Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1837
arbeiders ia de bedrijven, door Staat of ge
meente geëxploiteerd, kunnen de Staat niet
altijd meer zien als vertegenwoordiger van
het algemeen belang, maar in de eerste plaats
als werkgever, daarbij gelijk staande met
de directie van menige particuliere maat
schappij.
Daaruit komen ambtenaarskwesties voort,
die er geheel anders uitzien dan die door
den heer Merens opgesomd. De eerste soort
ambtenaar zal zeer dikwijls meer hechten
aan de wet der ontwikkeling, die hem en
zijn werk bezielt, dan aan 't ambtelijk bevel.
En voor de tweede soort gelden
solidariteitsgevoeleng met andere werknemers dan van
den Staat.
Voor den heer Merens is echter, zooals
gezegd, de Staat een vast begrip, en ook
de ambtenaar als deel van het raderwerk
der Staatsmachinerie". Dit beeld geeft zeer
duidelijk de bedoeling van den schrijver
weer.
Een machine is uiteraard een vast, plan
matig samenstel van onderdeelen. De be
weging is mechanisch; groei en ontwikke
ling zijn geheel en al uitgesloten. En van
zelf sprekend dus ook voor de
raderonderdeelen, wier eerste taak is onderschikking.
Tegenover dit beeld der machine is een
ander te stellen van een organisme, dat
zoowel in zijn geheel als in zijn onderdeelen
groei en ontwikkeling kan vertoonen. Men
zal zeggen, dat dit beter op de samenleving
dan op den Staat van toepassing is. En dit
zou opgaan, indien en zoolang de Staat be
schouwd wordt als iets buiten de samen
leving, als een controleerende en hoogstens
registreerende macht, zetelend in allerlei
bureaux van hooge naar lager rangen ge
schakeerd.
Zoodra echter de samenleving meer en
meer ook het Staatsgezag gaat doordringen,
moet dit wel meegaan met de ontwikkeling.
Een eerste consekwentie daarvan is natuur
lijk, dat de ambtenaar niet alleen formeel
maar ten volle burger is, een levend orgaan,
niet alleen van den Staat, maar vooral ook
van de samenleving.
De heer Merens heeft consekwent zijn
principieele opvatting van Staat en ambte
naar doorgevoerd in alle kwesties die hij
bespreekt. En het is wel merkwaardig, dat
hij daarbij tot conclusies komt die een bijna
ideaal beeld geven van hoe een goede
bureaukratie behoort te zijn. Wat echter de
nietambtenaren daarbij zal hinderen, is juist,
dat het zoozeer een bureaukratie blijkt te
zijn. Want menigeen, die de noodzakelijk
heid begrijpt der uitbreiding van 't aantal
ambtenaren, naarmate in de samenleving 't
gemeenschapsbelang boven dat der
eokellingen gesteld wordt, koestert toch de stille
hoop, dat die bureaukratie zich zal kunnen
oplossen in een gewoon burgerschap. En
die hoop zal hij stellig niet opgeven,
wanDE VREDE-PAPEGAAI
DOOB
MINCA VERSTER-BOSCH REITZ.
Het was al meer dan drie weken dat de
dames Cnussewinckel hun papegaai hadden.
Of liever, dat de papegaai de dames
'Cnnsaewinckel had, want hy vulde niet alleen
haar leven, maar beheerschte gansch en al,
en onvoorwaardelijk, haar geheele bestaan,
haar huishouding, haar tjjdverdeeling, ja,
zelfs haar toekomstplannen.
Toch had hjj tot op dien drie- of
vier-entwintigsten dag van zijn verbluf op villa
Dolce-far-Niente" zjjn plicht, de vrijwel
eenige plicht, die des papegaai'a is, in de
meest volkomen vorm en nitgebreidsten zin
verzaakt.
HU had namelijk nog geen woord gepraat
of, gemeenzamer uitgedrukt, nog geen bek
opengedaan.
De eerste dagen hadden zij 't niet van hem
verwacht, niet van hem uillen of durven
vergen,hij was immers ziek, gekwetst,lijdende...
in inlke omstandigheden houdt bij den
mensen elk recht tot het eischen van plichts
betrachting op.
Ze hadden zich alle drie met algeheele
overgave gewijd aan zijn physiek welzijn, en
de groote erkentelijkheid die de drie be
daagde zusters gezamentlyk voor Lorre's
vroegeren eigenaar, Joop Rinkelberg, voelden,
was niet alleen ontstaan uit de dankbare
bewondering voor de wijze waarop Joop
het dier voor minder genoegelijke levens
ervaringen bij eventueel vreemde eigenaars
had willen sparen, maar had tevens haar
oorzaak gevonden in des studente zorgzame
medische hulp en waarlijk roerende verple
ging van het toenmaals gewonde beest.
Hij... hij zegt nog maar niets", had
Bertha kort na de genezen-verklaring, min
zaam glimlachend en vriendelijk
hoofdknikkend om toch in elk geval lederen denkbaren
schijn van ontevredenheid over Lorre te
vermijden, aan Joop Rinkelberg, bij de ge
meenschappelijke heining toevertrouwd.
Joop's glundere tronie verstarde tot 'n
espressie van peinzend mee-leven in 't geval.
Silence is büss" schoot door zijn werk
zaam brein, maar a'n jolige, tot onechte
ernst verstrakte mond sprak: Lorre moet
nog wennen, maar... als hu n niet mee
valt ... kyk eens... u die hem uit meelijden
tot n nam, mag niet teleurgesteld worden...
n woord van u en... en de oude weg
staat nog open"...
Joop maakte de niet te miskennen geste
van een geweer aanleggen....
O gunst nee ... dilt nooit l" zei Bertha
allerheftigst verschrikt, 't goeie dier blijft
bij ons al zou hu nooit van z'n leven meer
een woord zeggen".
En zoo was 't dan gebleven, drie weken
lang; Lorre h M niets gezegd, zei niets,
scheen niet van plan om ooit of in eeuwig
heid meer iets te zeggen....
Als de zusters 's morgens beneden kwamen
werd hy met onveranderlijke teederheid door
haar begroet; om de beurt gingen zij naar z'n
kooi, z'n oorspronkelijke huisvesting, de kruk
met de ketting en de morsbak had plaats
gemaakt voor een zeer raime schitterend
gepoetste koperen kooi op 'n b ij behoor end
tafeltje, omdat de zusters in onderling over
leg 't samen volkomen eens waren geworden
dat Lorre 't zó, hoogst ongezellig had en
'n kooi met een gordijntje toch altijd vél
intiemer, om zoo te zeggen veel
genoegelyker was.
En sedert die goeie arme piet, haar onver
getelijke kanarie, door den lui haar ontviel,
neer hij ziet tot welk een ideaal
mandarijnendom de stellingen van den heer Mertns
leiden.
I. P. DE VOOYS.
JACQUEB PBRK, OedicMen. 10de geheel
volledige uitgave. S. L. van Looy.
Amsterdam.
Niet zooals in Frankrijk Arthur Rimband,
die enkele geniale verzen en evenzoo geniale
proza-volzinnen heeft neergeschreven, ook
niet zooals de Vlaming Rodenbach, wiens
beteekenis voor de Vlaamsehe letterkunde
wel wat overdreven is, staat de figuur van
Jacqnes Perk aan den ingang van eene nienwe
periode. Maar hij was niet alleen een portier,
of laat ik het beter zeggen een voorlooper,
dienende alleen tot decoratie van den stoet,
maar hij was zelf een zanger by de gratie
Gods, waarnaar nog menig geslacht zal
luisteren, wanneer het zijne in de zinking
van den horizont zal zyn verdwenen.
Het ia een heele toer voor een mensekelijke
persoonlijkheid, een eigen individneele stem
te doen hooren, en de eerste te zy'n in het
zingen van een nieuw lied, wanneer de mede
zangers sich nog laten gaan op de uitstervende
melodieën van een heengaanden tijd. De
initiator heeft eindelijk het gevoel, dat hy
niet meer mee kan, hij laat de caravaan
haar weg vervolgen en wanneer hy het stof
tegen de ondergaande zon nog ziet wolken
in «de verte, grijpt hem aan de onweer
staanbare drang om zijn gekild te doen
hooren, half uit berouw en half uit zucht
naar zelfbehoud. En nu blijkt het hem, dat
hij een andere was, dan zij die heengingen
en nu van allen druk en dwang ontdaan en
bevrijd, slaat hij de vleugelen zijner ziel uit
in volkomen vrijheid. Geen bloote
oppositiegeest, die zich doodloopt en verteert in
vijandelijk streven, geen zucht naar ijdele
vertooning, maar drang van noodzakelijkheid
en zelfbehoud van de eigen ziel deden de bron
komen uit den grond en hare wateren zenden
naar de hoogte.
In deze tiende, niet lang geleden ver
schenen uitgave hebben wij eene zeer vol
ledige. De uitgever, Van Looy, wiens smaak
volle boekenstofieeringen niet ten osrechte
worden geroemd, heeft ze in een handig en
aangenaam te lezen boekdeel het licht doen
zien en zooals uit de inlichtingen van Willem
Kloos, daarin vervat, blijkt, heeft de uitgever
zich veel aan het werk van den dichter
en dus diens kooi, mitsgaders hangstandaard
en gordijn bij vele andere relieken was bij
gezet, hadden de dames meer dan voldoende
ruimte en gelegenheid om Lorre een verblijf
aan te bieden dat hem volkomen zou kunnen
bevredigen.
Sn oogenschijnlyk hdd 't hem ook be
vredigd.
Toen de oude kruk en de nieuwe kooi
vlak b|j elkaar waren gezet, de ketting van
Lorre's poot losgemaakt en de kooideur wijd
geopend, toen hadden de zusters met zenuw
achtig onderdrukte bezorgdheid het
verhnizingsproces waargenomen.
Zoete Lorre... g& maar... kom... je mag
wel van de vrouwtje»" had Fine zoet ge
fleemd.
't Beest had haar n de zusters nadenkend
aangestaard, scherp-krakerig a'n onder- en
boven-sneb over elkaar geknarst, toen opeens
met overeind gerezen veeren zich zoo heftig
geschud dat z'n drie eigenaressen vervaard
achteruit gestoven waren
Toen had-ie, al wippend met 't dikke
zwarte tongetje tnsEchen 't sneb-kiertje,
phlegmatiscb. z'n vergroeide reehterpoot op
getrokken, nog eenmaal hautain onverschillig
de dames bestaard, toen z'n kop in de veeren
gestoken....
Ik geloof dat-ie gaat slaüapen", was
Bertha's opvatting van 't geval; de andere
twee zusters hadden met instemming ge
knikt en samen hadden zij, op de teenen
loopend, den duttenden Lorre alleen ge
laten.
Toon ze na een uur, een vooriichtig kijkje
waagden, was Lorre verhuisd, stil, zwijgend,
eigenwijs en zelfstandig zooals hy' alles deed.
De zusters waren er perplexe van, en toch
ook wel wat blij verrast omdat deze Exodus
zoo geheel zonder calamiteiten was volbracht.
Zoo'n dier non toch" zei Fine, zenuw
achtig bly lacherig, nou wil je hem toch
zoo graag in alles bijstaan, enne..."
Gunst nog toe," viel Louise verrukt in,
guitig bedreigend met haar blanken wijsvinger,
de impassibele papegaai die hooghartig en
onbewegelijk op yn fonkelnieuwe eiken
houten (tok troonde, jij bent me d'r eentje..."
Maar Lorre scheen aan dergelijke
ccquetterieën niet gewend en plonsde voorover met
een nijdige beet in de koperen tralies, mik
kend naar Louise's speelsch bewegende hand.
Dut is de vreemdigheid," verklaarde Fine
vergoelijkend, toch maar een pas of wat ach
teruit stappend.
J. ..ja we moeten hem eerst eens'n beetje
zich laten orienteeren" meende Bertha die
een Hnntley biecuitje verlokkend in de hand
hield, maar nu toch liever van aanbiedingen
of eigenhandige schenkingen afzag.
Lonise zei niets, bekeek des papegaai a on
doorgrondelijke pbysionomie n haar be
dreigden maar gelukkig nog onbeschadigden
wijsvinger... Liefde laat zich niet dwingen...
moet van zelf komen, en (hln groeien...
Dat was drie weken geleden.
In dien tijd had Lorre nog geen enkele
avance gedaan. Hy at, sliep, staarde, ploos
zich, deed alles ruimschoots wat een normale
papegaai doen kan, maar... zweeg, zweeg,
kalm, waardig, halsstarrig, zweeg met ma
jesteitelijke hooghartigheid, zweeg met de
ondoorgrondelijke wilskracht eens
dweepzieken Fakir's.
En toch hielden de drie bedaagde dames
van hem zooals ze met haar stille, misschien
door haar zelf onbegrepen behoefte naar
liefde zich hechtten aan elk levend wezen
aan wie zy' hun zorg en toewijding konden
besteden.
Lorre... toe, zeg eens ddg vrouw",
fleemde Bertha, als ze de twee andere zus
ters afwezig wist; en zeker een kwartier
lang volhardde zij met onveiflauwden ijver
om Lorre tot deze toch nog hoogst primaire
Perk gelegen laten liggen. Hj] heeft er op
gestaan een zoo compleet mogelyken en
kenrigen tekst te Ie reren. Het publiek is
niet achtergebleven in belangstelling, want
het is iets ongehoord», dat in onzen tijd
van onverschilligheid tegenover
gedichtenvenamelingen in weinige jaren reeds een
tiende uitgave noodig werd. En geen wonder,
Perk ii een zanger voor lederen
fijnbeschaafde, al zijn er daaronder slechts
weinigen welke tot de hoogte van zijn voelen
zich weten te verheffen. De positieve tinte
ling zijner natunrvisioenen, en de realiteit
van de aanbiddingen zijner vrouwenliefde,
geven aan de litteraire neigingen van het
fijn voelend publiek een houvast, zoo sterig,
dat wie nu en dan zijn ziel wenecht te ver
kwikken door een teug uit een kristalheldere
fontein niet kan nalaten er naar te grijpen
en zich even te verfrissen in het koortsig
levensgedoe.
Da verzen van Perk iyn er geene die zoo
maar over de ziel heen glijden, die aange
naam streelen als een zoele wind in de lente,
zooals dat zooveel verzen doen der talrijke
dichters van den huldigen dag, maar de
verzen van Perk doorploegen de ziel en
waar zij die hebben doorsneden laten zy
sporen achter phosforeEeeerend van licht.
Niet dat hij een werelddichter mag heeten,
een dichter van groote concepties, van een
oneindige variëteit van hartstochten, maar hij
was een voortreffelijke binnen zyn grenzev.
Zjjne horisonten waren niet wijd, zyn blik
niet die van een profeet, maar hy was een
troubadour van volmaakten zang en uiting.
Hy was een beperkte, maar op zyn terrein
een meester, doch niet alleen dat,, maar iets
veel meer dan dat, hy was een baanbreker.
En kan men aan iemand, die voorop gaat
in den stoet, verwijten, dat hij alleen vooruit
durft zien in dichte nabijheid voor zich uit?
Door meer te verlangen, zou hij zyn even
wicht in gevaar brengen. Genoeg zij het den
dichter, volmaakt te zyr, te drinken, uit
zyn eigen glas, al is dat niet groot. Is
Verlaine soms een zoo breede, is bij soms een
profeet? Ook Verlaine was een beperkte,
een verfijnde, maar die met het scherpst
lancet den meest voelbaren snit kon doen
by den fiu-de-siècle mensch. Bij het lezen
van Verlaine staat men verwonderd de
fransche taal zoo geschikt te vinden tot
uiting van waar sentiment. Bij Perk is dit
evenzoo met de onze. Hier staat de mensch
zoo onmiddelyk, zoo vlak voor de natuur,
zoo vlak voor boom en berg en beek en rots, en
door boom en berg en beek en rots ziet hy
den mensch, verheerlijkt, verzacht, verhelderd
door die lichtvolle impressies, en wederkeerig
van den mensch gaat de dichter naar de
natuur, naar boom en berg en beek en rots.
Daarin stort hy zijn vui', bij den evenmensch
opgedaan, en verjongd treedt hy den
evenmensch weer tegemoet. Perk is in onze
letbegroetingsformnle over te halen. Ze pro
beerde het in alle Tonarten", met een klein
zoet-vloeiend gilletje op den a-klank van
dag",... met een sentimenteel kirrend
tremolo op den on-klank van vrouw"...
dóaag vrouw... dag vronóuw"... waarbij
Bertha'd stem, op c uw" minstens drie tonen
de hoogte in schoot. Al haar
ond-Amsterdamsche herinneringen, Artis, de
papegaaienallee, en 's winters het vogelhuis met den
te pas en te onpas naar koflia begeerigen
Beo, ontwaakten weer; ze zag den oppasser
die haar goedig voorkomend van kaakjes"
en pindahs voorzag, een beleefdheid waar
voor ze altijd graag een kwartje, offerend in
des mans achteloos gekromde, tot ontvangen
gereede hand had laten glijden. Totdat Fine
ontdekte dat zy deze lekkernijen veel
goedkooper van huis mee konden brengen, en
eens, op Zondagmiddag in een stamp vollen
tram, den ganechen zak liet vallen, en den
inhoud kwistigly'k strooide....
Dien Zondag kregen noch de oppasser een
kwartje, noch de papegaaien wat te snoepen,
liepen de drie zusters landerig, verveeld op
'n ry, Fine mokkend, Bertha benepen, Lonise
apathisch
En nn, nu hadden ze zoo'n engel, zoo'n
schat van 'n dier zélf... in eigendom...
dag en nacht in hun nabijheid....
Toe Lorre... zeg maar da-a-ag vrouw ...
dag vrou-ou-ouw... toe lieverd"... herhaalde
Bertha, met zacht geduld en lijdzaamheid.
Maar Lorre keek... keek hooghartig,
draaide hoogstens z'n kop scheef zoodat hy
de vrou-ouw" slechts met een felkraal-oog
kon aankollen, vernauwde en verwijdde z'n
zwarte pupil, al starend, met kalme,
ontroeringlooze regelmaat en zweeg.
Dan gaf Bertha 'C eindelijk met 'n zacht
op, schonk 't beest tóch 'i lekkernyfje dat
ze hem als belooning voor 'n eventneele,
onverhoopte beleefdheidsniting had toege
dacht, en liet hem alleen.
Heeft Lorre nog wat gezegd ?" was de
stereotiepe vraag der thuiskomende zuster?.
N... nee... niet dat ik weet", was dan,
even banaal, Bertha's antwoord, die voor
geen geld van de wereld, haar vrnchtelooze
pogingen, der znateren zou hebben ge
openbaard.
Lorre... zeg eens lór-re-tje..." begon
Fine aan Lorre's opvoeding te werken, zoodra
zij alleen thuis was en de kans schoon zag...
Vooruit Lorre... zeg maar lór-ret-je....
ka-por-re-tje... kapoe-oc-oe...
By Fine's experiment zwenkte Lorre's kop
gauwer op n schouder, kolde 'i ne oog
heviger naar zyn oudste meesteres, werkte
't zwarte pupilletje feller.,..
Gingen ook zijn veeren soms opeens woest
overeind, en kraakte wreed-knarsend da
bovensneb over de onder dito. Fine's stem
klonk resoluut, met Fine's opvoedingssysteem
viel niet te mallen.
Vooruit Lorre.... ló.-re-tje.,. ka-pór-re-tje...
toe nou... hèwat 'n zeurpiet".... Fine
wipte eenigssins geënerveerd van 't eene been
op 't andere, als Lorre z'n best doet, dan
krygt-ie wat van de vrouw.., kom, vooruit...
lör-retje, ka-pöi-relje... ka-pcêoe"....
't Beest keek, keek verachtelijk, draaide
zich met kalme waardigheid op z'n stok om,
stak langzaam, nadenkend, n poot in de
hoogte, krabde zyn schuin voorover ge
bogen kop er mee, bekeek z'n nagels, en be
gon die toen droomerig te bek'niven.
Je bent 'n zeurpiet... 'n echte vervelende
zeurpiet...." zei Fine ten einde raad en....
liet hem alleen. En ook zy antwoordde haar
thuiskomende zusters op haar verwachtings
volle vraag of Lorre nog wat gezegd had,
met trotsche onverschilligheid; N... nee...
ik geloof 't niet."
Kom m?ar Lorre., kom maar lieveling..,
teren eene schoone figuur. Een zekere glans
omstraalt hem. Hij heeft niet den tijd gehad
veel te zondigen en men heeft hem niets te
vergeven. Hy laat geen wrok na door het
vlekkelooze streven zijner onbewustheid.
Als een meteoor is hij weggeschoten in het
duister. Zijn stem verklonk als die van
een vogel eenzaam in den nacht. Want
toen waren de tijden nog stil, al broeiden
en gonsden in de verte de geluiden van
den nieuwen dag. Het is dat schuldelooze
van Park, dat hem getade heeft doen vinden
by vriend en vijand. Doch al ware bij bly ven
leven, hy zo a zijn vijanden hebben beschaamd
door de oppermacht van zyn talent. De
vorige richting van dichtkunst en proza was
doodgeloopen in leegen vorm. Da afschuw
voor het leege dwong hier en elders in Eu
ropa den mensch tot volte van uiting. Men
kon niet bly ven zyn armen uitslaan in de
yle luchten der ijdele woorden en de geest
zocht zich te vestigen in het reëale gevoel.
Zoo kwamen nienwe golven van menschelyk
wee en genot nienwe beelden en ideeën
brengen aan onze stranden. Nieuweren zyn
er daarna gekomen, die in de tachtiger jaren
nog maar kinderen waren of nauwelijks ge
boren. De meesten dier nienweren beginnen
te verwijten aan de tachtigers wat deze aan
de vioegeren verweten, doch slechts nn en
dan klinkt eene eigen stem, een eigen klank
boven den bekenden koorzang uit.
De recensent van Perk'd bundal kan moeilijk
aan het suggestieve daarvan ontkomen. De
zaden door dien dichter uitgestrooid, groeien
naar alle zijden om ons heen en.men zon
geneigd zyn over hem kolom op kolom te
vullen van het groene weekblad, dat bij zijne
stichting het eenige orgaan was, waarin de
richting van dan dichter werd voortgezet
en dat den vnnrdoop te aanschouwen gaf
van de jonge voorvechters.
Sinds het eerste verschijnen van Perks
verzen is er nog weinig gezongen ten onzent,
zooals hy heeft gedaan. Dat diep-innnige,
cherpe,Jiiet verdoezelde, welige en melodiense,
spontane, echt hollandsche geluid hebben
slechts weinigen bereikt. Het is vooral aan
het echt doorleefd zyn, dat de Mathilde"
de onsterfelijkheid te danken heeft. Dat door
leefde gezeefd door de zeef van een werkelijk
dichter, heeft het goud aan den dag gebracht
en den schitterenden edelsteen.
Deze uitgave is eene kenrige, zy brengt niet
alleen de Mathilde", maar nog veel andere
gedichten en fragmenten, die niet in de eerste
edities waren opgenomen. Ook de voorrede
van Voemaer met zeer waardevolle en fijn
psychologische aanteekeningen van Willem
Kloos; de Inleiding en een precieuse Narede
van dezen: dat alles vooraf gegaan door
eene voortreffelijk geschreven historische en
aesthetische beschouwing van den vriend, die
meer dan eenig andeie de tolk van Perks
bedoelingen kan zyn. Van da Inleiding"
moet 't vrouwtje je aaien?" Op haar beurt
trachtte Louise in stilte paedagogisch te wer
ken ; want o, wat een zeldzame voldoening
zon 't zyn als Lorre aan haar verknocht
raakte... Als zy eens 't eerste woordje
van hem opving!... Louise tuurde
zachtvriendelijk naar 't scheeve, wanstaltige pa
pegaai-beest met den listigen kop, de kale
teerplek op a'n rug, de hangende vlerk en
de vergroeide poot; arme lieveling, wat
hadie al niet veel geleden in zyn leven,... se
konden die Rinkelbergs toch eigenlijk niet
dankbaar genoeg zijn, dat ze hem hadden
mogen hebben, en dat ze nu in staat waren,
zyn leven zoo zonnig mogelijk te maken,
zoo'n lieverd... hij zon hun kind zyn, hun
kind dat ze verzorgen moesten en opvoeden,
en voor wiens geluk zij verantwoordelijk
waren....
Stond zy, Louise, daar al niet net als een
echte, verwachtingsvolle jonge moeder, luis
terend, hunkerend naar 't eerst-gestamelde
woord?...
Lorre zoete lieve schat kom eens
bij 't vrouwtje... lieveling..." Louise stak
de lange slanke vingers door de tralies
van de kooi en bewoog ze zacht op en
neer.
Lorre keek, keek aandachtig, eerst naar
dat ongewoon vingerbeweeg, toen naar den
zoet-fleemenden vrouwemcnd....
En log schuivend, poot voor poot langs
den eikenhouten stok, kijkend, al maar strak,
star-oogig kijkend, naderde hy Lonise, drukte
hy z'n warm, zacht bevederd lijf tegen haar
streelende vingers aan
Louise voelde zich rood worden en zenuw
achtig van onverwachte opgewondenheid.
Dat ongenaakbare dier dat voor elke toe
nadering totnogtoe onverschillig was gebleven,
liet zich streelen, liefkoozen doori&dr...
gunst o gunst... door ha'&r alleen.,.
Als in eene zoete, weelderige zwy'mel lag
Lorre ganEch plat op z'n stok tegen de
kooitralies aan, z'n kop krom omlaap, de kleine
pluizige nekveertjes wyd overeind.
En al maar luchtig, zacht, met teer be
weeg, heen en weer wryvend de slanke vin
gers tnsschen 't dons van z'n veeren, dat
ganech wit bestoven en vettig, haar vinger
toppen werden, prevelde Lonise zoet-vleiend:
Lieveid... zoete lieveling ... zoete engel"...
Enne ... heeft Lorre nog wat gezeid ?"
vroegen Fine en Bartha haast tegelyk. Die
vraag was een gewoonte geworden, net als
't informeeren of er nog bezoek was geweest
en, by nat weer, ef 't dakraampje wel dicht
zou zün... voor 't inregenen.
Ik... ik heb er niet zoo opgelet" loog
Loniee dan met vaag afwezigen blik.
Want, 't zeggen, nu al, haar heerlijk ge
heim... Nee, ze kon 't niet, nu nog niet.
Lorre was iünog van haar, zyn toenadering,
zyn aanhaligheid was alleen voor hdd-, en
als ze wisten, dan zonden ze allemaai, hem
gaan aaien en lief koozen... hem aftroggelen
van haar... Lorre... d'r lieveling.
't Was als een geheime liefdesgeschiedenis.
Louise bleef meer dan ooit thuis; haar
stemming was stil vriendelijk droomerig,
sloeg over tot opgewonden vroolykheid of
tot narrige stugheid, al naarmate er kans
bestond dat Fine en Bertha al of niet samen
zonden uitgaan.
De twee oudere zusters berustten in die
humeurigheid; Lonise was immers artiste,
die moet je altijd hél andera behandelen
dan een ander...
A's ze dan weg waren, werkelijk weg, uit
't gezicht, dan ging vol vreugde. Louise naar
de kooi, fleemde zij haar verleidelijk zoete
lieve schat, lieverd... zoete, zoete engel...
zoete lieveling..."
En stil als in bexwyming lag Lorre weer
plat op z'n stok, liet zich aaien en streelen
die met de Voorrede van Vosmaer in de
eerste uitgave aan de gedichten van Perk
voorafging, zeide Dr. Doornboa, dat ze het
beste prozastnk der laatste jaren was. Niet
ieder gezaghebber van de toenmalige repu
bliek der letteren waardeerde den
nieuwuitgekomen bundel en ik herinner me nog,
hoe de anders zoo Echerpzinnige en groote
stylist Coenraad Busken Hnet met eene
zekere geringschatting sprak van de nienweren
Jacqnes Perk en Willem Paep." Later heef t
Hnet zyn opinie veranderd en beduid zy'ne
verwachtingen van de ontbloeiende littera
tuur der tachtigers.
Daar ginds dus aan de boorden van de
Onrthe, in het vredige Laroche met zijn
welig begroeide rotsen zyn de nienwe letteren
van Holland geboren. Daar ginds aan de
weivoorziene tafel van den hotelier Meunier
tnsschen la poire et Ie fromage borrelden
de ideeën uit het onbewuste, die de nevelige
vlakten van Holland voor langen tyd zouden
verblijden. Maar de enkele bron maakt niet
de breede rivier en de wateren verkrijgen
eerst hunne kracht, wanneer zy hunne bron
nen van alle zijden te zamen voegen, zooals
het gebeurde, toen in de achterkamers der
nienwe of in aanbouw zijnde Amsterdamsche
buurten de etroomingen zich voegden tot
vasten samengang, toen tot ver in den nacht
de verscheurde behangsels en de krenpele
stoelen der Amsterdamsche
kamerverhnnrsters moesten getuigen zijn van de hevig
en stevig gesponnen discussies. Maar vór
dat de beweging van het nieuwe litteraire
leren begon, stierf Perk. In de dagen,
dat zyn heengaan- iederen dag werd ver
wacht, passeerde des morgens een vriend
bezield mét onrustbarende voorgevoelens
langs zijn huis en toen hy de jalousieëa van
den gevel allen lag neergelaten, schelde hy
aan en kreeg van de meid de boodschap,
dat de ..jongeheer" dien nacht was verleden.
Den slag is de hollandsche pcëiie te boven
gekomen, zooals de uitdrukking luidt, maar
al moge zy gelijkwaardige wooidvoerders
hebben gevonden jaren daarna, een meer
gevoelvollen heeft zy niet gehad. De dichters
van het laatst der vorige eeuw trekken nog op
heden meer de belangstelling dan die van het
begin der twintigste. En nog zwijgen ly niet
de dichters van de tachtiger jaren, al zwy'gen
zy meer dan in den tijd hunner jeugd. Den
bundel van Perk heb ik gezet naast de weinige
boeken van hollandsche litteratuur, die ik heb
in my'n bezit en verwonderd ben ik zelf te
constateeren, telkens en telkens, wanneer ik
lees en herlees met tusschenpoozen van
maanden en maanden soms, dat die gedich
ten mij interesseeren, ik ze zeer goed vind
en mooi en ik er bly door word en verheugd.
F. ERENS.
dat Loniae's vingers weer gansch vettig en
wit bestoven raakten.
En dan... O, 't was 't culminatie-punt
van trotsche voldoening en van geluk voor
Louise geworden, dan deed zij de kooi-denr
open, schoof zacht haar wijsvinger onder
Lorre's voor-teenen, ze teer-bedrnkkend met
haar zachte duim,... en zoo kwam Lorre
dan uit zijn kooi, zat vertrouwelijk op haar
hand en ... liet zich zoenen...
Hoe Louise 't den eersten keer had durven
wagen, wist ze zelf allang niet meer, maar
nu was ze er aan gewend, zon 't niet meer
willen laten... Ce n'est que Ie premier pas
qui coüte. Ze zoende hem op de warme,
vleezige plekjes onder z'n vlerken, tnsschen
de plui-jes van z'n nek; ze pakte'z'n sneb
tnsEchen haar vingers, dat grappig hard
en rond, ze zijn tongetje tnsschen 't
sneb-kiertje voelde, en zoende z'n kop,...
z'n oogen... zoende eindelijk ook z'n harde
hoornen sneb ...
Vin jelui niet dat we iets aan de jongens
Rinkelberg meesten doen, als
tegen-beleefdheid... 'n cadeautje of zoo ?" zei Bertha
peinzend, op den vijf of zes-en-twintigsten
dag, toen Lorre den geheelen morgen in de
serre, met grimmige volharding had zitten
zwy'gen en 's middags volkomen op den
zelfden voet, deze zeldzaamste aller deugden
was blijven betrachten, 't Was of Bartha
verband zocht tnsschen deze nog onbetaalde
tol der dankbaarheid en des papegaai's stugge
terughouding.
Gut, waarom?" sei Fine hoogelijk ver
baasd.
Nu, omdat wy Lorre van hen gekregen
hebben,... als we hem hadden moeten
koopen, had 't hél wat meer gekost..."
Zoo'n schat van 'n beest", sei Lonise met
'n liefdevollen blik in de richting van de
kooi.
En bovendien... De verstandhouding is
er nu k zooveel prettiger door geworden...
Meneer heeft nog pis hun afvalputje by ons
prieeltje laten dichtgooien..."
Ja", glimlachte Lonise gelukkig, Joop
heeft 'm echt aardig batiteld... De
vredepapegaai"...
Waar of-t-ie non is" peinsde Fine aog
met haar gedachten bij 't af valpntje waaraan
voor haar nog zooreel herinneringen van
vroegereonaangenaamheden verbonden waren.
Natuurlijk in z'n kooi" antwoordde Louise
schichtig, bang dat er iets van haar geheimen
met Lorre was uitgelekt.
Vandaag, Dinsdag... ik denk in Utrecht"
zei Bertha, die meende dat Fine Joop be
doelde, in verband met de aanbieding der
tegen-beleefdheid.
Wat malen jelui nou toch" zei Fine spits,
je lykt wel niet wy's... ik heb 't over 't
afvalputje".
Gut wat gaat ns non dat putje aan!...
We hebben 't nou over een cadeautje voor
de jongens.... Bartha heeft gely'k, 't is niets
meer dan billijk dat we iets terug doen"
sprak Lonise. Enne ...'t behoeft hélemaal
niet dnnr te zyn ... zulke jongens zijn blij
met niets, enne... 't maakt ook de ver
plichting zooreel minder"...
Dat was 'n diplomatieke zet van Bertha
geweest, en aanmerkelijk toeschietelijker zei
dan ook Fine: Non... wat hadden jelui
dan gedacht ? 'n kistje sigaren of zoo t"...
Daar hebben de anderen zoo niets aan"
vond Lonise die zich achter 'n goedmoedig
bülykheidsgevoel ten opzichte van de jongere
Rinkelbergjes verschool om dit nee plus
ultra van banale cadeanx te knnnen af
keuren.
Laten we dan een mooie doos bon
bons koopen... dat staat altijd hél chic...
en daar hebben ze allemaal wat aan, en dan
ben je voor 'n gulden of drie, dubbel en
dwars onder dak" opperde Fine triumfantelyk.