nog.
Nog zon ik graag iets citeeren uit het
gesprek van een troepje jongens met den
dokter, die hen er op wijzen wil, hoe wreed
ze doen, door n van de leerare a, een
nervenie man, gebnkt onder huiselijk leed.
het leven ondragelijk te maken en hoe goed
de dokter daarin slaagt, doch beter is het,
de scène in het kader van het geheele
werkje te lezen.
Waarlijk, Schuil schonk ons een paar
kostelijke boeken.
Eén opmerking moet me alleen van 't
hart. De jongens uit Bcbnii's boeken honden
veel van sport, zooals trouwens het
meeren. deel van onze tegenwoordige jongens.
Maar van twee akelig zoele jongens, die
door tante Kootje altijd ten voorbeeld aan
de Katjangs worden gesteld, heet het sar
castisch, dat ze veel liever met hun vader
de duinen ingaan om planten e.n vlinders te
zoeken en niets geven om voetballen en;al
die andere tuwe, wilde en gevaarlijke spelen
van tegenwoordig."
En de uitval van Tom hierop: Jakki!
wat 'n mispunten!" stempelt dat planten en
vlinders zoeken wel tot iets heel minder
waardige. En dat in onzen tijd, nu we ons
juist erover verhengen, dat de liefde voor de
natuur meer en mér wakker wordt en aan
gewakkerd wordt in onze jongens en meitjes,
juist als tegenwicht tegen de overdreven
liefde voor sport! Waarscbijnlijk was dit dan
ook een slip of the pen" van Schuil, die
veel te goed zijne jongens kent, om niet te
weten, dat juist onder de flinksten esne
groote liefde voor de natuur sluimert, die
maar op eene opwekking wacht, om in de
goede richting te gaan.
AHNA VAN GOQH?KAULBACH.
ontstaan, namelijk als n van de vele knop
pen, die zich vormden aan een ander ton
netje, het eidier, en zich gingen hechten aan
een langzaam en gestadig groeiend verlengstuk
van dit eidier ol ootoïd.
Dat verlengstuk, is duidelijk te zien op de illu
stratie uit Clans rechts onderaan; de bovenbe
doelde pleegdiervorm ontstaat uit de
middenste rij knoppen waar Mg (odddel-sproiijet)
bijstaat; de letters Ls (sij-spruiten) wijten
naar de rijdelinggche knoppen-rijen van de
stolo, dat worden weer andere dieren: de
vreters of maagdieren." Die doen niets dan
voedsel opnemen en ze geven dit, daar ze
vastgehecht blijven over aan de pleegdieren"
die er dik en vet van worden.
Nu komt de moeilijkheid. Da pleegdieren
of phorozoïden worden zelfstandig als ze
volwassen rijn, maar nog vór dien tijd
heeft er zich op hun steel al een
zusterknop vastgezet. Deze knop is de
oer-geslachtsknop, daaruit komen de
geslachteknoppen. De phorozoïd draagt deze knoppen
met zich mee, het is dus een tante die haar
nichtjes draagt, en deze ontwikkelen sich
tot diertjes, de zaaddieren of gonozoïden.
Dit zijn de sexneelen, zij bezitten
voortplantingsorganen. Eerst als deze sexueelen
een eind ver ontwikkeld zijn, komt het pleeg
dier geheel vrij, het laat los van den g:aart
van het eidier, en een tijdje daarna laten
ook de gonozoïden of zaaddieren los van de
pleegtante. Zjj groeien uit tot een vorm die
veel op het tonvormige pleegdier lijkt, maar
het bezit gonoden of geslachtskietuen, die
niet bij het pleegdier aanwezig zijn.
Deze geslachtsdieren, waarin zich ook een
eierstok ontwikkeld heeft, brengen eieren
voort. Uit deze ontstaan langgestaarte larven
(links onderaan op de figuur). Z^geljjken,
oppervlakkig bekexen, op kikkerviscbjes
of salamander-larven. Taaechen lichaam en
staart (met de ruggestreng) bevindt zich
een blaas, met een waterachtig vocht gevuld.
Uit die larven komen weer volkomen
dieren: de oozoïden; de cyclus is volbracht
met deze begint de geslachtlooze voortplan
ting, die ik n al geschetst heb; alleen nog
niet het allereerste begin; dat gebeurt wel
op een allermerkwaardigste manier.
Zoo'n eidier gaat zonder bevruchting
eieren of nu eigenlijk knoppen voortbrengen
op zijn uitsteeksel zijn stolo," maar deze
blijven daar niet; ze worden getransporteerd
naar den zooeven al genoemden staart, die zich
gaat vormen; dit transport van ei-knoppen
geschiedt door cellen die overeenkomen, met
amoeben of ook met onze witte
bloedlichaampjes; deze vormlooze cellen immers
kunnen schünpoot j es uitstrekken en zoo
voortFot»mei. /. -B.
Twee nsjes. Tokio.
HiuniiiiliiiiiiiiiiliiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilHiHiiiiliiiiiiiliiiniiiiiiiHiiiiii
AltLEÏ^DEL
Motrootje.
Meer en meer blijkt, dat de vrouw voor
elk beroep, gewoonlijk uitsluitend door man
nen uitgeoefend, desnoods geschiktheid bezit,
en indien de militairen, dank. rij het Paleis
van Arbitrage te 's-Gravenhage, niet spoedig
van den aardbol worden weggevaagd, zullen
we misschien mettertijd ook nog wel vrouwe
lijke kolonels en majoors aan de spits van
een legercorps sien rijden. Het woord Alter
Schnnrbart" voor een oud soldaat zal dan
natuurlijk buiten dienst gesteld moeten wor
den ... Maar zoover zijn we nog niet en het
is al merkwaardig genoeg dat ook bij het
corps ambtenaren der draadlooie telegraphie,
de Marconisten, de vrouw reeds haar intrede
heeft gedaan.
The Alaska Steamsbip company" beeft
dezer dagen Miss Maggie Kelso aangesteld
als Marconiste op haar nieuw stoomschip
Mariposa". Deze jonge dame is in het bezit
van een diploma, verstrekt door het
Amerikaansche departement van Marine, en is ook
technisch volkomen op de hoogte, zoodat
zij defec en aan de toestellen zelf herstellen
kan. Het is intnsschen wel een hachelijk
geval, dat daarvoor soms geklommen en ge
klauterd moet worden. De nieuwe vrouwe
lijke ambtenaar heeft aan boord den rang
van officier, en is gekleed in de uniform,
blauw met goud, der Amerikaansclse zee
lieden.
Men weet sedert de ramp van de Titanic",
hoeveel meed en zelfopoffering er van de
marconisten gevorderd wordt bij scheeps-,
rampen, en in de keus van dit nieuwe be
roep heeft ze op zich «elf reeds blijk gegeven
van durf, want ie weet natuurlijk wat haar
plichten zullen zijn, indien de nood aan
den man" komt, en men zal volstrekt
niet minder van haar vergen omdat zij een
vrouw is.
***
Per telephoon.
Hoewel we er allen de mogelijkheid van
begrijpen is een lering door de telephoon
gehouden een gebeurtenis, die toch nog niet
zoo alle dagen voorkomt. In Chicago
hai onlangs zulk een séance plaats ter gele
genheid van een feest ran studenten van
de Yale Uaiversity, die gevestigd is te New
Haven. Deze stad is niet minder dan 1600
Engeleche mijlen van Chicago verwijderd en
de president der Universiteit, de heer Hadley,
die de bijeenkomst niet kon bijwonen, en
toch ter gelegenheid van deze feestelijkheid
Br
>ns graag een hartig woordje wilde
, deed dit doodeenvoudig per telephoon.
wel eens
«eggen,«
Aan een toestal, dat rieh middenin da
zaal bevond, waren tweehonderd^ veertig
ontvangen bevestigd, en elk der aanwezigen
nam er daarvan een voor zijn rekening. En
in rijn studeerkamer, te New Haven, meer
dan tweeduizend kilometers van de feestzaal
verwijderd, zat professor Hadley rustig aan
zijn schrijftafel, en oreerde tegen een klein
vierkant kastje van bont, dat de bemiddelaar
was tnsschen hem en zijn talrijk publie
't welk ten slotte zijn redevoering m
een luid applaus en hoera-geroep beloond
De proef moet in alle oprichten voldaan
hebben.
* **
In vogelvlucht".
Het nieuwste op het gebied der
postduivensport zijn zeer kleine camera's, die aan de
bont der snelle vogels bevestigd worden,
en door middel van een telkens versprin
gende film hun geheelen weg vanuit de
wolken photographeeren. De toestelletjes
werken automatisch ala een horloge, en
zoodra de film is afgeloopen, sluiten ze rieh
en brengen het negatief van de vlucht, dat
soms zeer interessante dingen te rien geeft,
ongerept over. De photo's zijn niet veel
grooter elk op zichzelf dan een speldeprlk,
en zien er allen tezamen voor het bloote
oog uit als een zwarte inktlijn, waaraan niets
bizonden te rien valt. BQ sterke vergrooting
echter geven zij een fraai en scherp beeld.
Dure vinger».
Wat sommige handen waard rijn ?... Vraag
het eens aan de assurantie-maatschappij, die
den beroemden viool-virtuoos Jan Kubelik
tegen ongevallen verzekerde. Hij bracht
rijn tien vingers voor den assuradeur tegen
vijftig duizend gulden per stuk, en sloot
voor dit kostelijke tiental dus
eengezamentlijke verzekering van vijf maal honderd
duizend gulden.
Beeds eenmaal liep hij een kleine blessuur
op aan zijn linker pink, waardoor hu ge
durende zes weken niet spelen kon, en dit
werd de maatschappij gewaar aan de plus
minus dertig duizend gulden, die ie uit te
betalen had wegens tijdelijke invaliditeit.
Kabelik houdt er overigens bizonder van
om dergelijke gebenrtenisjes aan de groote
klok te hangen, dat maakt hem altijd nog
weer interessanter, en daardoor worden rijn
entreeprijzen nog steeds hooger, en zijn
vingers steeds kostbaarder...
ALLKQBA.
llllllflIllflIllllllllllllllllllllllllllllllllMllllllflIIIIMIMIIIIIIIIIIIII
Ch
Vormen van Tondiertje Doliolnm:
geslachtsdier (gonozoid), vreetdier (gastrozoid),
jou g eidier ( zoid), oud eidier (oösoid) met lange rijen
larve (v. h. oözoid) ch = rngges reng (chorda.) knoppen aan het dors. aanhangsel.
(UI. uit CJaus-örofcben.)
kruipen, over en door alles heen. Nu, deze
amoeben van de oozoïd brengen de knoppen
over van de stolo naar het steeds groeiend
staartstuk. Tegelijkertijd gaat de oozoïd
terngontwikkelen of rednceeren, zijn darmkanaal
verdwijnt, alleen rijn hart en het centraal
zenuwstelsel blijven over. Daarentegen ver
dikken zich de spieren, het dier wordt een
levend en zwemmend tonnetje met een staart,
gelijk op de afbeelding rechts onder is te rien.
Op(die staart... en zoo zon ik kunnen door
gaan ; net als met de geschiedenis van
Oldeberkoop in Friesland, dat er een man was,
die een katnil had, en die katnil... maar
u heeft de krant natuurlijk allang in een
hoek gesmeten.
E. HSIMAKS.