De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1912 8 september pagina 2

8 september 1912 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1837 arbeiders ia de bedrijven, door Staat of ge meente geëxploiteerd, kunnen de Staat niet altijd meer zien als vertegenwoordiger van het algemeen belang, maar in de eerste plaats als werkgever, daarbij gelijk staande met de directie van menige particuliere maat schappij. Daaruit komen ambtenaarskwesties voort, die er geheel anders uitzien dan die door den heer Merens opgesomd. De eerste soort ambtenaar zal zeer dikwijls meer hechten aan de wet der ontwikkeling, die hem en zijn werk bezielt, dan aan 't ambtelijk bevel. En voor de tweede soort gelden solidariteitsgevoeleng met andere werknemers dan van den Staat. Voor den heer Merens is echter, zooals gezegd, de Staat een vast begrip, en ook de ambtenaar als deel van het raderwerk der Staatsmachinerie". Dit beeld geeft zeer duidelijk de bedoeling van den schrijver weer. Een machine is uiteraard een vast, plan matig samenstel van onderdeelen. De be weging is mechanisch; groei en ontwikke ling zijn geheel en al uitgesloten. En van zelf sprekend dus ook voor de raderonderdeelen, wier eerste taak is onderschikking. Tegenover dit beeld der machine is een ander te stellen van een organisme, dat zoowel in zijn geheel als in zijn onderdeelen groei en ontwikkeling kan vertoonen. Men zal zeggen, dat dit beter op de samenleving dan op den Staat van toepassing is. En dit zou opgaan, indien en zoolang de Staat be schouwd wordt als iets buiten de samen leving, als een controleerende en hoogstens registreerende macht, zetelend in allerlei bureaux van hooge naar lager rangen ge schakeerd. Zoodra echter de samenleving meer en meer ook het Staatsgezag gaat doordringen, moet dit wel meegaan met de ontwikkeling. Een eerste consekwentie daarvan is natuur lijk, dat de ambtenaar niet alleen formeel maar ten volle burger is, een levend orgaan, niet alleen van den Staat, maar vooral ook van de samenleving. De heer Merens heeft consekwent zijn principieele opvatting van Staat en ambte naar doorgevoerd in alle kwesties die hij bespreekt. En het is wel merkwaardig, dat hij daarbij tot conclusies komt die een bijna ideaal beeld geven van hoe een goede bureaukratie behoort te zijn. Wat echter de nietambtenaren daarbij zal hinderen, is juist, dat het zoozeer een bureaukratie blijkt te zijn. Want menigeen, die de noodzakelijk heid begrijpt der uitbreiding van 't aantal ambtenaren, naarmate in de samenleving 't gemeenschapsbelang boven dat der eokellingen gesteld wordt, koestert toch de stille hoop, dat die bureaukratie zich zal kunnen oplossen in een gewoon burgerschap. En die hoop zal hij stellig niet opgeven, wanDE VREDE-PAPEGAAI DOOB MINCA VERSTER-BOSCH REITZ. Het was al meer dan drie weken dat de dames Cnussewinckel hun papegaai hadden. Of liever, dat de papegaai de dames 'Cnnsaewinckel had, want hy vulde niet alleen haar leven, maar beheerschte gansch en al, en onvoorwaardelijk, haar geheele bestaan, haar huishouding, haar tjjdverdeeling, ja, zelfs haar toekomstplannen. Toch had hjj tot op dien drie- of vier-entwintigsten dag van zijn verbluf op villa Dolce-far-Niente" zjjn plicht, de vrijwel eenige plicht, die des papegaai'a is, in de meest volkomen vorm en nitgebreidsten zin verzaakt. HU had namelijk nog geen woord gepraat of, gemeenzamer uitgedrukt, nog geen bek opengedaan. De eerste dagen hadden zij 't niet van hem verwacht, niet van hem uillen of durven vergen,hij was immers ziek, gekwetst,lijdende... in inlke omstandigheden houdt bij den mensen elk recht tot het eischen van plichts betrachting op. Ze hadden zich alle drie met algeheele overgave gewijd aan zijn physiek welzijn, en de groote erkentelijkheid die de drie be daagde zusters gezamentlyk voor Lorre's vroegeren eigenaar, Joop Rinkelberg, voelden, was niet alleen ontstaan uit de dankbare bewondering voor de wijze waarop Joop het dier voor minder genoegelijke levens ervaringen bij eventueel vreemde eigenaars had willen sparen, maar had tevens haar oorzaak gevonden in des studente zorgzame medische hulp en waarlijk roerende verple ging van het toenmaals gewonde beest. Hij... hij zegt nog maar niets", had Bertha kort na de genezen-verklaring, min zaam glimlachend en vriendelijk hoofdknikkend om toch in elk geval lederen denkbaren schijn van ontevredenheid over Lorre te vermijden, aan Joop Rinkelberg, bij de ge meenschappelijke heining toevertrouwd. Joop's glundere tronie verstarde tot 'n espressie van peinzend mee-leven in 't geval. Silence is büss" schoot door zijn werk zaam brein, maar a'n jolige, tot onechte ernst verstrakte mond sprak: Lorre moet nog wennen, maar... als hu n niet mee valt ... kyk eens... u die hem uit meelijden tot n nam, mag niet teleurgesteld worden... n woord van u en... en de oude weg staat nog open"... Joop maakte de niet te miskennen geste van een geweer aanleggen.... O gunst nee ... dilt nooit l" zei Bertha allerheftigst verschrikt, 't goeie dier blijft bij ons al zou hu nooit van z'n leven meer een woord zeggen". En zoo was 't dan gebleven, drie weken lang; Lorre h M niets gezegd, zei niets, scheen niet van plan om ooit of in eeuwig heid meer iets te zeggen.... Als de zusters 's morgens beneden kwamen werd hy met onveranderlijke teederheid door haar begroet; om de beurt gingen zij naar z'n kooi, z'n oorspronkelijke huisvesting, de kruk met de ketting en de morsbak had plaats gemaakt voor een zeer raime schitterend gepoetste koperen kooi op 'n b ij behoor end tafeltje, omdat de zusters in onderling over leg 't samen volkomen eens waren geworden dat Lorre 't zó, hoogst ongezellig had en 'n kooi met een gordijntje toch altijd vél intiemer, om zoo te zeggen veel genoegelyker was. En sedert die goeie arme piet, haar onver getelijke kanarie, door den lui haar ontviel, neer hij ziet tot welk een ideaal mandarijnendom de stellingen van den heer Mertns leiden. I. P. DE VOOYS. JACQUEB PBRK, OedicMen. 10de geheel volledige uitgave. S. L. van Looy. Amsterdam. Niet zooals in Frankrijk Arthur Rimband, die enkele geniale verzen en evenzoo geniale proza-volzinnen heeft neergeschreven, ook niet zooals de Vlaming Rodenbach, wiens beteekenis voor de Vlaamsehe letterkunde wel wat overdreven is, staat de figuur van Jacqnes Perk aan den ingang van eene nienwe periode. Maar hij was niet alleen een portier, of laat ik het beter zeggen een voorlooper, dienende alleen tot decoratie van den stoet, maar hij was zelf een zanger by de gratie Gods, waarnaar nog menig geslacht zal luisteren, wanneer het zijne in de zinking van den horizont zal zyn verdwenen. Het ia een heele toer voor een mensekelijke persoonlijkheid, een eigen individneele stem te doen hooren, en de eerste te zy'n in het zingen van een nieuw lied, wanneer de mede zangers sich nog laten gaan op de uitstervende melodieën van een heengaanden tijd. De initiator heeft eindelijk het gevoel, dat hy niet meer mee kan, hij laat de caravaan haar weg vervolgen en wanneer hy het stof tegen de ondergaande zon nog ziet wolken in «de verte, grijpt hem aan de onweer staanbare drang om zijn gekild te doen hooren, half uit berouw en half uit zucht naar zelfbehoud. En nu blijkt het hem, dat hij een andere was, dan zij die heengingen en nu van allen druk en dwang ontdaan en bevrijd, slaat hij de vleugelen zijner ziel uit in volkomen vrijheid. Geen bloote oppositiegeest, die zich doodloopt en verteert in vijandelijk streven, geen zucht naar ijdele vertooning, maar drang van noodzakelijkheid en zelfbehoud van de eigen ziel deden de bron komen uit den grond en hare wateren zenden naar de hoogte. In deze tiende, niet lang geleden ver schenen uitgave hebben wij eene zeer vol ledige. De uitgever, Van Looy, wiens smaak volle boekenstofieeringen niet ten osrechte worden geroemd, heeft ze in een handig en aangenaam te lezen boekdeel het licht doen zien en zooals uit de inlichtingen van Willem Kloos, daarin vervat, blijkt, heeft de uitgever zich veel aan het werk van den dichter en dus diens kooi, mitsgaders hangstandaard en gordijn bij vele andere relieken was bij gezet, hadden de dames meer dan voldoende ruimte en gelegenheid om Lorre een verblijf aan te bieden dat hem volkomen zou kunnen bevredigen. Sn oogenschijnlyk hdd 't hem ook be vredigd. Toen de oude kruk en de nieuwe kooi vlak b|j elkaar waren gezet, de ketting van Lorre's poot losgemaakt en de kooideur wijd geopend, toen hadden de zusters met zenuw achtig onderdrukte bezorgdheid het verhnizingsproces waargenomen. Zoete Lorre... g& maar... kom... je mag wel van de vrouwtje»" had Fine zoet ge fleemd. 't Beest had haar n de zusters nadenkend aangestaard, scherp-krakerig a'n onder- en boven-sneb over elkaar geknarst, toen opeens met overeind gerezen veeren zich zoo heftig geschud dat z'n drie eigenaressen vervaard achteruit gestoven waren Toen had-ie, al wippend met 't dikke zwarte tongetje tnsEchen 't sneb-kiertje, phlegmatiscb. z'n vergroeide reehterpoot op getrokken, nog eenmaal hautain onverschillig de dames bestaard, toen z'n kop in de veeren gestoken.... Ik geloof dat-ie gaat slaüapen", was Bertha's opvatting van 't geval; de andere twee zusters hadden met instemming ge knikt en samen hadden zij, op de teenen loopend, den duttenden Lorre alleen ge laten. Toon ze na een uur, een vooriichtig kijkje waagden, was Lorre verhuisd, stil, zwijgend, eigenwijs en zelfstandig zooals hy' alles deed. De zusters waren er perplexe van, en toch ook wel wat blij verrast omdat deze Exodus zoo geheel zonder calamiteiten was volbracht. Zoo'n dier non toch" zei Fine, zenuw achtig bly lacherig, nou wil je hem toch zoo graag in alles bijstaan, enne..." Gunst nog toe," viel Louise verrukt in, guitig bedreigend met haar blanken wijsvinger, de impassibele papegaai die hooghartig en onbewegelijk op yn fonkelnieuwe eiken houten (tok troonde, jij bent me d'r eentje..." Maar Lorre scheen aan dergelijke ccquetterieën niet gewend en plonsde voorover met een nijdige beet in de koperen tralies, mik kend naar Louise's speelsch bewegende hand. Dut is de vreemdigheid," verklaarde Fine vergoelijkend, toch maar een pas of wat ach teruit stappend. J. ..ja we moeten hem eerst eens'n beetje zich laten orienteeren" meende Bertha die een Hnntley biecuitje verlokkend in de hand hield, maar nu toch liever van aanbiedingen of eigenhandige schenkingen afzag. Lonise zei niets, bekeek des papegaai a on doorgrondelijke pbysionomie n haar be dreigden maar gelukkig nog onbeschadigden wijsvinger... Liefde laat zich niet dwingen... moet van zelf komen, en (hln groeien... Dat was drie weken geleden. In dien tijd had Lorre nog geen enkele avance gedaan. Hy at, sliep, staarde, ploos zich, deed alles ruimschoots wat een normale papegaai doen kan, maar... zweeg, zweeg, kalm, waardig, halsstarrig, zweeg met ma jesteitelijke hooghartigheid, zweeg met de ondoorgrondelijke wilskracht eens dweepzieken Fakir's. En toch hielden de drie bedaagde dames van hem zooals ze met haar stille, misschien door haar zelf onbegrepen behoefte naar liefde zich hechtten aan elk levend wezen aan wie zy' hun zorg en toewijding konden besteden. Lorre... toe, zeg eens ddg vrouw", fleemde Bertha, als ze de twee andere zus ters afwezig wist; en zeker een kwartier lang volhardde zij met onveiflauwden ijver om Lorre tot deze toch nog hoogst primaire Perk gelegen laten liggen. Hj] heeft er op gestaan een zoo compleet mogelyken en kenrigen tekst te Ie reren. Het publiek is niet achtergebleven in belangstelling, want het is iets ongehoord», dat in onzen tijd van onverschilligheid tegenover gedichtenvenamelingen in weinige jaren reeds een tiende uitgave noodig werd. En geen wonder, Perk ii een zanger voor lederen fijnbeschaafde, al zijn er daaronder slechts weinigen welke tot de hoogte van zijn voelen zich weten te verheffen. De positieve tinte ling zijner natunrvisioenen, en de realiteit van de aanbiddingen zijner vrouwenliefde, geven aan de litteraire neigingen van het fijn voelend publiek een houvast, zoo sterig, dat wie nu en dan zijn ziel wenecht te ver kwikken door een teug uit een kristalheldere fontein niet kan nalaten er naar te grijpen en zich even te verfrissen in het koortsig levensgedoe. Da verzen van Perk iyn er geene die zoo maar over de ziel heen glijden, die aange naam streelen als een zoele wind in de lente, zooals dat zooveel verzen doen der talrijke dichters van den huldigen dag, maar de verzen van Perk doorploegen de ziel en waar zij die hebben doorsneden laten zy sporen achter phosforeEeeerend van licht. Niet dat hij een werelddichter mag heeten, een dichter van groote concepties, van een oneindige variëteit van hartstochten, maar hij was een voortreffelijke binnen zyn grenzev. Zjjne horisonten waren niet wijd, zyn blik niet die van een profeet, maar hy was een troubadour van volmaakten zang en uiting. Hy was een beperkte, maar op zyn terrein een meester, doch niet alleen dat,, maar iets veel meer dan dat, hy was een baanbreker. En kan men aan iemand, die voorop gaat in den stoet, verwijten, dat hij alleen vooruit durft zien in dichte nabijheid voor zich uit? Door meer te verlangen, zou hij zyn even wicht in gevaar brengen. Genoeg zij het den dichter, volmaakt te zyr, te drinken, uit zyn eigen glas, al is dat niet groot. Is Verlaine soms een zoo breede, is bij soms een profeet? Ook Verlaine was een beperkte, een verfijnde, maar die met het scherpst lancet den meest voelbaren snit kon doen by den fiu-de-siècle mensch. Bij het lezen van Verlaine staat men verwonderd de fransche taal zoo geschikt te vinden tot uiting van waar sentiment. Bij Perk is dit evenzoo met de onze. Hier staat de mensch zoo onmiddelyk, zoo vlak voor de natuur, zoo vlak voor boom en berg en beek en rots, en door boom en berg en beek en rots ziet hy den mensch, verheerlijkt, verzacht, verhelderd door die lichtvolle impressies, en wederkeerig van den mensch gaat de dichter naar de natuur, naar boom en berg en beek en rots. Daarin stort hy zijn vui', bij den evenmensch opgedaan, en verjongd treedt hy den evenmensch weer tegemoet. Perk is in onze letbegroetingsformnle over te halen. Ze pro beerde het in alle Tonarten", met een klein zoet-vloeiend gilletje op den a-klank van dag",... met een sentimenteel kirrend tremolo op den on-klank van vrouw"... dóaag vrouw... dag vronóuw"... waarbij Bertha'd stem, op c uw" minstens drie tonen de hoogte in schoot. Al haar ond-Amsterdamsche herinneringen, Artis, de papegaaienallee, en 's winters het vogelhuis met den te pas en te onpas naar koflia begeerigen Beo, ontwaakten weer; ze zag den oppasser die haar goedig voorkomend van kaakjes" en pindahs voorzag, een beleefdheid waar voor ze altijd graag een kwartje, offerend in des mans achteloos gekromde, tot ontvangen gereede hand had laten glijden. Totdat Fine ontdekte dat zy deze lekkernijen veel goedkooper van huis mee konden brengen, en eens, op Zondagmiddag in een stamp vollen tram, den ganechen zak liet vallen, en den inhoud kwistigly'k strooide.... Dien Zondag kregen noch de oppasser een kwartje, noch de papegaaien wat te snoepen, liepen de drie zusters landerig, verveeld op 'n ry, Fine mokkend, Bertha benepen, Lonise apathisch En nn, nu hadden ze zoo'n engel, zoo'n schat van 'n dier zélf... in eigendom... dag en nacht in hun nabijheid.... Toe Lorre... zeg maar da-a-ag vrouw ... dag vrou-ou-ouw... toe lieverd"... herhaalde Bertha, met zacht geduld en lijdzaamheid. Maar Lorre keek... keek hooghartig, draaide hoogstens z'n kop scheef zoodat hy de vrou-ouw" slechts met een felkraal-oog kon aankollen, vernauwde en verwijdde z'n zwarte pupil, al starend, met kalme, ontroeringlooze regelmaat en zweeg. Dan gaf Bertha 'C eindelijk met 'n zacht op, schonk 't beest tóch 'i lekkernyfje dat ze hem als belooning voor 'n eventneele, onverhoopte beleefdheidsniting had toege dacht, en liet hem alleen. Heeft Lorre nog wat gezegd ?" was de stereotiepe vraag der thuiskomende zuster?. N... nee... niet dat ik weet", was dan, even banaal, Bertha's antwoord, die voor geen geld van de wereld, haar vrnchtelooze pogingen, der znateren zou hebben ge openbaard. Lorre... zeg eens lór-re-tje..." begon Fine aan Lorre's opvoeding te werken, zoodra zij alleen thuis was en de kans schoon zag... Vooruit Lorre... zeg maar lór-ret-je.... ka-por-re-tje... kapoe-oc-oe... By Fine's experiment zwenkte Lorre's kop gauwer op n schouder, kolde 'i ne oog heviger naar zyn oudste meesteres, werkte 't zwarte pupilletje feller.,.. Gingen ook zijn veeren soms opeens woest overeind, en kraakte wreed-knarsend da bovensneb over de onder dito. Fine's stem klonk resoluut, met Fine's opvoedingssysteem viel niet te mallen. Vooruit Lorre.... ló.-re-tje.,. ka-pór-re-tje... toe nou... hèwat 'n zeurpiet".... Fine wipte eenigssins geënerveerd van 't eene been op 't andere, als Lorre z'n best doet, dan krygt-ie wat van de vrouw.., kom, vooruit... lör-retje, ka-pöi-relje... ka-pcêoe".... 't Beest keek, keek verachtelijk, draaide zich met kalme waardigheid op z'n stok om, stak langzaam, nadenkend, n poot in de hoogte, krabde zyn schuin voorover ge bogen kop er mee, bekeek z'n nagels, en be gon die toen droomerig te bek'niven. Je bent 'n zeurpiet... 'n echte vervelende zeurpiet...." zei Fine ten einde raad en.... liet hem alleen. En ook zy antwoordde haar thuiskomende zusters op haar verwachtings volle vraag of Lorre nog wat gezegd had, met trotsche onverschilligheid; N... nee... ik geloof 't niet." Kom m?ar Lorre., kom maar lieveling.., teren eene schoone figuur. Een zekere glans omstraalt hem. Hij heeft niet den tijd gehad veel te zondigen en men heeft hem niets te vergeven. Hy laat geen wrok na door het vlekkelooze streven zijner onbewustheid. Als een meteoor is hij weggeschoten in het duister. Zijn stem verklonk als die van een vogel eenzaam in den nacht. Want toen waren de tijden nog stil, al broeiden en gonsden in de verte de geluiden van den nieuwen dag. Het is dat schuldelooze van Park, dat hem getade heeft doen vinden by vriend en vijand. Doch al ware bij bly ven leven, hy zo a zijn vijanden hebben beschaamd door de oppermacht van zyn talent. De vorige richting van dichtkunst en proza was doodgeloopen in leegen vorm. Da afschuw voor het leege dwong hier en elders in Eu ropa den mensch tot volte van uiting. Men kon niet bly ven zyn armen uitslaan in de yle luchten der ijdele woorden en de geest zocht zich te vestigen in het reëale gevoel. Zoo kwamen nienwe golven van menschelyk wee en genot nienwe beelden en ideeën brengen aan onze stranden. Nieuweren zyn er daarna gekomen, die in de tachtiger jaren nog maar kinderen waren of nauwelijks ge boren. De meesten dier nienweren beginnen te verwijten aan de tachtigers wat deze aan de vioegeren verweten, doch slechts nn en dan klinkt eene eigen stem, een eigen klank boven den bekenden koorzang uit. De recensent van Perk'd bundal kan moeilijk aan het suggestieve daarvan ontkomen. De zaden door dien dichter uitgestrooid, groeien naar alle zijden om ons heen en.men zon geneigd zyn over hem kolom op kolom te vullen van het groene weekblad, dat bij zijne stichting het eenige orgaan was, waarin de richting van dan dichter werd voortgezet en dat den vnnrdoop te aanschouwen gaf van de jonge voorvechters. Sinds het eerste verschijnen van Perks verzen is er nog weinig gezongen ten onzent, zooals hy heeft gedaan. Dat diep-innnige, cherpe,Jiiet verdoezelde, welige en melodiense, spontane, echt hollandsche geluid hebben slechts weinigen bereikt. Het is vooral aan het echt doorleefd zyn, dat de Mathilde" de onsterfelijkheid te danken heeft. Dat door leefde gezeefd door de zeef van een werkelijk dichter, heeft het goud aan den dag gebracht en den schitterenden edelsteen. Deze uitgave is eene kenrige, zy brengt niet alleen de Mathilde", maar nog veel andere gedichten en fragmenten, die niet in de eerste edities waren opgenomen. Ook de voorrede van Voemaer met zeer waardevolle en fijn psychologische aanteekeningen van Willem Kloos; de Inleiding en een precieuse Narede van dezen: dat alles vooraf gegaan door eene voortreffelijk geschreven historische en aesthetische beschouwing van den vriend, die meer dan eenig andeie de tolk van Perks bedoelingen kan zyn. Van da Inleiding" moet 't vrouwtje je aaien?" Op haar beurt trachtte Louise in stilte paedagogisch te wer ken ; want o, wat een zeldzame voldoening zon 't zyn als Lorre aan haar verknocht raakte... Als zy eens 't eerste woordje van hem opving!... Louise tuurde zachtvriendelijk naar 't scheeve, wanstaltige pa pegaai-beest met den listigen kop, de kale teerplek op a'n rug, de hangende vlerk en de vergroeide poot; arme lieveling, wat hadie al niet veel geleden in zyn leven,... se konden die Rinkelbergs toch eigenlijk niet dankbaar genoeg zijn, dat ze hem hadden mogen hebben, en dat ze nu in staat waren, zyn leven zoo zonnig mogelijk te maken, zoo'n lieverd... hij zon hun kind zyn, hun kind dat ze verzorgen moesten en opvoeden, en voor wiens geluk zij verantwoordelijk waren.... Stond zy, Louise, daar al niet net als een echte, verwachtingsvolle jonge moeder, luis terend, hunkerend naar 't eerst-gestamelde woord?... Lorre zoete lieve schat kom eens bij 't vrouwtje... lieveling..." Louise stak de lange slanke vingers door de tralies van de kooi en bewoog ze zacht op en neer. Lorre keek, keek aandachtig, eerst naar dat ongewoon vingerbeweeg, toen naar den zoet-fleemenden vrouwemcnd.... En log schuivend, poot voor poot langs den eikenhouten stok, kijkend, al maar strak, star-oogig kijkend, naderde hy Lonise, drukte hy z'n warm, zacht bevederd lijf tegen haar streelende vingers aan Louise voelde zich rood worden en zenuw achtig van onverwachte opgewondenheid. Dat ongenaakbare dier dat voor elke toe nadering totnogtoe onverschillig was gebleven, liet zich streelen, liefkoozen doori&dr... gunst o gunst... door ha'&r alleen.,. Als in eene zoete, weelderige zwy'mel lag Lorre ganEch plat op z'n stok tegen de kooitralies aan, z'n kop krom omlaap, de kleine pluizige nekveertjes wyd overeind. En al maar luchtig, zacht, met teer be weeg, heen en weer wryvend de slanke vin gers tnsschen 't dons van z'n veeren, dat ganech wit bestoven en vettig, haar vinger toppen werden, prevelde Lonise zoet-vleiend: Lieveid... zoete lieveling ... zoete engel"... Enne ... heeft Lorre nog wat gezeid ?" vroegen Fine en Bartha haast tegelyk. Die vraag was een gewoonte geworden, net als 't informeeren of er nog bezoek was geweest en, by nat weer, ef 't dakraampje wel dicht zou zün... voor 't inregenen. Ik... ik heb er niet zoo opgelet" loog Loniee dan met vaag afwezigen blik. Want, 't zeggen, nu al, haar heerlijk ge heim... Nee, ze kon 't niet, nu nog niet. Lorre was iünog van haar, zyn toenadering, zyn aanhaligheid was alleen voor hdd-, en als ze wisten, dan zonden ze allemaai, hem gaan aaien en lief koozen... hem aftroggelen van haar... Lorre... d'r lieveling. 't Was als een geheime liefdesgeschiedenis. Louise bleef meer dan ooit thuis; haar stemming was stil vriendelijk droomerig, sloeg over tot opgewonden vroolykheid of tot narrige stugheid, al naarmate er kans bestond dat Fine en Bertha al of niet samen zonden uitgaan. De twee oudere zusters berustten in die humeurigheid; Lonise was immers artiste, die moet je altijd hél andera behandelen dan een ander... A's ze dan weg waren, werkelijk weg, uit 't gezicht, dan ging vol vreugde. Louise naar de kooi, fleemde zij haar verleidelijk zoete lieve schat, lieverd... zoete, zoete engel... zoete lieveling..." En stil als in bexwyming lag Lorre weer plat op z'n stok, liet zich aaien en streelen die met de Voorrede van Vosmaer in de eerste uitgave aan de gedichten van Perk voorafging, zeide Dr. Doornboa, dat ze het beste prozastnk der laatste jaren was. Niet ieder gezaghebber van de toenmalige repu bliek der letteren waardeerde den nieuwuitgekomen bundel en ik herinner me nog, hoe de anders zoo Echerpzinnige en groote stylist Coenraad Busken Hnet met eene zekere geringschatting sprak van de nienweren Jacqnes Perk en Willem Paep." Later heef t Hnet zyn opinie veranderd en beduid zy'ne verwachtingen van de ontbloeiende littera tuur der tachtigers. Daar ginds dus aan de boorden van de Onrthe, in het vredige Laroche met zijn welig begroeide rotsen zyn de nienwe letteren van Holland geboren. Daar ginds aan de weivoorziene tafel van den hotelier Meunier tnsschen la poire et Ie fromage borrelden de ideeën uit het onbewuste, die de nevelige vlakten van Holland voor langen tyd zouden verblijden. Maar de enkele bron maakt niet de breede rivier en de wateren verkrijgen eerst hunne kracht, wanneer zy hunne bron nen van alle zijden te zamen voegen, zooals het gebeurde, toen in de achterkamers der nienwe of in aanbouw zijnde Amsterdamsche buurten de etroomingen zich voegden tot vasten samengang, toen tot ver in den nacht de verscheurde behangsels en de krenpele stoelen der Amsterdamsche kamerverhnnrsters moesten getuigen zijn van de hevig en stevig gesponnen discussies. Maar vór dat de beweging van het nieuwe litteraire leren begon, stierf Perk. In de dagen, dat zyn heengaan- iederen dag werd ver wacht, passeerde des morgens een vriend bezield mét onrustbarende voorgevoelens langs zijn huis en toen hy de jalousieëa van den gevel allen lag neergelaten, schelde hy aan en kreeg van de meid de boodschap, dat de ..jongeheer" dien nacht was verleden. Den slag is de hollandsche pcëiie te boven gekomen, zooals de uitdrukking luidt, maar al moge zy gelijkwaardige wooidvoerders hebben gevonden jaren daarna, een meer gevoelvollen heeft zy niet gehad. De dichters van het laatst der vorige eeuw trekken nog op heden meer de belangstelling dan die van het begin der twintigste. En nog zwijgen ly niet de dichters van de tachtiger jaren, al zwy'gen zy meer dan in den tijd hunner jeugd. Den bundel van Perk heb ik gezet naast de weinige boeken van hollandsche litteratuur, die ik heb in my'n bezit en verwonderd ben ik zelf te constateeren, telkens en telkens, wanneer ik lees en herlees met tusschenpoozen van maanden en maanden soms, dat die gedich ten mij interesseeren, ik ze zeer goed vind en mooi en ik er bly door word en verheugd. F. ERENS. dat Loniae's vingers weer gansch vettig en wit bestoven raakten. En dan... O, 't was 't culminatie-punt van trotsche voldoening en van geluk voor Louise geworden, dan deed zij de kooi-denr open, schoof zacht haar wijsvinger onder Lorre's voor-teenen, ze teer-bedrnkkend met haar zachte duim,... en zoo kwam Lorre dan uit zijn kooi, zat vertrouwelijk op haar hand en ... liet zich zoenen... Hoe Louise 't den eersten keer had durven wagen, wist ze zelf allang niet meer, maar nu was ze er aan gewend, zon 't niet meer willen laten... Ce n'est que Ie premier pas qui coüte. Ze zoende hem op de warme, vleezige plekjes onder z'n vlerken, tnsschen de plui-jes van z'n nek; ze pakte'z'n sneb tnsEchen haar vingers, dat grappig hard en rond, ze zijn tongetje tnsschen 't sneb-kiertje voelde, en zoende z'n kop,... z'n oogen... zoende eindelijk ook z'n harde hoornen sneb ... Vin jelui niet dat we iets aan de jongens Rinkelberg meesten doen, als tegen-beleefdheid... 'n cadeautje of zoo ?" zei Bertha peinzend, op den vijf of zes-en-twintigsten dag, toen Lorre den geheelen morgen in de serre, met grimmige volharding had zitten zwy'gen en 's middags volkomen op den zelfden voet, deze zeldzaamste aller deugden was blijven betrachten, 't Was of Bartha verband zocht tnsschen deze nog onbetaalde tol der dankbaarheid en des papegaai's stugge terughouding. Gut, waarom?" sei Fine hoogelijk ver baasd. Nu, omdat wy Lorre van hen gekregen hebben,... als we hem hadden moeten koopen, had 't hél wat meer gekost..." Zoo'n schat van 'n beest", sei Lonise met 'n liefdevollen blik in de richting van de kooi. En bovendien... De verstandhouding is er nu k zooveel prettiger door geworden... Meneer heeft nog pis hun afvalputje by ons prieeltje laten dichtgooien..." Ja", glimlachte Lonise gelukkig, Joop heeft 'm echt aardig batiteld... De vredepapegaai"... Waar of-t-ie non is" peinsde Fine aog met haar gedachten bij 't af valpntje waaraan voor haar nog zooreel herinneringen van vroegereonaangenaamheden verbonden waren. Natuurlijk in z'n kooi" antwoordde Louise schichtig, bang dat er iets van haar geheimen met Lorre was uitgelekt. Vandaag, Dinsdag... ik denk in Utrecht" zei Bertha, die meende dat Fine Joop be doelde, in verband met de aanbieding der tegen-beleefdheid. Wat malen jelui nou toch" zei Fine spits, je lykt wel niet wy's... ik heb 't over 't afvalputje". Gut wat gaat ns non dat putje aan!... We hebben 't nou over een cadeautje voor de jongens.... Bartha heeft gely'k, 't is niets meer dan billijk dat we iets terug doen" sprak Lonise. Enne ...'t behoeft hélemaal niet dnnr te zyn ... zulke jongens zijn blij met niets, enne... 't maakt ook de ver plichting zooreel minder"... Dat was 'n diplomatieke zet van Bertha geweest, en aanmerkelijk toeschietelijker zei dan ook Fine: Non... wat hadden jelui dan gedacht ? 'n kistje sigaren of zoo t"... Daar hebben de anderen zoo niets aan" vond Lonise die zich achter 'n goedmoedig bülykheidsgevoel ten opzichte van de jongere Rinkelbergjes verschool om dit nee plus ultra van banale cadeanx te knnnen af keuren. Laten we dan een mooie doos bon bons koopen... dat staat altijd hél chic... en daar hebben ze allemaal wat aan, en dan ben je voor 'n gulden of drie, dubbel en dwars onder dak" opperde Fine triumfantelyk.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl