De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 11 augustus pagina 3

11 augustus 1912 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1833 DE AMSTEBDAMMEE WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. Concertbezoek", een papa die aan mnriek doet terwllle jan zjjn-tlochter, en ook om dat moziek in de mode ia, die Beethoven en Weingartner prachtig vindt/maai op het concert telkens fat Bla«p dut, omdat het MO warm il en omdat büsoo moe is, begint hu een ander verbaal zoo droog en dor als een krantenbericht: Van de Visschers op het water" b.v. zet h|j in als volgt: We iqn den verboden vischtijd voorbij. l Jnni en volgende dagen grepen de lief hebber-hengelaars weer naar hun hengela en ander vischgerei, om in de talrijke kanalen en weidepiassen van Noord- en Zuid-Holland te n baareen" en karperen" dat het een lust e booten naar Aalsmeer en Farmerend, de treinen naar Abcoude en andere plaatsen, z|jn dan weer bevolkt met zwermen henge laars, die nederstrjjken tuaschen het ranke, pluimende riet, of zich nederlaterïln hardgroen geschilderde roeischuitjes, met ijzeren pennen en plompe riemen, die door het water geniën, vaak met piepend geluid." Kan het onderwetacher, dorrer? en daarbjj i»het niet eens sniver van uitdruk king. Aan het eind gaat h|j dan eren gemoe delijk uitlegging geven van eenige zonderling klinkende uitdrukkingen, er aan herinnerend dat Wagenstert bjj de familie Witae te gaat in de Camera Obaonra" aan dezelfde soort aardigheden smulde. En hier, met deze gedachten-oproeping aan de Camera, hebben we ineens Hulle- man.te pakken. H|j Ja een modern mensch en modern auteur, die toch gaarne in den gemoedelijken, realistischen trant van de Camera zou willen schrijven, maar och hemel, z|jn moderniteit zit hem hierbij in. den weg. Vaak set h|j zijn verhalen gemoe delijk, zelfs zakelijk op, dan plots, dwingt hem zfln artiatieken drang naar een ganach andere wijze van uiting, en dit door elkaar heen warrelen van verschillende stijlmotieven en verhaalmanieren geeft ieta onbeholpena aan z|jn werk. Er wordt in gemist de eenheid en vastheid, die het werk van pogen tot kannen verheft. Ondanks deze bezwaren las ik Holleman'a schetsen zeer gaarne. G. VAN HULZEN. MARIE KOBNEN, De Witte Burcht. Leiden, J. W. van Leeuwen. De katholieke litteratuur in ons land is van iongen datum. Sinda Vondel en Stalport van der Wiele was er niemand opgestaan, die de eer van het roomsche denken en voelen kon handhaven, totdat in het midden der negentiende eeuw met het herstel der hieraicMe ook een herstel der katholieke litteratuur plaats vond, waarbij Jozef Albertas Alberdbsgk Tdym, de veelzijdige en groote geest, als baanbreker optrad. H|j bleef allén: de geforceerde stem van Schaapman kwam niet tot harmonlschen zang, alhoewel ook h|j een zeer begaafde was en er van hem een kracht uitging, zooals van weinigen. De stem van den doctor verklonk en met hem atonden de wateren van z|jn invloed atil, totdat in de negentiger jaren zich-nieuwe jonge soldate»aanmeldden voor den dieuat in het roomsche leger: de criticus Foelhekke; zette de gek hem den voet dwars en daar lag ie voor mirakel. En dadelijk pookte ik den ander tegen den grond, onderwijl dat de gek al te knokken stond met den ouwen brig: hu had hem büde strot tegen 't muurtje als een vod; en de beide prinsen op den grond scharrelden overend en wilden ons weer grijpen. Maar we trapten van ons af en smeerden 'm, de straat weer op. En de smerissen ons achterna, en ze bliezen op hun fluiten, man, 't leek wel of er oproer was. En van alle kanten zag je helmen: we konden niet zoo gauw aan een steegje zyn of je zag een helm, en nog n... En dan aloegea en trapten wij er ons weer doorheen, tot eindelijk, bek-af, ze ons met z'n achten grepen in een dood-loopend slop. We stonden ieder tegen een muur en bouw den en schopten in 't ronde, dan waren we los en dan hadden ze ons weer, tot in 't lest ze ons onder kregen met z'n ach ten I en boeiden en als vodde-balen langs de steenen sleurden naar 't bureau. "Wij haakten en klampten ons nog met ellebogen en voeten oreral aan vast, 't slop was zoo nauw en de buurt trok partij: de jongens drongen al op. -Maar de smerissen floten weer en van alle kanten kwam ver sterking, ik weet niet hoeveel man wel, ik weet verder niks meer, ik kon niet zien, mijn oogen zaten vol bloed en alles draaide me. En, toen ik goed en wel weer bijkwam, lag ik op de planken in 't cachot van 't politie-bureau Ja, zuchtte hij zwaar, met wreede grijns op 't mager bleek gelaat, en spoog 't afgesabbelde grashalmpje weg en vertrapte 't, na-denkend, vór zich, in 't zand... Al stiller, al strakker van blik was Kikker gedurende t verhaal geworden; hu kruiste in een kordate slag de breede gele chevrous weer voor de borst en stelde zich als tot een boet-predikatie. Maar Derksen begon weer, onverschillig, als afgemat: Nou, toen was 't natuurlijk: naar de kazerne, in voorarrest, tien dagen en voor de krijgsraad. Die krijgsraad was me ook een poppekast: allemaal officieren in groot tenue; die dikke kaptein van 't vesting-bataljon zat er bij, en dan onze majoor, ook zoo'n dikke, en die kleine vette luitenant van 't tweede ba tal jon: Bobber t j e, u-weet-wel, en dan had je verder een officier van onze kompie: de blazer noemen ze hem, ook lang niet mager,... afijn: een heel stelletje dikzakken. En een politiek zat er bij: de auditeur. En toen was 't vragen waarom en praten zus-en-zoo, en toen gingen ze in een andere kamer en moest ik wach ten. Maar dat duurde niet lang of daar kwam 't stelletje gortzakken weer aan. de chako's met de pluimen op, man, 't leek wel parade n toen werd er voor gelezen, een heele zeel, en aan 't slot: tien maanden gevangenisstraf, en daar gingen de gortzakken weer... Ach lieve god, wat heb ik me in die cel verkrengd de eerste dagen; en ziek dat ik was: ik kon maar niet aan die smerige gevangeniskost wennen. Later wen je, alles went; en 'k mocht werken en boekjes lezen, van die flauwe blauwe boekjes orer de geheel onthouding en zoo meer... Juist!... zei Kikker opeens beslist, en hij strekte de rechterarm met wijsvinger uit: heb jij niets uit die boekjes geleerd, Derksen? Wat voor boekjes heb je alzoo gelezen ? Derksen keek de korte vierkante korporaal de dichter Eduard Brom, van wien aommige gedichten groote waarde hebben; de fijn zinnige Vondelkenner C. B, de Klerk, Maria Viola, de talentvolle styliate; de breed aan gelegde dichter en prozaschrijver Binnewierts, de hevige roomsche apologeet Gsrard Brom, de journalisten Laudy, Arts en anderen, niet te vergeten Jan S terck.de scherpzinnige Vondelonderneker. Tot de meest bekende novelliaten behooren mevrouw Albertine Steenhof?Smulders en Marie Koenen. Déze laatste ia vooral merkwaardig, omdat z|j eene Limburgsche ia. Zjj iet de tradities van Emile Selpgens voort en nit haar werk spreekt een fijner gevoel en grootere poëti sche visie. Geen wonder, dat nit de droge en nuchtere landschappen, zeeals z|j voor het grootste deel in Limburg worden aangetrpffen, weinig artiesten konden opstaan. Da Limburger is in het voelen van schoon heid eenigazina ten achteren b|j de noordelijke provincies van ons land. Misschien wint h|j het nog b|j den Brabanter. Men behoeft slechts, (en dat is vooral in de nienwe m|jnatreken het geval), door de dorpen van Limburg te aporen en die steeds talrjjker en talrijker verrijzende leel|jke woonhuizen te zier, om te kannen conatateeren, dat daar de schoonheid groot gevaar lijdt. En toch is de beroemde architect dr. Cnypere een Limburger. Zoo z|jn er gelukkig uitzonde ringen, soodat een artiest op Ltmbnrgschen bodem geboren, niet behoeft te wanhopen aan de uitbreiding en den groei van zjjn talent. Toch hebben reeds vroeger de artiesten dat land gedurende eenigen tjjd van hnn leven verlaten, zooals de gebroedera Van Eyck en Meister Wilhelm von Herle. Cnypera werd Amsterdammer. Voor meditatief achoonheidsleven ia de Limburger minder ontvankelijk. H|j let weinig of niet op den leeuwerik, die zingt boven z|jn hoofd, maar denkt liever aan z|jn zaken en hoe hy Z|JB penningen zal vermeerderen. Armoedig aan bloemen staat zjjn tuin rondom zjj n woning, maar vol groenten, die h|j goed weet te be reiden en beter dan de Hollander voor z|jn r|jkelijken diacb. Beter voorzien van fiasichen w|jn z|jn ook zijne kelders dan die van den Hollander, alhoewel h|j zich met mindere kwaliteiten van tabak en sigaren tevreden stelt dan zijn landgenooten boven den Moer dijk. Zjjn genot vindt hjj meer in de ge noegens van de tafel dan in de meer spiri tuele, die van den niterljjken vorm of die van lythme en klank. De Limburger heeft dan ook weinig of geen liedereu. Zelfs de dienstmeid, die den stoep dweilt of den vloer eene flinke beurt" geeft, zingt meestal valse k, wanneer z|j door haar zang zich den arbeid wil verlichten. Br is dus nog een zekere achterlijkheid in het gevoelsleven te constateeren. Doch ook hier z|jn uitzonde ringen. Om van den nitstekenden naturalist Maaa en den bekenden zedenschilder mr. Lamberta Hurrelbrink te zwijgen, die trouwens geen echte Limburger ia, ia de Echrjjfster Marie Koenen onlangs met een handel voor den dag gekomen, waarin z|j een groot stuk der specifiek Limburgsche schoonheid handig en trouw weerspiegelt. Het ia geen eigenlijk realistische kunsten ook geen zuiver zuiver idealistische, maar even onthutst aan en antwoordde toen weer gemelijk: _ Och, van die blauwe boekjes over: hoe je een machiene bederven kunt, en over... Heb je dat boekje wel goed gelezen, Derksen? Kikker vroeg 't gewichtig, als verwachtte hij een categoriesch antwoord. Goed gelezen? dat is te zeggen: ik weet best wat er in staat. Wat staat er dan in, Derksen?... Kikker steunde nu een voet op de bank en leunde de weer gekruiste armen op de omhoog geheven knie en boog zich onderzoekend naar Derksen toe, met scherp flxeerende oogen. Wat? Ja, laat 's kijken: als dat de makkelijkste manier om een maohiene kapot te maken is, om er een paar handen zand over te strooien... Juist l schoot Kikker weer uit, met 't zelfde gebaar als straks. Weet j\j wel, Derksen, wat die machiene en dat zand voorstellen moeten? Derksen was rechtop gaan zitten en zag Kikker achterdochtig aan. Voorstellen? hoe bedoelt u dat, briggus? Weet jij niet Derksen, vroeg Kikker nadrukkelijk, en zijn stem klonk laag en aangedaan: dat 't een vergelijking is met 't menschelijk lichaam en de alcohol ? O, bedoelt u dat! Ja, die slag ken ik wel! Had u dat maar dadelijk gezeid! antwoordde Derksen gerustgesteld en zakte weer log tegen de leuning terug. Ja, dat bedoel ik, en dat bedoelt dat blauwe boekje, en dat bedoelen alle mensohen die 't goed met je meenen, Derksen! begon Kikker nu zijn taak, en zette zich gezaghebbend naast den ontslagene op de lage bank. Bedenk toch man, dat alcohol puur vergif is, dat je lichaam, je geest, je ziel ver woest. Zooals die machiene door't zand, zoo wordt 't menschelijk lichaam door de alco hol vernield. De drank verlaagt den mensch, geestelijk en lichamelijk, ze stelt hem onder 't dier, ze knaagt aan de weefsels van zijn lichaam en zijn ziel, ze maakt hem voor den tijd oud, en dood vór hij gestorven is. Je hebt nu al de slechte vruchten er van geplukt: tien maanden gevangenisstraf, maar als je nu weer gaat drinken, dan val je van kwaad tot erger. Daarom Derksen, laat 't drinken na, nu je de vrijheid weer terug hebt: dan zullen die slechte vruchten zaad werpen waaruit goede vrucht voorkomt. Dan zul je een goed, bruikbaar mensch worden in de maatschappij, geacht en ge waardeerd in plaats van geschuwd en ont weken. Je zult de smet af wisschen die nu, door die gevangenisstraf, op je kleeft; je zult vooruitkomen en door je gedrag een voorbeeld worden voor anderen. Daarom, man, drink, van nu af, niet meer, laat 't na Derksen, laat 't na!.. Met overtuiging intoneerend, zooals bij zoo menige improvisatie in de Militair-Tehuisbijeenkomsten, als hij de jonge miliciens vermaande; met korte plechtige gebaartjes, afgezien en aangeleerd van kansel-redenaars, had Kikker gesproken, eerst langzaam en vrjj voor zich uit frazeerend, daarna al dringender en dichter aan Derksen's oor, dat hem de lauwe adem langs de wang streek. En Derksen, met armzalig nuchtere kop, het schraal-bloedig lijf, nog ellendig van de cel, als een goore kelder-zwam moeilijk rechtop houdend in de warm rondom gon zende, kleurig spruitende natuur, was stil geworden en had het hoofd gebogen en stug eene gelukkige mengeling van beiden. Het z|jn brokken Limburgsch leven gezien door een zacht en toch fijnkernig vrouwengemoed. Het eerste dier verhalen, dat meer een aprookje ia, waarvan de landstreek, waarin het afspeelt, niet wordt aangeduid, heet De Witte Burcht". Z|j heeft dit voorop gezet in de r|j en daarnaar het heele boek genoemd alhoewel de volgende stukken daarmede niets uit te staan hebben, zooals trouwens meer gedaan wordt. Dit echter dankt mjj het minste geslaagd van de zeven. Het ia zeker niet, wat men slecht" ion kannen noemen, maar de grondtoon ia niet echt. De gang van het verhaal ia te zeer gewild. Buiten enkele goede detaila ia er niets in, wat treft. Wy missen hier dien vasten reëalen kern, dien w|j in de andere opstellen vinden. Nu heeft een sprookje dien niet zoo zeer noodig, maar dan moet dit vr|j kannen zweven in onze belangstellende, vastgehouden verbeel ding. Een sprookje moet z|jn een gevleugelde en lichte creatie, dat luchtig diepzinnige dingen zegt. Er moet in worden gesproken zooals men voor kinderen spreekt, die bang zonden worden, als men een te ernstig gezicht opzet, of merken, dat men hen angstig wil maken. Veel beter dan de Witte Burcht" is b.v. De klok van Meldaert". Hier ia zeer goed gevoeld en zuiver weergegeven [de indruk, die het stille luiden geeft eaner dorpsklok in een vredig landschap. De klok luidt altijd op dezelfde wflBe, maar de menschen, die haar hooren uit de verte, leggen door hunne stemmingen steeds wisselende gevoelens in de drijvende klanken, die nu in den morgen noodend en biddend" lijken en dan weer nadenkend en vrede aanbrengend in den avond. Hier in deze vertelling smelten de stemmingen en het verhaal harmonisch te lamen en brengen den klokketlank tot de hoogte van zuivere muziek. Deze bladzijden z|jn omhangen met eene zekere w|jding, zooals de schilderij van Millet. En toch bl|jft de auteur vertellen en doet schijnbaar geen moeite om hare stem tot zang te ver heffen, maar in ona zingt het en verworden hare gesproken woorden tod melodie. Men verzulme vooral niet te leien De Levens avond," dat de lotswisselingen eener oude bedelares bevat. Vroeger eene fiere vrouw van r|jke boerenafkomst en langzaam ver vallend tot armoede en ellende. Hoogmoedig en verkwistend was haar vader en h|j sleepte ijjn huisgezin mee in deernis waardigen ondergang. Alle schakels der evenementen sluiten hier aan elkander, zoodat aan com positie dit verhaal nieta te wenschen over laat en vol is van pittoreske bizonderheden en verbazend fijn gesponnen psychologie. Voor de katholieke litteratuur niet allén, maar ook voor onze litteratuur in het al gemeen mag het werk van Marie Koenen eene aanwinst heeten. F. ERBNS. Nienwe Uitm, De Trouw in de Rechtzaal. Roman v. COLETTB YVBH. Bewerking van E. J. T., 339 pag. Prys f 2.50, geb. f 2.90. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. iiiiiHiiimmtiiiii de brauwen gefronst onder 't eigen pijnlijke geprakkizeer en 't cathegezeerend doen van Kikker. Ja, bromde hij met een schouwerruk, ja, maar een norretje op zijn tijd zal toch niet hinderen, 't Is toch niet alle dagen bruiloft. Juist!.». betoogde Kikker weer, met wijsvinger-gebaar: daar zit de kneep, Derksen: dat eene borreltje zal wél hin deren. Juist dat eene glaasje maakt dat je een tweede drinkt en een derde en-zoo-voort. Ze zitten als schakels van een ketting aan elkander vast, en of je er n of tien drinkt, blijft precies hetzelfde: tien beginnen met een, en n heeft er tien tot gevolg, soms nog wel meer... O je, onderbrak Derksen branieachtig, ik heb er wel eens zeventien in n middag achterover geslagen!... Juist l... viel Kikker driftig wordend in, en ging sneller voort: Zeventien, achttien,... op 't laatst weet je van geen uitscheien. Vindt je dat geen schande Derksen? mensch-onteerend?... Denk je dan nooit eens dieper na ? Je hebt toch je verstand ? Je bent toch niet altijd zoo geweest ?... Derksen staarde verdrietig op de glin sterende rivier: alle wrok en weerstand waren weggezakt; zijn bleeke kop was als leeggeloopen en de vrije, open we reld deed hem zoo vreemd, zoo verbij sterend, honend vreemd aan als aan een hongerigen moeden bedelaar de aanwezig heid van vroolijk spelende rijkelui's kin deren. Beschaamd sloeg hij de oogen neer en begon zenuwachtig aan de onders'e koperen jasknoopen te vingeren. En Kikker nam hem een poosje afwachtend waar, als een slager het gebonden kalf dat in de laatste verzet-stulpjes afgemat te sidderen ligt. Toen gaf hij hem de genadesteek: Leeft je moeder nog, Derksen?... vroeg hu, hem strak aanziende, op lage stemtoon, langzaam, ernstig. Even trilden verraderlijk Derksen's lippen voor hij, moeilijk, afwerend nee schudde; en hij wendde de oogen af, vochtig. Hoelang is ze al dood, Derksen ?... vroeg Kikker onverstoorbaar aandoenlijk verder. Derksen schokte een paar malen de schouwers eer hij antwoordde. Hoelang al Derksen ? Al jaren,... ik was nog een kind, hè. Heb je ze nog gekend ?... Ja, ja, dat wel,... heel goed zelfs; ik zie ze nog zoo voor me. Juist. Als nu die goede moeder van jou, die waarschijnlijk een brave vrouw geweest is, als die nu eens wist dat haar zoon in de gevangenis had gezeten, door zijn eigen schuld zou haar dat dan geen zielsverdriet berokkenen, Derksen ? Derksen antwoordde niet, schokte even de schouders, bleef op zijn plompe soldatenschoenen staren. Zou die moeder niet bidden dat haar zoon, misschien haar eenige.. ? Nee, waagde Derksen snel een poging om nuchter in de somber fantastische rede te vallen; nee, behalve de gek en ik en mijn getrouwde zuster waren er nog zes kooters thuis. Ik was de oudste, en dan... Juist!... vervolgde Kikker onafwend baar, zou ze niet dag en nacht bidden dat haar oudste zoon weer op 't rechte pad terug mocht keeren, zooals ze nu welJOSBF COHEN, Kitty Optenlerg, 293 pag. Prijs Ing. ?2.90, geb. ? 3.5». Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. 8. BAHMTBA, Pater Oerolt van St.Jansgae (Historische Boman) 2 doelen, 540 pag. Prijs ing. f 4.90, geb. / 5.50. Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. Meltti van Java, In eztremis. (Veen'a gele bibliotheek) 182 pag. Prijs geb. ? OM. Am sterdam, L. J. Veen.. Dépêche»van THÜLEMBIJBB 1763?1788 in de bewerking van EOBKET FBÜIH, ingeleid en aangevuld door H. T. COLENBBANDER, 660 pag. Prjjs ing. ?4. Amsterdam, Johannes Muller. De Bond voor Zedelijk Onderwijs TheMoral education league" en zijne werkwijze door een lid van de M. E. L. met een voorwoord van dr. J. TH. MOUTON, 74 pag. Prijs ? 0.25. Amsterdam, My. v. Goede & Goedk. Lectuur. A general Vieuw of trade and induttry in the Netherlandi, nnmbera I?XX, composed by the commercial departement of the Netherlanda ministty of agricnltnre, industry and commerce pnblished in coöperation with the Netherlands chamber of commerce in London. To be parchaaed either direotly or throngh any bookseller from the commercial departement of the Netherland ministry of agricnltnre, industry and commerce. Lange Houtstraat 36, The Hagne. Die Stellung der Frau im Recht der ZwZfwrstaalen. Eine Sammlnng von Gesetzen verechiedener La ader, bearbeitet dnrch die Standige Kommission des I. F. B. dieEechtatellong der Frau betreffend, mit einer Einfflbrnng von Mme D'ABADIE D'ABEABT. Heransgegeben im Auftrage des Internationalen Franenbnndes. Preis kartoniert M. 2.40. Karlsrnhe i/B, G. Braunsche Hofbuchdruokerei und Verlag. Nterlands-Indië. Land en Volk, Geschie denis, Bestuur, bedrijf en samenleving. Onder leiding van H. COLIJN, door deskundigen op verschillend gebied met een voorwoord van J. B. VAN HEUTZ, afl. 24, thans geheel com pleet. Prijs per afl. ?0.45. Amsterdam, Uitg. M|j. Elsevler." A. C. BOLDINGH, De Ongevallenwet in Actie oj de uitkeering van l cent per dag. Bijdrage tot de kennis van onze sociale wetgeving, 31 pag. Hoorn, A. C. Boldingh. Priester-Rechter. (Het Motu proprio) door dr. J. A. H. v. D. BRINK te Breda. Pjr|j8 10 et. Uitgegeven voor de Ver. De Dageraad," b|j J. J. Bas & Co. te Amsterdam. Qeen dienstboden meer! Beschouwingen over de nadeelen van het dienstbodenstelsel en de middelen om tot afschaffing daarvan te geraken, door A. v. N., 41 pag. Prjjs 15 ets. Geertrnidenberg, A. Bellaard. Het Sohependom van Nijmegen in Woord en Bield. Geschiedkundige en hedendaagsche beschrijving van Hees, Neerbosch en Hatert (met wandelkaart) 255 pag. Uitgave v. d. Vereeniging Dorpsbelang." uittreksel uit het Bapport der Staatscom missie voor de Reorganisatie van het onder wijs, ingesteld büKon. Besluit van 21 Maart 1909, No. 49 voor zoover dit betreft het handelsonderwüs. Uitgave van de Nationale Vereeniging voor Handelsonderwüs. Rapport omtrent een onderzoek naar de Werking en de Resultaten van de Dnitsche licht van boven op je neerziet en voor je bidt ?.. Derksen had, na de mislukte poging om een andere streoming in den woorden vloed van Kikker te stuwen, God's water maar over God's akker laten loopen en was, alle verzet en branie, alle levensdurf eindelijk loslatend, moe, suf, armelijk, midden in den bekeeringsvloed geraakt. Hij begon zich, bij Kikker's moraal-strakke woorden ellendig zondig te gevoelen, ver laten van God en alle menschen; wat Kikker preekte, zwaar en lijmerig, dat kleefde op zijn leege, suffe hersens vast en bazigde er rond als eigen denken. Stil, gebogen, schuw tegen 't uitbundig zongewemel, leunde hij in de bank, met loodzwaar hoofd en ledematen, gekweld door heimelijk kna gen van lichaamsleed en zielsverdriet. En toen Kikker pal vór hem staan ging en suggereerend vroeg: Willen we voor goed nu afspreken, Derksen, dat je, van nu af, oen ander mensch gaat worden en nooit meer een druppel alcohol zult drinken ? nooit meer, §een enkel glas? Want dat alleen is je ehoud! Willen we dat ? toen gaf hij zich over, als een weerstand-looze vrouw aaa priesterdwang, en kon niet anders dan dof mompelen: Ja, ja, als u 't zóbedoelt, daar hebt u wel gelijk in, briggus. Dus, vroeg Kikker greetig, terwijl hij plechtig de wit-geschoeide hand uitstak, dus dat beloof je me, Derksen? de hand er op ?... Van de in 't zenith geklommen zon laaide 't schuimende licht doldriftig langs de hemelbogen af: het rivier-goud brandde, het grondzand blakerde, de heete lucht schroeide de adem af; in de doffe kop van den ontslagene, verbijsterd door 't schier z wij melende licht, bonkte niets dan onbegrepen martelend leed. Werktuigelijk stond hij op en legde zijn groote vermagerde hand in 't warme zeemeleer en liet hem willoos drukken en schudden als tot belofte-zegeling. En denk er om, Derksen: een man een man, een woord een woord! niet waar? afgesproken, Derksen? zeg? Ja, briggus, ja; stamelde de ontslagene; de brauwen gefronst, de oogen neer. En^ laten we nu opstappen en naar den plaatselijken adjudant gaan. Dan ben je van avond weer vrij-man, en kunt je huisgenooten voorbereiden op de groote schrede voorwaarts, die je nu gaat doen... En daar gingen ze weer heen, zwijgend langs de glinsterende rivier en 't volle groen der boomen: Derksen lang, mager, vooro ver loopend, naast Kikker, kort, kwiek, genoegelijk en zelfbewust. Ze spraken geen enkel woord meer, noch op de straatweg, noch in de stad: Kikker hoovaardig en voldaan nabetrachtend over zijn gelukt bekeeringswerk, Derksen vol wijde schaamte tusschen de vrije menschen weer, beslopen van den argwaan alsof ieder zien kon dat hij uit de cel kwam. E u bij den plaatselijken adjudant toekende hij, moeilijk, in kromme grove letters, zijn naam, ontving van den gemoedelijken kapitein het geld van de uitgaans-kas, plus het korte preekje over beterschap en goed-soldaat-nu-worden en liet zich door Kikker, als een jongen door zijn vader afgehaald van school, naar de kazerne geleiden... Alsof hij de verloren zoon terugbracht, opgewekt, stapte Kikker de kazerne-poort wet op de verplichte verzekering tegen inva liditeit en ouderdom (met een aanhangsel over de Belgische Wet van 10 Mei 1900) door G. L. JANSEN (Perio) en da. A. VAN KRBVILBN. Uitgebracht aan het hoofdbestuur van den Bond voor Staatapensionneering, 136 pag. Arnhem, A. Voorbrood. Bulletin van het Koloniaal Museum te Haarlem, No.öO, Juli 1912. Inbond: Veralag over het jaar 1911 met Bijlagen, 240 pag. Prüa ?1.50. Uitgave van het Museum. Verslag over 1911 v. d. Ver. tot verzorging van gebrekkige en mismaakte kinderen i* Nederland. Arnhem, G. W. v. d. Wiel & Co. Album met interieurs nit de Koninklijke fabriek van Salon en Serremeubelen, Gebrs. F. en L, de Bidder, Amstel 14?22, Amsterdam. 40 cents per regel. BOUWT fOÜNSPEET. Inlichtingen b|j het bouwbureau DE VELUWE", aldaar. DELAONAY BELLEVILLE AUTOMOBIELEN. Hoofd-Agent voor Nederland i J. LEONARD LAHe, Stadhouderskade, AMSTERDAM. DELILA CIGARETTE5 J. LE MINJE, Amsterdam. OUDE GENEVER merk Nectar". ?1.38 per O literflesch. WIJNEN, COGNAC etc. binnen, en midden op het voorplein, zicht baar voor ieder die maar kijken wilde, nam hij van zijn bekeerling afscheid: vaderlijk en toch militair. Hij drukte hem de hand en vermaande hem met opgeheven wijs vinger nog eens en nog eens, om toch nooit meer te drinken, en zijn belofte trouw ge stand te doen. En daarna salueerde hij en liet den ontslagene naar binnen gaan en blikte hem innig deelnemend na, hoe hij met bedeesde stappen naar binnen sloomde, zuchtte diep en ging toen ook naar de chambree. Welgemoed gespte hij 't keurig koppeltje met zijdgeweer af en begaf zich naar de cantien om zich eens tetracteeren op krentebrood met chokola: dat had hij wel verdiend. E a den gansenen verderen dag bleef hij welwillend ernstig voor zijm minderen en zag meewarig op hun mensohelijke feilen neer en schudde zacht 't hoofd, berispend als ze vloekten... En 's avonds, in het Militair Tehuis, er was bijeenkomst leidde hij de jonge-mannenschaar en bad en sprak en zong, dankbaar dat hij een werktuig was geweest in de handen van 't Opperwezen om groot be-. keeringswerk te doen. En hij ging bijtijds weer naar de kazerne om rust te garen voor weer nieuwen strijd, den volgenden dag. Hij maakte ordentelijk zijn bed op, dat deed hij altijd zelf borstelde zijn uitgaans-kleeren en borg ze netjes op zooals 't hoorde, en toen, alvorens te gaan slapen, ging hu een luchtje scheppen aan de poort om vroom te kijken naar het uitspansel en van den koelen avond te genieten... Daar klonk opeens geschreeuw van: la me los... krengen!... beulen!... la me los! en een vreeselijk gevloek braakte tegen de hooge kazernemuren aan. En uit een zijstraat wrong zich een dichte volksdrom waartusschen helmen blonken van agenten die moeilijk naderden, zwaar tillend en sleepend aan iets, laag bij den grond. En telkens bukten de agenten weer en rukten weer omhoog en sloegen 't op dringend tierend volk terug, en boven al 't geraas klonk uit de wild-vloekende schreeuwstem: Ia me los, krengen!... beulen!... la me los!... De wachtcommandant, de manschappen, de adjudant allen stormden uit als bij een overval, en achter de verlichte cham bree-ramen schimden koppen, nieuwsgierig turende in 't duistere. Ook Eikker, opeen afstandje, rekte zich op de teenen, om te kijken wie daar zoo liederlijk binnen werd gebracht, zoo mensch-onteerend zich zelf vergetend... En de oploop drong al op 't kazernevoorplein, maar snel smeet de schildwacht 't hooge hek dicht, vlak voor de grijnzende tronies van de ruw joelende bende, en terstond grepen veel handen van wachtsoldaten den arrestant mede aan, die nu, omdromd van hijgende agenten en soldaten, wild razende en vloekende, geboeid naar binnen werd gesleurd, in de provoost... En Bikker, op de teenen, het ordente lijke korporaalslijf uitgerekt om beter nog te kunnen kijken, kreeg een vaag vermoe den, maar hij kon niets zien en vroeg: wie is 't ? O, zei met enthousiasme een milicien, die al van straat af de oploop meegemaakt had: 't is Derksen die van morgen pas is vrijgekomen. Hij is zoo zat als een kanon l...

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl