Historisch Archief 1877-1940
t' "' Na J834- -'
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOB NEDEHLA,ND.
TMII.
(Gepubliceerd dooi bet tijdschrift Der /Stom.)
«OH <im l&r J. T. JTarwwfl».
Wft wUlen den oorlof loven, dew
hygiëne va»da wereld het milita
risme, de vaderlandsliefde, de verwoes
tende gebaren dor anarchisten.deMhoo
gedachten, en de doodbende verachting
(Eerste futurfstfcchmanifest
door F. T. MAMMTTI).
De menschheid is middelmatig. De meeste
vrouwen staan noch onder noch boven de
mannen. Z& zijn met elkander gelijk te stellen
en verdienen belde deielfde verachting.
De geheele menschheid was steeds het
cultuurgebied, waaruit de genieën onhelden
van beiderlei kunne voortgekomen ton. Even
als, voor de natuur, komen er ook voor de
ftiensohhftkl oégeablikken, waarin de bloesem
het schoonst Moeit. Jn de zomers der mensch
held, wanneer de Mn over de landen straalt
in 'volle kracht, «ijn de helden en genieën
talrijk. - ; v
Wij stsan aan het begin van een lente.
Er l»gebrek aan. zonneschijn, gebrek aan
stroomend bloed.
Vrouwen noch mannen zjjn schuldig aan
dit verzinken in het drijfzand, waaraan alle
werkelijk jonge mensohen, rijk aanbeveling
en bloed, «nvrf gaan.
Het is absurd de menschheid in vrouwen
en mannen te verdeelen. Zjj bestaat slechts
uit mannelijkheid en Vrouwelijkheid.
Ieder Uebermenseb", iedere held, al is hij
nog zoo episch'aangelegd, ieder genie, st
het nog «o* machtig, is slechts een tijdelijke
uitdrukking van een ras en van een tijdperk,
omdaT tot tegelijkerttjd uit vrouwelijke en
mannelijke elementen bestaat, alt vrouwe
lijkheid en mannelijkheid, omdat het een
volkomen wezen i».
Een uitsluitend mannelijk individu i»een
beest, een uitsluitend vrouwelijk individu
het wijfje er vu. Met de mensobheld en
haar perioden staat het juist als met de
individuen.
De vruchtbare perioden der mensohheid
in welke uit het kiemende cultuurgebied de
meeste helden en genieën groeiden, iqn
rijk aan mannelijkheid en vrouwelijkheid.
De tijdperken, die slecht»oorlogen hadden
zonder helden, omdat de epische geest allen
gelijk maakte, waren speciaal mannelijke
tijdperken, de tijden, die het heroïsche instinct
verloochenden en die gedachtig aan het ver
leden zich in vrededroomen vermeiden,
waren tijdperken der vrouwen. Thans staan
wij echter aan het einde van een tijdperk,
waarin het zoowel de vrouwen als de man
nen aan' mannelijkheid ontbroken heeft.
Daarom beeft'het futurisme trots zijn
over, drijvingen toch gelijk. Om aan onze rassen,
die verstard sQn in vrouwelijkheid, weer
v mannelijkheid terug te geven, moet men ze
prikkelen tot brutaliteit. En om dat te ver
beteren, moet men mannen en vrouwen een
nieuw energie-dogma opleggen, teneinde zoo
doende tot een .hoogere menschheid te komen.
ledere vrouw moet vrouwelijke en manne
lijke, eigenschappen bezitten, anders is zQ
slechte het wijfje". De man, die alleen
kneht condor intuïtie bezit, Is slechts een
beest. Maar in dezen tijd van vrouwelijkheid
is overdrijving naar den anderen kant niet
andera dan heilzaam. De beest-mensch moet
als voorbeeld gekozen worden.
Genoeg van de vrouwen, die als
ziekenverpleegster»de zwakken en ouden van dagen,
eeuwig maken. Genoeg van die vrouwen, die
de mannen knechten voor haar persoonlijke
iiiiiiiiiiiiiiiiiiVMiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiit
I3EP DB NATUUR.
CDXC. De bliksem en de boomen.
Al sedert zijn schooljaren weet ledereen,
dat het gevaarlijk is bij onweer onder een
boom te gaan schuilen, want de boomen
trekken-den bliksem aan. En als afschrikkend
voorbeeld werd ons dan een leerling of een
persoon met bekenden naam genoemd, die
gevallen was als slachtoffer van zijn onwetend
heid. In den regel echter waren de getroffenen
jontre kinderen.
Wie zich bij hevig onweer met slagregen
in een bosch bevindt, loopt het grootste
gevaar, heette het; het beste was nog een
openkapping of lichting op te zoeken en
zich daar plat op den grond te leggen, al
wordt men daarbij ook door en door nat.
Wie zich wat ongeloovig betoonde, kreeg
als overtuigingsmiddel de mededeeling, dat
er immers zooveel boschboomen wonden op
den stam vertoonden, door den bliksem ver
oorzaakt, en dat er heel vaak halfverkoolde
takken werden gevonden als bewijs dat de
bliksem was ingeslagen.
Dan werd er, ofschoon niet altijd,bygevoegd,
dat men ingeval van nood liever een eind
van den stam moest gaan staan dan er tegen
aan leunen; ook met de soort van boom
zon de kans op Inslaan, en getroffen worden,
rijzen of dalen. Eiken en sparren waren de
meest gevreesde achuilboomen, beuken en
berken zonden bliksemvrij zijn.
Nu verdwijnt in den regel de volkswijs
heid als sneeuw voor de zon, soodra de
wetenschap, vooral de statistiek, zich met
het verschijnsel in kwestie bemoeit. Maar
hier is dit niet het geval geweest; wel heef t
de weteneehap de zaak aangepakt, maar de
volkswijsheid is althans ten deelebevestigd;
vooral de aanwijzing der boomsoorten betreft.
Niet echter wat de gevaarlijkheid b
onweer van het bosch aangaat. Om de
zaak wetenschappelijk te onderzoeken zijn
in de eerste plaats statistieken opgemaakt
en tegelijkertijd laboratorium-proeven ge
nomen.
.Twintig jaar geleden heeft een W
rtemburger Dimltrie Jonescu een lange reeks zorg
vuldig voorbereide experimenten uitgevoerd,
om de verschillende houtsoorten, levend of
dood te onderzoeken op hun geleidbaarheid
voor den bliksem; en wel door er de elec
trische vonk van een in fluentie- machine door
heen te doen gaan. Daarbij noteerde hjj het
aantal slagen die hij met den zwengel doen
moest, om de vonk te-d wingen door het hout
te gaan. Het bleek toen dat gemiddeld na
3 slagen een blok eikenhout, na 5 slagen
een .populier, maar eerst na 18 slagen een
even groot stuk benkenhont den vonk
door liet.
Kernhont en jonghont of splint hadden
evenveel spanning noodig.
Eerst dacht hij dat de vochtigheid van het
heut de oorzaak zou zijn van het verschil.
genietingen of materieel voordeel. Genoeg
van die vrouwen, die slechts voor zichzelven
kinderen voortbrengen en deie angstig be
schermen voor leder gevaar, voor ieder avon
tuur, dus voor iedere vreugde, die haar
dochter tot de liefde, haar zoon tot den
oorlog voorbereidt, genoeg van de vrouwen,
die al»minnaressen aan oen haard mannen
e* kinderen het bloed uitzuigen. Genoeg
van de dierlijk verliefde vrouwen, die zich
begeerend voordoen, om nieuwe krachten
te ontvangen. . ,
De vrouwen: deErinnyen, 4eamazonen, de
Semiramissen, de Jeanne d'Arc'0, de Jeanne
Hachette's, de Judith's en de Charlotte
Oorday's, de Cleopttra's en de Messalina's: de
strijdsters, die verwoeder yoehten dan de
mannen, de .geliefden, die aanhitsen, de
vernielsters, die de zwaksten vermorzelen en
de natuurkeus door trots of vertwijfeling te
hulp komen, de vertwijfeling, waardoor het
hut zijn gansene kracht geeft'.
Mogen de eerstvolgende oorlogen heldinnen
doen opstaan als Katharina Sforz*. Bij de
belegering van baar vaderstad sag sij van
af den muur, hee men het leven van haar
zoon bedreigde om haar daardoor tot over
gave te dwingen. Maar met heldenmoed
openbaarde zij haar wxeenrlepuit: Doodt
hem gerust, ik ben vruchtbaar, genoeg om
andere zonen te baren".
Ja, de wereld vergaat van louter wijs
heid", maar 't ia haar instink», dat de vrouw
niet wijs, Tri e t vredelievend, niet goed
is. Daar si) geen maat weet te honden, zal
zij in een slaperig tijdperk der menschheid
zeker te wijs, te vredelievend, te goed
zijn. Haar intuïtie en haar voorstellingsver
mogen vormen tegelijkertijd haar kracht en
haar zwakheid.
Zij ia de individualiteit van de massa: zij
begeleidt de feesttocht van de scharen. Wan
neer intuïtie en voorstellingsvermogen haar
ontbreken, wordt se door de dommen geprezen.
Evenals de apostel, de opwekker van den
geest, laat de vrouw, de opwekster van het
vleescb, bloed vloeien of zfl houdt het tegen;
zij is strijdster of verpleegster. Deselfde
vrouw werpt zich, in hetzelfde tijdperk, al
naar de gebeuringen van den dag, op de
knieën, verhindert de soldaten om uit te
trekken of vliegt den snccesvollen
sportkampioen om den hals.
Daarom mag geen verandering haar vreemd
a|jn. Daarom moet men zich tot haar wen
den, in plaats van haar te verachten. Het
is de vruchtbaarste verovering, die men
maken kan, de meest begeesterende, die de
aanhangers verveelvoudigt.
Maar geen feminisme. Het feminisme is
een politieke dwaling. Het is een
hersenafwijking der vrouw. Maar haar instinct zal
het haar spoedig als zoodanig doen erken
nen. Men mag de vrouw geen der door de
feministen ge «lachte rechten geven. Deze
haar toestaan, zon niet de verandering bren
gen, welke de futuristen wenschen; het zal
integendeel een overvloed van orde in het
geding voeren.
Der vrouw plichten opleggen, beteekent, haar
van geheel baar vruchtbare macht berooven.
De overwegingen en redeneeringen der femi
nisten zullen de vrouw haar oorspronkelijk
lot niet doen ontgaan; zij kunnen het slechts
vervalsenen en het dwingen, zich langsom
wegen te openbaren, die tot nog ergere dwa
lingen zullen leiden.
Sedert eeuwen treedt men het instinct der
vrouw met voeten, men waardeeit slechts
hare bekoorlijkheid en teederheid.
De bloedarme man, die gierig is ep zijn
bloed, wil haar slechts als
ziekenverpleegster; meer verlangt hij niet. Zy heeft zich
aan banden laten leggen. Maar roep haar
een nieuw woord toe, laat een krijgskreet
iiluiilllliliiiuimilillumiH
maar... en hier sloop bij de laboratorium
proef misschien een font in dit bleek niet
het geval te zijn, want de weerstand bleef
gelijk. Waarschijnlijk echter lag dit aan de
machine.
Toen zocht Jonescu na een andere moge
lijkheid, en hij meende de oorsaak te vinden
in het olie- of vetgehalte van de verschillende
boomsoorten.
Eiken en populieren, die den minsten weer
stand boden aan de electrische vonken zijn
zoogenaamd»cetmeelboomen, ze bewaren hun
reserve-voedsel niet in den Vorm van olie
of plantenvet, maar in dien van zetmeel; terwijl
de minst gevoelige, de meest
weerstandbiedende hontstnkken, die van de beuk waren,
welke zeer veel olie opspaart. Ook
notenbont, berken en lindenhont zijn olie-iyke
houtsoorten en zij geleiden slecht: wilgen,
olmen en esachen daarentegen verzamelen
zetmeel, dus droge reserve, zij geleiden den
bliksem goed.
De grove den, die 's zomers weinig of geen
olie bevat, en 's winters wel, werd in beide
jaargetijden onderzocht, met het geval dat
inderdaad de vonk büde proef in den zomer
beter doorsloeg dan In den winter.
Kunstmatig out-oliede hontstukken van de
beuk, lieten de vonk evengoed door als
eikeniiont en het kon wel niet anders of de
experimentenr moest tot de conclusie komen dat
iet hooge oliegehalte bij sommige boomen
deze beveiligt tegen het inslaan door den
allksemDe proeven werden in 1907 nog eens over
gedaan met gedeeltelijk hetzelfde resultaat;
maar de onderzoeker Wolf bracht er een
ander element in; namelijk de juiste plaats
der geleiding. Dit deed ook Eyssel in 1910.
[s het de schors, het cambinm of de dieper
gelegen lagen, het eigenlijke jonge hout, dat
den bliksem geleidt. Wolf kwam tot de
ioncluaie, op grond van proeven alweer, dat
iet cambium, de meest vochtige cylinder,
de geleider moest zijn. Evssel nam het jonge
lont als eigenlijke geleider aan, het kernhont
als iaolator.
Dit echter klopte niet geheel met de
inuaschen opgemaakte statistiek. Er waren al
vertronwbare aanteekeningen van vroeger
«n met de nieuwe kwam men tot de ont
dekking dat inderdaad eik en populier voorop
staan als bliksemaantrekkers, beuk en berk
achteraan, maar dat geen enkele boomsoort
tepaald bliksemvry is. Opmerkelijk is het,
lat de bruine beuk betrekkelijk Vaak werd
«ngetast, althans niet zoo bliksemvrij is als
Ie groene. De tusschenliggende boomsoorten
evenwel, gerangschikt naar Sun
gevaarlekteid gaven geen grond om de theorie van
'oneecn als juist aan te nemer.
Het oliegehalte kan een factor zy'n, ook
de geleibaarheid van het cambinm; het eenige
s het niet; waarschijnlijk werken verschillende
actoren samen. Ook aan den bladvorm waa
vroeger al eenigen invloed, toegeschreven.
Mij was op school al geleerd, dat de beuk
klinken, en met vreugde zal zij weer haar
instinct volgen en zich aangorden tot onge
dachte veroveringen.
EB weer zal ze de natnurkens te hulp
komen. Ofschoon ie weliswaar het genie
waardeert»heeft se toohJmmer den sterkste,
den overwinnaar, beloond. Zy kan zich niet
onttrekken aan een krachtig overwicht.
Moge de vrouw bate gruwzaamheid, haar
heftigheid wedervinden, die haar op den
overwonnene losstoraaen laat, juist omdat
hij overwonnen is, die haar zoo ver drijft,
hem te knotten.
Neem, vrij van alle controle, met uw
wedergevonden instinct, wederom uw plaats onder
de elementen in. Wees de egoïstische, wilde
moeder," die ijverzuchtig haar kinderen be
schermt, terwijl gij over hen alle rechten en
plichten uitoefent, zoolang die kinderen
lichamelijk uw bescherming noodig hebben.
Moge de man, van zijn familie bevrijd, wanneer
bij de flzieke kracht bezit, een leven vol
koenheid en verovering leiden als zoon of
vader.
Reeds in mijn Poëmes d'orgueil" en in
La soif et les mirages", heb ik sentimen
taliteit gebrandmerkt als verachtelijke zwak
heid, die de kraeht vermindert en doodt.
De wellust i»een kracht, die de zwakken
vernietigt en de sterken tot uitstortingen
van krachten, als tot vernieuwing, opwekt.
Elk heldenvolk ia zinnelijk. De vrouw i»de
verlokkendste prijs.
De vrouw moet moeder of geliefde zijn.
Ware moeders zijn altijd beseheiden gelief*
den, en omgekeerd geliefden beseheiden moe
der s. In het leven vullen beiden elkaar aan. De
barende moeder brengt met het verleden de
toekomst, de geliefde geeft uiting aan het
verlangen naar de toekomst.
Tot slot: de vrouw, die door haar tranen
en haar sentimentaliteit den man aan zich
bindt is verachtelijker dan het meisje, dat uit
louter trots haar minnaar er toe brengt, met
den revolver in de hand «ijn meerderheid
te toonen over zijn genooten. Zy toont ten
minste een energie, een betere zaak waardig.
Vrouwen, reeds te lang zjjt gy verstrikt
in moraal en vooroordeel. Keert tot uw ver
heven instinct terug, tot wildheid en gruw
zaamheid!
Drijft "w ionen en echtgenooten er toe
zich self te overtreffen, in plaats van de
mannen onder uw erbarmelijke sentimen
taliteit te brengen.
GÜbrengt ze voort. Gy vermoogt alles
over hen. Gij zijt der menschheid helden
verschuldigd. Geeft ze haar.
VALÏNTIKE DB SAINT-POINT.
AlfLB^DEI.
Hoedempeldt».
In 't voorbijgaan, en dus vluchtig, zag ik
dezer dagen in een winkel in de Kal vers t raat
iets, dat mijn hart verblijdde als een ernstige
poging, om ome barbaarsche, oogen
uitprikkende, infectie veroorzakende, hoedenspeldeu
te pensioneeren.
De hoedenbevestiger, die ze vervangen moet,
bestaat uit twee voorwerpjes in den vorm van
groote haarspelden,die volgens de beschrijving
den hoed stevig aan het kapsel vasthechten. Ik
kan natuurlijk nog niet zeggen, of het
dingsigheidje werkelijk practisch is, want ik heb
het niet geprobeerd, maar het is in elk geval
een poging, die aanmoediging verdient.
Er is echter een schaduwzijde, welke de
fabrikant niet bad mogen voorbijzien. De
fraaie hoedenspelden met haar rijk bewerkte
knoppen maken een werkelijk deel van de
modehoed uit, dienen niet alleen om het
hoofddeksel te bevestigen, maar ook om het
mi iiciMiiiMiiiiimiiiiiii immuun nu m
bliksemweerder en de eik bliksemtrekker
was, doordat het beukenblad een spitse punt ?
en het eikenblad stompe lobben heeft. En
iedereen weet: langs
spitsen vloeit de
electriciteit af, bij ron
dingen wordt
electriciteit opgehoopt tot
de spanning zoo groot
is, dat de vonk ont
staat. Dit klinkt the
oretisch best, maar
de statistiek wijst de
populier, met zyn
spitse bladpnnt, de
tweede plaats aan als
bliksemaan trekk er,
dadelyk na den elk.
Zou het de fijne
beharing der
benkenblaren kunnen zijn?
Ieder die een
electriseermachlne tot zijn
beschikking heeft,
kan zelf de proef
nemen en zal opmer
ken, dat als een
eiketilad op decondensor
gelegd wordt, er geen
noemenswaarde ont
lading rolgt, terwijl
een benkenblad ook
van de bruine beuk,
met zijn fijne beharing
merkbaar de
electriciteit doet afvloeien.
Met eikentakjes en
jeukentakjes krijgt
men niet zoo dui
delijke, maar toch
merkbare resultaten.
Na ia er pas weer
een studie verschenen
van niemand minder
dan van prof. dr. E.
Stahl, de man van
de: Flanzen nnd
Schnecken". *) Stahl
tracht aan tetooneu,
dat hoofdzakelijk de
mate van vochtigheid
van het hout de boom
soort bepaalt,
waarangs de bliksem meer
>f minder vaak den
odem of de lucht be
reikt; gesteld dat on
derscheidene soorten
>ijeen groeien. Maar
Stabl zocht het niet
uitsluitend bij het
nwendige, hy denkt
tok aan de schors.
5n zonder
experimenen, meer als verkla
ringen van de ieiten
door de statistiek
aante versieren, en aan dez»bekoorlijke 'utili
teit doen de nieuwe hoedenbevestigers niet
mede: ae s$n dood-simpel, nagenoeg in
't geheel niet zichtbaar. Bn nochtans zou
hier zichtbaarheid en sierlijkheid «eer
noodig zijn, om «e introductie te verschaf
fen, binnen het gebied der mode, waar
meer dan ergens elders het ^uiterlijke ge
wichtig en belangrijk is. Bet is een fout,
dat men dit heeft voorbij geilen... echter
geen onherstelbare font: de nieuwe vorm ui
een knap sierkunstenaar kunnen inspireeren
tot een nieuwe en origineele versiering, en
dan... begint van de Kalverstraat de victorie I
* .*
Dardanellen.
Dezer dagen las ik in De Telegraaf, dat een
Fransen journalist op de gedachte gekomen
was, een groot aantal bezoekers van een café,
waar hij zich bevond, de vraag voor te leggen:
Wat verstaat ge onder de Dardanellen?"
Deze enquête gaf natuurlijk een komisch
resultaat en biacht allerlei antwoorden, die
er totaal naast waren. Naar aanleiding daarvan
herinnerde ik mij, wat de weleer beroemde
nBareklek" van Spiritus Aaper en Spiritus
Lenis ons van de «Dardanellen" mededeelde.
De grappenmaker (vermoedelijk was de
Utrechtsche hnmorist jhr. Van Loon de
schrijver van het doldwase boekje) liet zfln
rareklekman met het beruchte tieten stokje
wijzen opeen prent,waarop de Turkiche Sultan
staat afgebeeld te midden van een aantal
dames en jupe-culotte, en de Barekiek ver
telt : .Daar heb je den sultan van Turkije te
midden van al Vn dardanellen., Die aan de
linkerkant met die rooie muts op is z'n
lijfdardanel!"... Is 't ook niet dood-natuurlijk?...
De naam der geweldige forten, die de beruchte
seeëngte beheerscben, klinkt bij uitstek vrou
welijk. Vermoedelijk is het ook aan dien
Sticntschen hnmorist te danken, dat een klein
dagmeisje in Utrecht nog steeds een dardanel
genoemd wordt?
* *
De baby.
Electrische reclame!.. Nu ja, men ziet ze
wel hier en daar in Amsterdam en elders,
maar toch doorgaans eentonig en weinig
gevarieerd. In New-York echter is dit anders;
dttr is de stad er vol van, en de ingenieurs
die deze wonderen van kleur en glans samen
stellen, sijn virtuosen in het bedenken
van noviteiten. Nochtans trok de voorgaande
maand in Broadway onverdeeld de aandacht
der menigte een reusachtig hoofd van een
zuigeling, dat, geheel uit gloeilampjes samen
gesteld, in de duisternis schitterde en straalde.
Het renzenhoofd diende ais reelame voor een
nieuw kindervoedsel, en lachte en schreide
beurtelings. Als 't droevige moment aan de
beurt was, biggelden de electrische tranen
van bliksemvuur over de wangen, en elk
dezer tranen was 2 Engetecbe voeten lang,
en 25 centimeter breed. Het kleine schatje
lachte verder een allerliefsten glimlach over
een uitgestrektheid van ongeveer vier meter.
Het geheele hoofd met krnllebol en al was
veertien meter hoog, terwijl de totale afme
tingen der reclame 28 bij 35 meter bedroegen.
Het geheel had een oppervlak van nagenoeg
dulsend vierkante meter, woog tachtig tong
en was samengesteld uit ruim 4000
electriEche lampjes. En dat alles zag men als
een vreenul InchtversehiJnBel hoog aan den
donkeren hemel, op het dak van een der
Sky-serapers.
*,*
Opgepatt t
Een goede raad voor fietarydaters! Indien
ge er prijs op stelt uw fietsbanden in goeden
staat te honden, houdt dan vooral een van
de grootste vijanden der rubber van uw
pnenmatics verwijderd, en zorg er voor dat
ge nimmer olie op uw band morst, en indien
iiiiuimiiiuimiunimuuuuiiuiuuiuiiiiiiiiuiiilHuiiiiiiiiiiuuiiuuiiii
gegeven, komt hij tot de conclusie, dat de
boom die bij een onweersbui snel van den
top tot de voet nat wordt, weinig kans heeft
Bliksemden. Illustratie uit Francé", Dta Ltben der Pflmue,
MtSJINOlUYA HïBO HlTO,
Kroonprins van Japan. Geb. 29 April 1901.
iiiiitiiiiiiiiuuiiiniiiiiuunimiiiimiuyiiiininiuiininiiiiiiniiiuiiiiiiii
ge dit doet, dat ge dew er oogenblikkely k van
zuivert. Een vetvlek op een band ia een
wond, die invreet en binnen kort een onher-'
stelbare punctnur verooruakt.
* * *
*
Een reiziger vertelt in een kleine stad in
Brazilië eenmaal bijgewoond te hebben,
dat men de stiaatlantaarns 's avonds uitliet,
omdat een zwerm vnnrvliegen, die op de
omgeving was neergestreken, meer dan vol
doende licht gaf. 't v'erhaal klinkt een beetje
Münchhanaens. Maar overigens... wat is
er tegenwoordig niet mogelijk?
Heel lang.
De langste engagementen komen voor in
Rusland en in Bohemen. In dit laatstgenoemde
land zijn ze zelfs iólang, dat Schillers
versregels :
O, dass sie e wig granen bliebe
Die schone Zeit der jnngen Liebe!
er niet zelden in den <<neest letterlijken zin
vervuld worden. Engagementen van vijftien
en twintig jaar zün er haast regel, en een
zilveren engagementifeest komt er oneindig
meer voor dan een gouden bruiloft. Als een
bizonderheid wordt nochtans vermeld, dat
deser dagen in Praag een man van negen
en negentig jaar -stierf, die vijf en zeventig
jaar met het zelfde meisje" geëngageerd was
geweest. Een paar dagen voor zijn sterven
liet bij zich ten slotte met zijn brnldje"
in den echt verbinden. Dat was geen over
ijlde stap.
***
Biotcoop.
Bij een proces te Los- Angelos werd onlangs
de bioscoop als getuige opgeroepen. Door
een toeval was een relletje in de straten, dat
tamelijk ernstige gevolgen had, op een film
vereeuwigd, die ten aanschouwe van de
geheele justitie enkele malen achter elkander
in de rechtzaal werd afgedraaid, en zooveel
bizonderheden te zien gaf, dat er scherpe con
clusies en strenge veroordeelingen op volgden.
Een nieuw en ernstig gebruik, dunkt me,
van ons moderne speelgoed.
ALLKGBA.
IIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIUIII1IIIIIIIIIIIIIIIIII1UIIIIIIIIIUIIUII
door den bliksem te worden getroffen ; zoo'n
boom is dan van de kruin tot den voet,
met blad en al door water en dus ook
door een sluier van waterdamp omgeven;
en deze damp geleidt de electriciteit zoo
goed, dat het binnenvocht van den boom
ontlast wordt en de langzame ontlading
optreedt, waarbij geen vonk overspringt.
Welke boom wordt nu het eerst nat bij
een bui? Dat is door ieder na te gaan ; in 't
algemeen de jonge hoornen en van de oudere
zijn het de beuk, de berk, de els, hagebenk ;
verder eschdoorn; ook kastanje en vogelkers.
Dit zijn alle hoornen met tamelijk gladde stam
men; terwijl de ruwe stammen voorkomen
bij eik, populier, dennen en sparren, robinia's,
wilgen.
Zooals ik in het begin zei: het volksge
loof heeft in dit geval eens gelijk gekregen,
want de eiken en wilgen en dennen waren
van oude de gevaarlijke bliksemboomen ; de
Dnltschers die meer bont" hebben dan wy
kennen er rijmpjes op; ik herinner my nog
van verleden jaar Wenn es blitzt unter
Tannen, geht von dannen, aneh von Eichen
solist dn weichen; nnr die Bnchen darfst du
snchen."
Ondanks alle verklaringen nu, die de geleid
baarheid van schorsen of hout of watervaten
tot grondslag hebben, blijft de statistiek in
dit geval de beste voorlichter.
Aan het eind van het groote werk van
E. Vanderlinden La fondre et les arbres"
waarin ruim 1100 gevallen van het inslaan
van boomen zijn besproken, en gerubriceerd
naar verschillende gezichtspunten, ook naar
den anatomischen bouw van het hout, geeft de
auteur ouder andere de volgende conclusies :
1. Populieren, eiken en naaldboomen worden
het vaakst getroffen.
2. De soort van boom, die in een bepaalde
streek het vaakst getroffen wordt, is niet
altijd de boom, welke er het meest voorkomt
maar altjjd van de soort, die het hoogst woidt
en het liefst op vrije ruimte groeit.
8. In gesloten boach slaat de bliksem lang
niet zoo dikwijls in, als in kleine
boomgroepen of in alleenstaande boomen. Hooge
boomen op een effen vlakte, loopen het meest
gevaar.
4. BJj een groep van boomen slaat de
bliksem b$ voorkeur in den hoogsten in.
5. Boomen mogen niet als bliksemafleiders
voor de vlak bij staande woning beschouwd
worden. De risico voor het inslaan in de
woning wordt grooter. Misschien komt dit
wel, doordat de boomwortels allicht onder
het huis doorgaan of doordien takken over
het huis heenbnigen.'
E. HBIMAKS.
*) Die Blitzgef&hrdnng der verschiedenen
Banmarten. Dr. E. Stahl 1912. Jena. 1. M. 80.