De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 4 augustus pagina 8

4 augustus 1912 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE A,M S TE E D AM M E11 WEEKBLAD V.OOR N E D BELAND. NO. mm MOKSOB HiTO, . da thans overleden Keinr van Japan. HABOEKO, thans Keizerin-weduwe van Japan. Moetsoe Hito. f De overleden Mikado heeft een stamboom yan ruim zes en twintig eeuwen. De TUI Heeckerens en de Habsburgers ?B de hoeren jan Eatzenellenbogen zjjn daar splinternieuw bjj. En wat moet de ?Mikado gedacht hebben va»het JonkkeerBohap van 1818! Maar de tijd, goede trooster, 'ml die .verschillen uitwisschen. "Want «en stamboom groeit, als men ?aar geduld heeft. Zes n twintig eeuwen oud is dus ook het Ryk, en toch vertellen o as degenen, die Japan nader leerden kannen, flat de Japanners niet vormen het fijnste ?altaarvolk van het verre Oosten, men zegt zelfs, dat zes en twintig eeuwen hen niet tot iets beters hebben kunnen maken dan tot de .Pruisen" van den anderen kant van den aardbol. De Pruisen... d. w. a. een volk in wording: een volk met heet begeeren wat groots te zullen zijn en met den durf dit te willen, en de rudimentaire gaven er toe te geraken; een volk van halfgepoljjste, opstovende werkers; eem massa in wording. Of in her- of zelfs ver-wording P 't is maar zooala men het neemt.... Want «preken er niet stemmen, die zeggen: Japan is niet in wording! Zijn beschaving (de Japansche beschaving is een Chineesche beschaving) is oud en be zonken., Japan is niet in wording, het is enkel in verandering. Het heeft het e»rst in het Oosten' gevoeld, dat naar Westerschen stijl het maatschappelijk gebouw gerestaureerd moest, en het heeft het eerst den houweel ter hand genomen en den troffel. Nu viel er veel schoons en verrees veel onbehouwens. Volgt China weldra, zoo zal ook daar, op den bodem van overoude en schoone cultuur, die half-beschaving losbreken, die ons, b'schaafden en overbesohaafden WestEuropeeërs, wel eens onvoltooid" schjjnt. 't Is mogelijk. Moetsoe Hito, de Mikado, die nu over leed, zal zijn naam verbonden houden ,e>K> ?* - .?«»* '&*' ' ? "j X. - ,*r'; - ^4'' "* "'?' 3 DE MIKADO OF MANOEDVEB. Teekening naar de natuur door een anoniem gebleven Franschman, die in den herfst van 1903 de Keizerlijke troapenmanoeavres bijwoonde in de buurt van Yokohama. Illwlration, 20 Febr. 1904. REDACTIEBUREAU VAN EEN MODEHN DAGBLAD TB TOKIO. Op den achtergrond een actear, die ten eigen bate komt spreken. aan de groote vreedzame sociale revo lutie, die tijdens zijn regeering aan Japan voltrokken werd; Hoe zullen wij dien Keizer en hervormer kunnen beoordeelenP Het heet vaak: er zingeen af standen meer. Het snelle vervoer verbindt de atgelegenste rijken, 't Is een illusie. Wie wel eens een honderd pagina's zware Amerikaaniehe krant in handen had .Amerika: zes .dagen stoomens van ons af met niets er in over ons Europeosoh gebeuren dan 't bericht van een Berljjnsohen diefstal en een zeer korte causerie over de mode op de Parijsche rennen, maar overigens een wilde menigte van Amerikaansche namen van Amerikaansohe grooten en Amerikaansche grooteren, u volslagen onbekend die krjjgt inzicht in de geringe verdoeze ling der grenzen" en, in de bijna vol komen afgeseheidenhèid van verre rijken. Moetsoe Hito was ons misschien nader dan een Manbewoner, maar zoo ge u verbeeldt binnen zes maanden studie zjjn innerlijk te hebben begrepen, zult ge, vrees ik, u pijnlijk vergissen. Wat men zag van zyn niet-officleele afbeeldingen gaf geen gedachte van fijn heid, die voor ons toch de karakteristiek is van den Japanner. Maar wat men meldde van onder meer zijn zin voor dichtkunst en schoonheid hier moet buiten twijfel een deel gegeven aan hovelingen-bloemrgkheid doet verr onderstellen, dat hij toch meer was, dan zijn Westersch opgedirkte portretten hem toonen aan ons, voor wie hij vreemd blijft. Als Azië eens Europa zal evenaren in macht van Westersche krjjgsmiddelen en organisatie, industrie, handel, en z.g. beschaving, hoe zal Moetsoe Hito s naam dan ginds wellicht worden vereerd. Wellicht, want het is de vraag of the soul of the East zich niet eens op grootsohe wjjze zal willen wreken op de vervorming, de misvorming, die zij van het Westen onderging. Tijdens zjjn eerste regeeringsjaren had de overleden Mikado opstanden te dem pen, die zeker uit geen ander gevoel ontstonden. V. D. E. Eoelofj. ? I. Het is mjj in den laatsien tjjd een vraag geworden, of het juist ia, dat de kritikas een tentoonstelling inleidt voor een kunst handel. Het spreekt van zelve, dat ik aan neem dat dit condor aeaig honorarium ge schiedt, daar een fiaantieel veroand in deie van zelve uitgesloten il. Het inleiden dunkt mij een euvel. Iedereen kan in zün jeugd beginnen met dit inleiden mogelyk: te achten, maar het dunkt mjj, dat, als ik, iedereen later daarvan zal ierngkeeren... Het in leiden (altgd zonder honorarium) kan nuttig en noodig lijken voor den schilder, die tentoonstelt, terwijl de gedachte aan den kunsthandelaar als niet bestaande Beker aan te nemen is. Maar waarom ia in den katalogns het eigenlek noodig? Zelfs voor den kunstenaar? De kritici, die dit doen, hebben de bladen, waarin zjj hunne meenin gen uiten kunnen, zooala den Botterdammer, en andera, Haagsche, bladen. Ze kunnen daarmee zooveel zij willen hun meening openbaren, en zy hebben als toehoorder lederen abonnévoor zich. Dit is hun zuivere functie. Daar buiten hebben zq niet te treden. Bjj den kunsthandel bestaat toch het gevaar van zich te binden. De handelaar zal een scherp geformuleerde kritiseering van het voor-en-tegen niet aanvaarden (wie weet dat niet?), maar wenscht tegenwoordig teker een prijzende bespreking; fajj wil waar (sonder geld natuurlijk, daar ik dit ten eenenmale uitsloot). Het is van zy'n kant logisch; logisch il ook daardoor dat de kritikns zich onthoudt; hu is geen handelaar. Een totaal te verwerpen mooglykheid is dat een kritikns op de eene of andere wqze honorarium voor zijne moeite in deze zon ontvangen! Hq komt dan in temtatie". Hy zon neiging kannen krijgen om aan zyn jongste dochter te denken die in haar stoeltje om een pop zeurt, of hq zou zjjn zoon een Sint Nicolaas (een aeroplaan) kannen willen geven. Het zoa hetzelfde geval worden als dat iemand een tijd schrift opricht, dat schilderkritiek zal bavatten, en bjj den kunsthandel om steun zon gaan vragen. De heeren handelaren zouden wellicht ja" zeggen, maar eischen ?tellen. Het eenige, dat ge, als kritikui, kunt in leiden, zyn de tentoonstellingen gehouden in kunitgenoolschappen. Ge moogt aannemen dat een gemeenzame drift beiden vervult, leiders der genoottchappen en leiders der oordeelen, de kritici. Ook dan zy 't ge daan zonder honorarium. Ook dan ia nog te zorgen en te speuren, dat uw woord den juisten, den schilder, of den beeldhouwer, baat. Ge moet, ook dan, zeker weten dat het knnstgenootschap door zq'n leden of door zjjn secretaris niet in nauw verband staat met den kunsthandel, en dat de secretaris of een dergelijke, zelve niet de allure of den daad van den handelaar heeft... Videant critici ne qnid ars judicandi detrimenti capiat... II. Roeloft, van Jeltes, bij van Kampen. A'dam. Het boek van Jeltes is niet het boek van een kritlschen geest. Het is geschreven in den stjjl eener bedaagde weduwe, maar het bevat veel, wat voor een verzamelaar aardig is gevonden te hebben. Het i»een boek van een verzamelaar, niet van een aesthetikus. Dit is het merk dat het draagt en wat het boek typeert. Het boek heef t het o ver den schilder Roelofs. Roelofs is in zyn t S d geweest een voorlooper, en een die daar- na bleef staan, uit afkeer voor het nieuwe. Het kan een goed standpunt zjjn, en een, dat ik hier niet bepalen zal. Toch mocht ik my'ne meening over dezen schilder n hier voorstellen. En telkens opnieuw zie ik hem naast en tegen Gabriël, en telkens op nieuw wil ik beide vergelijken. Roelofg is een der eersten die sterk den invloed van de Barbizonsche school hebben ondervonden, Hy was iets van een imitiatenr". Hij had een robuuste stoutmoedigheid en de zelf-overtuiging die noodig is om zulk een begin te beginnen. Het wil gebeuren dat deze geeatea vol zelfevertadfiiig, Jmiat daarom, later onbeweeglijk warden en «terk oonaervatiaf, maar dit ia de fcamgd* der medaille, die aaa de ander»tijd* vaal mada toont, Roalofr bezat «in moed ideh aalf te aoakem, en het Hollandaehe landwhap te herwinnen. Br staat aan opmerking ia het boek van Jeltes, die me altfld opniraw vanrondert, telkens > als ik hem over hetaeifde geval es gevoelen verneem. In dien tijd dan dat het landwhap herontdekt werd,. hielden schilders'da vindplaatsen van hun scheon geheim. Waarom? Dit gaat tegen het juist Inzicht in. dat het schoon door iedere persoonly kheid telkens andara en telkens nieuw geschakeerd gegeven wordt. Een streek is voor den schilder iets anders dan vaor de Jagers' een jachtveld. ledara fazant, vermoord door den eene, ia weg vór dam andera. Maar iedere boom, of iedere combinatie van boomen, akkers en wijden hemel, is voor iedere persoonlijkheid andera, joist vit dia persoonlijkheid. De jachtacte kan dus van zeker standpunt uit verklaard worden; hét gavoel voor een schilderacte is te verwerpen en alleen mogelijk in een tjjd die s*o objec tief mogelijk aan landschap etc. weergeeft, of weergaven wil; by gelijke persoonlijkheden. Ei est abairdnm... De studies buiten gemaakt door Roelofs behooren tot het fleurigste vu zijn werk. Dat U zijn verdienste en zfjn zwakheid. Het is een feit dat het buiten geschetste, onmiddellijk aan den voet der ontroering Ontstaan, aÜe vreugde van het levende bedt, maar ook alles wat het lavende onderscheidt yan het kunstwerk. Hjf wist, deza schilder, dat een schilderjj iets anders was dan de schets, en hjj liet zjjn wark niet onmiddellijk ontstaan van wat hjj buiten maakte. De compositie van een weik was bjj hem een synthese van veel waarnemingen (de schetsen). Maar hoewel zjjn schilderij dus bezin ning is, moet er ook hier altyd het dionasische onder gevoeld worden. De verf moet eveneens worden tot lichtsfrankel, en mag nooit blijven aandoen als spraaklooza stof (want licht is spreken voor den schilder). En in dit is Roelofs in zjjn schilderyen" niet gelukkig. Hjj is, wat ge voelt, zwaar soms, soms vol romantisch, soms niet zonder grootschheid, maar hjj ia dikwijls niet uit de verf". Gabriël, fijner en priller van kleur en van waarneming, is minder gebouwd; is minder dicht bjj dan stjjl dan Roelofs, maar hjj ia zuiver als lichtspraakeling. Vit te zonderen zjjn van dit inzicht Roelofs' schetsen, zooals ik schreef; zijn aquarellen soms; an te prijzen zjja de etsen.... Het boek van Jeltes is in twee doelen te splitsen. Het eerste stuk begint met de afstamming (volgens de traditie zjjn de R.'s van de Yelnwe afkomstig). Dejeugd en opleiding in Utrecht wordt besproken; mat allerlei lieftallige herinneringen ia dit deel opgesierd. Zjjn verbljjf in den Haag wordt vermeld; aan leiing gageven over het ontstaan van Pulchn, af wjjkend van dia door Gram. Werkjes uit dien tfld bespreekt da schryver. In 1847 vertrekt Roelofs naar Brus sel. Hfl beeft daar onmiddellijk succes (blijft er tot 1887), maar na het zien van werk door de Barbizannera gemaakt komt hjj tot zjjn eigenheid te Fontainebleau. Hij be gint naar ans land te trekken* Ean eindoor deel over cjjn werk volgt. Hat tekort aan 't doan ontroeren, wït de schrijver daaraan dat bet werk van Roelofs eer een product van waarneming was, dan een gevoelsprodnct. (Ben eenigttin»vage kriliteering). De liefde tot de natuur wordt dan gememoreerd, en da scheiding die ontstaat tassehen B. en de lateren. Werken worden beschreven en R. als leermeester geschetst; aphorisate* zjjn genoteerd. Het tweede deel bevat de belagen en juist in deze vindt men te veel van den verzamelaar, te weinig van belang, Toch is dit boek, niettegenstaande dit alles, wat het mist, te beschouwen als een aan winst voor den kritikas, die het j sist e gebruik er van maakt. Na Bosboom, gaf Jeltes Roelofs. Waarom speurt bij Met alles eens nauwkeurig na van J. H. Weissenbrnch (H. J.) den grooten schilder; het interessante het liefst, en het andere als een luchtig staartj s daarachter slepend en waarom geeft hjj bjj zQn by lagen ook niet de twee dingen, die zjjn de geboorte- en doodacte, zoodat precies de namen van den schilder en van zjjne ouders vaststaan; zoodat menschen die zich verwonderen dat de Mariaaen eigenlijk Marris heeten, uit de mode gaan. HU zal dan, als verzamelende geest, den kriticchen tot een betrouwbare hulp kunnen groeien. PLASSCHABKT. De fflMafiier in de lust. n. Nu kamen we aan het gedeelte, waarin ik zal bespreken de door Ferri in zyn boek betrokken misdadigers uit de werken van Shakespeare, Paul Bonrget, d'Annunzio, Zola en Dostojewski. Als Ferri nu begint met uit te kiezen, ? drie hoofdtypes, met hun wetenschappelijke benaming, n.l. Macbath, misdadiger uit ge boorte; Hamlet, den krankzinnigen misdadiger, Othello, misdadiger uit hartstocht, dan geeft het etiket, hun door den man der crimino logie omgehangen, ons, letterkundigen, die 8hake;peare met een geheel andere bedoeling bestudeerd hebben dan om er zielsciektekundige ontdekkingen in te kannen doen, ons de wenk op onze hoede te zyn. Want wy allen weten het al: pas op, dat gun niet in te besliste bewoordingen uitlaat over de groote figuren van Shakespeares werken. Want te beslist spreekt Ferri inderdaad over hen. Nemen wy b. v. dit, wat hy over Hamlet zegt: De zielsziekteknndige schildering van Hamlet is ongeëvenaard karakteristiek. Zyn zinsbegoocheling in de eerste plaats, als hy meent zijn vader's schim te zien en te hooren spreken, is een bewy's van kennelijke krank zinnigheid." Het lykt wel of Ferri nog nooit kennis heeft genomen van de talrjjke literatuur, die over dat onderwerp al sinds langen ty'd is verschenen; want het lykt ons al te naïef inderdaad, na alle fijnzinnige ontledingen, waarin de onwaarheid van dit door hem met is" vastgestelde, reeds lang is aangetoond, zoo iets nog te kannen neerschrijven. Het is gewaagd iets besluie over de Hamletziel te zeggen. Als Ferri na verder schrijft: Hamlet is een van die laciede gekken, die zich van tjjd tot ty'd bewust zyn van hun

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl