Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1835
van de democratische ontwikkeling der denk
beelden. Men voelt hoe langer hoe meer,
dat de zeer ernstige daad van oorlogsver
klaring niet meet kunnen geschieden zonder
de uitdrukkelijke toestemming van de ver
tegenwoordigers van hen, die de volheid
der oorlogsellende hebben te dragen. Het
schijnt absurd, dat het niet mogelijk is
zonder tussohenkdmst der wetgevende
macht een klein deel van iemands grond
bezit te onteigenen, maar dat wel de
Koning de bevoegdheid heeft een maatregel
te nemen, waardoor het leven en de be
zitting van duizenden zal worden opge
offerd.
Men moge nu al zeggen, dat de kans, dat
ons kleine land een offensieven oorlog zal
beginnen, uiterst gering is en dat dit alles
slechts theoretische waarde heeft, daar wij,
eenmaal aangevallen wordend, wel niet
anders zullen kunnen doen dan ons ver
dedigen, maar hier kan tegenover gesteld
worden, dat de grondwet nu eenmaal de
mogelijkheid van een offensieven krijg
onderstelt. Is dit zoo, dan omkleede men
het recht van 'oorlogsver klaring ook met de
daarbij behoorende bepaling, dat dit niet
kan geschieden buiten de Staten- Generaal
om. Het budget- recht der Staten- Generaal
na oorlogsverklaring, dat wel eens als cor
rectief voor onbezonnen koninklijke hande
ling wordt aangeprezen, is slechts een for
maliteit: weigering van credieten, nadat de
oorlog verklaard is, levert den Staat onvoor
waardelijk over aan den vijand ; dit zou
kortweg krankzinnigheid zijn.
Een grondwet is geex gelegenheidswet,
die zich aanpast aan wellicht zeer tijdelijke
toestanden. Ze is meer, en herziening van
de grondwet moet meer zijn dan nadere
codificatie van hetgeen als recht is gegroeid
in het volksbewustzijn. Het moet veeleer
zijn: uitbouwen op ruimen voet om ont
wikkeling van het recht op nationalen
grondslag mogelijk te maken, gevoelens
belijden, waaruit de geest van het Staats
bestel" blijkt en tot regelmatigen groei dier
beginselen den weg openen. Zoolang ons
staatsrecht nog den parlementair-monar
chalen regeeringsvorm erkent en het
Nederlandsche volk van geregeerden, mede
regeerders zijn geworden", behoort de
grondwet te erkennen, dat een daad, die
van onberekenbaren invloed kan zijn op
het wel en wee van do geheele natie, zelfs
op het voortbestaan van het Rijk, niet moet
kannen voltrokken worden buiten den wil
van de vertegenwoordigers des volks om.
Dat de in meerderheid rechtsche Com
missie, waarin mannen als Euyper en
Lohman wel niet nagelaten zullen hebben
meeningen te verdedigen als van Stein :
der König ist ganz notwendiglnhaber der
höchsten geaetzgebenden und vollziehenden
Gewalt, der Name des Eönigs ist die
absolute Voraussetzung jedes Staatsacten",
geen wijziging van art. 58 heeft voorge
steld, wekt, het werd reeds opgemerkt, geen
verbazing, maar wel bevreemdt het, dat
van de linksche leden der Commissie, die
van het recht om van afwijkende meeningen
bij afzonderlijke nota blijk te geven, zulk
een ruim gebruik gemaakt hebben, niemand
is opgekomen voor de opneming van een
bepaling, die logisch voortvloeit uit het
sedert 1848 op het democratische beginsel
gebouwde Nederlandsche staatsrecht.
Adeldom.
Art. 65 verklaart aanneming van vreem
den adeldom door een Nederlander niet
mogelijk en de Commissie wil in dit artikel
friniifiimiiiiinmififfiiiffiiiimfiiiiiiiiiiiniiiiiiniiinniMmiiiuiiiiimii
EEN OPVLAMMING
DOOR
HESSEL JONGSMA.
(Slot.)
Hero Zandstra was uiterst gevoelig voor
onrecht en leed, en toen hij vermoedde,
dat Go veel verdriet had en hij uit brok
stukken gesprek opmaakte, dat er iets in
haar leven gebeurd was, wat geheim ge
houden moest worden, was zij hem een
groote symphatie geworden. Zij boeide hem
door haar rijpe vrouwelijkheid; hij kon,
zonder dat iemand 't merkte, heele tijden
naar haar zien, hoe ze gebouwd was, hoe
ze 't hoofd hief en gebaarde. Maar hij zou
haar nooit hebben durven naderen om zijn
bewondering alleen; doch toen hij meende,
dat zij hulp kon noodig hebben, maakte
hij zich op om haar bij te staan. En zijn
teedere vrouwevereering groeide uit tot
ridderlijkheid, gespannen tot daden.
Hij was nu al twee maanden in zijn
nieuwe kosthuis, en ofschoon hij zijn toe
genegenheid dikwijls deed blijken, vermeed
Go hem opzettelijk.
Hij zei aan tafel zulke scherpe dingen,
zoo hard en onmeedoogend, waar het onrecht
of moedwillige nalatigheid betrof, dat ze
vanzelf de gedachte kreeg, dat hij haar
wel zeer minachten moest. Wanneer ze dan
toch uit zijn oogen veel warmte en toege
wijdheid opving, waaruit ze kon denken,
dat hij van haar hield, was ze nog meer
op een afstand, omdat ze zich hem niet
waard voelde...
Deze eigenaardige verhouding maakte
hen beiden triest en gedrukt, tot Hero er
kortweg een einde aan wilde.
Een avond, dat Piet een examen aflegde
in Amsterdam, kwam hij haar in zijn plaats
halen. Met bleeke, ontroerde gezichten
stonden ze tegenover elkaar.
Als ze ons zien, zei Go met ingenepen
keel, schuwig rondkijkend in de lichte straat.
Dan zien ze ons! zei de jongen
geforceerd-luid, zijn ontroering moeilijk be
dwingend nu hij haar naast zich bewegen
voelde. Ik wil je spreken, 't Kan zoo
niet langer, Go ... Zeg es, heb je wat tegen
me.. .
Nee, hoe dat ?
Je loopt me uit den weg. Aan tafel
zijn we goed met elkaar. Jij helpt mij, ik
help jou. Maar zoo gauw kom j e me in huis
tegen, of ergens anders, dan ben je op 'n
afstand. En 't kan me niks schelen, als ik
maar weet waarom!
Toe ga nou asjeblieft weg. . . Laten
ze ons niet samen zien. . .
Wat zou dat ? Je mag met mij gezien
worden. En wie d'r wat van zegt, krijgt
met mij te doen. . .
Er omkoesterde Go een heerlijke, sterke
kracht uit de weldaad van zijn warme,
niets veranderen. Toch roept dit artikel
den zonderlingen toestand in de wereld,
dat iets verboden wordt zonder dat de
mogelijkheid bestaat tot handhaving door
straf bij ovettreding. Lohman verontschul
digt dit door op te merken, dat overtreding
ondenkbaar of de overtreder ontoereken
baar moet worden geacht, maar dit Inkt
een te goedkoope verdediging van een be
paling in een grondwet.
Toen dem adel als stand voorrechten
werden toegekend, konden dergelijke be
palingen eenig nut hebben, maar nu is er
«iets dat belet tóch vreemden adeldom te
aanvaarden. De strafwetgever heeft van
de gelegenheid om aan de overtreding dezer
bepaling een poenale sanctie te verbinden
geen gebruik meenen te moeten maken, de
wet op het Nederlanderschap kent aanne
ming van vreemden adeldom niet als reden
van verlies van dien staat. Alleen worden
gepensioneerde landsdienaren in de pen
sioenwet met verlies van pensioen bedreigd,
indien zij zich aan overtreding van art. 65
schuldig maken, maar de rest van het
Nederlandsche volk kan dit artikel naar harte
lust overtreden. Trage: wat nut heeft het
in de grondwet een bepaling, als in de 2e
alinea van art 65, te handhaven? Mocht
iemand hier over nadenken, dan zij hem
tevens aanbevolen naar aanleiding van de
eerste alinea: de Koning verleent adel
dom', te overwegen de vraag, welk volksbe
lang in onzen modernen tijd nog gediend
wordt door handhaving van een versteende
instelling, als door den Koning verleenden
adeldom, in de grondwet.
(Wordt vervolgd.) Van E.
Sociale
Mtarbeii ia te
Naar mijne overtuiging en erva
ring hebben de vakvereenigingen
uitnemend gewerkt."
ANDKEW CAKSEGIE.
Er is aanleiding, da aandacht van het
§ubliek in ruimeren kring te vestigen op
en merkwaardigen strijd, dien op dit
oogenblik in de glas-industrie in Nederland ge
voerd wordt door de in deze industrie
werkzame arbeiders, onder leiding der vak
vereenigingen, tot afschaffing van den
nachtarbeid in de glasfabrieken.
Hen, die niet onverschillig zijn voor het
streven van menschengroepen, om, na jaren
lijden, eindelijk door eigen kracht aan
dat Igden eenigszins zich te ontworstelen;
meer licht in het leven, meer
menschwaardig leven, deelachtig te worden, hen
moet ook deze strijd wel interesseeren.
Het is een der meest sympathieke elemen
ten in den yakvereenigingstrijd der arbeiders,
dat, terwijl het kapitaal in de groot-industrie
steeds de tonden z heeft, den technischen
vooruitgang allén aan de winst der onder
neming ten goede te doen komen, dór dien
strijd de belangstelling der arbeiders gewekt
wordt niet slechts voor hooger loon, hoe
zeer ook het eerst aoodige dikwijls en de
voorwaarde voor andere verbeteringen, maar
ook voor lotsverbetering in moreel opzicht,
voor verbeteringen in hygiënisch opzicht,
voor verbeteringen van algemeen-socialen
aard, voor verbeteringen die op haar beurt
weer de voorwaarde zijn voor een hooger
moreel peil, beter gezinsleven, voor het
waardeeren van de meer geestelijke
goedetrotsche woorden en 't deed haar zelf pijn,
toen ze zei:
Ga toch weg... Als 'k het nou lie
ver heb...
Goed, 'k zal wel gaan! 'k Smeek er
niet om! Dank je. Maar ik moet je spre
ken. Ik heb récht om 't te vragen... Maar
't is zoo, je bent verloofd, hè...
Go voelde spot in zijn stem en dat maakte
haar opstandig... Ze was geen kind, al was
ze dan verloofd,.. Dat moest ie niet van
d'r denken... Ze flapte er uit:
Da's geen bezwaar.
Laten we dan meteen afspreken. Dan
hoef 'k je niet langer te hinderen.
Go had nu berouw van haar uitval... Ze
zag op tegen 't gesprek met den jongen,
dien ze soms als een altijd-controleerend
geweten voelde.
Hoor es, 't gaat toch niet. Ik zou er
voor moeten liegen...
Vind jij liegen soms rg? Ik niet!
Als je belogen wordt, geef je erzelf aan
leiding toe. Een goed, rechtvaardig mensen
wordt niet belogen... Als ze jou thuis
dwingen om te liegen, nou, dan lieg je..
Dat hoeft je niet eens te raken. Da's hun
schuld, niét de jouwe... Maar als je niet wilt?
Ze voelde zijn trots branden door die
laatste woorden en zei:
Willen wel, maar...
Als je wil, dan wil je... Kom Zondag
avond op de Dood weg... Doe je 't?...
Mooi... Ik heb zqo'n gevoel, dat 't erg
goed zal zijn, voor jou en voor mij... Daag...
Hij lichtte even mechanisch zijn hoed en
schoot een donker zijstraatje in. Go bleef
hem nakijken, gebonden aan zijn sterken,
zelf-bewustan stap. Terwijl ze naar huis
ging, moest ze telkens met ondeugenden
spot bedenken, hoe ze als verloofde vrouw
een afspraak gemaakt had met een anderen
jongen...
Hou ju ook zoo van de nacht, Go?
Zijn stem klonk, na 't lange zwijgend
wandelen, onzeker, of ze zich nog niet
oriënteerde van hem tot haar.
Ik weet niet... Ik ben er geloof ik
dikwijls bang voor...
Ik zou bang kunnen zijn voor de
dag... Dan zie je alles zoo hard en gena
deloos. .. De nacht verzacht...
Nou je 't zegt, ja, nou voel ik het wel...
't Is zoo logisch, Go... Ik begrijp nooit,
waarom de menschen de nacht somber
vinden... Niemand gebruikt de nacht als
een beeld voor vreugde, of liefde. Ik vind
de nacht juist heelemaal liefde. Liefde ver
goelijkt, verzacht en heelt... Dat doet in
mijn oogen de nacht ook... Ik kan' me
voorstellen, dat je in 't daglicht van geen
enkele vrouw zoudt kunnen houen en
's nachts wel...
Wat denk jij «liep over alle dingen...
Go zuchtte en keerde zich naar hem toe.
Je dacht aan Piet, hè?
Ze knikte met afgewende oogen... Beiden
zwegen, zagen uit in den nacht, die als een
geheime schoonheid om hen heen lei...
ren des gemeenschapslevens, die op den
duur ook voor de arbeiders te bereiken
moeten zijn.
Door allen feilen strijd heen, blijft dit
beschavingswerk, nu niet in de binnen
landen van Afrika, maar in onze
onmiddelyke omgeving, de taak der
vakvereenigimg; daarom van zoo enorme waarde,
omdat het in dien strijd de arbeiders zélf
zijn, die door eigen strijd, d. i. door sterk
bewustzijn van het goede, het noodzake
lijke dier verbeteringen, deze verkrijgen en
daardoor deze verbetering blijvende goede
gevolgen heeft.
De strijd gaat om de afschaffing van den
nachtarbeid.
De glas-industrie is, zooals men weet,
tot nu toe in ons land en in Duitschland
een continu-bedrgf, hetwelk jaren lang het
voorrecht bovendien genoten heeft van ge
bruik te mogen maken van den nacht
arbeid ook van jeugdige mannelijke per
sonen op een leeftijd, gedurende welken
dezen in andere, minder ongezonde be
drijven was verboden. Aan dit voorrecht,
steeds weer door uitzonderingsbepalingen
in de Arbeidswet toegestaan, is nu sedert
l Januari 1912 een einde gekomen, en nu
verkeerde de glas-industrie in dezelfde
positie als alle andere bedrijven. Het kon
zijn continu-bedrijf voortzetten met behulp
van personen boven de 16 jaar.
Doordien derhalve de nachtarbeid van
de jongens, voor wie hij thans verboden
is, door ouderen in den regel oude
mannen en minderwaardige krachten
verricht moest worden, en .dit geschiedde
door allerlei saamgeraapte elementen, is
derhalve het onaangename van den nacht
arbeid nog toegenomen, en dit ging vlakin
tegen het al sinds jaren bestaande streven
van de arbeiders, om den nachtarbeid te
verminderen, ja, om dezen gehaten nacht
arbeid geheel te doen verdwijnen.
Nachtarbeid, onnatuurlijk als hij is en
abnormaal inwerkend zoowel op het lichaam
als op het gezinsleven, wordt meer en meer
door de arbeiders gehaat, naarmate zij door
den invloed der organisatie op hooger mo
reel en sociaal peil komen. Waar deze nu
door den aard van het bedrijf, als bijv. op
stoomschepen op zee, onvermijdelijk is, zou
verzet daartegen natuurlijk dwaasheid zijn
en moet in afwisseling van personen die
hem verrichten, en in korteren dan gewo
nen werktijd, een equivalent gezocht wor
den. Maar in de industrieën waar de
nachtarbeid niet onvermijdelijk, maar alleen
uit industrieel oogpunt voordeelig, gemak
kelijk is, of beter gezegd: waar zijn af
schaffing geen technisch-onoverkomelijke,
maar feitelijk slechts financieele bezwaren
in den weg staan, daar komt vroeg of laat
onweerstaanbaar de eisch: weg met dien
nachtarbeid l Daaruit moge strijd ontstaan,
en daarbij mogen de ondernemers al goede
technische argumenten kunnen aanvoeren,
wanneer de arbeiders evenzeer technische
argumenten hebben voor hunne stelling,
dan staan zij toch eigenlijk oneindig veel
sterker, want zij hebben de moreele argu
menten zósterk aan hunne zijde, z
klaar en overtuigend voor elkeen die ge
voelt dat de afschaffing van den nacht
arbeid een voordeel moet zijn, dat, indien
de zaak zóligt, het publiek wel de zijde
van de arbeiders moet kiezen.
En zóligt inderdaad de zaak.
Een andere conclusie is niet mogelijk,
ook wanneer men nóg zoo zorgvuldig
kenEr was geen geluid dan hun gedoofde stap
pen in 't zand en 't geruisen der vol-bladige
elzen-boschjes als de wind er achteloos
over streelde ?. ?
Hero gevoelde zich wat gekrenkt door
haar denken over Piet... Haar verloofde
drong zich tusschen hen in op 'n moment,
dat hij zich veel nader aan haar voelde.
Hij zag in haar de mooie, hooge vrouw, die
je naderen moest met grooten innerlijken
eerbied en die je in haar fijne wezen geen
pijn mocht doen. Een vrouw was een wonder,
en dat moest je waardeeren... En die knul,
die hark met zijn stijve heeren-maniertjes,
waardeerde dat niet...
Waarom ga je eigenlijk met die knul!
viel Hero uit...
- Och...
Nee, niet ch... Zeg dan: 't gaat je
niet an...
Je bent nog zoo jong ...
Kom me asjeblieft niet met
grootemenschen-smoesjes aan l Daar vind ik je
te hoog voor staan!
Och, 't is geen smoesje.... Ik wou 't
voor je wèghouen. Als 't iets prettigs was,
vertelde ik 't je graag....
D'r is wat met je Ik wét 't
'n Geheim of zoo iets. Ik merk 't soms an
je moeder. En ik heb zoo'n gevoel of ze je
die heele Piet Vredemeyer opgedwongen
hebben. Enfin, dat gaat me niet aan. 't Zou
lijken of 'k voor mezelf pleitte Maar
weet je nog, die avond, dat ik kwam ? Toen
we ruzie hadden? Ze zei toen, dat je
fatsoenlijk was. Tenminste nou, zei ze d'r
achteraan.... Was je vroeger niet fatsoenlijk ?
Och, nee, vraag maar niet.... Eigenlijk....
Nee, ik zeg toch niks.... 't Is heusch erg....
Ik vind niks rg en niks onfatsoenlijk....
Ik vind alles mensehelijk.... Maar dat jij
met die Piet Vredemeyer verloofd bent,
vind ik nou erg, en nmenschelijk erbij.,..
Toe, zeg es wat, je bent zoo stil....
Als je 't met alle geweld wil weten....
Nee, zoo wil 'k niet weten. Je moet
't prettig vinden om 't aan mij te vertellen.
Ik wil geen gunst van je
Ik vind 't prettig Heusch 'k
Loop er al zoo lang alleen mee.... Maar
je zult me slecht vinden Vind dat dan
maar... 't kan me niks meer schelen
ook Ik was vroeger heel anders dan
nou.... Ik was heel mooi en gaf erg om
jongens Vooral toen 'k'n jaar of zestien
was.... En de jongens waren dol op mij.
Ze hebben thuis al twintig jaar
kweekelingen Nou, die vonden 't eenig 'n meisje
in huis, dat snap je. En ik niet minder; ik
flirtte en koketteerde met ze, zonder te
vragen of 't goed was. Ik leefde voor m'n
genot en dat was stoeien met jongens....
Vader en moeder moedigden dat aan, want
die zagen me graag verloofd met 'n onder
wijzer?O, als 'k daar aan denk. Ze lieten
alles passeeren en bekommerden zich er niet
over, hoe 't er in m'n hoofd uitzag.... En
wat er in m'n lichaam gistte begrepen ze
heelemaal niet Ik zat soms uren b\j de
jongens op de kamer en dan maakten we
nis neemt van hetgeen van beide, in strijd
zijnde partijen wordt aangevoerd.
De arbeiders beweren dat om geen enkele
doorslaggevende reden de nachtarbeid in
de glasblazerijen behoeft te worden gehand
haafd. De Secretaris van Bond van arbei
ders in de glasfabrieken, S. P. Baart, die
in de vakbeweging den naam heeft van
een ernstig, beraden en in het optreden in
de vakvereeniging een zeer voorzichtig man
te zijn, schrijft in Het Volk" van 27 Juli:
In vroeger jaren kon men zeggen, dat
de nachtarbeid der glasblazers onvermijde
lijk was. Het was in den tijd dat het glas
in potten werd gesmolten. Deze potten
moesten dan ledig gewerkt worden en de
arbeid moest aangevangen worden, op elk
uur van den dag of yan den nacht, zoodra
het glas voldoende gesmolten was. De ar
beidstijd eindigde dan als de pot ledig was,
en de glasmaker begon weer als de smelter
zijn werk had verricht."
Maar waar nu reeds meer dan een halve
eeuw de steenkool- en gas-ovens in werking
zijn, die het mogelijk maken, om op elk
uur het werk te beginnen niet alleen, maar
die ook het gesmolten glas dagen lang
kunnen bewaren zonder bederven, indien
men slechts zooveel steenkool er aan be
steedt dat de hitte niet al te veel daalt,
nu kan men niet anders dan ook den ar
beider het verwijt maken dat zij veel te
lang in den ouden sleur hebben voortge
leefd, door niet vroeger ernstige pogingen
te doen om van het monster nachtarbeid
verlost te worden."
Ten opzichte van het concurrentie-argu
ment wijst de heer Baart op de groote
witglasfabrieken te Maastricht, die nu reeds
8 jaar lang zonder nachtarbeid met groot
succes de concurrentie tegen de Belgische
fabrieken volhouden.
Voor de flesschenfabrieken verlangen de
arbeiders slechts, dat hen voor de
moordend-zwaren nachtarbeid, het
twee-ploegenstelsel zal worden toegestaan, met elk een
arbeidstijd van 8 uur, zoodat de fabriek
werkt van des 's morgens 5 tot des 's avonds
10 uur.
Moordend noemen zij den nachtarbeid!
Een verschrikking is bij hen geworden l
Het werk van den glasblazer", zegt
bovengenoemde S. Baart, is zózwaar en
afmattend, zózenuwprikkelend, en moet
in zó'n ondragelijke atmosfeer verricht
worden, dat er maar weinige glasblazers
zijn die het een paar weken uithouden
zonder eenige dagen wegens ziekte
enafmatting te verzuimen".
De arbeiders willen den nachtarbeid niet
langer!
Men moet deze arbeiders kennen, hen
gezien hebben, hebben waargenomen hoe
zij jaren lang in doffe berusting voortleefden,
om te weten, dat wanneer zij zóals thans,
zóeendrachtig, zóspontaan, zómet het
gevaar voor oogen van maanden lang tegen
o ver machtig sterke werkgevers te moeten
strijden, er een geweldige, ontroerende aan
drang bij hen aanwezig moet zijn geweest
om van dat monster" verlost te geraken!
Daarvoor verdient deze strijd, ontbrandt
uit het verlangen naar minder lichaamswee,
naar meer gezondheid, meer
menschelijkheid, het diepste respect, en den hartelijksten
steun van allen die iets gevoelen voor het
opwaartsche streven der georganiseerde
arbeiders!
De Nieuwe Courant van 16 en 20 Augustus
bevat eenige artikelen over den strijd,
waarin, naar ik mag aannemen, wordt
gegekheid en niet eens altijd zoo onschuldig.
Maar daar heb je niks an Ik kan er
nou wel om huilen, als ik alles bedenk....
Toen ik negentien was kregen we weer
nieuwe jongens, 'n vierde jaar Een was
er bij, die 'k direct erg graag mocht, 't Was
'n eenige kerel, 'n echte artist. Hij kon
machtig mooi teekenen en viool spelen en
hij schreef ook. En soms publiceerden ze
wel es wat van 'm. En altijd kwam hij
naar mij toeloopen omdat ie wiet, dat 'k
belang in hem stelde en hem begreep. Jan
Verdonk heette ie Je hebt misschien
wel es wat van 'm gelezen?
Jawel, hij schrijft heel goed?Ga nou
door
Jan Verdonk was net zoo gevoelig voor
meisjes als ik voor jongens. Hij had al heel
wat amouretjes achter den rug en vond dat
niks erg. Hij beweerde, dat 't hem toekwam,
dat ie er recht op had.... Ik vond dat
natuurlijk eenig in hem en de nonchalance,
waarmee hij dergelijke verhoudingen be
handelde, pakte mij in Ik begreep,
dat 't mij ook toekwam om me uit te
leven, zooals hij dat noemde... Het beetje
vrouwelijke reserve, dat ik tegenover de
anderen nog bewaard had, gaf ik tegen
over hem geheel prijs... Dat vond ik toen
kranig en flink en ik zag me zoo'n eenig
vrij en ongebonden mensch worden... Jan
en ik waren altijd samen en op 't laatst
konden we niet meer buiten elkander...
En we wilden ook niet buiten elkander...
We hadden immers récht om ons uit te
leven... We waren gezonde, jonge men
schen met een warme levenskrachtigheid...
Luister je nog ? ... Je tegrijpt wel hé...
We hebben ons uitgeleefd, zorgeloos en
lachend, met geen enkele gedachte dan aan
ons menschenrecht om in elkaar gelukkig
te wezen... Wat dachten wij er aan, dat
we ingekerkerd zaten in een maatschappij?...
Wij voelden ons n met de natuur, met
den jubel en de kracht ervan, en we gaven
enkel om natuurwetten... Wij hoorden bij
elkaar, dat was onze diepste leef-overtuiging
en aan de rest hadden we maling... Met
bedachtzaamheid en redeneering spotten wij
van de hoogte onzer vermeende zuiverheid...
Wij zouden zelfs brengers van een Blijde
Boodschap zijn... Wij zouden een nieuw
zuiver leven prediken... Propagandisten
van de daad zouden we zijn en de wereld
revolutioneeren... Ik was 't volmaakt met
Jan eens, want 't waren meest zijn gedach
ten. .. Je begrijpt me wel... Of nee, nog
niet... Mijn vader en moeder, die Jan niet
mochten, hebben ons systematisch
bespionneerd... Ze hebben OHS betrapt... Die arme
jongen... Hu werd van school gestuurd vlak
voor zijn examen... En ik was 'n slet, ik
was 'n meid van de straat, ik was... 'k
weet 't niet allemaal meer... Ik vond de
schande voor Jan en mij het ergst, maar
zühun fatsoen... Ik wou wegloopen, maar
ze sloten me op... In de keuken... Op zol
der. .. Overal... Ik ben in anderhalf jaar
niet op straat geweest... Ze hebben me ge
trapt met hun fatsoen... Eerst was ik woest,
tracht, het standpunt der werkgevers toe
te lichten. In het eerste artikel worden de
kleinere, bijkomstige kwesties behandeld,
en o. m. medegedeeld, ia de onderstelling
dat het
velen niet onverschillig zal zijn, te
weten welke ongeveer de loonen in
dit bedrijf zijn,"
de weekverdiensten varieeren tusschen de
45 en 60 gulden per week, waarvan de glas ?
blazer den steller en den aanvanger betalen
moet. Voor den glasblazer blijft dan om
streeks ? 30, voor den steller ? 15 en voor
den aanvanger ? 7.50. Het moge interessant
zijn, dit te weten, het doet tot de kwestie
zelf niets af.
In het tweede artikel wordt toegegeven
dat de arbeid van den glasblazer inspannend
en vermoeiend" is. Echter meent het blad,
dat het hooge loon, waarvoor zij goede
voeding kunnen bekomen, en het lichaam
goed kunnen verzorgen, als keerwapenen
tegen de grootere physieke inspanning", in
aanmerking genomen moeten worden. Voorts
meent het blad, dat, als de glasblazers nog
meer dan ze nu reeds doen onder den
invloed der organisatie, het drinken nalaten,
'ze er nog beter tegen zullen kunnen.
... En de nachtarbeid ?
Daarover bevat het tweede artikel, dat
in den aanvang heet, er geheel aan te
zullen worden gewijd, maar een klein, heel
klein zakelijk stukje. Ook daarin wordt
alweer toegegeven dat de nachtarbeid nóg
meer inspanning vergt dan bij dag."
Het glasblazerswerk maakt het
lichaam in hooge mate vermoeid, en
de slaap gedurende de stille nachtelijke
uren is daartegen betere remedie, dan
bedrust overdag...
Welnu, en verder?
Het eenige, louter het eenige wat aan
gevoerd wordt, is, dat, volgens de werk
gevers het bedrijf er *e zwaar door zal
worden getroffen; dat
bij lange na niet alle fabrieken er
goed voor staan;
dat de steenkolen duurder zijn geworden;
dat de invoering der arbeidswet veel kosten
na zich hebben gesleept; dat de jaarpro
ductie zal worden verminderd, en de prijzen
niet verhoogd mogen worden ...
Niets van technischsche onmogelijkheid.
Geen enkel bewijs.
Slechts losse beweringen, zólos, dat
men er toch waarlijk een zoo physiek en
moreel deprimeerende instelling als den
nachtarbeid, die ook volgens de beschrij
ving in de N. Crt." wel enorm sloopend
moet zijn, er mee te rechtvaardigen.
Het is ter wille van de gezondheid en
het gezinsleven, ter wille von het moreele
en sociale peil van 1600 arbeiders, te
hoopen, dat het met de conservatieve be
drij fsge woon te van den nachtarbeid in de
glasfabrieken een eind neemt.
KronieK der Getóbteii.
XII.
Meer nog dan hij, die zich tot taak stelt
welk ander vak ook der literatuur te
beoorstond ik op en sloeg de boel stuk tot ze me
vastbonden... Maar langzamerhand hebben
ze me genekt... Nou weet je 't... Ik werd
tam, onderdanig, ik kroop om 'n gunst...
Want 'k had niets in m'n levea, geen licht,
geen lucht... Ik moest alles vragen... En
bij alles moest ik het hoor en... M'n moeder
is een kreng voor me geweest... En toen 'k
een keer meerderjarig was, och, toen had
'k geen fat meer... De spirit was er uit...
En ik was bang, dat ze 't van thuis overal
vértellen zouden... En toen heb 'k hun
stilzwijgendheid gekocht met Piet... Nou
weet je 't...
Er viel langen tijd geen woord... Hero
had de behoefte om 'n hand op haar schou
der te leggen, maar hij huiverde terug voor
zó'n vreugde. God, gou, wat had die een
récht op geluk... Krengen, die ouwelui...
Had ie direkt gedacht... Maar ze kregen
nou de wind van voren... Desnoods werd
ie maar voor goed weggejaagd... Wat zou
ie 'r helpen...
't Is goed, dat 'k 't weet, begon hij
haperend... Hoor es, kan 'k wat voor je
doen... Ik zal je helpen... Je kunt altijd
op me rekenen. Ja ?...
Jo Meertens was na haar engagement met
Hero Zandstra 'n ander mensch. Het was
of haar de jeugd aan alle kanten bottend
uitbrak en ze had een weelde-ge voel of er
iets in haar in bloei moest springen. Levens
lust stroomde als een driftig-mousseerende
drank door haar aderen en maakte haar
dronken van louter jolijt en overmoed. Ze
deed of ze zich op haar donkere trieste
jaren wreken moest en gooide zich met
gretige belustheid in 't leven, waarvan ze
met open handen en wijde armen nu nog
schatten verwachtte, 'n Mensch van dertig
jaar kon nog jong zijn, als 'c geluk maar
in de oogen brandde en er maar levens
drift door de polsen jaagde.
Ze was voor haar gevoel teruggegaan in
haar leven en ze dankte het lot, dat haar
de kans gaf al die mislukte jaren nog eens
over te doen en er iets beters van te maken,
voor zich zelf en voor anderen.
Van 't eerste oogenblik af, dat ze wist,
dat Hero zijn jonge leven vol beloften aan
haar geven wilde, was ze doortastend en
met ongewone zelfstandigheid opgetreden.
Ze had Piet afgeschreven en haar moeder
voor 't fait accompli geplaatst, dat deze met
de grofste tegenweer niet ongedaan kon
maken. En Hero zelf was beneden gekomen
om te zeggen, dat Go en hu zich als toe
komstige vrouw en man beschouwden.
dat hij alles van haar vroeger leven wist
en daarover dus geen woord hooren wilde.
Hero was princelijk- trotsch op zijn liefste
en had overal met haar willen praten, dat
ieder zou getuigen kunnen hoe goed en mooi
ze was. Zonder dat hij 't zichzelf wilde
bekennen, streelde 't hem ook wel, dat een
zoo rijpe, ervaren vrouw, met zooveel
doorleefds achter zich, hem wilde. Hij kon de
eerste weken zijn geluk niet op, hij sloeg