De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 25 augustus pagina 2

25 augustus 1912 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1835 van de democratische ontwikkeling der denk beelden. Men voelt hoe langer hoe meer, dat de zeer ernstige daad van oorlogsver klaring niet meet kunnen geschieden zonder de uitdrukkelijke toestemming van de ver tegenwoordigers van hen, die de volheid der oorlogsellende hebben te dragen. Het schijnt absurd, dat het niet mogelijk is zonder tussohenkdmst der wetgevende macht een klein deel van iemands grond bezit te onteigenen, maar dat wel de Koning de bevoegdheid heeft een maatregel te nemen, waardoor het leven en de be zitting van duizenden zal worden opge offerd. Men moge nu al zeggen, dat de kans, dat ons kleine land een offensieven oorlog zal beginnen, uiterst gering is en dat dit alles slechts theoretische waarde heeft, daar wij, eenmaal aangevallen wordend, wel niet anders zullen kunnen doen dan ons ver dedigen, maar hier kan tegenover gesteld worden, dat de grondwet nu eenmaal de mogelijkheid van een offensieven krijg onderstelt. Is dit zoo, dan omkleede men het recht van 'oorlogsver klaring ook met de daarbij behoorende bepaling, dat dit niet kan geschieden buiten de Staten- Generaal om. Het budget- recht der Staten- Generaal na oorlogsverklaring, dat wel eens als cor rectief voor onbezonnen koninklijke hande ling wordt aangeprezen, is slechts een for maliteit: weigering van credieten, nadat de oorlog verklaard is, levert den Staat onvoor waardelijk over aan den vijand ; dit zou kortweg krankzinnigheid zijn. Een grondwet is geex gelegenheidswet, die zich aanpast aan wellicht zeer tijdelijke toestanden. Ze is meer, en herziening van de grondwet moet meer zijn dan nadere codificatie van hetgeen als recht is gegroeid in het volksbewustzijn. Het moet veeleer zijn: uitbouwen op ruimen voet om ont wikkeling van het recht op nationalen grondslag mogelijk te maken, gevoelens belijden, waaruit de geest van het Staats bestel" blijkt en tot regelmatigen groei dier beginselen den weg openen. Zoolang ons staatsrecht nog den parlementair-monar chalen regeeringsvorm erkent en het Nederlandsche volk van geregeerden, mede regeerders zijn geworden", behoort de grondwet te erkennen, dat een daad, die van onberekenbaren invloed kan zijn op het wel en wee van do geheele natie, zelfs op het voortbestaan van het Rijk, niet moet kannen voltrokken worden buiten den wil van de vertegenwoordigers des volks om. Dat de in meerderheid rechtsche Com missie, waarin mannen als Euyper en Lohman wel niet nagelaten zullen hebben meeningen te verdedigen als van Stein : der König ist ganz notwendiglnhaber der höchsten geaetzgebenden und vollziehenden Gewalt, der Name des Eönigs ist die absolute Voraussetzung jedes Staatsacten", geen wijziging van art. 58 heeft voorge steld, wekt, het werd reeds opgemerkt, geen verbazing, maar wel bevreemdt het, dat van de linksche leden der Commissie, die van het recht om van afwijkende meeningen bij afzonderlijke nota blijk te geven, zulk een ruim gebruik gemaakt hebben, niemand is opgekomen voor de opneming van een bepaling, die logisch voortvloeit uit het sedert 1848 op het democratische beginsel gebouwde Nederlandsche staatsrecht. Adeldom. Art. 65 verklaart aanneming van vreem den adeldom door een Nederlander niet mogelijk en de Commissie wil in dit artikel friniifiimiiiiinmififfiiiffiiiimfiiiiiiiiiiiniiiiiiniiinniMmiiiuiiiiimii EEN OPVLAMMING DOOR HESSEL JONGSMA. (Slot.) Hero Zandstra was uiterst gevoelig voor onrecht en leed, en toen hij vermoedde, dat Go veel verdriet had en hij uit brok stukken gesprek opmaakte, dat er iets in haar leven gebeurd was, wat geheim ge houden moest worden, was zij hem een groote symphatie geworden. Zij boeide hem door haar rijpe vrouwelijkheid; hij kon, zonder dat iemand 't merkte, heele tijden naar haar zien, hoe ze gebouwd was, hoe ze 't hoofd hief en gebaarde. Maar hij zou haar nooit hebben durven naderen om zijn bewondering alleen; doch toen hij meende, dat zij hulp kon noodig hebben, maakte hij zich op om haar bij te staan. En zijn teedere vrouwevereering groeide uit tot ridderlijkheid, gespannen tot daden. Hij was nu al twee maanden in zijn nieuwe kosthuis, en ofschoon hij zijn toe genegenheid dikwijls deed blijken, vermeed Go hem opzettelijk. Hij zei aan tafel zulke scherpe dingen, zoo hard en onmeedoogend, waar het onrecht of moedwillige nalatigheid betrof, dat ze vanzelf de gedachte kreeg, dat hij haar wel zeer minachten moest. Wanneer ze dan toch uit zijn oogen veel warmte en toege wijdheid opving, waaruit ze kon denken, dat hij van haar hield, was ze nog meer op een afstand, omdat ze zich hem niet waard voelde... Deze eigenaardige verhouding maakte hen beiden triest en gedrukt, tot Hero er kortweg een einde aan wilde. Een avond, dat Piet een examen aflegde in Amsterdam, kwam hij haar in zijn plaats halen. Met bleeke, ontroerde gezichten stonden ze tegenover elkaar. Als ze ons zien, zei Go met ingenepen keel, schuwig rondkijkend in de lichte straat. Dan zien ze ons! zei de jongen geforceerd-luid, zijn ontroering moeilijk be dwingend nu hij haar naast zich bewegen voelde. Ik wil je spreken, 't Kan zoo niet langer, Go ... Zeg es, heb je wat tegen me.. . Nee, hoe dat ? Je loopt me uit den weg. Aan tafel zijn we goed met elkaar. Jij helpt mij, ik help jou. Maar zoo gauw kom j e me in huis tegen, of ergens anders, dan ben je op 'n afstand. En 't kan me niks schelen, als ik maar weet waarom! Toe ga nou asjeblieft weg. . . Laten ze ons niet samen zien. . . Wat zou dat ? Je mag met mij gezien worden. En wie d'r wat van zegt, krijgt met mij te doen. . . Er omkoesterde Go een heerlijke, sterke kracht uit de weldaad van zijn warme, niets veranderen. Toch roept dit artikel den zonderlingen toestand in de wereld, dat iets verboden wordt zonder dat de mogelijkheid bestaat tot handhaving door straf bij ovettreding. Lohman verontschul digt dit door op te merken, dat overtreding ondenkbaar of de overtreder ontoereken baar moet worden geacht, maar dit Inkt een te goedkoope verdediging van een be paling in een grondwet. Toen dem adel als stand voorrechten werden toegekend, konden dergelijke be palingen eenig nut hebben, maar nu is er «iets dat belet tóch vreemden adeldom te aanvaarden. De strafwetgever heeft van de gelegenheid om aan de overtreding dezer bepaling een poenale sanctie te verbinden geen gebruik meenen te moeten maken, de wet op het Nederlanderschap kent aanne ming van vreemden adeldom niet als reden van verlies van dien staat. Alleen worden gepensioneerde landsdienaren in de pen sioenwet met verlies van pensioen bedreigd, indien zij zich aan overtreding van art. 65 schuldig maken, maar de rest van het Nederlandsche volk kan dit artikel naar harte lust overtreden. Trage: wat nut heeft het in de grondwet een bepaling, als in de 2e alinea van art 65, te handhaven? Mocht iemand hier over nadenken, dan zij hem tevens aanbevolen naar aanleiding van de eerste alinea: de Koning verleent adel dom', te overwegen de vraag, welk volksbe lang in onzen modernen tijd nog gediend wordt door handhaving van een versteende instelling, als door den Koning verleenden adeldom, in de grondwet. (Wordt vervolgd.) Van E. Sociale Mtarbeii ia te Naar mijne overtuiging en erva ring hebben de vakvereenigingen uitnemend gewerkt." ANDKEW CAKSEGIE. Er is aanleiding, da aandacht van het §ubliek in ruimeren kring te vestigen op en merkwaardigen strijd, dien op dit oogenblik in de glas-industrie in Nederland ge voerd wordt door de in deze industrie werkzame arbeiders, onder leiding der vak vereenigingen, tot afschaffing van den nachtarbeid in de glasfabrieken. Hen, die niet onverschillig zijn voor het streven van menschengroepen, om, na jaren lijden, eindelijk door eigen kracht aan dat Igden eenigszins zich te ontworstelen; meer licht in het leven, meer menschwaardig leven, deelachtig te worden, hen moet ook deze strijd wel interesseeren. Het is een der meest sympathieke elemen ten in den yakvereenigingstrijd der arbeiders, dat, terwijl het kapitaal in de groot-industrie steeds de tonden z heeft, den technischen vooruitgang allén aan de winst der onder neming ten goede te doen komen, dór dien strijd de belangstelling der arbeiders gewekt wordt niet slechts voor hooger loon, hoe zeer ook het eerst aoodige dikwijls en de voorwaarde voor andere verbeteringen, maar ook voor lotsverbetering in moreel opzicht, voor verbeteringen in hygiënisch opzicht, voor verbeteringen van algemeen-socialen aard, voor verbeteringen die op haar beurt weer de voorwaarde zijn voor een hooger moreel peil, beter gezinsleven, voor het waardeeren van de meer geestelijke goedetrotsche woorden en 't deed haar zelf pijn, toen ze zei: Ga toch weg... Als 'k het nou lie ver heb... Goed, 'k zal wel gaan! 'k Smeek er niet om! Dank je. Maar ik moet je spre ken. Ik heb récht om 't te vragen... Maar 't is zoo, je bent verloofd, hè... Go voelde spot in zijn stem en dat maakte haar opstandig... Ze was geen kind, al was ze dan verloofd,.. Dat moest ie niet van d'r denken... Ze flapte er uit: Da's geen bezwaar. Laten we dan meteen afspreken. Dan hoef 'k je niet langer te hinderen. Go had nu berouw van haar uitval... Ze zag op tegen 't gesprek met den jongen, dien ze soms als een altijd-controleerend geweten voelde. Hoor es, 't gaat toch niet. Ik zou er voor moeten liegen... Vind jij liegen soms rg? Ik niet! Als je belogen wordt, geef je erzelf aan leiding toe. Een goed, rechtvaardig mensen wordt niet belogen... Als ze jou thuis dwingen om te liegen, nou, dan lieg je.. Dat hoeft je niet eens te raken. Da's hun schuld, niét de jouwe... Maar als je niet wilt? Ze voelde zijn trots branden door die laatste woorden en zei: Willen wel, maar... Als je wil, dan wil je... Kom Zondag avond op de Dood weg... Doe je 't?... Mooi... Ik heb zqo'n gevoel, dat 't erg goed zal zijn, voor jou en voor mij... Daag... Hij lichtte even mechanisch zijn hoed en schoot een donker zijstraatje in. Go bleef hem nakijken, gebonden aan zijn sterken, zelf-bewustan stap. Terwijl ze naar huis ging, moest ze telkens met ondeugenden spot bedenken, hoe ze als verloofde vrouw een afspraak gemaakt had met een anderen jongen... Hou ju ook zoo van de nacht, Go? Zijn stem klonk, na 't lange zwijgend wandelen, onzeker, of ze zich nog niet oriënteerde van hem tot haar. Ik weet niet... Ik ben er geloof ik dikwijls bang voor... Ik zou bang kunnen zijn voor de dag... Dan zie je alles zoo hard en gena deloos. .. De nacht verzacht... Nou je 't zegt, ja, nou voel ik het wel... 't Is zoo logisch, Go... Ik begrijp nooit, waarom de menschen de nacht somber vinden... Niemand gebruikt de nacht als een beeld voor vreugde, of liefde. Ik vind de nacht juist heelemaal liefde. Liefde ver goelijkt, verzacht en heelt... Dat doet in mijn oogen de nacht ook... Ik kan' me voorstellen, dat je in 't daglicht van geen enkele vrouw zoudt kunnen houen en 's nachts wel... Wat denk jij «liep over alle dingen... Go zuchtte en keerde zich naar hem toe. Je dacht aan Piet, hè? Ze knikte met afgewende oogen... Beiden zwegen, zagen uit in den nacht, die als een geheime schoonheid om hen heen lei... ren des gemeenschapslevens, die op den duur ook voor de arbeiders te bereiken moeten zijn. Door allen feilen strijd heen, blijft dit beschavingswerk, nu niet in de binnen landen van Afrika, maar in onze onmiddelyke omgeving, de taak der vakvereenigimg; daarom van zoo enorme waarde, omdat het in dien strijd de arbeiders zélf zijn, die door eigen strijd, d. i. door sterk bewustzijn van het goede, het noodzake lijke dier verbeteringen, deze verkrijgen en daardoor deze verbetering blijvende goede gevolgen heeft. De strijd gaat om de afschaffing van den nachtarbeid. De glas-industrie is, zooals men weet, tot nu toe in ons land en in Duitschland een continu-bedrgf, hetwelk jaren lang het voorrecht bovendien genoten heeft van ge bruik te mogen maken van den nacht arbeid ook van jeugdige mannelijke per sonen op een leeftijd, gedurende welken dezen in andere, minder ongezonde be drijven was verboden. Aan dit voorrecht, steeds weer door uitzonderingsbepalingen in de Arbeidswet toegestaan, is nu sedert l Januari 1912 een einde gekomen, en nu verkeerde de glas-industrie in dezelfde positie als alle andere bedrijven. Het kon zijn continu-bedrijf voortzetten met behulp van personen boven de 16 jaar. Doordien derhalve de nachtarbeid van de jongens, voor wie hij thans verboden is, door ouderen in den regel oude mannen en minderwaardige krachten verricht moest worden, en .dit geschiedde door allerlei saamgeraapte elementen, is derhalve het onaangename van den nacht arbeid nog toegenomen, en dit ging vlakin tegen het al sinds jaren bestaande streven van de arbeiders, om den nachtarbeid te verminderen, ja, om dezen gehaten nacht arbeid geheel te doen verdwijnen. Nachtarbeid, onnatuurlijk als hij is en abnormaal inwerkend zoowel op het lichaam als op het gezinsleven, wordt meer en meer door de arbeiders gehaat, naarmate zij door den invloed der organisatie op hooger mo reel en sociaal peil komen. Waar deze nu door den aard van het bedrijf, als bijv. op stoomschepen op zee, onvermijdelijk is, zou verzet daartegen natuurlijk dwaasheid zijn en moet in afwisseling van personen die hem verrichten, en in korteren dan gewo nen werktijd, een equivalent gezocht wor den. Maar in de industrieën waar de nachtarbeid niet onvermijdelijk, maar alleen uit industrieel oogpunt voordeelig, gemak kelijk is, of beter gezegd: waar zijn af schaffing geen technisch-onoverkomelijke, maar feitelijk slechts financieele bezwaren in den weg staan, daar komt vroeg of laat onweerstaanbaar de eisch: weg met dien nachtarbeid l Daaruit moge strijd ontstaan, en daarbij mogen de ondernemers al goede technische argumenten kunnen aanvoeren, wanneer de arbeiders evenzeer technische argumenten hebben voor hunne stelling, dan staan zij toch eigenlijk oneindig veel sterker, want zij hebben de moreele argu menten zósterk aan hunne zijde, z klaar en overtuigend voor elkeen die ge voelt dat de afschaffing van den nacht arbeid een voordeel moet zijn, dat, indien de zaak zóligt, het publiek wel de zijde van de arbeiders moet kiezen. En zóligt inderdaad de zaak. Een andere conclusie is niet mogelijk, ook wanneer men nóg zoo zorgvuldig kenEr was geen geluid dan hun gedoofde stap pen in 't zand en 't geruisen der vol-bladige elzen-boschjes als de wind er achteloos over streelde ?. ? Hero gevoelde zich wat gekrenkt door haar denken over Piet... Haar verloofde drong zich tusschen hen in op 'n moment, dat hij zich veel nader aan haar voelde. Hij zag in haar de mooie, hooge vrouw, die je naderen moest met grooten innerlijken eerbied en die je in haar fijne wezen geen pijn mocht doen. Een vrouw was een wonder, en dat moest je waardeeren... En die knul, die hark met zijn stijve heeren-maniertjes, waardeerde dat niet... Waarom ga je eigenlijk met die knul! viel Hero uit... - Och... Nee, niet ch... Zeg dan: 't gaat je niet an... Je bent nog zoo jong ... Kom me asjeblieft niet met grootemenschen-smoesjes aan l Daar vind ik je te hoog voor staan! Och, 't is geen smoesje.... Ik wou 't voor je wèghouen. Als 't iets prettigs was, vertelde ik 't je graag.... D'r is wat met je Ik wét 't 'n Geheim of zoo iets. Ik merk 't soms an je moeder. En ik heb zoo'n gevoel of ze je die heele Piet Vredemeyer opgedwongen hebben. Enfin, dat gaat me niet aan. 't Zou lijken of 'k voor mezelf pleitte Maar weet je nog, die avond, dat ik kwam ? Toen we ruzie hadden? Ze zei toen, dat je fatsoenlijk was. Tenminste nou, zei ze d'r achteraan.... Was je vroeger niet fatsoenlijk ? Och, nee, vraag maar niet.... Eigenlijk.... Nee, ik zeg toch niks.... 't Is heusch erg.... Ik vind niks rg en niks onfatsoenlijk.... Ik vind alles mensehelijk.... Maar dat jij met die Piet Vredemeyer verloofd bent, vind ik nou erg, en nmenschelijk erbij.,.. Toe, zeg es wat, je bent zoo stil.... Als je 't met alle geweld wil weten.... Nee, zoo wil 'k niet weten. Je moet 't prettig vinden om 't aan mij te vertellen. Ik wil geen gunst van je Ik vind 't prettig Heusch 'k Loop er al zoo lang alleen mee.... Maar je zult me slecht vinden Vind dat dan maar... 't kan me niks meer schelen ook Ik was vroeger heel anders dan nou.... Ik was heel mooi en gaf erg om jongens Vooral toen 'k'n jaar of zestien was.... En de jongens waren dol op mij. Ze hebben thuis al twintig jaar kweekelingen Nou, die vonden 't eenig 'n meisje in huis, dat snap je. En ik niet minder; ik flirtte en koketteerde met ze, zonder te vragen of 't goed was. Ik leefde voor m'n genot en dat was stoeien met jongens.... Vader en moeder moedigden dat aan, want die zagen me graag verloofd met 'n onder wijzer?O, als 'k daar aan denk. Ze lieten alles passeeren en bekommerden zich er niet over, hoe 't er in m'n hoofd uitzag.... En wat er in m'n lichaam gistte begrepen ze heelemaal niet Ik zat soms uren b\j de jongens op de kamer en dan maakten we nis neemt van hetgeen van beide, in strijd zijnde partijen wordt aangevoerd. De arbeiders beweren dat om geen enkele doorslaggevende reden de nachtarbeid in de glasblazerijen behoeft te worden gehand haafd. De Secretaris van Bond van arbei ders in de glasfabrieken, S. P. Baart, die in de vakbeweging den naam heeft van een ernstig, beraden en in het optreden in de vakvereeniging een zeer voorzichtig man te zijn, schrijft in Het Volk" van 27 Juli: In vroeger jaren kon men zeggen, dat de nachtarbeid der glasblazers onvermijde lijk was. Het was in den tijd dat het glas in potten werd gesmolten. Deze potten moesten dan ledig gewerkt worden en de arbeid moest aangevangen worden, op elk uur van den dag of yan den nacht, zoodra het glas voldoende gesmolten was. De ar beidstijd eindigde dan als de pot ledig was, en de glasmaker begon weer als de smelter zijn werk had verricht." Maar waar nu reeds meer dan een halve eeuw de steenkool- en gas-ovens in werking zijn, die het mogelijk maken, om op elk uur het werk te beginnen niet alleen, maar die ook het gesmolten glas dagen lang kunnen bewaren zonder bederven, indien men slechts zooveel steenkool er aan be steedt dat de hitte niet al te veel daalt, nu kan men niet anders dan ook den ar beider het verwijt maken dat zij veel te lang in den ouden sleur hebben voortge leefd, door niet vroeger ernstige pogingen te doen om van het monster nachtarbeid verlost te worden." Ten opzichte van het concurrentie-argu ment wijst de heer Baart op de groote witglasfabrieken te Maastricht, die nu reeds 8 jaar lang zonder nachtarbeid met groot succes de concurrentie tegen de Belgische fabrieken volhouden. Voor de flesschenfabrieken verlangen de arbeiders slechts, dat hen voor de moordend-zwaren nachtarbeid, het twee-ploegenstelsel zal worden toegestaan, met elk een arbeidstijd van 8 uur, zoodat de fabriek werkt van des 's morgens 5 tot des 's avonds 10 uur. Moordend noemen zij den nachtarbeid! Een verschrikking is bij hen geworden l Het werk van den glasblazer", zegt bovengenoemde S. Baart, is zózwaar en afmattend, zózenuwprikkelend, en moet in zó'n ondragelijke atmosfeer verricht worden, dat er maar weinige glasblazers zijn die het een paar weken uithouden zonder eenige dagen wegens ziekte enafmatting te verzuimen". De arbeiders willen den nachtarbeid niet langer! Men moet deze arbeiders kennen, hen gezien hebben, hebben waargenomen hoe zij jaren lang in doffe berusting voortleefden, om te weten, dat wanneer zij zóals thans, zóeendrachtig, zóspontaan, zómet het gevaar voor oogen van maanden lang tegen o ver machtig sterke werkgevers te moeten strijden, er een geweldige, ontroerende aan drang bij hen aanwezig moet zijn geweest om van dat monster" verlost te geraken! Daarvoor verdient deze strijd, ontbrandt uit het verlangen naar minder lichaamswee, naar meer gezondheid, meer menschelijkheid, het diepste respect, en den hartelijksten steun van allen die iets gevoelen voor het opwaartsche streven der georganiseerde arbeiders! De Nieuwe Courant van 16 en 20 Augustus bevat eenige artikelen over den strijd, waarin, naar ik mag aannemen, wordt gegekheid en niet eens altijd zoo onschuldig. Maar daar heb je niks an Ik kan er nou wel om huilen, als ik alles bedenk.... Toen ik negentien was kregen we weer nieuwe jongens, 'n vierde jaar Een was er bij, die 'k direct erg graag mocht, 't Was 'n eenige kerel, 'n echte artist. Hij kon machtig mooi teekenen en viool spelen en hij schreef ook. En soms publiceerden ze wel es wat van 'm. En altijd kwam hij naar mij toeloopen omdat ie wiet, dat 'k belang in hem stelde en hem begreep. Jan Verdonk heette ie Je hebt misschien wel es wat van 'm gelezen? Jawel, hij schrijft heel goed?Ga nou door Jan Verdonk was net zoo gevoelig voor meisjes als ik voor jongens. Hij had al heel wat amouretjes achter den rug en vond dat niks erg. Hij beweerde, dat 't hem toekwam, dat ie er recht op had.... Ik vond dat natuurlijk eenig in hem en de nonchalance, waarmee hij dergelijke verhoudingen be handelde, pakte mij in Ik begreep, dat 't mij ook toekwam om me uit te leven, zooals hij dat noemde... Het beetje vrouwelijke reserve, dat ik tegenover de anderen nog bewaard had, gaf ik tegen over hem geheel prijs... Dat vond ik toen kranig en flink en ik zag me zoo'n eenig vrij en ongebonden mensch worden... Jan en ik waren altijd samen en op 't laatst konden we niet meer buiten elkander... En we wilden ook niet buiten elkander... We hadden immers récht om ons uit te leven... We waren gezonde, jonge men schen met een warme levenskrachtigheid... Luister je nog ? ... Je tegrijpt wel hé... We hebben ons uitgeleefd, zorgeloos en lachend, met geen enkele gedachte dan aan ons menschenrecht om in elkaar gelukkig te wezen... Wat dachten wij er aan, dat we ingekerkerd zaten in een maatschappij?... Wij voelden ons n met de natuur, met den jubel en de kracht ervan, en we gaven enkel om natuurwetten... Wij hoorden bij elkaar, dat was onze diepste leef-overtuiging en aan de rest hadden we maling... Met bedachtzaamheid en redeneering spotten wij van de hoogte onzer vermeende zuiverheid... Wij zouden zelfs brengers van een Blijde Boodschap zijn... Wij zouden een nieuw zuiver leven prediken... Propagandisten van de daad zouden we zijn en de wereld revolutioneeren... Ik was 't volmaakt met Jan eens, want 't waren meest zijn gedach ten. .. Je begrijpt me wel... Of nee, nog niet... Mijn vader en moeder, die Jan niet mochten, hebben ons systematisch bespionneerd... Ze hebben OHS betrapt... Die arme jongen... Hu werd van school gestuurd vlak voor zijn examen... En ik was 'n slet, ik was 'n meid van de straat, ik was... 'k weet 't niet allemaal meer... Ik vond de schande voor Jan en mij het ergst, maar zühun fatsoen... Ik wou wegloopen, maar ze sloten me op... In de keuken... Op zol der. .. Overal... Ik ben in anderhalf jaar niet op straat geweest... Ze hebben me ge trapt met hun fatsoen... Eerst was ik woest, tracht, het standpunt der werkgevers toe te lichten. In het eerste artikel worden de kleinere, bijkomstige kwesties behandeld, en o. m. medegedeeld, ia de onderstelling dat het velen niet onverschillig zal zijn, te weten welke ongeveer de loonen in dit bedrijf zijn," de weekverdiensten varieeren tusschen de 45 en 60 gulden per week, waarvan de glas ? blazer den steller en den aanvanger betalen moet. Voor den glasblazer blijft dan om streeks ? 30, voor den steller ? 15 en voor den aanvanger ? 7.50. Het moge interessant zijn, dit te weten, het doet tot de kwestie zelf niets af. In het tweede artikel wordt toegegeven dat de arbeid van den glasblazer inspannend en vermoeiend" is. Echter meent het blad, dat het hooge loon, waarvoor zij goede voeding kunnen bekomen, en het lichaam goed kunnen verzorgen, als keerwapenen tegen de grootere physieke inspanning", in aanmerking genomen moeten worden. Voorts meent het blad, dat, als de glasblazers nog meer dan ze nu reeds doen onder den invloed der organisatie, het drinken nalaten, 'ze er nog beter tegen zullen kunnen. ... En de nachtarbeid ? Daarover bevat het tweede artikel, dat in den aanvang heet, er geheel aan te zullen worden gewijd, maar een klein, heel klein zakelijk stukje. Ook daarin wordt alweer toegegeven dat de nachtarbeid nóg meer inspanning vergt dan bij dag." Het glasblazerswerk maakt het lichaam in hooge mate vermoeid, en de slaap gedurende de stille nachtelijke uren is daartegen betere remedie, dan bedrust overdag... Welnu, en verder? Het eenige, louter het eenige wat aan gevoerd wordt, is, dat, volgens de werk gevers het bedrijf er *e zwaar door zal worden getroffen; dat bij lange na niet alle fabrieken er goed voor staan; dat de steenkolen duurder zijn geworden; dat de invoering der arbeidswet veel kosten na zich hebben gesleept; dat de jaarpro ductie zal worden verminderd, en de prijzen niet verhoogd mogen worden ... Niets van technischsche onmogelijkheid. Geen enkel bewijs. Slechts losse beweringen, zólos, dat men er toch waarlijk een zoo physiek en moreel deprimeerende instelling als den nachtarbeid, die ook volgens de beschrij ving in de N. Crt." wel enorm sloopend moet zijn, er mee te rechtvaardigen. Het is ter wille van de gezondheid en het gezinsleven, ter wille von het moreele en sociale peil van 1600 arbeiders, te hoopen, dat het met de conservatieve be drij fsge woon te van den nachtarbeid in de glasfabrieken een eind neemt. KronieK der Getóbteii. XII. Meer nog dan hij, die zich tot taak stelt welk ander vak ook der literatuur te beoorstond ik op en sloeg de boel stuk tot ze me vastbonden... Maar langzamerhand hebben ze me genekt... Nou weet je 't... Ik werd tam, onderdanig, ik kroop om 'n gunst... Want 'k had niets in m'n levea, geen licht, geen lucht... Ik moest alles vragen... En bij alles moest ik het hoor en... M'n moeder is een kreng voor me geweest... En toen 'k een keer meerderjarig was, och, toen had 'k geen fat meer... De spirit was er uit... En ik was bang, dat ze 't van thuis overal vértellen zouden... En toen heb 'k hun stilzwijgendheid gekocht met Piet... Nou weet je 't... Er viel langen tijd geen woord... Hero had de behoefte om 'n hand op haar schou der te leggen, maar hij huiverde terug voor zó'n vreugde. God, gou, wat had die een récht op geluk... Krengen, die ouwelui... Had ie direkt gedacht... Maar ze kregen nou de wind van voren... Desnoods werd ie maar voor goed weggejaagd... Wat zou ie 'r helpen... 't Is goed, dat 'k 't weet, begon hij haperend... Hoor es, kan 'k wat voor je doen... Ik zal je helpen... Je kunt altijd op me rekenen. Ja ?... Jo Meertens was na haar engagement met Hero Zandstra 'n ander mensch. Het was of haar de jeugd aan alle kanten bottend uitbrak en ze had een weelde-ge voel of er iets in haar in bloei moest springen. Levens lust stroomde als een driftig-mousseerende drank door haar aderen en maakte haar dronken van louter jolijt en overmoed. Ze deed of ze zich op haar donkere trieste jaren wreken moest en gooide zich met gretige belustheid in 't leven, waarvan ze met open handen en wijde armen nu nog schatten verwachtte, 'n Mensch van dertig jaar kon nog jong zijn, als 'c geluk maar in de oogen brandde en er maar levens drift door de polsen jaagde. Ze was voor haar gevoel teruggegaan in haar leven en ze dankte het lot, dat haar de kans gaf al die mislukte jaren nog eens over te doen en er iets beters van te maken, voor zich zelf en voor anderen. Van 't eerste oogenblik af, dat ze wist, dat Hero zijn jonge leven vol beloften aan haar geven wilde, was ze doortastend en met ongewone zelfstandigheid opgetreden. Ze had Piet afgeschreven en haar moeder voor 't fait accompli geplaatst, dat deze met de grofste tegenweer niet ongedaan kon maken. En Hero zelf was beneden gekomen om te zeggen, dat Go en hu zich als toe komstige vrouw en man beschouwden. dat hij alles van haar vroeger leven wist en daarover dus geen woord hooren wilde. Hero was princelijk- trotsch op zijn liefste en had overal met haar willen praten, dat ieder zou getuigen kunnen hoe goed en mooi ze was. Zonder dat hij 't zichzelf wilde bekennen, streelde 't hem ook wel, dat een zoo rijpe, ervaren vrouw, met zooveel doorleefds achter zich, hem wilde. Hij kon de eerste weken zijn geluk niet op, hij sloeg

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl