De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 25 augustus pagina 6

25 augustus 1912 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1835 Dirk van Oss, die octrooi verkreeg tot het droogmalen van liet Beemstermeer. Het driehonderdjarig bestaan van -de Beemster. Als heel jonge vrouw kwam Betje Wolf, nog véor zij van de innige vriend schap met Agatha Deken droomen kon, in de Baemstor wonen. In den beginne beviel het er haar niet, zq vond het er te stil en kon er niet wennen. KJj, dartel van nature, was ook nog zójong en haar man, dominéWolf, veel onder dan zij, een statig en deftig heer. Langzamer hand begon zq er zich thuis te gevoelen, te genieten van de schoonheid der natuur, pleizier te krijgen in het land leven en oog voor het ongekunstelde, hartelijke en werkzame karakter der bewonen. In een enkel zoet gedicht, half en half in den trant van Huygens stelt zij de flinke en werkzame Beemster boeren en boerinnen tegenover de ver fijnde stadslni. Op hare vele wandelingen door de Beemster had zij de bewonen) en bewoonsters terdege leeren kennen en hen in hun bedrijf, huislijk leven, bij vreugd en verdriet bespied en zich gedrongen gevoeld dit te bezingen. Zjj, de vroegere stadsjuffer van Middelburg, eindigde met zich in de Beemster ge lukkig te gevoelen en met de bewoners mede te leven. Zq heeft zichzelf op een ?der beroemde Beemsterkermissen meer vermaakt dan men meende, dat een ?dominé's vrouw paste, en het haar heel kwalijk genomen. Maar zij vond d« Beemsterkermis zoo heerlijk, dat zij die bezongen heeft, doch verstandig meende te doen die, hoe ook aangepord, niet in het licht te geven. Uit hare teekening van Beemstersche vrijerij kan men op maken, hoe goed de schildering van de boerenpret uitgevallen zal zijn. Ze vond het knus om 's winter 's avonds te gaan burei, begroet door de boerin met een hartelijk: Geneevendzamen! wel, datten jij te degen welkom bent." Slechts de dood van haar man, haar Wolfje (1777) deed haar met leedwezen de Beemster verlaten. Want met en naast Wolf was zij eene echte Bsemstersche geworden, had belangstelling voor den landbouw en de veeteelt, daar in 't groot gedreven, en voor alles wat da Beemster aanging, die door kaar verheerlijkt is, bij zomer en winter. Die belangstelling strekte zich ook uit tot de geschiedenis van de Beemster en nam toe in den tijd, dat haar man een gedicht maakte op de bedijking van de Beemster. Om het leven in de Baemster in of na den tijd dat de welgestelden dar om liggende steden er een buitenplaats hadden er waren er wel een 150 te leeren kennen, moet men Betje Wolf s werken lezen. Om te ervaren hoe het nu voor drie eeuwen droog gemalen grootste meer van Noord-Holland, ge worden is tot een buitengewoon vrucht"«.? p *?> .- s ???*,: f ; - , .t,^. ,,,x 4 'viU«fc,?'.:**5.' *'V< i'.i'tMM-i.x'i- ^ ii^i'^DJAIMii KS'I'AAA' D P! R UKKAl.S'i'ü! De geachiedenls van de Beemster in beeld. Reproductie der hoogst zeldzaam geworden Bteenteekening van A. B. H. Braakeneiek, (Geb. 1841?Gast. 1884) broeder van Joban Braakeneiek door hem ontworpen en geteekend in 1862 by het 250 jarig bestaan van De Beemater", ter blijvende herinnering. bare landouwe hebbe men te putten uit officieele geschriften en bescheiden. * * Da Beemster is al heel oud. Er is reeds sprake van in de 10de eeuw, in een giftbrief van graaf Dirk II aan de Abdij van Egmond. In dien tijd was wat later het Beemstermeer zon worden, eene rivier: Bamestra of Bamestre genoemd, een tak van de Zaan, die bij Spijkerboor dien naam kreeg; recht door den huldigen Kilpolder liep en zich daarna met de Havermeer vereenigde. Mr. Jacob van Lennep geeft bij een veis van Vondel de vol gende verklaring van den naam: Beemster. Beemster", be weerde hij: is be-eemster van eem" dat water" beduidt. De beteekenis is dus, zij, die beëamt" of bewatert" is. De vorm zal dus dezelfde zijn als vrij ster" voor: zij, die vrijt", werkster, draagster, vosdster, enz. Door de inbraak van de Zuiderzee in 1170, kwamen de lagere landen, waar door de Bamestre liep, onder water lig gen. Om die tegen verdere inbraak te Prins Maurits en Frina Frederik Hendrik in de Bsemster, 4 Juli 1612. (Naar een hontsnede van Chr. RcchusEen). beveiligen, werden, na jaar en dag, om die landen dijken gelegd en zoo ontstond: het Beemstermeer, dat met andere meren den West-Friezen tot een voormuur werd in het handhaven hunner vrijheid tegen de overwegende macht der graven van Holland, tevens voor de omliggende elf a twaalf dorpen een rijke bron van vischvangst. In het Beemster meer in 1575 heette het nog: Bemster" leefde zoo veel paling, dat er groote bezendingen van naar Londen gingen. Ook werd de inlandsche vaart op dit meer voor belangrijk ge houden, zoodat Amsterdam en Alkmaar in 1529 eene sluis lieten leggen in den ouien Beemsterdijk bij Knollandam. In 1575, in den tachtigjarigen oorlog, belette het Beemstermeer den Spanjaar den tegen het indringen in West-Fries land. Terwijl de Waterlandsche vloot de Zuiderzee bewaakte, bedekten galeien en kleine vaartuigen de meren en binnen wateren. Het Beemstermeer was het grootste in Noord-Hol) and, het had een omtrek van 7 mijlen en een oppervlakte van 8985 morgen Rijnl. en esne diepte van Kruispunt. Midden Beemster. Middenweg. Midden Beemster. De Gereformeerde Kerk. Beemster. 6 tot 8 voeten, zoodat buizen en schepen van 70 tot 80 last zeewaarts werden ge voerd. De vette slibbe c f klei, die men er vond, dienden den boeren tot bemesting hunner landen, terwijl steenbakkers uit Egmond de klei lieten balen om er steenen van te bakken. Dit werd hun echter bij plakkaat ten streng ste verboden. In dit plakkaat heet het meer niet langer: Bemster", maar Beemster". De vette klei be lette vaak bij een stijven Noordwesten wind de doorvaart door de Weer langs Purmerend naar de Parmer. Dit was de voornaamste aanlei ding, dat men reeds in 1591 er aan begon te denken het meer droog te malen. Allerlei bezwaren werden er tegen ge opperd, waarbij de vischvangst groot gewicht in de schaal lei. Een man van buitengewoon doorzicht en groote ondernemingsgeest, de Amster dammer Dirk van Ods, medeoprichter der Oost-Indische Compagnie, wist echter in 21 Mei 1607 voor het herbaald uit gesteld of tegengewerkt plan octrooi te verkrijgen, en met een betrekkelijk groot Jan Adriaanu Leeghwater, atelier der molens, tot nitmaling van het Beemstermeer. aantal mannen van naam en aanzien, als: Mr. Rombout Hoogenbeets, Adriaan Teding van Berkhout, Bartel Kromhout, burgemeester van Amsterdam, e.a. het plan te verwezenlijken, onder het bestuur van den Dijkgraaf Lambert Wqngaartse van Vollenhoven. De eerste aanzienlijke bijdrage voor de drooglegging werd ge schonken van wege Pieter Pikman, een Hoornschen schipper, die schatrijk was geworden door met beugels en haken op de rotsige kusten van Ierland naar de gezonken schatten der verongelukte Spaansehe onoverwinnelijke vloot te visschen, tn... te vinden. In de herberg van Anna Franken op den Nieuwendijk te Amsterdam werden in het openbaar aanbesteed de eerste 20 molens ter uitmaling van het water, en negen dagen later op het slot Purmerstein het dqkwerk, waarvan het eerste perk door Jan Adriaansz. Jongkind werd aan genomen, wien een ton bier ten geschenke kreeg, omdat hq het eerste perk had. De ringdijk werd gelegd onder opzicht van vier Landmeters: Lucas JanszSink van Amsterdam, Jan Pieterse Dou van Leiden, Augustyn Bas van Alkmaar en Schout Rsyer van Warmenhuizen. Ver volgens werden 26 molens ter uitmaling gesteld, onder opzicht van den vermaar den l andmeter Jan Adriaansz Leeghwater uit de Rijp. Den 24sten Juni 1610 begon de uitmaling. Bij goeden wind zag men iederen dag het water een duim dalen, tot in het laatst van 1610 het meer voor de helft was uitgemalen. Een hevige Dicemberstorm vernielde plotseling al het werk. In Februari van het volgende jaar begon men net 12 molens de schade te herstellen en het werk voort te zetten met het gunstig gevolg, dat 19 Mei 1612 het doel bereikt en de Beemster drooggemalen was. Dit feit werd 4 Juli daaraanvolgende met groot feestbetoon gevierd in tegen woordigheid van Prins Maurits en Prins Frederik Hendrik. Voor het onthaal was een tent opgeslagen ter plaatse waar thans, in de Midden-Beemster het Raad huis en Heerenlogement is. Jan Adriaansz Lseghwater genoot de thans vreemd aandoende eer de vorstelqke personen aan den maaltijd te m9gen bedienen. Hij, de ingenieur! De aartsvernufteling!" zooals P. C. Hooft dit woord vertaald heeft. Ligging en inrichting van de wegen en wateringen in de Beemster waren in 1613 geheel voltooid. Binnendijks zijn gemaakt tien groote en lijnrecht gaande wegen, op gelijken afstand van elkaar, elk breed drie roeden. Deze wegen hebben aan wederzijden eene sloot van anderhalve roede wijd, waar't Hetrenhuis. Midden B se mater. Middenweg. Midden Beemater.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl