Historisch Archief 1877-1940
No. 1833
DE AMSTEBDAMMEE WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
Concertbezoek", een papa die aan mnriek
doet terwllle jan zjjn-tlochter, en ook om
dat moziek in de mode ia, die Beethoven
en Weingartner prachtig vindt/maai op het
concert telkens fat Bla«p dut, omdat het MO
warm il en omdat büsoo moe is, begint
hu een ander verbaal zoo droog en dor als
een krantenbericht: Van de Visschers op
het water" b.v. zet h|j in als volgt:
We iqn den verboden vischtijd voorbij.
l Jnni en volgende dagen grepen de lief
hebber-hengelaars weer naar hun hengela en
ander vischgerei, om in de talrijke kanalen en
weidepiassen van Noord- en Zuid-Holland te
n baareen" en karperen" dat het een lust
e booten naar Aalsmeer en Farmerend,
de treinen naar Abcoude en andere plaatsen,
z|jn dan weer bevolkt met zwermen henge
laars, die nederstrjjken tuaschen het ranke,
pluimende riet, of zich nederlaterïln
hardgroen geschilderde roeischuitjes, met ijzeren
pennen en plompe riemen, die door het
water geniën, vaak met piepend geluid."
Kan het onderwetacher, dorrer? en
daarbjj i»het niet eens sniver van uitdruk
king. Aan het eind gaat h|j dan eren gemoe
delijk uitlegging geven van eenige zonderling
klinkende uitdrukkingen, er aan herinnerend
dat Wagenstert bjj de familie Witae te gaat
in de Camera Obaonra" aan dezelfde soort
aardigheden smulde.
En hier, met deze gedachten-oproeping
aan de Camera, hebben we ineens
Hulle- man.te pakken. H|j Ja een modern mensch
en modern auteur, die toch gaarne in den
gemoedelijken, realistischen trant van de
Camera zou willen schrijven, maar och
hemel, z|jn moderniteit zit hem hierbij in.
den weg. Vaak set h|j zijn verhalen gemoe
delijk, zelfs zakelijk op, dan plots, dwingt
hem zfln artiatieken drang naar een ganach
andere wijze van uiting, en dit door elkaar
heen warrelen van verschillende stijlmotieven
en verhaalmanieren geeft ieta onbeholpena
aan z|jn werk. Er wordt in gemist de eenheid
en vastheid, die het werk van pogen tot
kannen verheft. Ondanks deze bezwaren las
ik Holleman'a schetsen zeer gaarne.
G. VAN HULZEN.
MARIE KOBNEN, De Witte Burcht. Leiden,
J. W. van Leeuwen.
De katholieke litteratuur in ons land is
van iongen datum. Sinda Vondel en Stalport
van der Wiele was er niemand opgestaan,
die de eer van het roomsche denken en
voelen kon handhaven, totdat in het midden
der negentiende eeuw met het herstel der
hieraicMe ook een herstel der katholieke
litteratuur plaats vond, waarbij Jozef Albertas
Alberdbsgk Tdym, de veelzijdige en groote
geest, als baanbreker optrad. H|j bleef allén:
de geforceerde stem van Schaapman kwam
niet tot harmonlschen zang, alhoewel ook
h|j een zeer begaafde was en er van hem
een kracht uitging, zooals van weinigen. De
stem van den doctor verklonk en met hem
atonden de wateren van z|jn invloed atil,
totdat in de negentiger jaren zich-nieuwe
jonge soldate»aanmeldden voor den dieuat
in het roomsche leger: de criticus Foelhekke;
zette de gek hem den voet dwars en daar
lag ie voor mirakel. En dadelijk pookte ik
den ander tegen den grond, onderwijl dat
de gek al te knokken stond met den ouwen
brig: hu had hem büde strot tegen 't
muurtje als een vod; en de beide prinsen
op den grond scharrelden overend en wilden
ons weer grijpen. Maar we trapten van ons
af en smeerden 'm, de straat weer op. En
de smerissen ons achterna, en ze bliezen op
hun fluiten, man, 't leek wel of er oproer
was. En van alle kanten zag je helmen:
we konden niet zoo gauw aan een steegje
zyn of je zag een helm, en nog n... En
dan aloegea en trapten wij er ons weer
doorheen, tot eindelijk, bek-af, ze ons met
z'n achten grepen in een dood-loopend slop.
We stonden ieder tegen een muur en bouw
den en schopten in 't ronde, dan waren
we los en dan hadden ze ons weer, tot in
't lest ze ons onder kregen met z'n ach
ten I en boeiden en als vodde-balen langs
de steenen sleurden naar 't bureau. "Wij
haakten en klampten ons nog met ellebogen
en voeten oreral aan vast, 't slop was
zoo nauw en de buurt trok partij: de
jongens drongen al op. -Maar de smerissen
floten weer en van alle kanten kwam ver
sterking, ik weet niet hoeveel man wel, ik
weet verder niks meer, ik kon niet zien,
mijn oogen zaten vol bloed en alles draaide
me. En, toen ik goed en wel weer bijkwam,
lag ik op de planken in 't cachot van 't
politie-bureau
Ja, zuchtte hij zwaar, met wreede grijns
op 't mager bleek gelaat, en spoog 't
afgesabbelde grashalmpje weg en vertrapte 't,
na-denkend, vór zich, in 't zand...
Al stiller, al strakker van blik was Kikker
gedurende t verhaal geworden; hu kruiste
in een kordate slag de breede gele chevrous
weer voor de borst en stelde zich als tot
een boet-predikatie. Maar Derksen begon
weer, onverschillig, als afgemat:
Nou, toen was 't natuurlijk: naar de
kazerne, in voorarrest, tien dagen
en voor de krijgsraad. Die krijgsraad was
me ook een poppekast: allemaal officieren
in groot tenue; die dikke kaptein van 't
vesting-bataljon zat er bij, en dan onze
majoor, ook zoo'n dikke, en die kleine vette
luitenant van 't tweede ba tal jon: Bobber t j e,
u-weet-wel, en dan had je verder een officier
van onze kompie: de blazer noemen ze
hem, ook lang niet mager,... afijn: een
heel stelletje dikzakken. En een politiek zat
er bij: de auditeur. En toen was 't vragen
waarom en praten zus-en-zoo, en toen gingen
ze in een andere kamer en moest ik wach
ten. Maar dat duurde niet lang of daar
kwam 't stelletje gortzakken weer aan. de
chako's met de pluimen op, man, 't leek
wel parade n toen werd er voor
gelezen, een heele zeel, en aan 't slot:
tien maanden gevangenisstraf, en daar
gingen de gortzakken weer... Ach lieve
god, wat heb ik me in die cel verkrengd
de eerste dagen; en ziek dat ik was: ik
kon maar niet aan die smerige
gevangeniskost wennen. Later wen je, alles went;
en 'k mocht werken en boekjes lezen, van
die flauwe blauwe boekjes orer de geheel
onthouding en zoo meer...
Juist!... zei Kikker opeens beslist, en
hij strekte de rechterarm met wijsvinger
uit: heb jij niets uit die boekjes geleerd,
Derksen? Wat voor boekjes heb je alzoo
gelezen ?
Derksen keek de korte vierkante korporaal
de dichter Eduard Brom, van wien aommige
gedichten groote waarde hebben; de fijn
zinnige Vondelkenner C. B, de Klerk, Maria
Viola, de talentvolle styliate; de breed aan
gelegde dichter en prozaschrijver
Binnewierts, de hevige roomsche apologeet Gsrard
Brom, de journalisten Laudy, Arts en anderen,
niet te vergeten Jan S terck.de scherpzinnige
Vondelonderneker. Tot de meest bekende
novelliaten behooren mevrouw Albertine
Steenhof?Smulders en Marie Koenen. Déze
laatste ia vooral merkwaardig, omdat z|j eene
Limburgsche ia. Zjj iet de tradities van
Emile Selpgens voort en nit haar werk
spreekt een fijner gevoel en grootere poëti
sche visie. Geen wonder, dat nit de droge
en nuchtere landschappen, zeeals z|j voor
het grootste deel in Limburg worden
aangetrpffen, weinig artiesten konden opstaan.
Da Limburger is in het voelen van schoon
heid eenigazina ten achteren b|j de noordelijke
provincies van ons land. Misschien wint h|j
het nog b|j den Brabanter. Men behoeft
slechts, (en dat is vooral in de nienwe
m|jnatreken het geval), door de dorpen van
Limburg te aporen en die steeds talrjjker en
talrijker verrijzende leel|jke woonhuizen te
zier, om te kannen conatateeren, dat daar
de schoonheid groot gevaar lijdt. En toch
is de beroemde architect dr. Cnypere een
Limburger. Zoo z|jn er gelukkig uitzonde
ringen, soodat een artiest op Ltmbnrgschen
bodem geboren, niet behoeft te wanhopen
aan de uitbreiding en den groei van zjjn
talent. Toch hebben reeds vroeger de artiesten
dat land gedurende eenigen tjjd van hnn
leven verlaten, zooals de gebroedera Van
Eyck en Meister Wilhelm von Herle. Cnypera
werd Amsterdammer. Voor meditatief
achoonheidsleven ia de Limburger minder
ontvankelijk. H|j let weinig of niet op den
leeuwerik, die zingt boven z|jn hoofd, maar
denkt liever aan z|jn zaken en hoe hy Z|JB
penningen zal vermeerderen. Armoedig aan
bloemen staat zjjn tuin rondom zjj n woning,
maar vol groenten, die h|j goed weet te be
reiden en beter dan de Hollander voor z|jn
r|jkelijken diacb. Beter voorzien van fiasichen
w|jn z|jn ook zijne kelders dan die van den
Hollander, alhoewel h|j zich met mindere
kwaliteiten van tabak en sigaren tevreden
stelt dan zijn landgenooten boven den Moer
dijk. Zjjn genot vindt hjj meer in de ge
noegens van de tafel dan in de meer spiri
tuele, die van den niterljjken vorm of die
van lythme en klank. De Limburger heeft
dan ook weinig of geen liedereu. Zelfs de
dienstmeid, die den stoep dweilt of den vloer
eene flinke beurt" geeft, zingt meestal
valse k, wanneer z|j door haar zang zich den
arbeid wil verlichten. Br is dus nog een
zekere achterlijkheid in het gevoelsleven te
constateeren. Doch ook hier z|jn uitzonde
ringen. Om van den nitstekenden naturalist
Maaa en den bekenden zedenschilder mr.
Lamberta Hurrelbrink te zwijgen, die trouwens
geen echte Limburger ia, ia de Echrjjfster
Marie Koenen onlangs met een handel voor
den dag gekomen, waarin z|j een groot stuk
der specifiek Limburgsche schoonheid handig
en trouw weerspiegelt.
Het ia geen eigenlijk realistische kunsten
ook geen zuiver zuiver idealistische, maar
even onthutst aan en antwoordde toen
weer gemelijk:
_ Och, van die blauwe boekjes over:
hoe je een machiene bederven kunt, en over...
Heb je dat boekje wel goed gelezen,
Derksen? Kikker vroeg 't gewichtig, als
verwachtte hij een categoriesch antwoord.
Goed gelezen? dat is te zeggen: ik
weet best wat er in staat.
Wat staat er dan in, Derksen?... Kikker
steunde nu een voet op de bank en leunde
de weer gekruiste armen op de omhoog
geheven knie en boog zich onderzoekend
naar Derksen toe, met scherp flxeerende
oogen.
Wat? Ja, laat 's kijken: als dat de
makkelijkste manier om een maohiene kapot
te maken is, om er een paar handen zand
over te strooien...
Juist l schoot Kikker weer uit, met 't
zelfde gebaar als straks. Weet j\j wel,
Derksen, wat die machiene en dat zand
voorstellen moeten?
Derksen was rechtop gaan zitten en zag
Kikker achterdochtig aan. Voorstellen?
hoe bedoelt u dat, briggus?
Weet jij niet Derksen, vroeg Kikker
nadrukkelijk, en zijn stem klonk laag en
aangedaan: dat 't een vergelijking is met
't menschelijk lichaam en de alcohol ?
O, bedoelt u dat! Ja, die slag ken
ik wel! Had u dat maar dadelijk gezeid!
antwoordde Derksen gerustgesteld en zakte
weer log tegen de leuning terug.
Ja, dat bedoel ik, en dat bedoelt dat
blauwe boekje, en dat bedoelen alle
mensohen die 't goed met je meenen, Derksen!
begon Kikker nu zijn taak, en zette zich
gezaghebbend naast den ontslagene op de
lage bank. Bedenk toch man, dat alcohol
puur vergif is, dat je lichaam, je geest, je
ziel ver woest. Zooals die machiene door't zand,
zoo wordt 't menschelijk lichaam door de alco
hol vernield. De drank verlaagt den mensch,
geestelijk en lichamelijk, ze stelt hem onder
't dier, ze knaagt aan de weefsels van zijn
lichaam en zijn ziel, ze maakt hem voor den
tijd oud, en dood vór hij gestorven is. Je hebt
nu al de slechte vruchten er van geplukt:
tien maanden gevangenisstraf, maar als
je nu weer gaat drinken, dan val je van
kwaad tot erger. Daarom Derksen, laat
't drinken na, nu je de vrijheid weer terug
hebt: dan zullen die slechte vruchten zaad
werpen waaruit goede vrucht voorkomt.
Dan zul je een goed, bruikbaar mensch
worden in de maatschappij, geacht en ge
waardeerd in plaats van geschuwd en ont
weken. Je zult de smet af wisschen die nu,
door die gevangenisstraf, op je kleeft; je
zult vooruitkomen en door je gedrag een
voorbeeld worden voor anderen. Daarom,
man, drink, van nu af, niet meer, laat
't na Derksen, laat 't na!..
Met overtuiging intoneerend, zooals bij zoo
menige improvisatie in de
Militair-Tehuisbijeenkomsten, als hij de jonge miliciens
vermaande; met korte plechtige gebaartjes,
afgezien en aangeleerd van kansel-redenaars,
had Kikker gesproken, eerst langzaam en
vrjj voor zich uit frazeerend, daarna al
dringender en dichter aan Derksen's oor,
dat hem de lauwe adem langs de wang
streek. En Derksen, met armzalig nuchtere
kop, het schraal-bloedig lijf, nog ellendig
van de cel, als een goore kelder-zwam moeilijk
rechtop houdend in de warm rondom gon
zende, kleurig spruitende natuur, was stil
geworden en had het hoofd gebogen en stug
eene gelukkige mengeling van beiden. Het
z|jn brokken Limburgsch leven gezien door
een zacht en toch fijnkernig vrouwengemoed.
Het eerste dier verhalen, dat meer een
aprookje ia, waarvan de landstreek, waarin
het afspeelt, niet wordt aangeduid, heet De
Witte Burcht". Z|j heeft dit voorop gezet
in de r|j en daarnaar het heele boek genoemd
alhoewel de volgende stukken daarmede niets
uit te staan hebben, zooals trouwens meer
gedaan wordt. Dit echter dankt mjj het
minste geslaagd van de zeven. Het ia zeker
niet, wat men slecht" ion kannen noemen,
maar de grondtoon ia niet echt. De gang
van het verhaal ia te zeer gewild. Buiten
enkele goede detaila ia er niets in, wat treft.
Wy missen hier dien vasten reëalen kern,
dien w|j in de andere opstellen vinden. Nu
heeft een sprookje dien niet zoo zeer noodig,
maar dan moet dit vr|j kannen zweven in
onze belangstellende, vastgehouden verbeel
ding. Een sprookje moet z|jn een gevleugelde
en lichte creatie, dat luchtig diepzinnige
dingen zegt. Er moet in worden gesproken
zooals men voor kinderen spreekt, die bang
zonden worden, als men een te ernstig gezicht
opzet, of merken, dat men hen angstig wil
maken.
Veel beter dan de Witte Burcht" is b.v.
De klok van Meldaert". Hier ia zeer goed
gevoeld en zuiver weergegeven [de indruk,
die het stille luiden geeft eaner dorpsklok
in een vredig landschap. De klok luidt altijd
op dezelfde wflBe, maar de menschen, die
haar hooren uit de verte, leggen door hunne
stemmingen steeds wisselende gevoelens in
de drijvende klanken, die nu in den morgen
noodend en biddend" lijken en dan weer
nadenkend en vrede aanbrengend in den
avond. Hier in deze vertelling smelten de
stemmingen en het verhaal harmonisch te
lamen en brengen den klokketlank tot de
hoogte van zuivere muziek. Deze bladzijden
z|jn omhangen met eene zekere w|jding,
zooals de schilderij van Millet. En toch
bl|jft de auteur vertellen en doet schijnbaar
geen moeite om hare stem tot zang te ver
heffen, maar in ona zingt het en verworden
hare gesproken woorden tod melodie. Men
verzulme vooral niet te leien De Levens
avond," dat de lotswisselingen eener oude
bedelares bevat. Vroeger eene fiere vrouw
van r|jke boerenafkomst en langzaam ver
vallend tot armoede en ellende. Hoogmoedig
en verkwistend was haar vader en h|j sleepte
ijjn huisgezin mee in deernis waardigen
ondergang. Alle schakels der evenementen
sluiten hier aan elkander, zoodat aan com
positie dit verhaal nieta te wenschen over
laat en vol is van pittoreske bizonderheden
en verbazend fijn gesponnen psychologie.
Voor de katholieke litteratuur niet allén,
maar ook voor onze litteratuur in het al
gemeen mag het werk van Marie Koenen
eene aanwinst heeten.
F. ERBNS.
Nienwe Uitm,
De Trouw in de Rechtzaal. Roman v. COLETTB
YVBH. Bewerking van E. J. T., 339 pag.
Prys f 2.50, geb. f 2.90. Amsterdam, Van
Holkema & Warendorf.
iiiiiHiiimmtiiiii
de brauwen gefronst onder 't eigen pijnlijke
geprakkizeer en 't cathegezeerend doen van
Kikker.
Ja, bromde hij met een
schouwerruk, ja, maar een norretje op zijn tijd
zal toch niet hinderen, 't Is toch niet alle
dagen bruiloft.
Juist!.». betoogde Kikker weer, met
wijsvinger-gebaar: daar zit de kneep,
Derksen: dat eene borreltje zal wél hin
deren. Juist dat eene glaasje maakt dat je
een tweede drinkt en een derde en-zoo-voort.
Ze zitten als schakels van een ketting aan
elkander vast, en of je er n of tien drinkt,
blijft precies hetzelfde: tien beginnen met
een, en n heeft er tien tot gevolg, soms
nog wel meer...
O je, onderbrak Derksen branieachtig,
ik heb er wel eens zeventien in n middag
achterover geslagen!...
Juist l... viel Kikker driftig wordend
in, en ging sneller voort: Zeventien,
achttien,... op 't laatst weet je van geen
uitscheien. Vindt je dat geen schande
Derksen? mensch-onteerend?... Denk je
dan nooit eens dieper na ? Je hebt toch
je verstand ? Je bent toch niet altijd zoo
geweest ?...
Derksen staarde verdrietig op de glin
sterende rivier: alle wrok en weerstand
waren weggezakt; zijn bleeke kop was
als leeggeloopen en de vrije, open we
reld deed hem zoo vreemd, zoo verbij
sterend, honend vreemd aan als aan een
hongerigen moeden bedelaar de aanwezig
heid van vroolijk spelende rijkelui's kin
deren. Beschaamd sloeg hij de oogen neer
en begon zenuwachtig aan de onders'e
koperen jasknoopen te vingeren. En Kikker
nam hem een poosje afwachtend waar, als
een slager het gebonden kalf dat in de
laatste verzet-stulpjes afgemat te sidderen
ligt. Toen gaf hij hem de genadesteek:
Leeft je moeder nog, Derksen?...
vroeg hu, hem strak aanziende, op lage
stemtoon, langzaam, ernstig.
Even trilden verraderlijk Derksen's lippen
voor hij, moeilijk, afwerend nee schudde;
en hij wendde de oogen af, vochtig.
Hoelang is ze al dood, Derksen ?...
vroeg Kikker onverstoorbaar aandoenlijk
verder. Derksen schokte een paar malen de
schouwers eer hij antwoordde.
Hoelang al Derksen ?
Al jaren,... ik was nog een kind, hè.
Heb je ze nog gekend ?...
Ja, ja, dat wel,... heel goed zelfs;
ik zie ze nog zoo voor me.
Juist. Als nu die goede moeder van
jou, die waarschijnlijk een brave vrouw
geweest is, als die nu eens wist dat haar
zoon in de gevangenis had gezeten, door
zijn eigen schuld zou haar dat dan geen
zielsverdriet berokkenen, Derksen ?
Derksen antwoordde niet, schokte even
de schouders, bleef op zijn plompe
soldatenschoenen staren.
Zou die moeder niet bidden dat haar
zoon, misschien haar eenige.. ?
Nee, waagde Derksen snel een poging
om nuchter in de somber fantastische rede
te vallen; nee, behalve de gek en ik
en mijn getrouwde zuster waren er nog
zes kooters thuis. Ik was de oudste, en
dan...
Juist!... vervolgde Kikker onafwend
baar, zou ze niet dag en nacht bidden dat
haar oudste zoon weer op 't rechte pad
terug mocht keeren, zooals ze nu
welJOSBF COHEN, Kitty Optenlerg, 293 pag.
Prijs Ing. ?2.90, geb. ? 3.5». Amsterdam, Van
Holkema & Warendorf.
8. BAHMTBA, Pater Oerolt van St.Jansgae
(Historische Boman) 2 doelen, 540 pag. Prijs
ing. f 4.90, geb. / 5.50. Amsterdam, Van
Holkema & Warendorf.
Meltti van Java, In eztremis. (Veen'a gele
bibliotheek) 182 pag. Prijs geb. ? OM. Am
sterdam, L. J. Veen..
Dépêche»van THÜLEMBIJBB 1763?1788 in de
bewerking van EOBKET FBÜIH, ingeleid en
aangevuld door H. T. COLENBBANDER, 660 pag.
Prjjs ing. ?4. Amsterdam, Johannes Muller.
De Bond voor Zedelijk Onderwijs TheMoral
education league" en zijne werkwijze door een
lid van de M. E. L. met een voorwoord van
dr. J. TH. MOUTON, 74 pag. Prijs ? 0.25.
Amsterdam, My. v. Goede & Goedk. Lectuur.
A general Vieuw of trade and induttry in
the Netherlandi, nnmbera I?XX, composed
by the commercial departement of the
Netherlanda ministty of agricnltnre, industry
and commerce pnblished in coöperation with
the Netherlands chamber of commerce in
London. To be parchaaed either direotly or
throngh any bookseller from the commercial
departement of the Netherland ministry of
agricnltnre, industry and commerce. Lange
Houtstraat 36, The Hagne.
Die Stellung der Frau im Recht der
ZwZfwrstaalen. Eine Sammlnng von Gesetzen
verechiedener La ader, bearbeitet dnrch die
Standige Kommission des I. F. B.
dieEechtatellong der Frau betreffend, mit einer
Einfflbrnng von Mme D'ABADIE D'ABEABT.
Heransgegeben im Auftrage des Internationalen
Franenbnndes. Preis kartoniert M. 2.40.
Karlsrnhe i/B, G. Braunsche
Hofbuchdruokerei und Verlag.
Nterlands-Indië. Land en Volk, Geschie
denis, Bestuur, bedrijf en samenleving. Onder
leiding van H. COLIJN, door deskundigen op
verschillend gebied met een voorwoord van
J. B. VAN HEUTZ, afl. 24, thans geheel com
pleet. Prijs per afl. ?0.45. Amsterdam, Uitg.
M|j. Elsevler."
A. C. BOLDINGH, De Ongevallenwet in Actie
oj de uitkeering van l cent per dag. Bijdrage
tot de kennis van onze sociale wetgeving,
31 pag. Hoorn, A. C. Boldingh.
Priester-Rechter. (Het Motu proprio) door
dr. J. A. H. v. D. BRINK te Breda. Pjr|j8 10 et.
Uitgegeven voor de Ver. De Dageraad," b|j
J. J. Bas & Co. te Amsterdam.
Qeen dienstboden meer! Beschouwingen over
de nadeelen van het dienstbodenstelsel en
de middelen om tot afschaffing daarvan te
geraken, door A. v. N., 41 pag. Prjjs 15 ets.
Geertrnidenberg, A. Bellaard.
Het Sohependom van Nijmegen in Woord en
Bield. Geschiedkundige en hedendaagsche
beschrijving van Hees, Neerbosch en Hatert
(met wandelkaart) 255 pag. Uitgave v. d.
Vereeniging Dorpsbelang."
uittreksel uit het Bapport der Staatscom
missie voor de Reorganisatie van het onder
wijs, ingesteld büKon. Besluit van 21 Maart
1909, No. 49 voor zoover dit betreft het
handelsonderwüs. Uitgave van de Nationale
Vereeniging voor Handelsonderwüs.
Rapport omtrent een onderzoek naar de
Werking en de Resultaten van de Dnitsche
licht van boven op je neerziet en voor je
bidt ?..
Derksen had, na de mislukte poging om
een andere streoming in den woorden
vloed van Kikker te stuwen, God's water
maar over God's akker laten loopen en
was, alle verzet en branie, alle
levensdurf eindelijk loslatend, moe, suf, armelijk,
midden in den bekeeringsvloed geraakt.
Hij begon zich, bij Kikker's moraal-strakke
woorden ellendig zondig te gevoelen, ver
laten van God en alle menschen; wat Kikker
preekte, zwaar en lijmerig, dat kleefde
op zijn leege, suffe hersens vast en bazigde
er rond als eigen denken. Stil, gebogen,
schuw tegen 't uitbundig zongewemel,
leunde hij in de bank, met loodzwaar hoofd
en ledematen, gekweld door heimelijk kna
gen van lichaamsleed en zielsverdriet. En
toen Kikker pal vór hem staan ging en
suggereerend vroeg:
Willen we voor goed nu afspreken,
Derksen, dat je, van nu af, oen ander
mensch gaat worden en nooit meer een
druppel alcohol zult drinken ? nooit meer,
§een enkel glas? Want dat alleen is je
ehoud! Willen we dat ? toen gaf hij zich
over, als een weerstand-looze vrouw aaa
priesterdwang, en kon niet anders dan dof
mompelen:
Ja, ja, als u 't zóbedoelt, daar hebt
u wel gelijk in, briggus.
Dus, vroeg Kikker greetig, terwijl hij
plechtig de wit-geschoeide hand uitstak,
dus dat beloof je me, Derksen? de hand
er op ?...
Van de in 't zenith geklommen zon laaide
't schuimende licht doldriftig langs de
hemelbogen af: het rivier-goud brandde, het
grondzand blakerde, de heete lucht schroeide de
adem af; in de doffe kop van den ontslagene,
verbijsterd door 't schier z wij melende licht,
bonkte niets dan onbegrepen martelend
leed. Werktuigelijk stond hij op en legde
zijn groote vermagerde hand in 't warme
zeemeleer en liet hem willoos drukken en
schudden als tot belofte-zegeling.
En denk er om, Derksen: een man
een man, een woord een woord! niet waar?
afgesproken, Derksen? zeg?
Ja, briggus, ja; stamelde de ontslagene;
de brauwen gefronst, de oogen neer.
En^ laten we nu opstappen en naar den
plaatselijken adjudant gaan. Dan ben je
van avond weer vrij-man, en kunt je
huisgenooten voorbereiden op de groote schrede
voorwaarts, die je nu gaat doen...
En daar gingen ze weer heen, zwijgend
langs de glinsterende rivier en 't volle groen
der boomen: Derksen lang, mager, vooro ver
loopend, naast Kikker, kort, kwiek,
genoegelijk en zelfbewust. Ze spraken geen enkel
woord meer, noch op de straatweg, noch
in de stad: Kikker hoovaardig en voldaan
nabetrachtend over zijn gelukt
bekeeringswerk, Derksen vol wijde schaamte
tusschen de vrije menschen weer, beslopen van
den argwaan alsof ieder zien kon dat hij
uit de cel kwam. E u bij den plaatselijken
adjudant toekende hij, moeilijk, in kromme
grove letters, zijn naam, ontving van den
gemoedelijken kapitein het geld van de
uitgaans-kas, plus het korte preekje over
beterschap en goed-soldaat-nu-worden en
liet zich door Kikker, als een jongen door
zijn vader afgehaald van school, naar de
kazerne geleiden...
Alsof hij de verloren zoon terugbracht,
opgewekt, stapte Kikker de kazerne-poort
wet op de verplichte verzekering tegen inva
liditeit en ouderdom (met een aanhangsel
over de Belgische Wet van 10 Mei 1900) door
G. L. JANSEN (Perio) en da. A. VAN KRBVILBN.
Uitgebracht aan het hoofdbestuur van den
Bond voor Staatapensionneering, 136 pag.
Arnhem, A. Voorbrood.
Bulletin van het Koloniaal Museum te
Haarlem, No.öO, Juli 1912. Inbond: Veralag
over het jaar 1911 met Bijlagen, 240 pag.
Prüa ?1.50. Uitgave van het Museum.
Verslag over 1911 v. d. Ver. tot verzorging
van gebrekkige en mismaakte kinderen i*
Nederland. Arnhem, G. W. v. d. Wiel & Co.
Album met interieurs nit de Koninklijke
fabriek van Salon en Serremeubelen, Gebrs.
F. en L, de Bidder, Amstel 14?22, Amsterdam.
40 cents per regel.
BOUWT fOÜNSPEET.
Inlichtingen b|j het bouwbureau DE
VELUWE", aldaar.
DELAONAY BELLEVILLE
AUTOMOBIELEN.
Hoofd-Agent voor Nederland i
J. LEONARD LAHe,
Stadhouderskade,
AMSTERDAM.
DELILA
CIGARETTE5
J. LE MINJE,
Amsterdam.
OUDE GENEVER
merk Nectar".
?1.38 per O literflesch.
WIJNEN, COGNAC etc.
binnen, en midden op het voorplein, zicht
baar voor ieder die maar kijken wilde, nam
hij van zijn bekeerling afscheid: vaderlijk
en toch militair. Hij drukte hem de hand
en vermaande hem met opgeheven wijs
vinger nog eens en nog eens, om toch nooit
meer te drinken, en zijn belofte trouw ge
stand te doen. En daarna salueerde hij en
liet den ontslagene naar binnen gaan en
blikte hem innig deelnemend na, hoe hij
met bedeesde stappen naar binnen sloomde,
zuchtte diep en ging toen ook naar de
chambree. Welgemoed gespte hij 't keurig
koppeltje met zijdgeweer af en begaf zich
naar de cantien om zich eens tetracteeren
op krentebrood met chokola: dat had hij
wel verdiend. E a den gansenen verderen
dag bleef hij welwillend ernstig voor zijm
minderen en zag meewarig op hun
mensohelijke feilen neer en schudde zacht 't
hoofd, berispend als ze vloekten... En 's
avonds, in het Militair Tehuis, er was
bijeenkomst leidde hij de
jonge-mannenschaar en bad en sprak en zong, dankbaar
dat hij een werktuig was geweest in de
handen van 't Opperwezen om groot be-.
keeringswerk te doen. En hij ging bijtijds
weer naar de kazerne om rust te garen
voor weer nieuwen strijd, den volgenden
dag. Hij maakte ordentelijk zijn bed op,
dat deed hij altijd zelf borstelde zijn
uitgaans-kleeren en borg ze netjes op zooals
't hoorde, en toen, alvorens te gaan slapen,
ging hu een luchtje scheppen aan de poort
om vroom te kijken naar het uitspansel en
van den koelen avond te genieten...
Daar klonk opeens geschreeuw van: la
me los... krengen!... beulen!... la me
los! en een vreeselijk gevloek braakte
tegen de hooge kazernemuren aan. En uit
een zijstraat wrong zich een dichte
volksdrom waartusschen helmen blonken van
agenten die moeilijk naderden, zwaar tillend
en sleepend aan iets, laag bij den grond.
En telkens bukten de agenten weer en
rukten weer omhoog en sloegen 't op
dringend tierend volk terug, en boven al
't geraas klonk uit de wild-vloekende
schreeuwstem: Ia me los, krengen!...
beulen!... la me los!...
De wachtcommandant, de manschappen,
de adjudant allen stormden uit als bij
een overval, en achter de verlichte cham
bree-ramen schimden koppen, nieuwsgierig
turende in 't duistere. Ook Eikker, opeen
afstandje, rekte zich op de teenen, om te
kijken wie daar zoo liederlijk binnen werd
gebracht, zoo mensch-onteerend zich zelf
vergetend...
En de oploop drong al op 't
kazernevoorplein, maar snel smeet de schildwacht
't hooge hek dicht, vlak voor de grijnzende
tronies van de ruw joelende bende, en
terstond grepen veel handen van
wachtsoldaten den arrestant mede aan, die nu,
omdromd van hijgende agenten en soldaten,
wild razende en vloekende, geboeid naar
binnen werd gesleurd, in de provoost...
En Bikker, op de teenen, het ordente
lijke korporaalslijf uitgerekt om beter nog
te kunnen kijken, kreeg een vaag vermoe
den, maar hij kon niets zien en vroeg:
wie is 't ?
O, zei met enthousiasme een milicien,
die al van straat af de oploop meegemaakt
had: 't is Derksen die van morgen pas
is vrijgekomen. Hij is zoo zat als een
kanon l...