De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 25 augustus pagina 7

25 augustus 1912 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1835 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. -uit de wegen geformeerd zijn. Behalve deze hoofdwejen zijn er nog verschei dene bij wegen tot toegang naar de nabu rige dorpen «n tot verkorting van andere wegen gemaakt. Tusschen eiken weg zijn op gelijken afstand gelegd acht groote, doorgaande in elkander kruisende watertoehten, op eene breedte van twee roeden en eene diepte van vijf veet, behalve nog eenige andere wateringen, zoowel tot gerijf van de vaart om behoorlijk met de schuit aan al de landen te kun nen varen, als inzonderheid om h«t water uit de kabelelooten in de molesohaohten te kunnen en zoo verder aan de molens te brengen, Tusschen. deze wateringen en wegen zqn at de landen in vierkante blokken van 100 morgen gelegd, en deze wederom in stukken van 20 morgen, op een Unete van 290 en eene breedte van 50 roeden afgedeèld, en met schei- of kabelslooten van 12 voet breei van elkander geschei den, zoodanig, dat de hoofden of vooreinden van alle landen aan eenigen weg, en de achtereinden aan eenen der tochten of aan den ringdijk uitkomen. Deze aldus regelmatig afgedeelde, met vaarten doorsneden landerijen moesten nu in het jaar 1613, naar gelang van de hoogere of lagere ligging van den grond en de meest geschikte gelegenheid tot bamaling in drie groote afdeelingen of zoogenaamde polders worden gescheiden, met nog een paar kleinere afdeelingen, als: a. Da Graafiqkheids-Bovenpolder; b. De Graaflgkheids-Middelpolder; c. De Arenbergsche pelder en 't Havenmeer; d. De Graaflgkheids-Lagepolder. De oogst in de Beemster was het eerste jaar na de bedijking reeds gelukkig. Leeghwater schrijft: dat de Beemster in het eerste jaar, toen zij droog was geworden, door des Hoeren zegen zoo overvloedig vruchten heef t gedragen, dat het niet wel met de pen te beschrijven is. Mij is verhaald door Dirck van OJB, die het mij ook schriftelijk heeft over handigd, dat hij op zijn eigen land in de Baemster, met zijnen Broeder Hendrik van Ojs, het eerste jaar, toen de Beemster droog geworden was, geteeld en ge wonnen heeft 7753" zakken koolzaad, als mede raapzaad, behalve nog vele andere .granen, zoo van .tarwe, garst en haver, die mede in overvloed op hunne landen gewassehen waren. Nog heeft de zoon van Dirck van OJB, te weten Frangois van Oas, mij zeken verhaald, dat hij in eene zaaiing in de Beemster gewonnen had, op 400 rijnlandsche roeden lands, drie gemeene lasten haver, dat is 108 zakken." Het eerste jaar heeft in de Baemster het gewas van koolzaad zoo veel en overvloedig opgebracht dat men ver moedde, dat al de oliemolena in Holland, in dien tijd, wel een jaar lang daarop gaande konden blijven, en genoeg hadden om te werken. ?i * # * Het wonen in den Beemster werd aldra aanlokkelijk gemaakt deor het pooien van boomen langs alle wegen, het houden van markten, het maken van timmerwerven, het bouwen van scholen en ker ken voor Gereformeerden, Doopsgezinden en Roomschen. De toren van de mo»ie kerk, met een orgel van Strumphler uit Amsterdam, is gebouwd door den baken den Post. In de kerk is een fraai gedenkteeken voor den tweeden Dijkgraaf. Tobias de Goene met een groot Latqnsch vers van Hugo de Groot. Het Raadhuis werd gebouwd op dezelfde plek waar de tent stond, in welke Prins Maurits en Prins Frederik Hendrik een feestmaal was aangeboden. De Beemster is geworden tot een der Truchtbaarste en mooiste streken van ons vaderland, waar nu reeds eeuwen land bouw en veeteelt bloeien, heerlijke kaas en boter gemaakt wordt, en nog zoo veel meer. De Beemster is o. a. beroemd gewor den om zijn vette koeien. Zoo staat b.v. in de kronieken aangeteekend dat in 1837 J. C. Muller, ossenslager in de Kalverstraat te Amsterdam van den Baemster vetweider AIÏS de Heer eene bij hem vetgeweide koe kocht, die 1204 oude ponden schoan aan den haak woog. De veeteelt h voor de Beemster tot nu toe gebleven een hoofdbron van be staan. In 1910 bedroeg er het aantal runderen 9902 en het aantal schapen 23,325. De tuinbouw heeft er zich in de laatste .jaren sterk ontwikkeld. Op den afslag van de afslagvereeniging: Beemster, Purmerend en Omstreken, werd, het vorig jaar, uit den Beemster voor een bedrag van 453,878,375 geveild. * * Drie honderd jaar heeft thans de Beemster bestaan. Dit feit gaat men aan het einde dezer maand, in deze nieuwe week, glorierijk herdenken. Met de heeren J. Koopman, Burgemeester en IJ. Otjes, Dijkgraaf van de Beemster, aan het hoofd, zijn er allerlei feesten, optochten, verlichtingen, vee-, tuinbouwen landbouwtentoonatellingen, harddraverijen, volksspelen, muziekuitvoeringen, bals, enz. voorbereid. De allegorische optocht zal een denkbeald geven van de ontwikkeling der Beemster op verschillend gebied; de historische optocht wil voorstellen: de komst van de Oranjevorsten in de Beemster, in 1612. De schoonheid en de vruchtbaarheid van de Beemster is al bezongen door -J. van Vondel, voor zijn vriend Loten, OBBKDKÏBOBK, WAARIN MABIB AMTOINMM OP 16 OdOBM, OM HALÏ 6 'S MOBOÏNS, VOOBDAT ZIJ HBT SCHAVOT BBKLOM, DBN DATUM 8CHBEBF, EN OHDBB KIN VAAEWBL VOOB HAAE KINDBBBN, HAAB HANDTÏBKBMINa PLAATSTE. Men heeft in een provinciaal museum in Frankrijk teruggevonden, en als echt herkend, een overblffaël van koninklijke grootheid, dat tot nog toe aan weinigen bekend was, en dat, aldus de Illuatration, kostbaar is als een crucifix, waarover de adem van ean stervende streek. Dit souvenir is het ge bedenboek, waarin Marie-Amtoinette, op den morgen van haar,terdoodbrenglng, een datum, een nar en een onderteekening ecbreef, en hetwelk beantwoordt aan de volgende beschriJ ving: Office de la dlvine Providence, a l'nsage de la Buison royale de S.-Louis ii SalntCjnr et tons les fidèles. Texte encadréde fllets; A Paria, ches Prault, 1757, in 12, reliémaroqnln olive, dos orntf derlchedentelle a la Derome sur les plats, avee croix au centre." Op de achterzijde van bladzijde 129 run de volgende regels geschreven: Le 16 Octobre, a 4 h $ du raatin. Mon Dieu! ayei pitiéde moil Mes yeux n'ont plus de larmes po ar plenier ponr voac, mes pau nes enfants; adieu, adieu! Marie Antoinett*." Er stond eerst l* October: de 5 ran het cijfer der eenheden is door de koninginself in een 6 veranderd. De band heeft ernstige schade ondergaan, blijkbaar te wijten aan den revo lutionairen geest van dien tyd; op een ruwe wijze heeft men de leliën op den rug en uit het ornament weggeschrapt, eveneens het kruis op de voorzijde van den band. Dit kostbare boekje behoort aan de biblio theek van Chalons'sv-Marne, waar de con servator van bet museum Carnavalet te Parijs, de heer Georges Cain, het kort ge leden heeft opgedolven. Het gebedenboekje kwam in 1885 met het Garinet- fonds in de bibliotheek van C talons terecht. De heer Garinet had het verkregen op de verkooping van dr. Dorin (te Cb&'.ons), bjj wie had geleefd me j. Charmette Conrtois, dochter van den man der conventie, die, n& Thermidor, de opdracht ontving alle papieren, gevonden bij Robespierre, te verifieeren en te inventariseeren. Doch, daaraan gehoor gevende, had Conrtois, voor alle gebeurIjjkheden, diverse boeken en kostbare papie ren, toebehoorend aan de Koninklijke familie, welke schrifturen bjj ontdekte onder het bed van den onkreukbare," achtergehouden. Die boeken en papieren werden verborgen in het kasteel van Remblnzin (dept. Mense), waar een onderzoek, gedaan in 1816, de autoritei ten van de Restauratie" gelegenheid gaf, kostbare souvenirs in handen te krijgen uit de gevangenissen van de Temple" en de Conciergerle." Het gebedenboek ontsnapte aan die nasporingen en bleef in 't beiit van de dochter van Conrtois, Charmette met baar bruine krullen, die 100 vriendelijk lacht op het portret van Liénard, gedateerd 1820, en die, londer twijfel, dikwijls de mis gevolgd heeft in het boekje, dat zoo vaak doorbladerd werd door de op den dood voorbereide koningin. De heer Charavay, de schriftkundige aan wlen de heer Georges Cain de fotografieën van het document heeft voorgelegd, venekert, dat hy' geen oogenbllk twijfelen kan aan het hooge schrift van Marie-Antoinette, en in 't geheel niet aan den toegevoegden datum (16 in plaats van 15 October), die seker van deselfde hand afkomstig is «n met dezelfde inkt geschreven als het beroemde testament in briefvorm, dat op denielfden dag, op hetselfde uur en met deselfde verwisseling van datim, geschreven werd. Wat betreft de vier regels Mon Dien, ayez pitiéde moil" ene., is de heer Charavay van meening, dat «ij op een ander oogenblik en met andere lakt geschreven ijjn. Maar van de ongelukkige, reeds oude vrouw is seker het schrift met de groote bevende letters, los van elkaar en golvend, het schrift... van het Einde... tegelijkertijd hooghartig en gebroken... IIMmllllllllllllllllllllllttllllllllllMlllllltllllllllllMIIIIIIIIIIIII IIIIMIIMIIIIlmlIIIIMMIIMIim IIIIMMHMMIMIMIIHIIIIIIlmtHIIMHIII IMIIIIIIIIIIIUIIIIIMlnlIIIIIIIHIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIlmlIlllllmlIlllltllllllllllllllllllllhlIlllllmlIIIIIIHII die er een buitenplaats had; na hem door Claas Brand, en weer later door dominee Wolf en vooral door zijne vrouw Betje Wolf, en in de vorige eeuw door Helmers. Maar wie de Beemster ook bezongen hebben en nog bezingen mogen, züzullen des roemens nimmer moe zij n". Want met de Baemster is het, zooals het in een versregel bij Helmers luidt: Uw welvaart zegt ons meer dan 't schoonste lofgedicht, J. H. Rössis». Historie, XV. uit de geschiedenis der verdraagzaamheid. Mej. dr. C. Serrnrier, Pierre Bayle en Hollande. Univ. de Lansanne, 1912. Op den tweehonderdjarigen gedenkdag vaa Bayïe'g dood hu overleed 28 December 1706 wijdde mr. Levy in dit Weekblad een artikel aan dezen bnitengewonen man, op wien de stad, waar hij gearbeid heeft en gestorven ia, te weinig roem draagt. Erasmns, met wien Bayle zógroote overeenkomst vertoont, ia alleen maar te Rotterdam ge boren, hij heeft er 26 jaren gewoond en er de werken geschreven, die hem voor goed eene plaats versekeren onder de diepste en fijnste geesten van het menschelyk geslacht. In datselfde nummer heeft toen de heer J. H. Rössing gewaardeerde bijzonderheden mede gedeeld over van Bayle bestaande portretten, n waarvan bij er zijnen lezers aanbood t. w. naar eene gravure van eene kopie van een portret van Bayle op zijn 28ste j aar, dat hu voor sjjae moeder had laten schilderen. Ik heb het uitgeknipt en op het schutblad geplakt van het eerste deel van 's mans Dictionaire", opdat, bg het lezen zijner woorden, mij het fraaie gelaat met de finweelig donkere oogen zon aanstaren van dezen heraut der gewetensvrijheid. De literatuur over Bayle is thans weder verrijkt met de monografie, waarvan ik boven den titel afschreef. Eene jonge Hollandache vrouw, me j off r. G. Serurrler, kleindochter van dr. M. P. Lindo (den ouden heer Smits"), verwierf er den Isten Juli j.', den titel va* doctor In de letterem mede aan da Universiteit van Lansanne. Gaarne wenschen wij haar daarmede geluk en achten het een voorrecht te doen zien, waarom wjj van verrijking onzer Bayle litiratunr ons verantwoord vonden te spreken. Bayle in Holland. Uit een Zuidfranach predikaotsgezin, 18 November 1647 geboren, komt hu in 1681 naar Rotterdam, nog geen 34 jaren ond, om daarna 25 jaar in ons land te leven, kwart een ir fan rnstelooien arbeid en eerbiedwaardige productiviteit. Van zijn uitwendig leven ken ook mej. Serurrier ons maar weinig niemws geven, zóstil, zóver scholen zijn de dagen voortgegleden van dezen eenzamen geleerde, die ons in de zelfgewllde teruggetrokkenheid van zijn stndeerkamerbestaan wel vaak aan Spinoza denken doet. Dan 5ien December 1681 geïnangureerd als hoogleeraar in de wijsbegeerte en de ge schiedenis aan de Doorlnchte school te Rot terdam, heeft hu de kunst verstaan van ? 500 per jaar rond te komen en nog ? 100 te vermaken aan de Waalsche arme»züner woonplaats; voor natnurschoon gansch on gevoelig en blind voor de pracht onzer 17de eenwsche steden, heeft hjj een enkele maal Amsterdam en Den Haag bezocht, ns de wateren gedronken te Aken, en voorts, ter verpoozing, in de Rotterdamsche straten ge wandeld, waar hu aandachtig toeschouwer placht te zyn bij de vertooningen der pop penkast, beeld voor hem van die wereld, waarin de menschen als marionetten bewogen worden door de kracht hunner hartstochten; ongehuwd gebleven, heeft hij in het nooit teruggeziene vaderland ouders en broeders Ganeraal Booth en zijn dochter Erangellne. Mr. Bramwell Booth, de opvolger van Wllllam Booth, met zijne vrouw. (Zie ook het artikel op pag. 10). Generaal Booth in doctors-gewaad. door den dooi verloren; o;ze taal heeft hij nimmer geleerd; omgang met vrienden terug gebracht tot eene veertiendaageche samen komst met enkele geletterden; een professoraat te Leiden en te Franeker afgeslagen uit vrees voer verandering van gewoonten, over wegingen, zegt dr. S., die sentent nn peu la vieille fille" (45); eindelijk, by telkens terngkeerende ziekte door vreemden verpleegd, is hij 28 December 1706 op zijne kamer aan het West Nieuwland gestorven, zonder dat er iemamd tegenwoordig was om den eenzame de oogen toe te drukken. Een kamergeleerde, dor en droog, zegt Iemand misschien, niet zonder mededoogen, 'maar toch met een afwerend gebaar? Niets er van l Want deze zelfde man, die buiten het leven stond, heeft?geheimenis van het ge nie nochtans de roerselen en aandriften van het menscbenleven gepeild als weinigen. Hij was een koel en hartstochteloos man, en echter heeft hjj de macht onzer passiën met klaarheid geilen en er zógrooten, z overwegenden invloed aan toegekend, dat hu dien, bij christen en heiden, bij roomsch en protestant sonvereiner, onweerstaanbaarder acht, dan de kracht van dogma en rede te gader. Hy is door zijn ambtgenoot te Rot terdam, Jurieu l'injarieux" (104) om zijne denkbeelden vinnig vervolgd, door diens toedoen afgezet, meteen als slachtoffer geval len van een orangistiEch kabaal (158 vlgg.) en echter heeft hy' nooit zich gewroken, noch een houding aangenomen van verdrukte onschuld, maar slechts over geloofsvervolging, ge wetensdwang bladzijden geschreven, van z treffende schoonheid, dat zij in de geschie denis der verdraagzaamheid altijd onder de eerste zullen worden genoemd. Hu was door en door vermoeid van het leven en er zijn, vooral in de Dictionaire, uitspraken van zulk een treurigheid, van zulk een diepge voeld, troosteloos pessimisme, tegelijk zoo fijn gezegd, dat hy denken doet aan den dichterlijken, ontroerenden pessimist uit het Oude Testament, den Prediker meteen heeft Bayle uit een onverdeeld gemoei, in onbezweken geloof het opgenomen voor het zedelijk leven, dat hij wel onafhankelijk heeft genoemd van de religie, maar zóhoog heelt gesteld, dat hy' aanstonds verwerpt alles wat «try dt (niet tegen de gezonde rede; dat doet Voltaire, naar) tegen de goede zeden (95). Eindelijk, levend in eene*>wereld en in een tqd, waarin aan het dogma eene overdreven beteekenis werd gehecht, waarin bij roomsch en onroomsch orthodoxie by' het waardeeren den doorslag gaf, waarin kettervervolging (ten onzent althans bloedeloos, wat reeds veel was) voor gansch natuurlijk gold is hij misschien dan niet als profeet, niet ali apostel, maar dan toch als een door waarheidszucht voortgedreven man opgetreden voor het goed recht van het geweten, zei f g het dwalend geweten, voor vrijheid Lu geloofs zaken en voor eene menschen waardeering, die hem dat woord in de pen gaf, dat de gansche 18de een «r als het program zou gelden voor burgerlijke en godsdienstige verdraagzaamheid : uu atheén'est pan n cessalrement méhant homme" (6). Door de reeks dezer tegenstellingen is de inhoud van het boek van dr. 8. allerminit uitgeput. Maar dit Is toch haar hoofddoel: de ideeën te doen kennen, te midden waar van Biyle ademde, om daaruit zjjne eigene te beter te verstaan. En dit heef t zij met be zonnenheid, rustig en eerlijk gedaan. Zg deed meer, maar daarover zal ik hier ter plaatse maar weinig zeggen. Haar karakteristiek van Bay.'e's werken is slechts van be lang voor wie hem lesen. En dit zijn niet velen. De vier folianten der Oauvres" plus de vier der Dictionaire" y'n niet aller lec tuur. Wellicht (wagen wij te hopen) vindt onze schrijfster tijd eene breede, in 't Neder landsen vertaalde, bloemlezing te geven uit 's mans geschriften, geen kleinigheid, wij weten het wel, maar voor hare gebleken be lezenheid en haren goeden smaak niet on mogelijk en voor ons publiek zeker van be lang. Even kort wil ik zijn over de crltlsche vraag naar het auteurschap van Bayle van het Avis important anx réfugiés". In het welhaast verschijnend tweede deel mijner Geschiedenis der Ned. Herv. Kerk", afge drukt lang vór het boek van dr. S. van de pers kwam, heb ik, blz. 75, mij vór dat auteurschap verklaard. Ik erken thans gaarne, dat de bestudeering van hare blzz. 180?143 mij tot haar, tegenovergesteld, gevoelen heeft bekeerd. Mijne bedenkingen zijn gericht tegen wat in dit boek bijkomstig, maar overigens van veel belang is : schrijfsters voorstelling onzer hervormingsgeschiedenis. Op blz. 19 lees ik: 0/iginairement les réformés hollandais taient disciples de Lnther". Dit kan, na alles wat er over onze oorspronkelijk, Nederlandsche reformatie aan het licht gebracht is, inderdaad niet door den beugel. Even onjuist is van onze gereformeerde kerk te spreken als van l'église de Calvin" (23), omdat het calvinisme er wel een, maar niet de factor in is. Dat Episcopus (1. Episcopins) met Coccejua de Statenvertaling heeft aan gevallen is even onverdedigbaar, als dat het labadisme groote afmetingen heeft aange nomen (27). Het zon weinig hensch zijn hierbij langer stil te staan. Want vermijding dezer dwaling mag niet te nadrukkelijk gevergd worden van eene jeugdige literator, die van kerkgeschiedenis natuurlijk geen hoofdstnlie maakte. Vooral mag de uit gesproken bedenking den lof niet over stemmen, die haar rechtmatig toekomt van in de kerkelijke bewegingen van Bayle's eigen tijd veel beter thuis te zijn. Juist is hare bewijsvoering, dat B. als tolerant niet traditioneel eenzaam was (111 vlg.); even juist dat Erasmns, Coornhert, Bayle drie schakels zijn van eenen ketting (115); of dat B. een colleglant was sonder het geloof in de toekomst (120). Scherpzinnig ia hare vingerwijzing (onderwerp voor eene nieuwe dissertatie |) op bit. 212: het sou belangrijk zijn te onderzoeken welk aandeel de Hollandsche rationalistische theologen, door bemiddeling van de Engelsche deïsten, die ons land bezochten, hebben gehad in de ontwikkeling der voltairiaanscbe ideeën. Maar dit Is alles van het bijwerk. Hoofdsaak blijft, dat mej. Serrnrier een goed werk aan Bayle (wiens belagers zijn naam zelfs niet konden spellen l (156 noot 1)) heeft verricht. Tegen over grove miskenning in eigen en lateren tijd heeft züharen lezers Pierre Bayle voor oogen gesteld als den geestigen schrijver, den fijnen menschenkenner, den diepzinnigen moralist en als den kloeken, welgeharnasten, tegelijk mystiek-vromen prediker der vol strekte gewetensvrijheid. Daarom der jonge doctor heil! Lelden, 9 Aug. 1912. L. KNAPPERT. Het Fatnrae, flen Baai, ii. Wanneer ge Inzaagt (en aarzelt niet op nieuw onze tyd, in letterkunde en in schilder kunst rond dit inzicht ?), dat een schilderij meer van een mozaïek kan zijn en meer dit dikwijls wezen wil dan door velen gemeend wordt, dan verwondert ge u, van zelve en natuurlijkerwijze, minder dan ge verwachte t over deze gedeeltelijk" slechts buitensporige schilderijen van Boccioni, van Carra, van Severini etc. Want hoewel deze werken ir. zeker opzicht bepaald- overdreven zijn, blijken ze in ander opzicht weinig verrassend, en gewoon. Ze zijn, en bezitten als typeerende elementen, een ongebonden phantasie, een niet tot eenheid gegroeide mogelijkheid; ze bezitten soms een decoratieve voorstelling daarvan, haast onafhankelijk van het zoo genaamde program" van het werk ; soms zy'n ze van een warreling en een snelheid in de voorstelling die onjuist is en niet alleen gevonden wordt in de tuitelige huizen. De phantaisie, die een ongebondene is, treft ge aan in de beschrijving der schilderijen^noem.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl