Historisch Archief 1877-1940
DE A,M S TE E D AM M E11 WEEKBLAD V.OOR N E D BELAND.
NO. mm
MOKSOB HiTO, .
da thans overleden Keinr van Japan.
HABOEKO,
thans Keizerin-weduwe van Japan.
Moetsoe Hito. f
De overleden Mikado heeft een
stamboom yan ruim zes en twintig eeuwen.
De TUI Heeckerens en de Habsburgers
?B de hoeren jan Eatzenellenbogen zjjn
daar splinternieuw bjj. En wat moet de
?Mikado gedacht hebben va»het
JonkkeerBohap van 1818! Maar de tijd, goede
trooster, 'ml die .verschillen uitwisschen.
"Want «en stamboom groeit, als men
?aar geduld heeft.
Zes n twintig eeuwen oud is dus
ook het Ryk, en toch vertellen o as
degenen, die Japan nader leerden kannen,
flat de Japanners niet vormen het fijnste
?altaarvolk van het verre Oosten,
men zegt zelfs, dat zes en twintig eeuwen
hen niet tot iets beters hebben kunnen
maken dan tot de .Pruisen" van den
anderen kant van den aardbol.
De Pruisen... d. w. a. een volk in
wording: een volk met heet begeeren
wat groots te zullen zijn en met den
durf dit te willen, en de rudimentaire
gaven er toe te geraken; een volk van
halfgepoljjste, opstovende werkers; eem
massa in wording.
Of in her- of zelfs ver-wording P 't is
maar zooala men het neemt....
Want «preken er niet stemmen, die
zeggen: Japan is niet in wording! Zijn
beschaving (de Japansche beschaving is
een Chineesche beschaving) is oud en be
zonken., Japan is niet in wording, het
is enkel in verandering. Het heeft het
e»rst in het Oosten' gevoeld, dat naar
Westerschen stijl het maatschappelijk
gebouw gerestaureerd moest, en het heeft
het eerst den houweel ter hand genomen
en den troffel. Nu viel er veel schoons
en verrees veel onbehouwens. Volgt
China weldra, zoo zal ook daar, op den
bodem van overoude en schoone cultuur,
die half-beschaving losbreken, die ons,
b'schaafden en overbesohaafden
WestEuropeeërs, wel eens onvoltooid" schjjnt.
't Is mogelijk.
Moetsoe Hito, de Mikado, die nu over
leed, zal zijn naam verbonden houden
,e>K>
?* - .?«»*
'&*' ' ? "j
X. - ,*r'; -
^4'' "* "'?' 3
DE MIKADO OF MANOEDVEB.
Teekening naar de natuur door een anoniem gebleven Franschman, die in den herfst van 1903 de Keizerlijke
troapenmanoeavres bijwoonde in de buurt van Yokohama. Illwlration, 20 Febr. 1904.
REDACTIEBUREAU VAN EEN MODEHN DAGBLAD TB TOKIO.
Op den achtergrond een actear, die ten eigen bate komt spreken.
aan de groote vreedzame sociale revo
lutie, die tijdens zijn regeering aan Japan
voltrokken werd; Hoe zullen wij dien
Keizer en hervormer kunnen
beoordeelenP Het heet vaak: er zingeen af
standen meer. Het snelle vervoer verbindt
de atgelegenste rijken, 't Is een illusie.
Wie wel eens een honderd pagina's
zware Amerikaaniehe krant in handen
had .Amerika: zes .dagen stoomens
van ons af met niets er in over ons
Europeosoh gebeuren dan 't bericht van
een Berljjnsohen diefstal en een zeer korte
causerie over de mode op de Parijsche
rennen, maar overigens een wilde menigte
van Amerikaansche namen van
Amerikaansohe grooten en Amerikaansche
grooteren, u volslagen onbekend die
krjjgt inzicht in de geringe verdoeze
ling der grenzen" en, in de bijna vol
komen afgeseheidenhèid van verre rijken.
Moetsoe Hito was ons misschien nader
dan een Manbewoner, maar zoo ge u
verbeeldt binnen zes maanden studie zjjn
innerlijk te hebben begrepen, zult ge,
vrees ik, u pijnlijk vergissen.
Wat men zag van zyn niet-officleele
afbeeldingen gaf geen gedachte van fijn
heid, die voor ons toch de karakteristiek
is van den Japanner. Maar wat men
meldde van onder meer zijn zin voor
dichtkunst en schoonheid hier moet
buiten twijfel een deel gegeven aan
hovelingen-bloemrgkheid doet verr
onderstellen, dat hij toch meer was, dan
zijn Westersch opgedirkte portretten hem
toonen aan ons, voor wie hij vreemd blijft.
Als Azië eens Europa zal evenaren
in macht van Westersche krjjgsmiddelen
en organisatie, industrie, handel, en z.g.
beschaving, hoe zal Moetsoe Hito s
naam dan ginds wellicht worden vereerd.
Wellicht, want het is de vraag of
the soul of the East zich niet eens op
grootsohe wjjze zal willen wreken op de
vervorming, de misvorming, die zij van
het Westen onderging.
Tijdens zjjn eerste regeeringsjaren had
de overleden Mikado opstanden te dem
pen, die zeker uit geen ander gevoel
ontstonden.
V. D. E.
Eoelofj.
? I. Het is mjj in den laatsien tjjd een vraag
geworden, of het juist ia, dat de kritikas
een tentoonstelling inleidt voor een kunst
handel. Het spreekt van zelve, dat ik aan
neem dat dit condor aeaig honorarium ge
schiedt, daar een fiaantieel veroand in deie
van zelve uitgesloten il. Het inleiden dunkt
mij een euvel. Iedereen kan in zün jeugd
beginnen met dit inleiden mogelyk: te achten,
maar het dunkt mjj, dat, als ik, iedereen
later daarvan zal ierngkeeren... Het in
leiden (altgd zonder honorarium) kan nuttig
en noodig lijken voor den schilder, die
tentoonstelt, terwijl de gedachte aan den
kunsthandelaar als niet bestaande Beker aan
te nemen is. Maar waarom ia in den
katalogns het eigenlek noodig? Zelfs voor
den kunstenaar? De kritici, die dit doen,
hebben de bladen, waarin zjj hunne meenin
gen uiten kunnen, zooala den Botterdammer,
en andera, Haagsche, bladen. Ze kunnen
daarmee zooveel zij willen hun meening
openbaren, en zy hebben als toehoorder
lederen abonnévoor zich. Dit is hun zuivere
functie. Daar buiten hebben zq niet te treden.
Bjj den kunsthandel bestaat toch het gevaar
van zich te binden. De handelaar zal een
scherp geformuleerde kritiseering van het
voor-en-tegen niet aanvaarden (wie weet dat
niet?), maar wenscht tegenwoordig teker een
prijzende bespreking; fajj wil waar (sonder
geld natuurlijk, daar ik dit ten eenenmale
uitsloot). Het is van zy'n kant logisch; logisch
il ook daardoor dat de kritikns zich onthoudt;
hu is geen handelaar.
Een totaal te verwerpen mooglykheid is
dat een kritikns op de eene of andere
wqze honorarium voor zijne moeite in deze
zon ontvangen! Hq komt dan in temtatie".
Hy zon neiging kannen krijgen om aan
zyn jongste dochter te denken die in haar
stoeltje om een pop zeurt, of hq zou zjjn
zoon een Sint Nicolaas (een aeroplaan)
kannen willen geven. Het zoa hetzelfde
geval worden als dat iemand een tijd
schrift opricht, dat schilderkritiek zal
bavatten, en bjj den kunsthandel om steun
zon gaan vragen. De heeren handelaren
zouden wellicht ja" zeggen, maar eischen
?tellen.
Het eenige, dat ge, als kritikui, kunt in
leiden, zyn de tentoonstellingen gehouden
in kunitgenoolschappen. Ge moogt aannemen
dat een gemeenzame drift beiden vervult,
leiders der genoottchappen en leiders der
oordeelen, de kritici. Ook dan zy 't ge
daan zonder honorarium. Ook dan ia nog te
zorgen en te speuren, dat uw woord den
juisten, den schilder, of den beeldhouwer,
baat. Ge moet, ook dan, zeker weten dat het
knnstgenootschap door zq'n leden of door zjjn
secretaris niet in nauw verband staat met
den kunsthandel, en dat de secretaris of een
dergelijke, zelve niet de allure of den daad
van den handelaar heeft...
Videant critici ne qnid ars judicandi
detrimenti capiat...
II. Roeloft, van Jeltes, bij van Kampen. A'dam.
Het boek van Jeltes is niet het boek van
een kritlschen geest. Het is geschreven in den
stjjl eener bedaagde weduwe, maar het bevat
veel, wat voor een verzamelaar aardig is
gevonden te hebben. Het i»een boek van een
verzamelaar, niet van een aesthetikus. Dit is
het merk dat het draagt en wat het boek
typeert. Het boek heef t het o ver den schilder
Roelofs. Roelofs is in zyn t S d geweest een
voorlooper, en een die daar- na bleef staan, uit afkeer
voor het nieuwe. Het kan een goed standpunt
zjjn, en een, dat ik hier niet bepalen zal. Toch
mocht ik my'ne meening over dezen schilder n
hier voorstellen. En telkens opnieuw zie ik
hem naast en tegen Gabriël, en telkens op
nieuw wil ik beide vergelijken. Roelofg is
een der eersten die sterk den invloed van
de Barbizonsche school hebben ondervonden,
Hy was iets van een imitiatenr". Hij had
een robuuste stoutmoedigheid en de
zelf-overtuiging die noodig is om zulk een begin
te beginnen. Het wil gebeuren dat deze
geeatea vol zelfevertadfiiig, Jmiat daarom,
later onbeweeglijk warden en «terk
oonaervatiaf, maar dit ia de fcamgd* der medaille,
die aaa de ander»tijd* vaal mada toont,
Roalofr bezat «in moed ideh aalf te aoakem,
en het Hollandaehe landwhap te herwinnen.
Br staat aan opmerking ia het boek
van Jeltes, die me altfld opniraw
vanrondert, telkens > als ik hem over hetaeifde geval
es gevoelen verneem. In dien tijd dan dat
het landwhap herontdekt werd,. hielden
schilders'da vindplaatsen van hun scheon
geheim. Waarom? Dit gaat tegen het juist
Inzicht in. dat het schoon door iedere
persoonly kheid telkens andara en telkens nieuw
geschakeerd gegeven wordt. Een streek is voor
den schilder iets anders dan vaor de Jagers'
een jachtveld. ledara fazant, vermoord door
den eene, ia weg vór dam andera. Maar
iedere boom, of iedere combinatie van
boomen, akkers en wijden hemel, is voor
iedere persoonlijkheid andera, joist vit dia
persoonlijkheid. De jachtacte kan dus van
zeker standpunt uit verklaard worden; hét
gavoel voor een schilderacte is te verwerpen
en alleen mogelijk in een tjjd die s*o objec
tief mogelijk aan landschap etc. weergeeft,
of weergaven wil; by gelijke persoonlijkheden.
Ei est abairdnm...
De studies buiten gemaakt door Roelofs
behooren tot het fleurigste vu zijn werk. Dat U
zijn verdienste en zfjn zwakheid. Het is een
feit dat het buiten geschetste, onmiddellijk
aan den voet der ontroering Ontstaan, aÜe
vreugde van het levende bedt, maar ook
alles wat het lavende onderscheidt yan het
kunstwerk. Hjf wist, deza schilder, dat een
schilderjj iets anders was dan de schets,
en hjj liet zjjn wark niet onmiddellijk
ontstaan van wat hjj buiten maakte. De
compositie van een weik was bjj hem
een synthese van veel waarnemingen (de
schetsen). Maar hoewel zjjn schilderij dus bezin
ning is, moet er ook hier altyd het dionasische
onder gevoeld worden. De verf moet eveneens
worden tot lichtsfrankel, en mag nooit blijven
aandoen als spraaklooza stof (want licht is
spreken voor den schilder). En in dit is
Roelofs in zjjn schilderyen" niet gelukkig.
Hjj is, wat ge voelt, zwaar soms, soms vol
romantisch, soms niet zonder grootschheid,
maar hjj ia dikwijls niet uit de verf".
Gabriël, fijner en priller van kleur en van
waarneming, is minder gebouwd; is minder
dicht bjj dan stjjl dan Roelofs, maar hjj ia
zuiver als lichtspraakeling. Vit te zonderen
zjjn van dit inzicht Roelofs' schetsen, zooals
ik schreef; zijn aquarellen soms; an te prijzen
zjja de etsen....
Het boek van Jeltes is in twee doelen
te splitsen. Het eerste stuk begint met
de afstamming (volgens de traditie zjjn
de R.'s van de Yelnwe afkomstig). Dejeugd
en opleiding in Utrecht wordt besproken;
mat allerlei lieftallige herinneringen ia dit
deel opgesierd. Zjjn verbljjf in den Haag
wordt vermeld; aan leiing gageven over het
ontstaan van Pulchn, af wjjkend van dia door
Gram. Werkjes uit dien tfld bespreekt da
schryver. In 1847 vertrekt Roelofs naar Brus
sel. Hfl beeft daar onmiddellijk succes (blijft
er tot 1887), maar na het zien van werk
door de Barbizannera gemaakt komt hjj tot
zjjn eigenheid te Fontainebleau. Hij be
gint naar ans land te trekken* Ean eindoor
deel over cjjn werk volgt. Hat tekort aan 't
doan ontroeren, wït de schrijver daaraan dat
bet werk van Roelofs eer een product van
waarneming was, dan een gevoelsprodnct.
(Ben eenigttin»vage kriliteering). De liefde tot
de natuur wordt dan gememoreerd, en da
scheiding die ontstaat tassehen B. en de
lateren. Werken worden beschreven en R.
als leermeester geschetst; aphorisate* zjjn
genoteerd. Het tweede deel bevat de belagen
en juist in deze vindt men te veel van den
verzamelaar, te weinig van belang,
Toch is dit boek, niettegenstaande dit alles,
wat het mist, te beschouwen als een aan
winst voor den kritikas, die het j sist e
gebruik er van maakt. Na Bosboom, gaf
Jeltes Roelofs. Waarom speurt bij Met alles
eens nauwkeurig na van J. H. Weissenbrnch
(H. J.) den grooten schilder; het interessante
het liefst, en het andere als een luchtig staartj s
daarachter slepend en waarom geeft hjj
bjj zQn by lagen ook niet de twee dingen,
die zjjn de geboorte- en doodacte, zoodat
precies de namen van den schilder en van
zjjne ouders vaststaan; zoodat menschen die
zich verwonderen dat de Mariaaen eigenlijk
Marris heeten, uit de mode gaan. HU zal dan,
als verzamelende geest, den kriticchen tot
een betrouwbare hulp kunnen groeien.
PLASSCHABKT.
De fflMafiier in de lust.
n.
Nu kamen we aan het gedeelte, waarin
ik zal bespreken de door Ferri in zyn boek
betrokken misdadigers uit de werken van
Shakespeare, Paul Bonrget, d'Annunzio, Zola
en Dostojewski.
Als Ferri nu begint met uit te kiezen, ?
drie hoofdtypes, met hun wetenschappelijke
benaming, n.l. Macbath, misdadiger uit ge
boorte; Hamlet, den krankzinnigen misdadiger,
Othello, misdadiger uit hartstocht, dan geeft
het etiket, hun door den man der crimino
logie omgehangen, ons, letterkundigen, die
8hake;peare met een geheel andere bedoeling
bestudeerd hebben dan om er
zielsciektekundige ontdekkingen in te kannen doen,
ons de wenk op onze hoede te zyn. Want
wy allen weten het al: pas op, dat gun niet
in te besliste bewoordingen uitlaat over de
groote figuren van Shakespeares werken.
Want te beslist spreekt Ferri inderdaad
over hen.
Nemen wy b. v. dit, wat hy over Hamlet zegt:
De zielsziekteknndige schildering van
Hamlet is ongeëvenaard karakteristiek. Zyn
zinsbegoocheling in de eerste plaats, als hy
meent zijn vader's schim te zien en te hooren
spreken, is een bewy's van kennelijke krank
zinnigheid."
Het lykt wel of Ferri nog nooit kennis
heeft genomen van de talrjjke literatuur, die
over dat onderwerp al sinds langen ty'd is
verschenen; want het lykt ons al te naïef
inderdaad, na alle fijnzinnige ontledingen,
waarin de onwaarheid van dit door hem met
is" vastgestelde, reeds lang is aangetoond,
zoo iets nog te kannen neerschrijven.
Het is gewaagd iets besluie over de
Hamletziel te zeggen. Als Ferri na verder schrijft:
Hamlet is een van die laciede gekken, die
zich van tjjd tot ty'd bewust zyn van hun