De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 11 augustus pagina 11

11 augustus 1912 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 1833 DE AMSTERDAM M ER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 11 Johnnie en Gretchen. (Kladderadaisch.) Tegenwerking. o 1/^7 c\nV\i.\~ s.'ek WjLHELM II (PHILirs) TOT WlLLKM DEN Zwi.lGKB (ENGELAKD) : ,,^IET DE STATEN, MAAR OU !" In de Natuurkunde-les, (Punch.) Het portret door den Futurist. (Jugend.) OKDBBWJJZEB : Dne, EU heb jullie wel begreper, dat warmte de dingen uitzet en koude ze dcet inkrimpen. Geef eens een voorbeeld." SLIMME JONGEN : Meester, mag ik ? Da dagen lengen in den zomer." Dat is wat moois! Op mijn neus zit een varken en uit mijn oor groeit'n citroenboom l Juist l U hebt, terwijl het lied uit Mignon uit de beneden-étage tot OES opklonk, gebraden spek geroken, dat bereid werd in het restau rant aan den overkant. iimmiiii miimn mi itnmimiii minimum n Scfiaafapti. 22e Jaargang. 11 Augustus 1912. Redacteur: RUD. J. LOMAN. 38 Heathstreet, Hampstead, London N.W. (De op tijd afgezonden copy heeft ons niet bereikt. Wjj drukken het naschrift af, dat onse schaakredactenr ons toezendt. Red. Amsterdammer.) UIT DE SCHAAKWERELD. De stand van 't Kampioenschap-tornooi was op Donderdagavond: Dr. Esser 4, Loman 31/3, te Kolsté, Bandet en Dr. Reeders 2, Vüzelaar en Gonwentak l, Yan Trotsenbnrg %. In de Hoofdklasse: Davidson 6 uit 7, Benima 3V3 uit 7, Geus 3i/a uit 6, Pion" 1% uit 6, Splinter \1A uit 6. Davidson is reeda thans van den eersten prija zeker. 9e Jaargang. 11 Augustus 1912. Redacteur: J. DE HAAS, Graaf Floriaatraat 16', Amsterdam. ONZE CURSUS. Na hetgeen wij reeds over 3 dammen tegen l schreven, behoeft het haast geen betoog, dat wij meer van deze studies zullen moeten behandelen. Een onzer grootste eindspelcomponisten schreef terecht, dat deze eindstanden de pijlers vormen van het damspel. Wjj zetten daarom het volgende voorbeeld maar weer op het bord. Stand. Wit 3 dammen op 27, 31, 36. Zwart l dam op 15. (Zie diagram.) Een eigenaardige stand. De 3 witte dam men op n diagonaal, terwy'l die eene zwarte dam, hoewel ver van de witten verwijderd, toch in nauw verband met dezen staat. Zalfs kan wit op tweeërlei manier winnen. De eerste winstgang, tevens de eenvou digste, volge hieronder: Wit 27 4, zwart kan nu nog maar alleen vluchten op een der velden van 15 tot 47. Gaat deze onmiddellijk naar 47, dan wit 4-15 en de zwarte dam is vastgezet. Gaat zwart op een der velden van 15 tot 38 dan wit 31-42, zwart moet dan slaan tot op 47, wit 4-15 en het spel is gewonnen. Gy ziet, het gaat er slechts om den zwarten dam vast te zetten. Nu de andere winstgang. Wit. Zwart. 1. 31-37 Een eigenaardige, zeer dreigende zet. Dwingt zwart tot 1. 15-47 De zwarte dam kan niet op een der vakken gaan van 15 tot 33. Wit plaatst ztyn witten dam 37, dan steeds voor den zwarten dam, die dan 2 dammen slaan moet en zwart is verloren. 2. 27-4 47-33 Behoudens plaatsing op ruit 15, waarop wit onmiddellijk door 36-47 zou winnen, maakt het geen verschil waar men den zwarten dam plaatst. 3. 37.42 33:47 4. 4-15 gewonnen. Zooals gij ziet is de winstgang dezelfde, maar langs een omweg wordt deze bereikt. Hier dient de aandacht gevestigd op de weinige vrijheid van beweging die de zwarte dam heeft, hetgeen trouwens alty'd het geval is met een dam, die zich slechts bewegen kan op de ly'nen 4 tot 15 of 15 tot 47. Veel moeilijker wordt de winst, wanneer de zwarte dam meer vrijheid van beweging krijgt. UIT DE MATCH MOLIMARD?DE HAAS (20ste partü.) Deze zeer onregelmatig gespeelde partij is hoogst belangwekkend, vooral om de wijze waarop beide spelers dit spel behandelder. De speler met wit speelde deze party op winst of verlies", daar alleen winst hem voor het verlies van den match kon be hoeden. Er werd dus nogal gewaagd ge speeld. Hierbij dient met nadruk vermeld dat in een match dit spel nu juist niet het f pel ia, Op een rondtornooi kan het ons echter beter bekoien. Wit. De Haas. Zwart. Molimard. 1. 35-30 Een uitnoodiging aan zwart om wit op te sluiten door 20-25, hetgeen zwart terecht doet. 1. 20-25 De juiste zet l Wit gaat nu alles doen, om met voordeel in den stand uit de opsluiting te geraken, terwijl zwart alles doet om wit dit te beletten. 2. 40 35 14 20 3. 44-40 20-241 Zeer juist, om wit vast te houden. Gelukt het, wit tot het einde toe vast te houden in dien stand, dan moet deze verliezer. De verwezenlijking van dit doel is echter lang niet alledaagsch. 4. 33-28. Op een valletje. Indien zwart 9-14 dan wit 28-23 32:23 34:23 40:18. 19:28, s w. T'J:28(<i)l8:29 (a) Zwart 18;29, wit 34:23, zwart wit 32:23, zwart 25:34, wit 40:18. 4. 10-14 Wit mag niet 32-28, want dan zwart 18:29, wit 34:23, zwart 25:34, wit 40:20, zwart 19:28, wit 32:23 en wit heeft een geïsoleerd e schijf op 23 met kans deze te verliezen. 5. 49-44 Nooit 50-44 in dezen stand, om een damzet, die later mogelijk kan worden, indien wit 39-33 speelt, ruit 39 onbezet latend, daarbij wordt de kans om uit de opsluiting te geraken zeer gering. Later in de partij wordt dit alles duidelijker. 5. 17-21 6. 39 33 31-26 ij niet aan te bevelen wegens zwart 5.10, wit 26:17, zwart 11:33 wit 38:20, zwart 15:24 met minder fraaien stand voor wit. 6. 6-10 7. 31-26 Kinderspel. Volkomen eens. (Punch.) M'n beste juffrouw, niet om aanmerking te maken, maar u moet leeren te geven en te nemer». Geven, dat doe ik, en 't nemen ben ik juist bezig hem te leeren. Het woord" van den Generaal der Garde, (Le Rirf.) Da ongelikte militarist HervéEchreef büzijn gratieverleening den ministers: Ik zend u het woord van Cambronne!" Generaal, een antimilitarist Zoo, zoo! Maar, zie je, bümy heeft n uw woord m,.." gestolen l was 't Waterloo, b\j hem Watercloset. Dwingt zwart zich thans nader te ver klaren. Of hu bezet ruit 20 waardoor wit precies weet wat zwart wil, of zwart speelt 18-23 en dan kan wit door 34 29 uit de op sluiting geraken. 7. 15 20 8. 26:17 12:21 9. 36 31 In deze partyen moet de opgeslotene zoo veel mogelijk naar het midden oprukken. 9. 7-12 Vermijdt terecht 18-23, waarna wit door 34 29 uitstekend losmaakt. 10. 31-27 11-17 Ook nu ging 18 23 niet. Evenmin 10-14 want dan wit 8-23. Stand na, dm lOden zet van twart. ZWAKT. WIT. 6-11 11. 41-36 12. 27-22 Offert zonder bedenken t delf k deze achijf, daar wit deze by den volgenden zet weer terug kry'gt met goed spel. 12. 18:27 13. 44-39 12-18 Kan het terugwinnen van de ecbyf büden volgenden iet niet verhinderen. Teruggeven door 27-31 geeft zwart geen positie voordeel. 14. 28-22 17-28 15. 33:31 21-26 16. 39-33 Men lette wel op het steeds onbezet laten van ruit 39, teneinde door 34-29 uit de op sluiting te komen zoodra zwart ruit 23 bezet. 16. 11-17 17. 47-41 1-6! Vermydt terecht 17-21, waarna wit uit nemend op het centrum zon uitruilen met 32 27, 37:28 en 41:32. 18. 50-44 8-12 19. 44-39 Kan nu veilig deze ruit bezetten daar zwart niet 18 23 spelen kan wegens den uitruil op het midden met 32-28. 19. 38 Een eigenaardige, maar o. i. wel sterke zet. 28 zou te veel zwart's korten vleugel verzwakken en op 2-7 wordt zwart D a enkele zetten gedwongen ruit 8 aan te vullen. Bovendien heeft schijf 4 minstens zooveel waarde als Echy'f 3. 20. 33-28 2-7 18 23 gaf zwart minder goed spel, wit zon dan antwoorden met 31- 27, en dan kan zwart heel moeilijk 12-18 epelen. ZWABT. WIT. (Wordt voorlgftet.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl