Historisch Archief 1877-1940
NV1837
DE AMSTERDAMMER
. 1912.
WEEKBLAD VOOÏÏ NEDEELAND
Onder redactie -VSLTL
Dit nummer bevat een bijvoegsel
S. i3. L.
Uitgevers: VAN HOLKEMA ft W ARENDOEF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p. post / 1.65
Voor Indie per jaar, bjj vooruitbetaling, ..... , mail , 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.12'/i
Zondag 8 September,
Advertentiën van 1?5 regels ? 1.25, elke regel meer. .
Advertentiën op de finantieele- en kunstpagina per regel
Reclames per regel
? 0.25
, 0.30
0.40
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ:
Indrnkken van Koninginneverjaardag. De wei
gering van den optocht, door mr. J. A.
Levy. - Kroniek. SOC. AANÖEL.: De
Ambtenaar en De Staat, door M. J. D. Me
ren?, beoordeeld door prof. I. P. de Vooys.
FEUILLETON: De Vrede-Papegaai.door Min ca
VeMtepReseh Reiti. KUNST EN LET
TEREN: Gedichten, door Jacques Perk, be
oordeeld door Frans Grens. Na het 32ate
Nederl. Taal- en Letterkundig Congres en
naar aanleiding van een incident, door B.
Abraham. - BERICHTEN.
VROUWENRUBRIEK : Tutti Fruttf, door N.
ManefeldtDe Witt Hnberts. ALLERLEI, door
Allegra. UIT DE NATUUR, door E.
Heimans. Over 't Y, met af b., door J.
H. Rössing. De oudste verlichting van
Amsterdam, door J. H. Röising. Vincent
van Gogh, met af b., door W. Steenhoff.
Snippers van het 32e Taal- en Letterkundig
Congres, door Congressist. Da heerschende
klasse, naar ket Engelsch van Atnold
Burnett. Van en over mevr. Bosboom
Tonssaint. CHARIVARI. FINANCIEELE
EN OECONOMI8CHE KRONIEK, door v.
d. M. en v. d. 8. Indrukken van het
MariaCongres, door Servo tno. Hulde aan Louis
Bouwmeester. INGEZONDEN. -
DAMSPEL. SCHAAKSPEL.
ADVERTENTIEN.
PREMIE
voor de abonnés van
De Amsterdammer.
Bij de opening van het nieuwe
zittingsjaar van de 2e Kamer der
Staten-Generaal, stellen w£j onze
abonnés wederom in de gelegen
heid zich de geregelde ont
vangst van het Kort verslag
der vergaderingen van de
Tweede Kamer franco aan
luis te verzekeren voor den prijs
van vijftig ceuts voor een ge
heel zittingsjaar. Zooals men
weet is de abonnementsprijs an
ders /'t.?. Wie van deze Premie
wenscht gebrnik te maken, ge
lieve dit bedrag per postwissel,
vermeldende zijn nauwkeurig
adres, aan ons op te zenden.
Direciio van da Amsterdammer,
Weekblad voor Nederland.
Indrukken van
Koninginneverjaardag.
De dagbladen zijn nog niet geheel
hersteld van de verwarring, vorig jaar
gewekt door het Locomotief-artikel
van een HandelsblacT-redacteur, die
afgaf op de populariteit van de Koningin.
Dat artikel (zoodra het uit Samarang
was opgedoken en hier te lande aan de
aandacht van een verbaasd publiek onder
worpen, dat leefde van onwaar gejubel)
heeft den meest verspreiden dagbladen een
moreelen opstopper gegeven ... van be
lang. Zij zwegen ineens over de Koningin,
zij schreven zelfs manhaftig tegen de
Koningin(!), maar wat ons eigenlijk
alleen interesseerde: zij kwamen tot ten
minste tijdelijke bezinning van de in de
pers heerschende vleierij.
Men kwam toen gelukkig wel even
tot het beaef, dat als hoveling" vleien
geen belangrijk* bezigheid mag heeten,
maar dat wel heelemaal van lager orde
is het vleien en flikvlooien van hof en
hovelingen, die de ridderorden-begeerige
burgerij 't liefst met den rug aanzien.
De Koningin heeft zich sedertdien op
uitstekende wijze gekweten van haar
vertegenwoordigende taak ter gelegen
heid van haar bezoek aan Frankrijk. De
redacties der groote dagbladen hebben
gevoeld, dat voor hun dithyramben op
dézen verjaardag werkelijk eenige reden
bestond... maar den juisten toon hebben
rij nog niet weten te pakken. Het Hbl.
heeft b.v. nog last van zijn stembanden
als een j odelaar die pas verkouden ge
weest is. De verwarring is verklaarbaar;
de moeilijkheden zullen hand o/er hand
verdwijne». De jubeltoon zal wel weer
eens losbreken, misschien (de ironie van
het leven kan het daarheen leiden)
als er juist niets te bejubelen valt.
De autoriteiten en de groote massa
der werkgevers hebben, wat de glorie
van ons vorstenhuis betreft, meer dan de
pers lijn" in hunne gedragingen. Zij
weten beter waar het heengaat en toonen
beter te weten waar het om te doen is.
In Amsterdam is dat al zeer opvallend.
Net als elders geven de grootere en
kleinere patroons er (veelal ongevraagd)
verlof aan hun arbeiders, hetgeen een
massa menschen op straat brengt, die
reeds daardoor tot iedere feestvreugde
bereid zijn. In de Hoofdstad zorgt nu
het Gemeentebestuur, dat op 31 Augustus
het pleizier niet van de lucht is: Steeds
actiever, ieder jaar opvallend opener en
minder gegeneerd, beij veren zich de auto
riteiten op dien datum in het opwekken
en aanwakkeren van feestvreugde. Wa9,
in Amsterdam, de Kermis al afgeschaft,
zij wordt, voor overdag, weer ingevoerd,
zoodat gij op de grasvelden aan den
zoom der nieuwe wijken de carouasels
in beweging ziet en de u vreemd ge
worden oliebollengeur ia den neus krijgt.
In het museum-kwartier staat een juf
frouw met de bekende kiekkasten, waarin
onzedelijke uitstallingen voor de rondom
opdringende halfwassen jongens en meis
jes cynematographisch zijn te genieten,
en een worstelaar toont onder de iepen
van een klein pleintje, ter eere van den
nationalen feestdag, imposante
krachttoeren. Zeg, dat het een armoedje is en
armzaligheid op het grint in het druilig
daglicht,?de kermislooze Amsterdammer
is hartelijk blij met het opgeplakt ver
guld en scharlaken rood der tenten, dat
voor hem een begin van weer eens een
klein beetje prettige ongebondeaheid
is. De lok-dansen der tot de heupen
rood-en- geel-tricötbekleede vrouwebeenen
op het platform der schouwburg]es
trekken honderden kleine kijkers, van
daag vrij van school, en trillend van
nieuwsgierigheid: geen politie-agent her
innert zich thans de fameuze verorde
ning, die dank zij een aantal snuggere
lieden is uitgevaardigd tegen de onze
delijke uitstallingen geschikt om de
zinnelijkheid der jeugd te prikkelen",
geen Burgemeester waakt nu, en geen
'SöZ. is er om al deze oneerbare win
kelt j as-op-alle-hoeken der Oranje-kermis
in zeven sehoone vervolgartikelen te be
kampen,... want er moet een stilzwijgende
afspraak wezen, er schijnt een gebruik
ofte coutume in vroolijke wording ta zijn,
om tot dag-voor-uitrazen en -bacchanaal
(ieder volk heeft dien immers noodig ?)
den Koninginnedag te bestemmen !
Het is niet zeer fiJD, maar misschien
wel goed gezien van de offideele ea
onofficieele oratje-feest-propagdndisten.
Een blaam werpen op de ons sympathieke
vroolijkheid van de Oranjefeesten (en alle
andere vreugden) is ons verre: want vroo
lijkheid in ons volk openbaart zich kleurig,
en men zou het waarlijk wenschen vaker
vroolijk te zien. De ijver, waarmede de
leden der christelijke
jongelingsvereenigingen aan den Duivel der zinnelijke
vreugden zich overgeven, is wel wat zij
zelf zouden noemen ijsselijk", maar het
moet hun boezems ver warman en hen
iets menschelijker maken. Dat de auto
riteiten noodig vinden dit proces te doen
plaats hebben door het aanvoeren of toe
laten van differente zeer onzedelijke uit
stallingen, geschikt om de zinnelijkheid
der jeugd te prikkelen" achten wij alleen
bewijs van te vurigen ijver.
Voor de lieden, die standshalve niet
meer kunnen dansen en huppelen over
de straten en de pleinen met onbekende
maagdekens, zijn de ridderorden. Veel
verdriet berokkent dia instelling der rid
derorden, want velen roepen zichzelf er
voor af, maar minder, dan er zich af
roepen, zijn uitverkoren. Dat de vloed
der onderscheidingen onder het Chris
telijk bewind stijgende is, vermindert
dat vele leed niet, dat in stilte geleden
wordt.
Dubbel is het geluk der gelukkigen.
Hunne zielen, aan het lintje als aan een
Irjmstokje gekleefd, worden met onzicht
bare draden door Regeering en Koning
schap vastgehouden. Het span" van
dezen aldus getrokken idealen wagen
van Staat is uit vogels van wel zeer
diverse pluimage samengesteld, maar de
meesten van hen trekken niettemin even
lustig aan de zegekar, of zij nu allen meteen
tot volbloed-vogels gepromoveerd waren.
Is deze menigte niet een rare volière
vol, is men niet ieder jaar opnieuw
verrast over 't zonderling allegaartje?
Want ieder jaar heeft men toch weer,
door telkens van verdienste" te lezen,
vergeten, dat niet juist verdienste bij
de keuze den doorslag geeft, doch dat
zij bedacht worden, die H. M. rond
leidden op eane belangwekkende vee
tentoonstelling of met Heemskerk in
aanraking kwamen. Op die wij ze gezien
heeft de uitdeeling der ridderorden de
eenigszins vormelijke beteekenis" van
digestie- visite».
Maar zouden de vijftig-jaar-trouwe
dienstboden, twintig-jaar ehrentfeste
generaals, de veertig-jaar-standvastige
timmerlieden, de degelijke ambtenaren,
alsmede de twintig j aai
luiermandenmakende weesmoeders, die allen met
medailles en ridderkruizen uit hun
nederigheid werden gelokt, de hooge
gunst wel zóluttel zinrijk kunnen
bagrijpen? Voor haar en hen, voor half
Nederland, en voor allen, die toch gaarne
een beetje gulden schijn hebban, blijft
de ridderorden-dag er ongetwijfeld een
van een zoet verbond tusschen Volk en
Vorst. En als die lieden de lijst van ge
lukkige ridders en gemedailleerden met
iets mochten zien vergeleken, dan zou het
zijn met de lange lijst van Don Juan's
conquêtes, die Leporello, trotsch op zijn
veelbeminden meester, over de heele
breedte van het voetlicht uitspreidt.
De weigering van den optocht.
Men nol meaiurei.
Er zijn aan wijzigingen, waarmede men,
zonder nadere bepaling, volstaan kan.
Daartoe behoort de, in het opschrift,
bedoelde. Er is voor gezorgd, zegt men,
dat de hoornen niet in den hemel wassen.
Evenzoo scheut er voor gezorgd, dat, in
Nederland, schaars iemand gevonden
wordt, dia er aan twijfelt, of hier is ge
meend des Haagschen burgemeesters
weigering om den beraamden
sociaaldemocratischen optocht, als
kiesrechtbetoogicg, bij gelegenheid van de opening
der Staten-Generaal ta doen doorgaan.
Door deze algemeene bekendheid, om
niet te zeggen, belangstelling, dringt de
vraag zich op: is de weigering gegrond?
Waaraan de tweede zich paart: geeft
zij blijk van beleid? Met de gegevens
en de wetenschap, die voor het publiek
toegankelijk zijn, over andere beschik
ik niet, wil het mij voorkomen, dat
beide vragen ontkennend moeten beant
woord worden.
Ia de artt. 184 vlg. der Gemeentewet
wordt gehandeld over de handhaving
der openbare orde. Ter kenschetsing van
den geest der bepalingen, waarin aan
den burgemeester eene ruime bevoegd
heid van optreden, wordt toegekend, zegt
de Mem. van Toelichting:
Zaldeopenbare orde, waar men haar verstoort of
bedreigt, spoedig worden hersteld of
gehandhaafd, het is noadig, dat in het
nemen van besluiten niet gedraald en
het beslotene onmiddelijk uitgevoerd
worde.
Dat nu is eer te verwachten wanneer
de bevoegdheid tot bevelen en handelen
aan n persoon, dan ingeval zij aan
een collegie is opgedragen.
Het ontwerp belast den burgemeester
met de handhaving der openbare orde."
Zódoet da wet eveneens, met niemands
tegenspraak, ook al lokt a men, heden
ten dage, stemming uit. Voor de open
bare orde, allereerste voorwaarde voor
regelmatig verkeer, verstoord of ook
maar bedreigd, is het hoofd der gemeente
verantwoordelijk. In het eerste geval,
heeft hij repressief, in het tweede, pre
ventief te werk te gaan. Dat alles is
zóduidelijk dat het betoog niet, nauwe
lijks vermelding behoeft.
Juist echter omdat eene onbepaalde
macht over een onbapaald begrip aan
n persoon wordt toegekend, daarom
juist, moet met de grootste behoedzaam
heid die macht uitgeoefend en dat be
grip omlijnd worden. Bij onzen, ietwat
nieuwsgierigen, volksaard is ieder be
woner eener niet al te kleine plaats
schier dagelijks in de gelegenheid eene
voorstelling eener samenscholing zich te
maken. Busken Huet zegt ergens: de
rust op eene hollandsche tentoonstelling
is zoo groot, dat eene geschilderde kat,
die een pot met aardbeien omver werpt,
de afmeting aanneemt eener revolutie.
Wanneer eene levende kat in het water
mocht spartelen, gaan de poppen eerst
recht aan het dansen en valt er aan
doorkomen haast niet te denken. Welk
figuur echter zou een burgemeester maken,
die, hoewel volkomen gedekt, door art.
184 gemeentewet, onmiddellijk tot
doorloopen" deed aanmanen?
Dat een optocht, van nature,
vreeswekkender is dan een samenscholing, kan
ik niet inzien. Ook bij eerstgemelden,
zal men te rade moeten gaan met allerlei
omstandigheden, die tot algemeene om
schrijving niet ziehleenen. In den Haag,
schijnt eene verordening te bestaan, voor
schrijvende, dat een optocht van ordinaire,
dat zijn niet-vorstelijke personen des
burgemeesters vergunning behoeft. Let
men op de keuromanie onzer gemeente
raden, in het algemeen, en de behoefte
aan deftigheidsvertoon der hofstad, in
't bijzonder, zij laat zich verklaren.
Intusschen,- laat ook deze verordening des
burgemeesters verantwoordelijkheid even
ongerept, als onaangetast blijft zijn plicht,
om, in ieder voorkomend geval, naar be
vind van zaken te handelen.
Dit richtsnoer nu voor dezen optocht,
was buitengewoon gemakkelijk te vinden.
Verleden jaar namelijk, had gelijksoortige
optocht onder gelijksoortige omstandig
heden plaats en een volmaakt ordelijk
verloop gehad. Ooggetuigen verklaren,
dat men bedaard en kalm ach ter elkan
der liep, zonder zweem van stoornis aan
te brengen aan wien of wat ook. The
proof of the pudding is the eating of
it, zeggen 'onze buren, ervaring is
de beste leermeesteres.- Welken schijn
van grond had men om te verwach
ten of te duchten, dat het dit jaar
anders zou zijn? Waaruit volgt dat de
geest van ons volk oproeriger is, of zijne
optochten gevaarlijker zijn geworden?
Naar verluidt, heeft de optocht, als
instelling, des burgemeesters wravel
opfewekt. Niet te ontkennen valt, dat de
leurige benaming: toode Dinsdag"
van S.D. zijde aan den dag, voor den
optocht bestemd, gegeven, aan zoo iets
als een instelling doet denken. Gesteld
het ware zoo, niet van het uithangbord,
maar van de zaak, die het aanwijst, be
hoort goed- of afkeuring af te hangen.
Is het streven naar kiesrechtsuitbreiding,
aangekondigd als Koode Dinsdag" van
rampen zwanger? Stel, men trachtte
Staatspensioneering te bevorderen, door
vergaderingen op een bruinen Donder
dag" zou de openbare macht gealarmeerd
moeten worden om die instelling" te
weren? Mr. J. Heemskerk Azn. heeft
eens de publieke tribune der Tweede
Kamer met weesmeisjes gevuld, om een
of ander even schrikbarend als
hersenschimmig gewrocht te weren. Zijn wij,
sedert, kinderen geworden, die, voor een
woord, op de vlucht gaan? Het begint
er waarlijk naar te lijken.
Hoa formeel de burgemeester gedekt
zij, zijne zakelijke bevoegdheid schijnt
mij uiterst betwistbaar. Nog bedenke
lijker leemte evenwel- toont zijn beleid.
De optocht is verboden. Uitnemend.
Maar niet verboden worden kan de
opeenhooping, het samenstroomea eener volks
menigte, op, ingevolge wachtwoord, aan
gewezen plaatsen. De optocht zou ordelijk
geweest zijn, niet, omdat zij het reeds
was, maar omdat wanorde een ditmaal
rechtmatige aanleiding tot verbod ware.
Da opeenhooping kan wanordelijk zijn
of worden, door de allergeringste al of
niet gewilde incidenten. De optocht kon
vergezeld zijn van politiebeambten, wier
aanwezigheid n een waarschuwing n
een vrijwaring beteekenen zou. De
opeenhooping maakt machtsvertoon noodig,
dat, in en door zichzelf, als bedreiging
opgevat, toch reeds verbitterde gemoe
deren prikkelt.
Ligt de tegenstelling niet genoeg voor
de hand om den burgemeester te nopen
niet te verbieden, hetgeen hij niet ver
hinderen kan ? Indien na zijn verbod,
wanorde zich voordoet, zal het de vraag
zijn, of zij ondanks, dan wel, door dit ver
bod ontstond. Zeker is, dat het de eerste
maal niet ware om ons volk te overtuigen,
dat zekere, pnbegeerlijke plaats van
goede intenties is geplaveid.
A m'm. 5 Sept. '12. J. A. LEVY.
KRONIEK.
GEHEIME XITÏISGEX.
Eenige jaren terug is het begonnen. De
Amsterdamsche Baad ging in comit
-generaal, en den volgenden morgen las men bij
zijn ontbijt in een of meer kranten -wat er
ongeveer in de geheime" zitting behandeld
was. Zoodra zoo'n ongeoorloofde practijk
voet krijgt, drijft zij natuurlijk van kwaad
tot erger. Gebrek aan degelijke informatie"
veroorzaakte algauw heel of half
gefantazeerde berichten, zoodat de onbescheidenheid
in haar wedijver het publiek nog op een
dwaalspoor bracht bovendien.
Van journalistieke schroom is al nauwelijks
meer sprake. In De Telegraaf eindigt de
raadsoverzichtschrijver: Daarop geheime
zitting... Wie er meer van weten wil, leze.
het verslag van onzen geheimen verslag
gever!" En iets verderop staat dan gemoe
delijk wat er in geheime zitting verhandeld
zou zijn, en boren aan den kop van de
krant, op de plaats waar de namen staan
der hoofdredacteuren, prijkt de naam eens
Kaadslidsl
Ingewijden weten nu wel, dat dit Baadslid
zich onthoudt van geheime berichtgeverij
aan zijn dagblad, hetwelk telkens
raadsgeheimen verklapt, maar niemand zal om dit
(bijna aandoenlijk) ambtelijk purisme den
man vrij pleiten. Het geheim" behoort
immers niet alleen op passieve wijze geres
pecteerd door wie de eer hebben het te
mogen bewaren.
Nu wordt onder journalisten sedert lang
een opmerking gemaakt, die niet onjuist is.
De Amsterdamsche Burgemeester en de
Gemeenteraad zelf hebben voornamelijk
schuld, zeggen z\j. Hun geheimdoen in
aangelegenheden, die, hetzij geheel hetzij
gedeeltelijk, veel beter in 't publiek worden
behandeld, drijft tot veronachtzaming van
het verbod tot klappen uit den Baad. De
Burgemeester, die blijkbaar nog niet in
geleefd is in het politiek groote-stadsleven,
neemt in goede trouw de zaken een beetje
te ambtelijk- provinciaal op.
Het moderne politieke leven roept om
gemakkelijk officieel verkeer en veel open
baarheid.
Het is daarom te wenschen, dat men niet
alleen te Amsterdam maar ook elders aan
de geheimdoenerij zooveel mogelijk den
kop indrukt.
De Ambtenaar en De Staat, door M* J.
D. MERENS. Scheltema en Holkema's
Boekhandel. 1912.
Dit boek zal stellig het best naar waarde
geschat kunnen worden door ambtenaren.
Zij zullen erin vinden een volledig over
zicht van alle kwesties der ambtelijke ver
houding. Bechtstoestand, ontslag, salaris,
promotie, pensioen worden er uitvoerig be
sproken. De bestaande stelsels vinden er
toelichting, heerschende meeningen worden
er beoordeeld, plannen ter verbetering aan
gegeven. Doch ook allerlei onderwerpen,
die af en toe opduiken, zooals de politieke
vrijheid van den ambtenaar, zijn rechten
als kiezer en verkozene, de houding zijner
ambtenaars- vereenigin g, komen systema
tisch ter sprake. Natuurlijk wordt de posi
tie van de ambtenares niet vergeten, en
vooral niet die der gehuwde. Daarmede is
echter lang niet alles uitgeput. Vragen, die
ambtelijke kringen herhaaldelijk bezig hou
den, b. v. over indeeling in rangen, straffen,
verantwoordelijkheid en zekerheidstelling,
vergoeding voor reis- en verblijfkosten,
forenzen- belastin g, worden niet voorbij ge
gaan. Evenmin wordt de ambtelijke kwestie
voor onderwijzers en militairen gegenera
liseerd, doch zeer ter zake behandeld.
En om duidelijk te maken, dat toch in
alle besprekingen duidelijk het euvel ver
meden is bij 't belang van den ambtenaar,
de belangen van 't publiek en der samen
leving over 't hoofd te zien, zij slechts ge
noemd, dat er hoofdstukken gewijd zijn
aan : Giften en fooien", aan De verhouding
Van den ambtenaar tot het publiek" en
Moet ambtelijk beheer uiteraard kostbaar
zijn?"
In 't kort, het boek van den heer Merens
is mede door het zorgvuldig samengesteld
Begister te beschouwen als een soort hand
boek voor ambtenaren. Er is geen kwestie
van of deze zullen van de lectuur profijt
trekken, zij 't ook dat zij het niet altijd
met den schrijver eens zullen zijn. Zij hooren
in elk geval redelijke, goed gestelde argu
menten, en kunnen daaraan 't eigen oordeel
versterken.
Wat hebben echter niet- ambtenaren aan
dit boek? De inleider, mr. Treub, zegt
ervan, dat de belangstellenden in het rader
werk van den Staat" er met voldoening
kennis van zullen nemen.
Inderdaad is het boek van den heer Merens
geworden, juist door de groote volledigheid,
als een afbeelding van dat Staatsraderwerk.
Maar dit zij onmiddellijk geconstateerd
niet als een doelbewuste, kritische af
beelding, doch als een die geheel onwille
keurig is ontstaan. Want de groote amb
tenaarskwestie, die achter alle door hem
opgesomde kleinere kwesties schuilt en deze
moet beïnvloeden, is door hem niet aange
roerd. Kon door hem ook niet aangeroerd
worden. En wel, omdat hij de Staat als een
vast begrip heeft aangenomen. Toch is het
duidelijk, dat de ambtenaren, die van hoog
tot laag de verwerkelijking van de Staats
gedachte zijn, een ander karakter, een andere
waarde zullen krijgen, al naar gelang de
Staat zich meer of minder inlaat met de
samenleving.
In de oudere Bechtsstaat is natuurlijk de
Rechterlijke Macht met de haar onderge
schikte politie en het leger, de levande
ambtenarij.
Al de rest is door Dickens al lacg gele
den bespot als het Circumlocution Office,
een bureau van enkele vrij goed en van vele
slecht betaalde ambtenaren, die het publiek
alieeren lastig te zijn. Doch zoodra de Staat
zich nog op andere wijze met de samen
leving inlaat dan om te straffen en belasting
te innen, dan worden de ambtenaren iets
heel anders. Vele van hen hebben tot taak
een bepaalde ontwikkeling in de samen
leving te leiden. Het onderwijs was reeds
lang een voorbeeld, doch thans meer nog
dan vroeger. En nauw daarmede verbonden
zijn velerlei regeeringsbemoeiingen,b.v. voor
landbouw, tuinbouw, visscherij, voor
arbeidersbelangen. Andere, b.v. de beambten en